MONITOR Haagse Educatieve Agenda Deel I: Algemene trends. Behorend bij: Haags talent erkend

Vergelijkbare documenten
MONITOR Haagse Educatieve Agenda Deel I: Algemene trends. Behorend bij: Haags talent erkend

5. Onderwijs en schoolkleur

BIJLAGE 1 Nulmeting Project Plan van Aanpak Marokkaanse risicojongeren

Opleidingsniveau stijgt

Scholen in de Randstad sterk gekleurd

Signaal Rapport. Monitor IMAR 2006

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG

Drentse Onderwijsmonitor

jeugdwerkloosheid Oost Definities Fact sheet augustus 2014

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

Erratum Jaarboek onderwijs 2008

Jeugdwerkloosheid Nieuw-West

Drentse Onderwijs monitor

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Drentse Onderwijs monitor

jeugdwerkloosheid Zuid Definities Fact sheet augustus 2014

Jeugd in Schildersbuurt. De wijk Schildersbuurt ligt in stadsdeel 5 Centrum en heeft inwoners (1 januari 2015).

Drentse Onderwijs monitor

Statistisch Jaarboek 2007

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijs monitor

jeugdwerkloosheid 64% werklozen volgt opleiding 800 jongeren geregistreerd als werkloze

Notitie Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd

Statistisch Jaarboek onderwijs

Schoolverlaters tussen onderwijs en arbeidsmarkt

Kansengelijkheid in het onderwijs in Den Haag

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijs monitor

Statistisch Jaarboek 2008

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijs monitor

Doelstelling Percentage en streefcijfers uitval naar onderwijssoort Haaglanden Tussenstand verloop dit schooljaar

Drentse Onderwijsmonitor

Uitleg van de figuren PO 1

Jongeren op de arbeidsmarkt

Drentse Onderwijs monitor

Minder jongeren zonder startkwalificatie van school

Statistisch Jaarboek 2006

Drentse Onderwijs monitor

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijsmonitor

Voortijdig schoolverlaters en Citotoets-gegevens,

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Drentse Onderwijs monitor

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Prognose aantal leerlingen (index: 2011 = 100) (index: 2016 = 100)

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

Voortijdig schoolverlaten 0c het voortgezet et onderwijs in

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor

Onderwijs. Kerncijfers

Factsheet jeugdigen in Haaglanden

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor

Rapport. Monitor Marokkaanse risicojongeren 2009

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijsmonitor

Bijlage Raadsinformatiebrief Motie onderwijsniveau Valkenswaard

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijs monitor

Monitor Economie 2018

Technisch rapport Studentenstromen en selecterende opleidingen

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

Drentse Onderwijs monitor

Drentse Onderwijsmonitor

Jeugd in Schildersbuurt-West. De buurt Schildersbuurt-West ligt in stadsdeel 5 Centrum en heeft inwoners (1 januari 2015).

Drentse Onderwijsmonitor

Informatie voor ouders groep 8 over: Overgang van PO naar VO

Welke routes doorlopen leerlingen in het onderwijs?

Werk en inkomen. Sociale zekerheid. Sociale zekerheid. De buurt Schildersbuurt-Noord ligt in stadsdeel 5 Centrum en heeft inwoners.

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007

Drentse Onderwijsmonitor

Onderwijs. Kerncijfers 203

Factsheets. Voortijdig Schoolverlaten

Drentse Onderwijsmonitor

Werk en inkomen. Sociale zekerheid. Sociale zekerheid. De buurt Schildersbuurt-West ligt in stadsdeel 5 Centrum en heeft inwoners.

Drentse Onderwijsmonitor

Drentse Onderwijsmonitor

LOKAAL JEUGDRAPPORT - Houten

Transcriptie:

MONITOR Haagse Educatieve Agenda 2014 Deel I: Algemene trends Behorend bij: Haags talent erkend DE HAAGSE EDUCATIEVE AGENDA 2010-2014

MONITOR Haagse Educatieve Agenda 2014 Deel1 Algemene trends Uitgave Gemeente Den Haag Dienst Onderwijs, Cultuur en Welzijn Stafgroep Onderzoek, Strategie en Projecten concept versie 18 augustus 2014 Redactie Anita van der Velden Femmelien Busstra Sonja van der Neut Inlichtingen Femmelien Busstra (0703532520) /femmelien.busstra@denhaag.nl Dit rapport is met de grootst mogelijke zorgvuldigheid opgesteld. Toch kan het voorkomen dat bepaalde informatie niet (geheel) juist wordt weergegeven. U kunt geen rechten ontlenen aan de teksten en cijfers uit dit rapport.

Inhoudsopgave 1 INLEIDING - 3-2 MAATSCHAPPELIJKE TRENDS - 5-2.1 Demografische trends - 5-2.1.1 Den Haag - 5-2.1.2 Stadsdelen - 5-2.1.3 Wijken - 6-2.2 Nieuwkomers - 10-2.3 Sociaal economische situatie - 13-2.3.1 Opleidingsniveau - 13-2.3.2 Inkomen - 14-2.3.3 Werkloosheid - 15-3 HET HAAGSE SCHOLENVELD - 17-3.1 Basisonderwijs - 17-3.1.1 Leerlingen naar leerlinggewicht - 18-3.2 Voortgezet onderwijs - 20-3.2.1 Aantal leerlingen 3e jaar naar onderwijssoort - 23-3.2.2 Armoedeprobleemcumulatiegebieden - 26-3.2.3 Profiel- en sector keuze - 28-3.3 Speciaal basisonderwijs en expertisecentra - 31-3.3.1 Scholen en vestigingen - 31-3.3.2 Verwijzingen naar het speciaal basisonderwijs - 32-3.3.3 Leerlingen op het speciaal basisonderwijs (SBO) - 32-3.3.4 Leerlingen op expertisecentra (vanaf 1 augustus 2014 scholen voor speciaal onderwijs). - 33-3.3.5 Leerlingen met een rugzak: primair- en voortgezet onderwijs - 35-3.4 Leerlingenvervoer - 38-3.5 Middelbaar beroepsonderwijs - 40-3.6 Hoger beroeps- en wetenschappelijk onderwijs - 46-3.6.1 Hoger beroepsonderwijs - 47-3.6.2 Wetenschappelijk onderwijs - 52-3.7 Internationaal onderwijs - 56-3.8 Onderwijshuisvesting - 58-4 RESULTATEN - 59-4.1 Basisonderwijs - 59-4.1.1 Schooladviezen - 59-4.2 Voortgezet onderwijs - 61-4.2.1 Slagingspercentages voortgezet onderwijs - 61-4.2.2 Eindcijfers - 63-4.3 Tevredenheid ouders - 65 -

