Omgevingsvergunningsvrije gebouwen: beïnvloedingsmogelijkheden In bijlage II van het Besluit omgevingsrecht is een tweetal categorieën opgenomen voor vergunningsvrije bouwwerken: I het regime voor kleine vergunningsvrije bouwwerken (artikel 2 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht). Hierbij speelt het bestemmingsplan geen rol II het regime voor omvangrijke vergunningsvrije bouwwerken (artikel 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht). Hierbij moet wel worden voldaan aan de bepalingen van het bestemmingsplan. Indien niet voldaan wordt aan het bestemmingsplan maar het te bouwen bouwwerk voldoet wel aan de artikel 3 van bijlage 2, dan is alleen een afwijking van het bestemmingsplan noodzakelijk maar blijft het gebouw voor wat betreft de activiteit 'bouwen 'vergunningsvrij. In bijlage A staat onder meer opgenomen welke ruimtelijke mogelijkheden deze twee categorieën met zich meebrengen. Hieronder wordt per categorie: a. het regime geduid; b. een tweetal voorbeelden gegeven; c. aangegeven welke mogelijkheden de gemeente heeft om invloed uit te oefenen op het omgevingsvergunningsvrije regime. Tot slot wordt de algehele conclusie van het college van Burgemeester en Wethouders weergegeven. I Kleine vergunningsvrije bouwwerken a. het regime Voor de bouwwerken, die onder dit regime vallen verwijzen wij naar de bijlage Overzicht twee wettelijke categorieën met hun ruimtelijke mogelijkheden voor oprichten bijgebouwen. b. voorbeelden o Aan de achtergevel van een hoofdgebouw (woning of bedrijfsgebouw) kan binnen 2,5 meter van het hoofdgebouw een aanbouw van 4 meter hoog gebouwd worden o Op meer dan 2,5 meter van het hoofdgebouw kan onder bepaalde voorwaarden een vrijstaand bijgebouw gebouwd worden met een hoogte van 3 meter en een grootte van 30 m2. Voorwaarde is dat: de totale oppervlakte aan vergunningsvrije aan- en bijgebouwen niet meer dan 30 m2 is; het gebouw functioneel ondergeschikt 1 aan het hoofdgebouw is; de oppervlakte van vergunningvrije aan- en bijgebouwen binnen een afstand van 1 meter van een naburig erf niet meer dan 10 m 2 bedraagt; 1 Het vereiste van functionele ondergeschiktheid houdt in dat een bijbehorend bouwwerk, voor zover dit is gelegen buiten een afstand van 2,5 m vanaf het oorspronkelijk hoofdgebouw, functioneel ondergeschikt gebruikt dient te worden ten opzichte van het hoofdgebouw. Binnen de zone van 2,5 m dient het gebruik van een bijbehorend bouwwerk (in planologisch opzicht) functioneel verbonden te zijn met het gebruik van het hoofdgebouw. Buiten de zone van 2,5 m geldt de aanvullende eis dat het gebruik ook functioneel ondergeschikt dient te zijn aan het gebruik van het hoofdgebouw. Het kan in deze gevallen slechts gaan om een gebruik dat ondersteunend is aan de primaire functie overeenkomstig de planologische bestemming van het hoofdgebouw. Bij woningen betekent dat bijvoorbeeld dat bijbehorende bouwwerken buiten de zone van 2,5 m niet gebruikt mogen worden voor primaire woonfuncties, zoals woonkamer, slaapkamer en keuken. Uitsluitend ondergeschikte functies ten dienste van het hoofdgebouw zijn toegestaan. Bij een woning zal dat in het merendeel van de gevallen gaan om een garage/berging, bijkeuken, atelier (zie ABRvS 7 oktober 2009, LJN: BJ9533), tuinhuisje, fietsenberging of hobbyruimte. 1
c. beïnvloedingsmogelijkheden Er kan invloed uitgeoefend worden door: door het pand/perceel aan te wijzen als (omdat in deze gevallen alsnog een omgevingsvergunning nodig is): - monument; - beschermd stads- of dorpsgezicht door het rijk; - monumentaal terrein: In zeer bijzondere situaties is het denkbaar dat een gemeente een heel gebied aanwijst tot monument. Het instrument is eigenlijk bedoeld voor aanwijzing tot gemeentelijk archeologisch monument, maar mogelijk daartoe niet beperkt. Hoewel hierover nog geen jurisprudentie bestaat is het wellicht mogelijk om cultuurhistorisch zeer waardevolle terreinen (zoals buitenplaatsen en landgoederen) als monumentaal terrein aan te wijzen. Ook op zulke terreinen is namelijk voor het bouwen van bijgebouwen, het uitbreiden van het hoofdgebouw of het realiseren van priëlen, dakkapellen en schuttingen een omgevingsvergunning voor het bouwen nodig. Conclusie: door panden/percelen een beschermde status te geven is het vergunningsvrije regime voor kleine gebouwen niet meer van toepassing Excessenregeling