Bijlage 2 Onderzoeken naar de stand van consumentenkennis 1. Het SWOKA-onderzoek uit 1985 De directe aanleiding voor het onderzoek uit 1985 naar consumentenkennis in het onderwijs was de start van het project 'Consumentenonderwijs in de eerste fase van het voortgezet onderwijs' van de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) en de initiatieven op het gebied van consumentenonderwijs van de Consumentenbond. Het onderzoek was erop gericht de ontwikkeling van een raamleerplan voor consumentenonderwijs te ondersteunen. De centrale vraagstelling van het onderzoek was aan welke doelstellingen voor het leergebied consumentenonderwijs met voorrang aandacht besteed zou dienen te worden. Die doelstellingen zijn eerder geformuleerd door de SLO en de Consumentenbond. Het onderzoek wilde daarom het kennisniveau van kinderen en van volwassenen in het volwassenenonderwijs met betrekking tot de door de SLO en de Consumentenbond geformuleerde doelstellingen vaststellen door middel van een vragenlijst. Samengevat stelde het onderzoek vast dat er aanzienlijke verschillen in kennis bestaan tussen jongeren in de eerste en in de vierde klas van het voortgezet onderwijs. In beide klassen bleken er verschillen te bestaan tussen leerlingen van de lts, het lhno en het mavo. Ook tussen jongeren uit klas 4 en volwassenen bestonden verschillen in kennis, hoewel die kleiner waren dan die tussen leerlingen in klas 1 en 4. Slechts 62 % van de jongeren voldeed aan het criterium van 80% goede antwoorden. Volwassenen bleken met betrekking tot de voor hen relevante en vaak voorkomende situaties over een te geringe hoeveelheid kennis te beschikken. Aan het criterium van 80% goede antwoorden werd wat de basisvragenlijst betreft door ruim 30% van de volwassenen voldaan en bij de extra vragenlijst door minder dan 10%. Bij de themagebieden werden de items over de juridische aspecten van de consumenten rol het slechtst beantwoord, bij de kennisgebieden waren dat de items over informatie verzamelen. 2. Het SWOKA-onderzoek uit 1992 De aanleiding voor het tweede onderzoek naar consumentenkennis in 1992 was tweeledig. In de eerste plaats moest het onderzoek inzicht geven in het toenmalige kennisniveau met betrekking tot consumentenzaken van scho- 49
lieren en volwassenen uit het volwassenenonderwijs en moest het handvatten voor het Ministerie van Economische Zaken aanreiken om de prioriteit van consumentenonderwijs te bepalen. In de tweede plaats bleek nieuw onderzoek noodzakelijk vanwege de behoefte van de Consumentenbond zijn bemoeienis bij de verdere implementatie van consumenteneducatie in de basisvorming te onderbouwen. Het primaire doel van het onderzoek was het verkrijgen van inzicht in de mate waarin leerlingen in het voortgezet onderwijs en cursisten uit de basiseducatie beschikken over kennis van consumentenzaken. Een ander doel was het vergelijken van de resultaten van het eerste onderzoek uit 1985. De doelgroepen waren leerlingen uit het derde leerjaar van lto, lhno, mavo, havo en vwo (15-jarigen). Uit het volwassenenonderwijs waren cursisten uit de basiseducatie gekozen. Het onderzoek richtte zich op de onderwerpgebieden kiezen en informatie, verkoopbevordering, geld, rechten, gezondheid en veiligheid en ten slotte milieu en derde wereld. Het onderzoeksrapport concludeert dat, ondanks een lager gesteld kenniscriterium in het voortgezet onderwijs de omvang van consumentenkennis onvoldoende is: aan het vastgestelde kennisniveau van 60% goede antwoorden voldoet ongeveer 25% van de lbo-leerlingen en van de cursisten basiseducatie, en ruim 40% van de avo/vwo-leerlingen. Kennis is het meest aanwezig op de onderwerpgebieden van kiezen en informatie en van verkoopbevordering. Over het onderwerpgebied rechten blijkt, evenals in 1985, kennis nagenoeg afwezig, terwijl dat van geld, gezondheid en veiligheid en milieu en derde wereld minimaal is. De eindconclusie van het tweede onderzoek is dat consumentenkennis bij derdejaars leerlingen uit het voortgezet onderwijs en cursisten basiseducatie niet erg groot is. Met name bij de lbo-leerlingen, maar ook bij de mavoen de havo-leerlingen schiet de consumentenkennis ernstig tekort. De invloed van achtergrondvariabelen (het schooltype, de leeftijd, de sekse, het land van herkomst en de urbanisatiegraad) is ook onderzocht. Die variabelen bieden de mogelijkheid om consumenten in te delen naar doelgroepen: goed en minder goed opgeleide consumenten, jongere en oudere consumenten, mannelijke en vrouwelijke consumenten, autochtone en allochtone consumenten en ten slotte stedelijke en plattelandsconsumenten. 50