1 Inleiding Goed onderwijs en een breed aanbod van opleidingen op alle niveaus, bieden alle Hagenaars de kans het beste uit zichzelf te halen. Investeren in onderwijs is investeren in de toekomst van de stad en in de toekomst van iedere individuele Haagse burger. Talenten herkennen en erkennen, dat is de primaire doelstelling van het Haagse onderwijs Uit: Haags talent erkend, de Haagse Educatieve Agenda 2010-2014 In februari 2014 is de Haagse Educatieve Agenda (HEA) voor de periode 2014-2018 door de de gemeenteraad vastgesteld. De uitvoering wordt nu ter hand genomen. De vorderingen worden gevolged gedurende een jaarlijkse HEA- Monitor. Ook in 2014 komt de HEA- Monitor uit. Deze ligt voor u. De monitor gaat over de vorige Haagse Educatieve Agenda (HEA) 2010-2014, Haags talent erkend. Hierin is op hoofdlijnen aangegeven hoe het lokale onderwijsbeleid in de periode 2010-2014 vorm krijgt. De ambities zijn uitgewerkt in stadsbrede thema s en thema s naar leeftijdscategorie. Per thema is in de HEA aangegeven wat tot nog toe is bereikt en wat de gemeente en de schoolbesturen in de HEA-periode gaan doen. In de HEA 2010-2014 hebben de gemeente en de schoolbesturen afspraken gemaakt over monitoring en evaluatie. Deze afspraken zijn verder uitgewerkt in een monitoring- en evaluatieplan. Dit plan vormde de basis voor de eerste HEA-monitor die in 2012 is verschenen. De monitor bestaat uit twee delen: 1. In het eerste deel staan de algemene trends in Den Haag. In dit deel zijn indicatoren opgenomen die een beeld (voornamelijk cijfermatig) geven van maatschappelijke trends en van ontwikkelingen in het Haagse scholenveld. 2. In het tweede deel zijn per thema in de HEA de indicatoren opgenomen. De twee delen van de monitor staan in afzonderlijke rapportages. De gegevens over de algemene trends zijn voornamelijk afkomstig uit landelijke bronnen, zoals de DUO en het CBS. De gegevens over thema s van de HEA zijn afkomstig uit verschillende jaarverslagen, monitoren en diverse gemeentelijke registraties. Als aanvulling op deze gegevens is een digitale enquête gehouden onder basisscholen en scholen voor speciaal basisonderwijs. Deze HEA- monitor is de derde en tevens laatste monitor van de Haagse Educatieve Agenda 2010-2014. De komende HEA monitor heeft betrekking op de Haagse Educatieve Agenda 2014-2018. Voor meer informatie over het Haagse onderwijs willen wij u graag verwijzen naar Den Haag in Cijfers, de Haagse digitale databank op internet ( http://denhaag.buurtmonitor.nl). U vindt hier ook meer informatie op buurt, wijk- of stadsdeelniveau. - 3 -

- 4 -

2 Maatschappelijke trends 2.1 DEMOGRAFISCHE TRENDS In de vorige monitor is een beeld gegeven van de ontwikkeling en de prognose voor 2020 en 2025 van het aantal Haagse kinderen van 0 t/m 18 jaar. In deze monitor geven wij alleen de prognose tot 2020. Als gevolg van de economische crisis is het onzeker welke bouwplannen op de langere termijn doorgaan. Daarom kan geen betrouwbare prognose voor 2025 worden gemaakt. De prognose van 2020 is gebaseerd op de feitelijk te verwachten woningproductie en geeft een realistisch beeld van de te verwachten ontwikkelingen. Na de beschrijving van de aantallen 0 t/m 18-jarigen en de verwachte ontwikkelingen, wordt een overzicht gepresenteerd van het aantal kinderen dat van buiten Nederland in Den Haag komt wonen. Deze kinderen (nieuwkomers) hebben speciale aandacht nodig in het Haagse onderwijs. 2.1.1 Den Haag Op 1 januari 2013 wonen in Den Haag 110.470 kinderen in de leeftijd van 0 t/m 18 jaar. Dat zijn er ruim 950 meer dan in 2012. Van alle kinderen is 24% 0 t/m 3 jaar (26.652 kinderen), 47% is 4 t/m 12 jaar (52.066) en 29% is 13 t/m 18 jaar (31.752). Naar verwachting zal het totale aantal kinderen in de leeftijd van 0 t/m 3 jaar afnemen en het aantal kinderen in de leeftijd van 4 t/m 12 jaar en 13 t/m 18 jaar toenemen tot 2020 (zie ook tabel 2.1.2). 2.1.2 Stadsdelen In Escamp wonen (in 2013) de meeste kinderen van 0 t/m 18 jaar (25%), gevolgd door Centrum (20%). In Loosduinen en Haagse Hout wonen de minste kinderen (ieder 7%). Dit beeld geldt min of meer voor alle leeftijdsgroepen. Tabel 2.1.1 Aantal kinderen naar leeftijdscategorie en stadsdeel in 2013 en prognose van 2020. 0-3 jaar 4-12 jaar 13-18 jaar werkelijk 2013 2020 prognose prognose prognose werkelijk 2013 2020 werkelijk 2013 2020 Loosduinen 1.413 1.501 3.229 3.712 2.668 2.740 Escamp 7.219 7.178 12.933 14.009 7.216 7.940 Segbroek 3.019 2.848 5.421 5.741 3.282 3.366 Scheveningen 2.424 2.433 4.655 5.272 3.092 3.351 Centrum 4.922 5.039 10.010 9.994 7.108 6.740 Laak 2.336 2.436 4.226 4.443 2.609 2.682 Haagse Hout 2.174 2.156 3.449 4.220 1.847 2.124 Leidschenveen- Ypenburg 3.127 2.236 8.143 6.618 3.930 4.581 Totaal 26.652 25.827 52.066 54.009 31.752 33.524 Bron: Gemeente den Haag, Dienst Stedelijke Ontwikkeling- Den Haag in Cijfers 2013 (bewerking OS&P) - 5 -

Tabel 2.1.2 Index (2013=100) aantal kinderen naar leeftijdscategorie en stadsdeel tov prognose van 2020. 0-3 jaar 4-12 jaar 13-18 jaar werkelijk 2013 2020 prognose prognose prognose werkelijk 2013 2020 werkelijk 2013 2020 Loosduinen 100 106 100 115 100 103 Escamp 100 99 100 108 100 110 Segbroek 100 94 100 106 100 103 Scheveningen 100 100 100 113 100 108 Centrum 100 102 100 100 100 95 Laak 100 104 100 105 100 103 Haagse Hout 100 99 100 122 100 115 Leidschenveen- Ypenburg 100 72 100 81 100 117 Totaal 100 97 100 104 100 106 Bron: Gemeente den Haag, Dienst Stedelijke Ontwikkeling- Den Haag in Cijfers Bevolkingsprognose IPSO variant 2014 (bewerking OS&P) Verwachtingen per leeftijdsgroep In 2020 schommelt het aantal 0-3 jarigen in bijna alle stadsdelen rond het aantal in 2013. Uitzondering hierop is Leidschenveen-Ypenburg. In dit stadsdeel daalt het aantal 0-3 jarigen tot 2020 met 28 procentpunten ten opzichte van 2013. Dat is een minder grote daling dan de min 37 procentpunten die in de vorige monitor voorspeld was. Verder groeit het aantal 0-3 jarigen in Loosduinen en neemt dit aantal juist af in Segbroek. Volgens de prognose zijn er in 2020 méér 4-12 jarigen dan in 2013 (+4 procentpunten). Deze stijging van het aantal 4-12 jarigen doet zich vooral voor in de stadsdelen Haagse Hout (+22 procentpunten), Loosduinen (+15) en Scheveningen (+13). Voor deze leeftijdscategorie (4-12 jaar) verwachten wij een daling in Leidschenveen-Ypenburg (-19). Het aantal kinderen van 13-18 jaar groeit volgens de prognose tot 2020 met 6 procentpunten ten opzichte van 2013. Het enige stadsdeel waar het aantal 13-18 jarigen afneemt is stadsdeel Centrum (-5 procentpunten). In Leidschenveen-Ypenburg is sprake van een daling van het aantal 0-12 jarigen, maar neemt het aantal 13-18 jarigen juist wél toe (+17). 2.1.3 Wijken Kinderen wonen niet gelijkmatig verspreid over de stad. Er zijn duidelijke concentraties te zien. In 2013 ziet de top 6 van wijken met het grootste aantal kinderen van 0 t/m jaar 18 jaar er als volgt uit. 1. Schildersbuurt (9.459 kinderen) 2. Laakkwartier en Spoorwijk (9.132) 3. Ypenburg (8.526) 4. Leidschenveen (6.616) 5. Bouwlust & Vrederust (6.495) 6. Wateringse Veld (6.032) Per leeftijdscategorie zijn er verschillen in de spreiding van kinderen over de wijken. Dat laten wij op de volgende pagina s zien. Het aantal kinderen in een wijk zegt vaak nog weinig over de ruimtelijke concentratie van kinderen in de wijken. Daarvoor moeten we ook kijken naar de grootte van het gebied waar zij wonen; een x-aantal kinderen in een kleiner gebied levert een grotere concentratie op dan hetzelfde aantal kinderen in een groter gebied. Om dat te laten zien hebben wij de spreiding en concentraties van kinderen in de verschillende leeftijdsgroepen op kaarten weergegeven en geven we een prognose voor de toekomst. - 6 -