uit de welstandsnota; Vergunningvrije bouwwerken, ook de kleine, mogen geen welstandsexces vormen. De excessenregeling uit de welstandsnota is een instrument om een absolute ondergrens aan wanstaltigheid te handhaven. Wanneer een lelijk bouwwerk leidt tot een ernstige aantasting van de beeldkwaliteit (door armoedig materiaalgebruik, door verval en verloedering, of door schreeuwende, contrasterende kleuren of vormen) dan kan de gemeente op grond van de welstandsnota via een handhavingsactie eisen dat aan het exces een eind gemaakt wordt. De ervaring leert dat dergelijke handhavingsacties weliswaar kostbaar en tijdrovend zijn, maar dat er een belangrijk signaal van uit gaat. Conclusie: in gevallen dat sprake is van een ernstige aantasting van de beeldkwaliteit als gevolg van de realisatie van een vergunningsvrij gebouw kan de gemeente handhavend optreden. II Omvangrijke vergunningsvrije bouwwerken a. het regime Voor de bouwwerken, die onder dit regime vallen verwijzen wij naar de bijlage Overzicht twee wettelijke categorieën met hun ruimtelijke mogelijkheden voor oprichten van gebouwen. Dit regime werkt als volgt. Als het gebouw past binnen het kader van de AMVB (Besluit omgevingsrecht: zie bijlage B) en binnen de bebouwingsmogelijkheden van het bestemmingsplan, is geen omgevingsvergunning vereist. Gebouwen, die binnen het bestemmingsplan passen en omgevingsvergunningvrij mogen worden gebouwd zijn bijvoorbeeld aan- of bijgebouwen in het achtererfgebied niet hoger dan 5 meter. Als het gebruik van het bijgebouw in strijd is met het bestemmingsplan zal een omgevingsvergunning moeten worden aangevraagd voor het strijdig gebruik, maar niet voor het bouwen; b. voorbeelden In het buitengebied is het bedrijf van een agrariër (rundveehouder) gelegen, waarvoor een agrarisch bouwperceel van 1 hectare is opgenomen. Op 1 meter achter de voorgevel van de grootste stal worden meerdere gebouwen van 5 meter hoog opgericht ten behoeve van het rundvee en andere binnen de bestemming passende functies (het is goed om te beseffen dat de bestemmingsplannen voor het buitengebied dergelijke bebouwing nu al toestaan). Het verschil zit in hem in de situatie dat geen omgevingsvergunning aangevraagd hoeft te worden, waarmee ook de welstandstoets vervalt). Met een excessenregeling kan tegen uitwassen opgetreden worden; 2
Een agrarisch bouwperceel, waarbij in geel vergunningsvrij gebouwen zijn opgericht. In de bestemmingsplannen voor de kernen van de gemeente Zaltbommel mag bij woningen 100 m 2 aan aan- en bijgebouwen gerealiseerd worden. Dit betekent dat bij een woning, waarbij op dit moment geen sprake is van een bijgebouw (zie hieronder de bestemmingsplankaart en luchtfoto van een voorbeeldperceel) vergunningsvrij een bijgebouw van 5 meter hoog en 100 m 2 oppervlakte vergunningsvrij gerealiseerd kan worden. Bestemmingsplankaart: middengeel = bouwvlak voor bijgebouwen Luchtfoto: in rood 100 m2 bijgebouw c. beïnvloedingsmogelijkheden Er kan invloed uitgeoefend worden door: de bouwmogelijkheden in bestemmingsplannen te beperken: Het omvangrijke vergunningvrije bouwen moet voldoen aan de bepalingen van het bestemmingsplan. Een gedetailleerd bestemmingsplan kan verregaande beperkingen stellen aan de ruimte om buiten het hoofdgebouw nog aanbouwen en bijgebouwen te realiseren. Ook kunnen in het bestemmingsplan eisen gesteld worden aan goothoogte en nokhoogte, aan de situering van gebouwen op een erf en aan de bouwvolumes. Tenslotte kunnen ook de gebiedskarakteristieken uit het bestemmingsplan grenzen stellen aan het vergunningvrije bouwen: in het bestemmingsplan beschreven karakteristieke open zichtlijnen kunnen niet met omvangrijke vergunningvrije bouwwerken worden dichtgezet, omdat daarmee deze bouwwerken in strijd zijn met het bestemmingsplan. De nadere eisen die in veel bestemmingsplannen zijn opgenomen als randvoorwaarde aan bouwwerken zijn echter, zoals blijkt uit recente jurisprudentie, niet op het vergunningvrije bouwen van toepassing. Nadere eisen kunnen namelijk alleen in een vergunningentraject worden afgedwongen. Conclusie: de gemeenteraad kan het vergunningsvrije regime voor omvangrijke gebouwen beperken door bouwmogelijkheden in bestemmingsplannen te beperken. Het mag duidelijk zijn dat dit niet geldt voor kleine vergunningsvrije bouwwerken 3