Wat goed en minder goed opgeleide consumenten betreft (hier afgeleid van het schooltype) constateren beide onderzoeksrapporten een hogere score naarmate het schooltype hoger is. De resultaten uit de onderzoeken voor de doelgroep jongere en oudere consumenten worden enigszins verstoord door het feit dat de volwassenenpopulatie bestaat uit cursisten van het volwassenenonderwijs, respectievelijk de basiseducatie, waardoor ook het land van herkomst bepalend is voor de uitkomst. Het tweede onderzoeksrapport constateert dat wanneer cursisten basiseducatie ouder zijn hun consumentenkennis groter is én dat autochtonen gemiddeld meer consumentenkennis hebben dan allochtonen. Opvallend ten slotte is de constatering van beide rapporten dat de respondenten slecht scoren op de items van de juridische aspecten, terwijl uit het tweede rapport tevens een minimale score resulteert voor gezondheid, veiligheid en milieu. Opvallend, omdat het hier om terreinen gaat waar een duidelijke publieke verantwoordelijkheid en externe effecten van consumptie bestaan. 3. Evaluatieonderzoek Inspectie van het Onderwijs Economie De kwaliteit van het onderwijs in het (verplichte) vak economie in de basisvorming is mager. Slechts 45 procent van de scholen slaagt erin alle kerndoelen aan te bieden. Veel economieleraren werken niet bewust vanuit de hoofddoelstelling van het vak. In de les werken zij veelal aan de opgaven uit het boek; buiten het boek om gebeurt er weinig. Het nemen van economische beslissingen komt slechts in de helft van de economielessen voldoende aan bod. Dit (en meer) leidt vaak tot abstracte lessen, die niet dicht genoeg bij de leerlingen staan. De computer wordt bij economie zeer spaarzaam ingezet, terwijl het vak zich er wel goed voor leent. Op de proeftoetsen van het Cito presteerden de leerlingen over het geheel genomen net op het door de deskundigen bepaalde minimumniveau. Op het domein consumptie presteerden de leerlingen duidelijk onder niveau, ondanks dat er blijkens het onderzoek relatief veel aandacht aan blijkt te worden besteed. Alleen de mavo-leerlingen presteren bij de proefopname over dit domein naar verwachting; zowel de vbo- als de havo/vwo-leerlingen presteren beneden niveau. Havo/vwo-leerlingen presteren wel beter 51
dan de leerlingen van andere opleidingen maar niet in de mate die volgens deskundigen van hen verwacht mag worden. Over het geheel genomen vallen de leerlingenprestaties voor economie tegen. Deze conclusie komt overeen met het in dit rapport gepresenteerde beeld van de onderwijskwaliteit van lessen economie. Verzorging Het landelijke aanbod dekt de vakspecifieke kerndoelen onvoldoende. Lang niet alle scholen slagen erin om alle kerndoelen te behandelen. Het aanbod dekt de kerndoelen in de domeinen gezondheid en welzijn en eerste levensbehoeften beter dan in het domein handelen als consument. Scholen ruimen niet altijd voldoende tijd in voor het vak (vaak maar 80 lesuren) en ook de materiële voorzieningen schieten nogal eens tekort. Door de grote variatie in kerndoelen maakt het aanbod een verbrokkelde indruk. Leraren gebruiken de computer bij het vak verzorging nog maar zeer beperkt. Verzorging kan aan algemene vaardigheidsdoelen een belangrijke bijdrage leveren. In vergelijking met eerder onderzoek zijn op dit punt ook duidelijk vorderingen gemaakt, al zijn nog niet alle scholen daar waar ze met verzorging vanuit de aard van het vak zouden kunnen zijn. Aan het doen van eenvoudig onderzoek besteden nogal wat scholen voldoende aandacht. In ruim de helft van de lessen is de kwaliteit van het vakdidactische handelen voldoende. Maar in veel lessituaties leren leerlingen niet bewust een keuze te maken in open probleemsituaties met een evenwicht in activiteiten tussen denken en doen. Dit is in het (i)vbo en mavo sterker het geval dan in havo en vwo. Op de proeftoetsen van het Cito presteerden de leerlingen over het geheel genomen duidelijk onder het door de deskundigen bepaalde minimumniveau. Op de theoretische opgaven blijven de prestaties van de leerlingen duidelijk achter bij de prestaties op de praktische toetsopgaven. Over het geheel genomen is het resultaat slechter dan op basis van de kwaliteit van het onderwijs van verzorging, zoals is onderzocht, verwacht mocht worden. 52