0 t/m 3 jarigen De top 5 van wijken met de hoogste concentratie 0 t/m 3-jarigen in 2013 is (figuur 2.1.1): 1. Laakkwartier en Spoorwijk in Laak, 2. Schildersbuurt in Centrum, 3. Ypenburg in Leidschenveen-Ypenburg, 4. Bouwlust/Vrederust in Escamp, 5. Leidschenveen in Leidschenveen-Ypenburg. Deze top 5 is dezelfde als in 2012 en in 2011. Als we naar de toekomst kijken (figuur 2.1.2) dan zal met name in de wijken Ypenburg, Leidschenveen en Wateringse Veld (Escamp) het aantal 0 t/m 3-jarigen gaan afnemen. In Morgenstond (Escamp) en Regentessekwartier (Segbroek) zal het aantal iets toenemen. Figuur 2.1.1 Concentratie 0 t/m 3-jarigen in Den Haag, 2013 Figuur 2.1.2 Prognose aantal 0-3 jarigen in 2020-7 -

4 t/m 12 jarigen De top 5 van wijken met de hoogste concentratie 4 t/m 12-jarigen in 2013 ziet er als volgt uit: 1 Ypenburg in Leidschenveen-Ypenburg, 2 Schildersbuurt in Centrum, 3 Laakkwartier en Spoorwijk in Laak, 4 Leidschenveen in Leidschenveen-Ypenburg, 5 Wateringse Veld in Escamp. De top 5 is dezelfde als in 2012. De komende jaren zal in Ypenburg, Leidschenveen, Wateringse Veld en de Schildersbuurt het aantal 4 t/m 12-jarigen afnemen. Daarentegen zal in Morgenstond, Bouwlust/Vrederust en Moerwijk het aantal 4 t/m 12 jarigen duidelijk gaan toenemen. Figuur 2.1.3 Concentratie 4 t/m 12-jarigen in Den Haag, 2013 Figuur 2.1.4 Prognose aantal 4-12 jarigen in 2020-8 -

13 t/m 18-jarigen De top 5 van wijken met de hoogste concentratie13 t/m 18-jarigen in 2013 ziet er als volgt uit: 1 Schildersbuurt in Centrum, 2 Laakkwartier en Spoorwijk in Laak, 3 Ypenburg in Leidschenveen-Ypenburg, 4 Wateringse Veld in Escamp. 5 Bouwlust/Vrederust in Escamp, De top 5 is dezelfde als in 2012. Komende jaren zal het aantal 13 t/m 18-jarigen in bijna alle wijken gaan toenemen. Uitzondering hierop is de Schildersbuurt, waar het aantal duidelijk gaat afnemen. De grootste groei vinden we in enkele wijken in Escamp, in Ypenburg en in Scheveningen. Figuur 2.1.5 Concentratie 13 t/m 18-jarigen in Den Haag, 2013 Figuur 2.1.6 Prognose aantal 13-18 jarigen in 2020-9 -

2.2 NIEUWKOMERS Deze paragraaf gaat over het aantal nieuwkomers van 0-18 jaar dat zich jaarlijks in Den Haag vestigt. Het gaat om kinderen die korter dan een jaar in Nederland zijn en staan ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). NB Over het aantal kinderen dat binnen één kalenderjaar wordt ingeschreven en weer wordt uitgeschreven is geen informatie beschikbaar. Ook over de kinderen die niet staan ingeschreven in het GBA zijn geen gegevens bekend. Tabel 2.2.1. laat zien dat jaarlijks tussen de 2.200 2.400 nieuwkomers van 0 t/m 18 jaar zich laten inschrijven in Den Haag. De grootste groep nieuwkomers heeft de basisschoolleeftijd, 4 t/m 12 jaar. Tabel 2.2.1. Aantal nieuwkomers, naar leeftijd, 1 januari 2009 tot en met 1 januari 2013. Aantal 2009 2010 2011 2012 2013 0 t/m 3 jaar 618 558 573 633 596 4 t/m 12 jaar 1.004 978 1.071 1.045 1063 13 t/m 18 jaar 625 667 659 714 714 Totaal 2.247 2.203 2.303 2.392 2.373 Bron: Gemeente Den Haag, GBA (bewerking OS&P/Onderzoek). Binnen de leeftijdscategorie 13-18 jaar is de grootste groep van niet-westerse afkomst. In de leeftijdscategorie 0-3 jaar is de groep overig westers het grootst. Voor alle drie leeftijdscategorieën is het aandeel niet-westers tussen 2009 en 2013 afgenomen. Opvallend is de toename van het aantal kinderen uit de Zuid-Europese- 1 en Midden- en Oost-Europese EU-landen 2, met name in de twee jongste leeftijdscategorieën. In de leeftijdscategorie 13-18 jaar is het aantal overig-westerse nieuwkomers toegenomen. Tabel 2.2.2. Aandeel nieuwkomers naar herkomst per leeftijdscategorie, 1 januari 2009 en 1 januari 2013. 0 t/m 3 jaar 2009 2013 4 t/m 12 jaar 13 t/m 18 jaar 0 t/m 3 jaar 4 t/m 12 jaar 13 t/m 18 jaar niet-westers 3 43% 45% 57% 30% 38% 49% GIPS-landen 6% 6% 5% 11% 10% 7% MOE-landen 17% 21% 21% 23% 26% 20% overig westers 4 35% 28% 17% 36% 27% 24% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: Gemeente Den Haag, GBA (bewerking OS&P/Onderzoek). 1 De zogenaamde Zuid-Europese EU landen zijn: Griekenland, Portugal, Italië en Spanje (GIPS landen). Gezien de toename van het aantal nieuwkomers in deze herkomstgroep is deze groep in deze HEA-monitor voor het eerst als aparte groep opgenomen. 2.Midden- en Oost-Europese EU-landen zijn: Polen, Bulgarije, Roemenië, Tsjechië, Slowakije, Slovenië, Hongarije, Letland, Estland, Litouwen. (MOE-landen) 3 Niet westerse landen zijn: Antillen, Turkije, Marokko, Suriname en overig niet-westerse landen 4 Westerse landen zijn: Frankrijk, Engeland, Duitsland, VS en andere westerse landen - 10 -

Grafiek 2.2.1. Aandeel nieuwkomers naar herkomst per leeftijdscategorie, 1 januari 2009 en 1 januari 2013. Bron: Gemeente Den Haag, GBA 2012 (bewerking OS&P/Onderzoek). Het aantal nieuwkomers van 0-18 jaar uit niet-westerse landen is afgenomen. De afname is het sterkst in de stadsdelen Laak, Scheveningen en Escamp. Zowel in 2009 als in 2013 woonden de meeste nietwesterse nieuwkomers van 0 t/m 18 jaar in de stadsdelen Centrum en Escamp. Het aantal nieuwkomers van 0- t/m 18 jaar uit de Zuid-Europese en Midden- en Oost-Europese landen is toegenomen. Kinderen uit een MOE-land wonen relatief vaak in Centrum, Laak en Escamp. Kinderen uit een GIPS-land wonen vooral in stadsdeel Centrum. De nieuwkomers uit de overige westerse landen wonen vooral in Scheveningen. Tabel 2.2.3. Aantal nieuwkomers (0 t/m18 jaar) naar herkomst per stadsdeel, 1 januari 2009 en 1 januari 2013. 2009 2013 Overig westers Totaal nietwesters MOEland GIPSland nietwesters MOEland GIPSland Overig westers Totaal Centrum 269 134 48 97 548 253 160 86 105 604 Escamp 243 111 26 46 426 205 139 41 47 432 Haagse Hout 124 13 17 142 296 123 23 10 124 280 Laak 172 101 18 30 321 124 139 26 38 327 Leidschenveen-Ypenburg 45 4 4 31 84 46 3 4 30 83 Loosduinen 40 6 3 20 69 41 12 8 37 98 Scheveningen 92 20 7 168 287 47 19 15 211 292 Segbroek 84 52 5 59 200 85 56 31 64 236 onbekend 5 2 1 8 16 0 0 0 0 21 Bron: Gemeente Den Haag, GBA (bewerking OS&P/Onderzoek). 1074 443 129 601 2247 924 551 221 656 2373-11 -