beleid op te stellen ten aanzien van het afwijken van bestemmingsplan op grond van het bestemmingsplan zelf (binnenplanse afwijking): Veel bestemmingsplannen kennen de bepaling dat voor beperkte oppervlaktes of objecten afwijking van het verbod uit het bestemmingsplan mogelijk is. De gemeente kan eisen stellen aan bouwwerken die met een afwijking worden gerealiseerd ook eisen die te maken hebben met de kleur, de vorm of het materiaal van het bouwwerk. In een beleidsnota kan de gemeente vastleggen welke randvoorwaarden er in elk geval gelden bij het verlenen van afwijkingen voor specifieke bouwwerken. De combinatie van een stringent bestemmingsplan en een ruimhartig afwijkingenbeleid maakt gebiedsgerichte sturing op ruimtelijke kwaliteit mogelijk; Conclusie: de raad kan het vergunningsvrije regime voor omvangrijke gebouwen beperken door in bestemmingsplannen minder directe bouwmogelijkheden op te nemen en in plaats daarvan meer te werken met in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsmogelijkheden. Voor deze afwijkingsmogelijkheden kan beleid worden vastgesteld, waarmee sturing wordt gegeven aan de bouwmogelijkheden een dubbelbestemming waarde cultuurhistorie in het bestemmingsplan op te nemen; Door in cultuurhistorisch waardevolle gebieden in het bestemmingsplan de dubbelbestemming waarde cultuurhistorie vast te leggen en de waarde te definiëren, is het mogelijk de beeldkwaliteit van bouwwerken te beïnvloeden. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat een witgepleisterd bijgebouw langs deze weg in strijd is met het bestemmingsplan, wanneer de bestaande waardevolle bebouwing geheel in baksteen is opgetrokken. Conclusie: door een dubbelbestemming Waarde cultuurhistorie op te nemen kunnen bouwmogelijkheden beperkt worden en invloed uitgeoefend worden op de beeldkwaliteit, waarmee het omgevingsvrije regime beperkt wordt. door het pand/perceel aan te wijzen als (omdat in deze gevallen alsnog een omgevingsvergunning nodig is): - monument; - beschermd stads- of dorpsgezicht door het rijk; - monumentaal terrein. zie punt I kleine vergunningsvrije bouwwerken, onder c voor nadere toelichting Conclusie: door panden/percelen een beschermde status te geven is het vergunningsvrije regime voor omvangrijke gebouwen niet meer van toepassing Excessenregeling uit de welstandsnota zie punt I kleine vergunningsvrije bouwwerken, onder c voor nadere toelichting Nadere informatie Voor nadere informatie wordt verwezen naar het volgende document op het internet: http://www.fw.nl/redactie/files/wabopublicatiefw2010.pdf Dit document heeft ook als input gediend voor de onderhavige notitie. Algehele conclusie college burgemeester & wethouders Kleine omgevingsvergunningsvrije bouwwerken De mogelijkheden voor het beperken van kleine omgevingsvrije bouwwerken zijn marginaal. Dit is in preventief opzicht slechts mogelijk door het pand / perceel vanuit cultuurhistorie een beschermde status te geven. Op dit moment wordt geen aanleiding gezien om over te gaan tot c.q. ons in te spannen om meer percelen / panden een dergelijke status te (laten) geven om daarmee te voorkomen dat bepaalde gebouwen vergunningsvrij zijn. Omvangrijke omgevingsvergunningsvrije bouwwerken Gebouwen op basis van dit regime zijn slechts vergunningsvrij als ze passen binnen de bouwregels van het bestemmingsplan. Dit heeft dus betrekking op bouwmogelijkheden die de gemeenteraad in het verleden bij de vaststelling van het bestemmingsplan al toelaatbaar heeft geacht. Het verschil zit hem in het feit dat deze gebouwen nu zonder vergunning en dus zonder welstandstoets gerealiseerd kunnen worden. Op dit moment wordt geen aanleiding gezien om over te gaan tot het beperken van bouwmogelijkheden in bestaande bestemmingsplannen om er hiermee voor te zorgen dat voor meer gebouwen een omgevingsvergunning (met welstandstoets) benodigd is. 4
Wel achten wij het wenselijk om bij nieuwe nog vast te stellen bestemmingsplannen bijvoorbeeld de integrale herziening van het bestemmingsplan voor het buitengebied hier nog eens goed naar dit aspect te kijken. Bijlage: A: Overzicht twee wettelijke categorieën met hun ruimtelijke mogelijkheden voor oprichten bijgebouwen B: Brochure rijksoverheid: Bij een hoofdgebouw behorende bouwwerken: aan- en uitbouwen, serres, carports etc. Wanneer vergunningsvrij, wanneer een omgevingsvergunning nodig? C: Besluit omgevingsrecht: Bijlage II 5