4. Enkele deelonderzoeken naar consumentenkennis en attitudes Productinformatie Door SWOKA is onderzoek verricht naar het gebruik van de verschillende vormen van productinformatie door consumenten bij de aankoop van producten 29. Het gaat hierbij om de bekendheid, het gebruik en niet-gebruik, de beoordeling en de waargenomen invloed van productinformatie op consumenten. Dit onderzoek richt zich dus op kennis en attitudes. Ongeveer de helft van de consumenten blijkt bekend te zijn met productinformatie in het algemeen; bekendheid en gebruik zijn afhankelijk van de vorm van productinformatie (VWO, SPI, KEMA-keur, Groenzegel en PIT). Over het algemeen beoordelen consumenten de verschillende vormen van productinformatie als goed op een aantal afzonderlijke aspecten. Productinformatie heeft volgens tachtig procent van de gebruikers een redelijke invloed of meer op de uiteindelijke aankoop van een product. De belangrijkste redenen om geen gebruik te maken van productinformatie zijn merkentrouw en er niet aan gedacht hebben. Het gebruik van productinformatie blijkt, aldus het rapport, slechts in beperkte mate te verklaren uit achtergrondvariabelen: oudere consumenten en consumenten met een hogere opleiding blijken vaker gebruik te maken van productinformatie. Belangrijker als achtergrondvariabele is het lidmaatschap van een consumentenorganisatie, waarvan de leden vaker gebruik maken van productinformatie, deze beter lezen en hoger waarderen. Financiële diensten Mede op verzoek van en gefaciliteerd door het Ministerie van Economische Zaken heeft de Consumentenbond in 1997 een onderzoek naar de markttransparantie van financiële diensten uitgevoerd 30. In dit kwantitatieve onderzoek is bekeken in hoeverre consumenten over financiële kennis beschikken, in hoeverre zij belangstelling hebben voor geldzaken, waar en hoe zij hun financiële informatie vergaren en of zij ook tot actie overgaan indien dit wenselijk dan wel noodzakelijk is. 29 SWOKA, Neutrale produktinformatie in Nederland, Gebruik en beoordeling door consumenten bij aankoop, Serie: Onderzoeksrapporten nr. 139, Den Haag 1993. 30 Consumentenbond, Onderzoek markttransparantie 1997, Geld voor de toekomst, Den Haag, augustus/september 1997. Wat de representativiteit betreft merkt het rapport op dat ten opzichte van het ledenbestand van de Consumentenbond de respondenten enkele jaren ouder zijn en hoger opgeleid zijn. 53
Wat kennis betreft zegt iets minder dan de helft van de respondenten een goede tot zeer goede kennis met betrekking tot sparen te hebben; de kennis over beleggen en koopsompolissen ligt vele malen lager. Schokkend noemt het onderzoek evenwel dat alle aangegeven financiële producten door ruim de helft van de respondenten onderling nooit met elkaar zijn vergeleken. Slechts minder dan een kwart van de respondenten zoekt actief naar informatie over en heeft een alerte houding ten aanzien van sparen. Bij beleggen en koopsompolissen is het zoekgedrag en een alerte houding nog geringer. Het rapport concludeert onder meer dat de consument gestimuleerd en gemotiveerd zal moeten worden om actie te ondernemen. Een van de reacties van de zijde van de verzekeringsbranches was de opstelling van een gedragscode in april 1998, tot stand gekomen na contacten met onder meer de Consumentenbond, de Verzekeringskamer en het Ministerie van Financiën. Volgens die code wijzen de verzekeraars de consument in hun informatieverstrekking expliciet op het rendement en het risico dat verbonden is aan levensverzekeringen en spaarkasovereenkomsten waarbij het beleggingsrisico geheel of grotendeels bij de klant ligt. Een tweede, kwalitatief onderzoek (uitgevoerd ten dienste van de Consumentenbond) op dit terrein richt zich op de kennis en houding van consumenten ten aanzien van consumptief krediet. Geconcludeerd wordt dat de spontane kennis van consumenten beperkt is. Het merendeel van de respondenten blijkt zich niet uitgebreid te informeren als het gaat om de zwaardere kredietvormen zoals een persoonlijke lening. Men heeft het gevoel dat het niet gemakkelijk is om inzicht te krijgen in de markt van kredieten, of dat dit veel moeite met zich brengt. Door de Consumentenbond en RVS Verzekeringen gezamenlijk is een kwalitatief onderzoek gepleegd naar onder meer kennis, houding en gedrag van Turken en Marokkanen ten aanzien van verzekeringen als onderdeel van een onderzoek naar de kansen en bedreigingen voor voorlichtings- en marketingbeleid. Uit het onderzoek blijkt dat onder deze allochtonen weinig belangstelling voor verzekeren bestaat, deels door een groot gebrek aan kennis en deels door een voorkeur voor traditionele vormen van financieren (sparen). 54