Grafiek 2.2.2. Aantal nieuwkomers naar herkomst per stadsdeel, 1 januari 2009 en 1 januari 2013 Bron: Gemeente Den Haag, GBA 2012 (bewerking OS&P/Onderzoek) In sommige wijken vestigen zich relatief veel nieuwkomers van een bepaalde leeftijd of bepaalde herkomst. Tabel 2.2.4 geeft een overzicht van de wijken waar méér dan 90 nieuwkomers van 0 t/m 18 jaar wonen. Per herkomstland en leeftijdsgroep is de wijk met de meeste nieuwkomers geel gemaakt. We zien onder andere dat een relatief grote groep 13 t/m 18 jarige nieuwkomers uit niet-westerse landen in Laakkwartier- en Spoorwijk woont. De kinderen uit een Midden- en Oost-Europees land in deze wijk zitten vooral in de basisschoolleeftijd (4 t/m 12 jaar). Ook in Transvaalkwartier wonen relatief veel Midden- en Oost-Europese kinderen in de basisschoolleeftijd. Deze wijk is ook populair voor nieuwkomers uit de GIPS-landen. In het Geuzen- en Statenkwartier wonen relatief veel nieuwkomers uit de overig westerse landen. Tabel.2.2.4. Aantal nieuwkomers naar leeftijd en herkomst in Haagse wijken (met meer dan 90 nieuwkomers van 0 t/m 18 jaar), 1 januari 2013. (geel is wijk met meeste nieuwkomers uit herkomstgroep in leeftijdscategorie) 13 t/m 18 jaar 0 t/m 3 jaar 4 t/m 12 jaar Wijk nietwesters MOE land GIPS land Laakkw./Spoorwijk 10 39 4 8 44 66 14 4 69 34 8 26 326 Schildersbuurt 15 18 7 42 29 3 7 37 17 2 177 Transvaalkwartier 10 21 9 1 21 36 21 19 15 12 165 Rustenburg-Oostbroek 7 15 9 8 26 29 10 3 17 15 1 1 141 Benoordenhout 13 3 2 23 29 6 1 43 9 8 137 Geuzen- en Statenkwart 2 3 26 4 1 61 3 1 1 20 122 Valkenboskwartier 6 9 2 5 21 13 9 3 14 11 4 1 98 Moerwijk 6 6 5 28 10 4 3 24 3 1 2 92 Bouwlust 11 3 1 5 21 16 3 4 15 7 1 4 91 Bron: Gemeente Den Haag, GBA (bewerking OS&P/Onderzoek) overig westers nietwesters MOEland GIPSland overig westers nietwesters MOEland GIPSland overig westers Totaal - 12 -

2.3 SOCIAAL ECONOMISCHE SITUATIE In dit hoofdstuk geven wij in grote lijnen een beeld van de sociaal economische situatie van de Haagse bevolking. Dat doen we op basis van de beschikbare gegevens over het opleidingsniveau, het inkomen en de werkloosheid. 2.3.1 Opleidingsniveau In onderstaande tabel is het opleidingsniveau van de Haagse potentiële beroepsbevolking (iedereen tussen de 15 en 65 jaar) weergegeven. Er worden drie niveaus onderscheiden: Laag opgeleid: omvat het gehele basisonderwijs en de eerste fase van het voortgezet onderwijs: LBO/VBO/VMBO, MULO/ MAVO, de eerste 3 leerjaren van HAVO/VWO (en hun voorgangers) en het laagste niveau van het beroepsonderwijs, vergelijkbaar met de huidige assistentenopleiding (MBO kwalificatieniveau 1). Middelbaar opgeleid: bovenbouw HAVO/VWO en opleidingen vergelijkbaar met MBO niveau 2, 3 en 4. Hoog opgeleid: HBO en universitaire opleidingen. Tabel 2.3.1. Potentiële beroepsbevolking (15-65 jaar) in Den Haag naar opleidingsniveau (x 1000). 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Mutatie 2012 tov 2006 Laag 104 100 108 114 110 111 103-1% Middelbaar 116 116 113 108 112 115 114-1% Hoog 102 104 104 107 107 105 117 15% Onbekend 5 5 3 3 3 4 5 nvt Totaal 327 325 327 332 331 335 339 4% Bron: CBS 5 Het aantal hoog opgeleiden is sinds de vorige monitor toegenomen en is de grootste groep. Het aantal laag opgeleiden is de kleinste groep. Het aantal laag- en middelbaar opgeleiden is sinds 2006 met 1% afgenomen. Tabel 2.3.2. Aandeel laag opgeleiden binnen de potentiële beroepsbevolking G4 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Den Haag 32% 31% 33% 34% 33% 33% 30% Rotterdam 39% 35% 37% 37% 35% 36% 33% Amsterdam 25% 23% 23% 22% 22% 22% 20% Utrecht 24% 23% 23% 24% 18% 18% 17% Nederland 33% 32% 32% 32% 31% 31% 30% G4 30% 28% 29% 29% 27% 28% 25% Bron: CBS Zowel landelijk als in de vier grote steden neemt het aandeel laag opgeleiden langzaam af. In Den Haag is het aandeel laag opgeleiden gelijk aan het landelijk aandeel (30%). Na Rotterdam heeft Den Haag het hoogste aandeel laag opgeleiden. Sinds 2011 is het aandeel laag opgeleiden in Rotterdam en Den Haag sneller afgenomen dan in Amsterdam en Utrecht. Het aandeel hoog opgeleiden in Den Haag is sinds de vorige monitor meer gestegen dan in de andere drie grote steden en landelijk (tabel 2.3.3.). Het aandeel hoogopgeleiden in Den Haag ligt nog wel lager dan in Amsterdam en Utrecht. 5 Schommelingen in de loop der jaren kunnen mede het gevolg van statistische marges zijn. - 13 -

Tabel 2.3.3 Aandeel hoog opgeleiden binnen de potentiële beroepsbevolking G4 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 Den Haag 31% 32% 32% 32% 32% 31% 35% Rotterdam 23% 26% 26% 28% 29% 28% 30% Amsterdam 40% 42% 45% 47% 48% 48% 48% Utrecht 43% 45% 49% 47% 49% 50% 53% Nederland 25% 25% 26% 27% 28% 28% 28% G4 34% 36% 37% 39% 39% 39% 41% Bron: CBS 2.3.2 Inkomen Het inkomen kan op verschillende manieren worden berekend. Wij hebben er voor gekozen om in deze monitor het rekenkundig gemiddeld besteedbare inkomen per persoon op te nemen. Het besteedbare inkomen is het bruto-inkomen verminderd met: betaalde inkomensoverdrachten premies inkomensverzekeringen premies ziektekostenverzekeringen belastingen op inkomen en vermogen. Het gemiddeld besteedbare inkomen per persoon in Den Haag wijkt niet veel af van het landelijke gemiddelde. In Amsterdam en Utrecht ligt het gemiddelde inkomen hoger. Tabel 2.3.4 Gemiddeld besteedbare inkomen per persoon (x1000) 2009* 2010 2011 Den Haag 14,9 14,8 14,8 Rotterdam 14,1 14,0 14,0 Amsterdam 15,5 15,5 15,6 Utrecht 15,3 15,2 15,3 Nederland 14,8 14,8 14,9 Bron: CBS * In 2009 is de methode van dataverzameling veranderd. Tabel 2.3.5 Percentage huishoudens met een laag inkomen* 2007 2008 2009 2010 2011 Den Haag 49,6 49,6 49,2 49,1 49,0 Rotterdam 53,7 53,7 53,2 53,2 53,1 Amsterdam 53,2 53,2 52,4 52,1 51,8 Utrecht 43,5 43,3 42,7 43,1 43,1 Totaal G4 51,3 51,2 50,7 50,6 50,4 Nederland 40,0 40,0 40,0 40,0 40,0 Bron: Den Haag in Cijfers/CBS/RIO * De inkomensgrens voor een laag inkomen is zodanig gekozen dat 40% van de Nederlandse huishoudens een inkomen onder deze inkomensgrens heeft. Bijna de helft van de Haagse huishoudens heeft een laag inkomen. Dit percentage ligt lager dan in Rotterdam en Amsterdam, daar heeft iets meer dan de helft van de huishoudens een laag inkomen. - 14 -

In tabel 2.3.6 is per stadsdeel het percentage huishoudens met een laag inkomen opgenomen. In Leidschenveen-Ypenburg heeft slechts één op de vijf huishoudens een laag inkomen. Overigens is dat aandeel tussen 2007 en 2011 wel sterker toegenomen dan in de andere stadsdelen. In de stadsdelen Centrum en Laak hebben drie van de vijf huishoudens een laag inkomen. Binnen de stadsdelen zullen de inkomens per wijk of buurt overigens aanzienlijk verschillen (bijvoorbeeld Archipelbuurt versus Schildersbuurt). Tabel 2.3.6 Percentage huishoudens met een laag inkomen 2007 2008 2009 2010 2011 Index 2011 (2007=100%) Loosduinen 42,2 42,5 43,2 42,9 43,1 102,1 Escamp 57,6 55,4 56,6 56,4 56,2 97,6 Segbroek 44,9 45,1 44,2 44,6 44,6 99,3 Scheveningen 41,0 43,2 42,9 41,6 41,4 101,0 Centrum 59,9 60,5 60,1 59,2 59,0 98,5 Laak 60,3 61,0 60,9 61,0 60,5 100,3 Haagse Hout 41,1 41,9 42,6 42,1 42,4 103,2 Leidschenveen- Ypenburg 18,6 19,8 20,0 21,7 21,9 117,7 Den Haag 49,6 49,6 49,2 49,1 49,0 98,8 Bron: Den Haag in Cijfers/CBS/RIO 2.3.3 Werkloosheid De potentiële beroepsbevolking (15-65 jaar) in Den Haag is de afgelopen jaren toegenomen tot 344.000 in 2013. Een deel hiervan, 98.000 personen in 2013, is niet voor 12 uur of meer beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Het CBS noemt dit de niet beroepsbevolking. Mensen die voor meer dan 12 uur per week werken of voor meer dan 12 uur per week beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt, vallen volgens de definitie van het CBS onder het kopje beroepsbevolking. Van de Haagse beroepsbevolking (>12 uur beschikbaar) zijn in 2013 afgerond 27.000 mensen werkloos. Na een daling van de werkloze beroepsbevolking in de periode 2005-2008, zien we de afgelopen vijf jaar weer een toename van de werkloosheid. Tabel 2.3.7 Omvang van de Haagse beroepsbevolking, gemiddelde over 3 jaren (x1000) 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Totaal bevolking (15 tot 65 jaar) Niet beroepsbevolking 323 327 325 327 332 331 335 339 344 98 100 101 100 99 102 104 98 98 Beroepsbevolking 225 227 224 227 233 229 231 241 246 Totaal werkzame beroepsbevolking Werkloze beroepsbevolking Bron: CBS 208 212 214 218 220 214 211 215 218 17 15 11 10 13 16 19 26 27 Het CBS berekent het werkloosheidspercentage op basis van de beroepsbevolking (percenteer basis is het aantal 15-65 jarigen dat meer dan 12 uur werkt of voor meer dan 12 uur per week beschikbaar is voor de arbeidsmarkt). Het Haagse werkloosheidspercentage is na 2008 gegroeid tot 11,1% in 2013. Na Rotterdam heeft Den Haag het hoogste werkloosheidspercentage. Echter sinds 2011 is het werkloosheidspercentage in Den Haag minder toegenomen dan in de overige drie grote steden. - 15 -

Tabel 2.3.8. Werkloosheidspercentage in de 4 grote steden* 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 Den Haag 7,6 6,6 4,7 4,3 5,5 6,8 8,3 10,9 11,1 Rotterdam 10,6 9,8 7,2 6,9 8,1 8,8 9,5 12,6 13,9 Amsterdam 9 7,3 5,9 4,5 6,5 6,6 7,1 7,9 10,0 Utrecht 7,5 5,5 4,4 4,5 5,1 5,2 5,2 6,4 8,3 Bron: CBS * Werkloze beroepsbevolking / beroeps bevolking (exclusief de niet beroepsbevolking) - 16 -

3 Het Haagse scholenveld 3.1 BASISONDERWIJS In 2014 zijn in Den Haag 25 schoolbesturen actief met scholen in het basisonderwijs. In totaal hebben zij 135 basisscholen onder hun hoede. Een aantal scholen heeft meerdere vestigingen. In 2014 zijn er in totaal 149 vestigingen (zie figuur 3.1.1.). Door de jaren heen is het aantal scholen en vestigingen vrijwel stabiel. Tabel 3.1.1 Aantal Haagse basisscholen en vestigingen werkelijke gegevens 2010 2011 2012 2013 2014 Aantal scholen 134 135 134 136 135 Aantal vestigingen 151 151 151 150 149 Bron: Scholenwijzer Primair Onderwijs 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014 (bewerking OS&P) Figuur 3.1.1 Basisscholen in Den Haag, 2014 (op plekken met grotere icoontjes zijn meerdere vestigingen) Exclusief 1 particuliere basisschool. In 2013 zitten in totaal iets meer dan 45.000 leerlingen op de Haagse basisscholen. Dit aantal is de afgelopen 7 jaar gestaag toegenomen. Ook in de andere 3 grote steden groeide het aantal leerlingen in deze periode. De totale populatie basisschoolleerlingen in Nederland is de afgelopen drie jaar kleiner geworden. Uit de bevolkingsprognoses blijkt dat het aantal leerlingen op basisscholen in Den Haag de komende jaren tot 2020 zal blijven groeien (zie hoofdstuk 2). - 17 -

Tabel 3.1.2 Aantal leerlingen op 1 oktober op basisscholen in Den Haag en groei aantal leerlingen op basisscholen in Den Haag, de G4 en Nederland ten opzichte van 1 oktober 2006 Aantal Mutatie (2006=100) Den Haag Den Haag G4 Nederland 2006 41.261 100,0 100,0 100,0 2007 41.757 101,2 101,0 100,2 2008 42.509 103,0 102,3 100,3 2009 43.161 104,6 104,1 100,0 2010 43.915 106,4 105,4 100,7 2011 44.296 107,4 106,3 98,0 2012 44.618 108,1 107,1 96,7 2013* 45.153 109,4 108,5 95,3 Bron: DUO * voorlopig 3.1.1 Leerlingen naar leerlinggewicht Scholen met veel leerlingen met een leerachterstand moeten zich meer dan andere scholen inspannen om deze leerlingen goed op te leiden. Hiervoor is extra geld van het Rijk beschikbaar. Uit onderzoek blijkt dat er een verband is tussen de opleiding van de ouders en de leerachterstand van hun kinderen. Daarom krijgen scholen meer geld als ze veel leerlingen hebben waarvan de ouders een lage opleiding hebben. Om dit geld eerlijk te verdelen is de gewichtenregeling ingesteld. Leerlingen met ouders met een lage opleiding krijgen een gewicht toegekend. Gemiddeld heeft in Nederland 11% van de leerlingen ouders met een lage opleiding (en een gewicht). In Den Haag is dit percentage ongeveer twee keer zo hoog. Ook in Amsterdam en Rotterdam is dit aandeel hoog. Kinderen waarvan de ouders een lage opleiding hebben worden ook wel gewichtenleerlingen genoemd. Het aandeel leerlingen met een leerlinggewicht neemt in de loop der jaren af als gevolg van een stijgend opleidingsniveau van de ouders. De daling van het aandeel gewichtenleerlingen gaat harder in de grote steden dan in de rest van Nederland. Het aandeel gewichtenleerlingen in Den Haag nam tussen 2009 en 2013 met 5,5 procentpunten af. Dat is een iets minder grote daling dan in de andere drie grote steden. Tabel 3.1.3 Aandeel leerlingen met een leerlingewicht op 1 oktober 2009 2010 2011 2012 2013* Verschil 2013-2009 Den Haag 25,9% 24,7% 23,5% 22,2% 20,4% -5,5% Amsterdam 27,6% 26,2% 24,3% 22,5% 20,4% -7,2% Rotterdam 32,5% 30,5% 28,8% 27,2% 25,3% -7,3% Utrecht 20,9% 19,5% 18,2% 16,3% 15,2% -5,7% Rest Nederland 11,3% 11,0% 10,6% 10,1% 9,6% -1,7% Totaal 13,1% 12,8% 12,3% 11,6% 11,0% -2,2% Bron: DUO * voorlopig - 18 -

Tabel 3.1.4 Percentage gewichtenleerlingen op scholen per stadsdeel op 1 oktober. % gewichtenleerlingen 2009 2010 2011 2012 2013 Verschil 2013-2009 Centrum 51,6% 49,1% 49,2% 46,1% 42,7% -8,9% Laak 47,1% 42,2% 40,8% 40,6% 38,7% -8,4% Escamp 30,5% 30,0% 29,0% 28,0% 26,2% -4,3% Segbroek 14,3% 12,4% 10,9% 9,8% 8,5% -5,8% Haagse Hout 11,7% 11,1% 10,6% 10,4% 8,3% -3,4% Loosduinen 10,7% 10,8% 10,0% 9,8% 9,9% -0,8% Scheveningen 6,8% 6,6% 6,4% 6,1% 5,8% -1,0% Leidschenveen-Ypenburg 5,5% 5,4% 5,0% 4,3% 4,1% -1,4% Totaal Den Haag 25,9% 24,7% 23,5% 22,2% 20,4% -5,5% Bron: DUO * voorlopig De spreiding van leerlingen met ouders met een lage opleiding is niet evenredig verdeeld over de stad. In de stadsdelen Centrum en Laak heeft ongeveer 40% van de basisschoolleerlingen ouders met een lage opleiding. Dit aandeel is veel hoger dan het landelijke gemiddelde van 11%. In deze twee stadsdelen is wél sprake van een relatief grote afname. Ook in Escamp ligt het aandeel gewichtenleerlingen ver boven het landelijke gemiddelde. De stadsdelen Scheveningen en Leidschenveen-Ypenburg hebben het laagste aandeel gewichtenkinderen. Er zijn twee categorieën gewichtenleerlingen: de 0.3 leerlingen en de 1.2 leerlingen. Het gewicht 1.2 wordt toegekend aan leerlingen van wie één van de ouders maximaal basisonderwijs heeft genoten en de ander maximaal LBO/VBO, praktijkonderwijs of VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg. Het gewicht 0.3 wordt toegekend aan leerlingen van wie beide ouders maximaal LBO/VO, praktijkonderwijs of VMBO basis- of kaderberoepsgerichte leerweg heeft genoten. Vooral in het stadsdeel Centrum zijn veel leerlingen met ouders met een zeer lage opleiding (1.2 leerlingen). In Leidschenveen/Ypenburg komt dit nauwelijks voor. Figuur 3.1.2 Aandeel leerlinggewichten per stadsdeel 1 oktober 2013* Bron: DUO * voorlopig - 19 -

3.2 VOORTGEZET ONDERWIJS Het voortgezet onderwijs bereidt leerlingen voor op verschillende soorten van hoger onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs of voor een plek op de arbeidsmarkt. In het schooljaar 2013-2014 zijn in heel Haaglanden 39 scholen voor voortgezet onderwijs en zijn er 21 verschillende schoolbesturen (zie tabel 3.2.1). Een aantal scholen heeft meerdere vestigingen. In totaal zijn er 85 vestigingen, waarvan 44 in Den Haag (zie figuur 3.2.1). Het voortgezet onderwijs kent vier opleidingen: Praktijkonderwijs Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (VMBO). Hoger algemeen voortgezet onderwijs (HAVO). Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs (VWO) Tabel 3.2.1 Samenstelling voortgezet onderwijs in de regio Haaglanden (2012 en 2013) Voortgezet onderwijs Totaal* 2012 2013 Den Haag Buiten Den Haag Totaal* Den Haag Buiten Den Haag Aantal besturen 21 11 13 21 11 13 Aantal scholen 34 20 17 39 24 19 Aantal vestigingen 86 45 41 85 44 41 - praktijkonderwijs 9 6 3 8 6 2 - VMBO 29 15 14 30 14 16 - VMBO/AVO 34 16 18 32 16 16 - AVO 14 8 6 15 8 7 Bron: Scholenwijzer voortgezet onderwijs 2012, 2013 (bewerking OS&P) * Als een bestuur of een school zowel een vestiging in Den Haag als buiten Den Haag heeft, wordt deze één keer meegeteld. * AVO is HAVO plus VWO * Haaglanden = Den Haag, Rijswijk en Leidschendam-Voorburg. - 20 -

Figuur 3.2.1 Scholen voor voortgezet onderwijs in Den Haag, 2014* (op plekken met grotere icoontjes zijn meerdere vestigingen) * exclusief 2 particuliere scholen De Haagse scholen voor voortgezet onderwijs verzorgen in schooljaar 2013-2014 het onderwijs voor ruim 25.000 leerlingen. Het aantal leerlingen op de Haagse scholen is de laatste 4 jaar toegenomen. Op de scholen in de rest van Haaglanden is het aantal leerlingen de laatste jaren redelijk stabiel. Tabel 3.2.2 Aantal leerlingen op het voortgezet onderwijs op 1 oktober 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013* Den Haag 22.993 22.879 22.874 23.850 24.396 24.674 25.411 Rest Haaglanden 33.187 32.694 32.320 31.613 31.468 31.756 31.867 Bron: DUO * voorlopige gegevens - 21 -

Figuur 3.2.2 Aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs op 1 oktober Bron: DUO *2013 voorlopige gegevens Van de leerlingen op Haagse VO-scholen woont 84% (= 21.318 leerlingen) in Den Haag. De overige 16% komt van buiten de stad, waarvan de meesten uit de regio Haaglanden. Andersom gaan ook Haagse leerlingen naar een school buiten Den Haag (4.959 leerlingen). Dit zijn er meer dan het aantal leerlingen van buiten Den Haag die naar een Haagse school gaan (4.093). Tabel 3.2.3 Aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs op Haagse scholen, naar woongemeente en aantal Haagse leerlingen op scholen buiten Den Haag naar schoolgemeente, 1 oktober 2013* Herkomstgemeente leerlingen op Haagse scholen Brugjaar Praktijkonderwijs VMBO HAVO/VWO Totaal Den Haag 8.994 913 4.192 7.219 21.318 Leidschendam-Voorburg 393 28 181 345 947 Rijswijk 348 14 138 322 822 Pijnacker-Nootdorp 355 3 161 209 728 Westland 227 10 57 413 707 Delft 130 5 37 126 298 Zoetermeer 68 5 60 45 178 Wassenaar 32 0 16 57 105 Midden-Delfland 8 0 2 6 16 Buiten Haaglanden 86 9 22 175 292 Totaal leerlingen op Haagse scholen 10.641 987 4.866 8.917 25.411 Schoolgemeente Haagse leerlingen Den Haag 8.994 913 4.192 7.219 21.318 Rijswijk 793 104 666 269 1.832 Leidschendam-Voorburg 651 0 355 521 1.527 Delft 343 53 139 263 798 Westland 157 13 114 14 298 Zoetermeer 47 11 49 30 137 Pijnacker-Nootdorp 25 0 6 42 73 Wassenaar 12 0 3 31 46 Midden-Delfland 0 0 3 0 3 Buiten Haaglanden 84 8 55 98 245 Totaal aantal Haagse leerlingen 11.106 1.102 5.582 8.487 26.277 Bron: DUO *voorlopige gegevens - 22 -

Figuur 3.2.3 Aandeel Haagse leerlingen in het voortgezet onderwijs naar schoolgemeente en leerlingen op Haagse scholen naar woongemeente, 1 oktober 2013*. Leerlingen op Haagse scholen Haagse leerlingen naar woongemeente naar schoolgemeente Bron: DUO *voorlopige gegevens Woongemeente = gemeente waar de leerling woont Schoolgemeente = gemeente waar de leerling naar school gaat De grootste uitstroom van Haagse leerlingen vindt plaats naar scholen in de gemeente Rijswijk, met name naar het VMBO. Verder valt op dat Haagse HAVO/VWO afdelingen relatief veel leerlingen uit de rest van Haaglanden trekken. Deze leerlingen komen voor een groot deel uit het Westland. 3.2.1 Aantal leerlingen 3e jaar naar onderwijssoort In het eerste en soms in het tweede leerjaar zit een deel van de leerlingen in een brugklas waar de leerlingen voor meerdere onderwijsniveaus worden voorbereid. Meestal zitten de leerlingen in het derde leerjaar op het niveau waarop uiteindelijk ook eindexamen wordt gedaan. Het derde leerjaar geeft goed inzicht in het onderwijsniveau op het voortgezet onderwijs. In Den Haag zitten ruim 5.200 leerlingen in het derde leerjaar. In onderstaande tabel en figuur is weergeven op welke niveaus deze leerlingen les krijgen. Tabel 3.2.5 Aantal leerlingen in het 3 e leerjaar op Haagse scholen voor het voortgezet onderwijs op 1 oktober naar onderwijssoort 2008 2009 2010 2011 2012 2013* Brugjaar 524 565 235 258 303 212 Praktijkonderwijs 207 206 197 205 181 202 VMBO basisberoepsgerichte leerweg 590 522 520 538 538 505 VMBO kaderberoepsgerichte leerweg 670 739 713 668 728 792 VMBO gemengde leerweg 202 224 163 186 139 122 VMBO theoretische leerweg 971 1042 978 1.017 1.089 1.131 HAVO 653 681 973 1.018 1.069 1.217 VWO 977 940 1.017 1.123 1.030 1.053 Totaal 4.794 4.919 4.796 5.013 5.077 5.234 Bron: DUO * voorlopige gegevens - 23 -

Figuur 3.2.4 Percentage leerlingen in het 3 e leerjaar naar soort onderwijs op 1 oktober Bron: DUO * 2013 voorlopige gegevens Het aandeel leerlingen dat op Haagse scholen een opleiding VMBO-TL, HAVO of VWO volgt, is de afgelopen 5 jaar toegenomen van 54% naar 65%. Ook in de andere grote steden is dit het geval. Op de scholen in de rest van Haaglanden is de toename wat minder. De grote steden hebben de afgelopen jaren de achterstand in het aandeel leerlingen met VMBO-TL of hoger ingelopen op de rest van Nederland. Leerweg ondersteuning Leerlingen die extra begeleiding nodig hebben kunnen hiervoor leerweg ondersteuning (LWOO) aanvragen. Een groot deel van deze leerlingen zit op het VMBO-BL. In VMBO-GL/TL heeft slechts een klein percentage LWOO. Tabel 3.2.6 Per leerweg het aandeel leerlingen met leerweg ondersteuning in het 3 e leerjaar VMBO in Den Haag op 1 oktober BL KL GL TL 2008 63% 23% 6% 5% 2009 66% 23% 5% 5% 2010 64% 22% 3% 6% 2011 67% 19% 1% 5% 2012 67% 16% 1% 5% 2013* 67% 18% 0% 5% Bron: DUO * voorlopige gegevens - 24 -

In de volgende figuur is het aandeel LWOO per leerweg in het VMBO weergegeven. Op de scholen in de rest van Haaglanden is het aandeel leerlingen met leerwegondersteuning in de basisberoepsgerichte opleiding van het VMBO lager dan in Den Haag, maar in de afgelopen 5 schooljaren wel gestegen van 42% naar 57%. Verder valt op dat in de gemengde leerweg het aandeel LWOO in Den Haag de afgelopen jaren afneemt naar nul in 2013. Figuur 3.2.5 Per leerweg het aandeel leerlingen met leerweg ondersteuning in het 3 e leerjaar VMBO op 1 oktober. Bron: DUO * 2013 voorlopige gegevens Verhouding etniciteit In het derde leerjaar in het voortgezet onderwijs op Haagse scholen is het aandeel autochtone leerlingen in 2012/2013 ongeveer 50%. Wanneer we naar onderwijssoort kijken dan zitten autochtone leerlingen vaker op een HAVO of VWO en allochtone leerlingen vaker op het VMBO of het praktijkonderwijs. In de volgende tabel is het aandeel autochtone leerlingen naar onderwijssoort over de afgelopen 5 schooljaren weergegeven. Tabel 3.2.7 Percentage autochtone leerlingen in het 3 e leerjaar per onderwijssoort op 1 oktober 6 Brugjaar Praktijkonderwijs Vmbo Havo/Vwo Totaal 2008/2009 59% 25% 45% 61% 51% 2009/2010 60% 20% 43% 62% 50% 2010/2011 47% 26% 41% 61% 49% 2011/2012 61% 17% 42% 61% 50% 2012/2013 59% 18% 40% 56% 47% 2013/2014* 71% 17% 40% 56% 47% Bron: DUO *voorlopige gegevens 6 Allochtone leerlingen zijn leerlingen die zelf, of waarvan één van de ouders in het buitenland is geboren. - 25 -

In de overige gemeenten in de regio Haaglanden is ongeveer driekwart van de leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs van autochtone afkomst. Ook hier is deze groep ondervertegenwoordigd in het VMBO en praktijkonderwijs. Voor de G4 en Nederland is dit ook het geval. Figuur 3.2.6 Percentage autochtone leerlingen in het 3 e leerjaar per onderwijssoort op 1 oktober (exclusief brugjaar) Bron: DUO * 2013 voorlopige gegevens 3.2.2 Armoedeprobleemcumulatiegebieden Op 1 januari 2007 is de CUMI-regeling 7 in het voortgezet onderwijs vervangen door het leerplusarrangement VO. De regeling staat los van gelden voor leerwegondersteuning en rugzakjes. De beschikbare middelen voor het leerplusarrangement moeten zoveel mogelijk terecht komen op de scholen waar de problematiek van onderwijsachterstanden het grootst is. Voor de verdeling van de gelden is bedacht dat scholen met veel leerlingen uit achterstandsgebieden meer geld krijgen. Als indicator voor een achterstandsgebied zijn de armoedeprobleemcumulatiegebieden gebruikt. Per 4- cijferig postcodegebied is berekend of sprake is van armoedeprobleemcumulatie. Dit is het geval als er in het postcodegebied sprake is van een hoog percentage lage inkomens, uitkeringen en inwoners van niet-westerse allochtone afkomst. Tweejaarlijks wordt door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vastgesteld in welke postcodegebieden sprake is van armoedeprobleemcumulatie. Scholen komen in aanmerking voor het leerplusarrangement als minimaal 30% 8 van hun leerlingen afkomstig is uit armoedeprobleemcumulatiegebieden. Het geld is bedoeld voor het verminderen van voortijdig schoolverlaten, het leveren van maatwerk aan de leerlingen en het verbeteren van de schoolprestaties. De scholen kunnen zelf bepalen hoe ze het geld inzetten. Met het leerplusarrangement VO komt het geld terecht op de scholen waar dit het meest nodig is. Scholen en gemeenten moeten tenminste jaarlijks met elkaar overleggen over de besteding van het budget. Vooral in de vier grote steden staan de scholen met leerlingen uit armoedeprobleemcumulatiegebieden. Gemiddeld woont in Nederland 13% van de leerlingen in het voortgezet onderwijs in zo n gebied. Van de scholen voor voortgezet onderwijs in Den Haag woont 37% van de leerlingen in een armoedeprobleemcumulatiegebied. In Amsterdam is dit percentage het hoogst, namelijk 66%. 7 Regeling waarbij scholen extra geld kregen voor leerlingen die, volgens de definitie van de betreffende regeling, tot een culturele minderheid horen. 8 Dit percentage is afhankelijk van het onderwijsniveau. - 26 -

Figuur 3.2.7 Aandeel leerlingen in het voortgezet onderwijs uit armoedeprobleemcumulatiegebieden schooljaar 2013/2014 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Bron DUO Amsterdam Rotterdam Den Haag Utrecht nederland 2011/2012 2012/2013 2013/2014 In de volgende figuur zijn de armoedeprobleemcumulatiegebieden in Den Haag op kaart ingekleurd. De scholen voor voortgezet onderwijs staan ook op de kaart, waarbij tevens is aangegeven welk aandeel van de leerlingen uit zo n gebied komt. De scheiding tussen zand en veen is duidelijk zichtbaar. Opvallend is dat de meeste scholen voor het voortgezet onderwijs net buiten de armoedeprobleemcumulatiegebieden liggen. De scholen die wel in zo een gebied staan trekken relatief veel leerlingen uit de armoedeprobleemcumulatiegebieden. Figuur 3.2.8 Haagse armoedeprobleemcumulatiegebieden en aandeel leerlingen uit deze gebieden per school voor voortgezet onderwijs (schooljaar 2013-2014) - 27 -

3.2.3 Profiel- en sector keuze HAVO en VWO In de bovenbouw van het voortgezet onderwijs moeten de leerlingen een vakkenpakket kiezen. HAVO en VWO leerlingen kunnen kiezen uit een aantal profielen. Een profiel is een samenhangend onderwijsprogramma. Elk profiel bestaat uit een gemeenschappelijk deel, een profieldeel en een vrij deel. De vwo-profielen hebben een gemeenschappelijk deel bestaande uit Nederlands, Engels, een tweede vreemde taal, maatschappijleer, algemene natuurwetenschappen, culturele en kunstzinnige vorming, en lichamelijke opvoeding. Voor het havo omvat het gemeenschappelijk deel dezelfde vakken, met uitzondering van een tweede vreemde taal. Tabel 3.2.8 Percentage leerlingen op Haagse scholen HAVO 4, 5 en VWO 4, 5, 6 naar profielkeuze per 1 oktober HAVO VWO 2010 2011 2012 2013* 2010 2011 2012 2013* Cultuur/Maatschappij 18% 18% 15% 16% 11% 10% 9% 10% Economie/Maatschappij 47% 46% 48% 45% 29% 28% 27% 26% Ec/Maat & Cul/Maat 1% 1% 1% 1% 3% 4% 4% 4% Natuur/Gezondheid 19% 20% 20% 23% 25% 26% 28% 25% Nat/uur/Techniek 12% 13% 13% 12% 22% 21% 21% 25% Nat/Tech & Nat/Gezond 3% 3% 3% 3% 11% 10% 11% 11% Bron: DUO, *2013 voorlopige gegevens 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% De HAVO leerlingen kiezen voor een groot deel profiel economie en maatschappij; 45% van de leerlingen kiest dit profiel. Bijna 40% van de leerlingen kiest voor een profiel met natuur. Van de VWO leerlingen kiest ruim 60% van de leerlingen één van de drie profielen met natuur. Dit aandeel neemt langzaam toe in de afgelopen drie jaar. Na de profielkeuze en het behalen van het diploma volgt het kiezen van een vervolgopleiding naar het HBO of voor VWO leerlingen naar het HBO of de universiteit. Circa 80% van Haagse leerlingen die een HAVO diploma halen stroomt door naar het HBO (bron CBS). Van de Haagse leerlingen die het VWO diploma halen gaat 78% doorstuderen aan het HBO of de universiteit. HAVO leerlingen van Haagse scholen met economie in het profiel kiezen voor het grootste deel ook voor een HBO opleiding in die richting. Leerlingen met een profiel natuur en techniek kiezen voor het merendeel een technische HBO opleiding. De leerlingen met natuur en gezondheid kiezen veelal voor gezondheid en zorg of voor techniek. - 28 -

VWO profile HAVO profile Tabel 3.2.9 Doorstroom leerlingen van Haagse scholen met HAVO diploma, 2012-2013, naar sector keuze in het HBO. HBO afdeling Economie Landbouw en natuurlijke omgeving Onderwijs Taal en cultuur Techniek Cultuur/Maatschappij 36% 25% 13% 0% 13% 8% 5% 100% Economie/Maatschappij 67% 9% 6% 0% 9% 2% 7% 100% Ec/Maat & Cul/Maat 65% 12% 2% 0% 7% 5% 9% 100% Natuur/Gezondheid 17% 8% 27% 3% 13% 0% 32% 100% Nat/uur/Techniek 13% 3% 3% 0% 2% 2% 77% 100% Nat/Tech & Nat/Gezond 6% 5% 14% 1% 5% 1% 67% 100% Eindtotaal 41% 10% 11% 1% 9% 2% 25% 100% Bron: DUO Totaal Eén op de vijf leerlingen die in Den Haag het VWO diploma hebben gehaald kiest voor een technische vervolgopleiding. De keuze van een vervolgopleiding is in de meeste gevallen een logisch vervolg op het gekozen profiel. Gedrag en maatschappij Gezondheidszorg Tabel 3.2.10 Doorstroom leerlingen van Haagse scholen met VWO diploma, 2012-2013, naar sector keuze in het HBO (65 leerlingen) of de universiteit (642 leerlingen). Economie Gedrag en Maatschappij Gezondheidszorg Landbouw en natuurlijke omg. Natuur Onderwijs Recht Taal en cultuur Techniek Sectoroverstijgend Cultuur/Maatschappij 6% 25% 0% 0% 0% 6% 9% 53% 0% 1% Economie/Maatschappij 35% 28% 2% 0% 2% 1% 13% 11% 2% 8% Ec/Maat & Cul/Maat 22% 29% 0% 1% 1% 3% 23% 13% 1% 6% Natuur/Gezondheid 12% 17% 24% 7% 14% 1% 4% 9% 9% 4% Nat/uur/Techniek 12% 2% 3% 0% 5% 0% 2% 0% 76% 0% Nat/Tech & Nat/Gezond 5% 5% 27% 1% 19% 0% 1% 3% 35% 2% Eindtotaal 16% 16% 13% 2% 9% 1% 7% 11% 20% 5% Bron: DUO VMBO In het VMBO kunnen de leerlingen vanaf het derde leerjaar kiezen voor een sector met een vast vakkenpakket. Een sector in het VMBO bereidt leerlingen voor op hun vervolgopleiding en het werk dat ze later gaan doen. Elke VMBO-school biedt onderwijs aan in verschillende sectoren. Er zijn vier sectoren: zorg en welzijn; techniek; economie; landbouw. De gegevens van de sectorkeuze (of het vakkenpakket) van de Theoretische Leerweg zijn niet geregistreerd bij het DUO. Wel is de sector van de andere drie leerwegen bekend. In tabel 3.2.11 is de keuze van de leerlingen in het 3 e en 4 e leerjaar van de Haagse VMBO scholen weergegeven. - 29 -

VMBO BL/KL/ GL Tabel 3.2.11 Percentage leerlingen op Haagse VMBO scholen (leerjaar 3 en 4, exclusief Theoretische leerweg) naar sector per 1 oktober 2010 2011 2012 2013* Zorg en welzijn 17% 18% 19% 20% Techniek 13% 14% 13% 13% Economie 44% 38% 34% 33% Landbouw 13% 15% 16% 16% Combinatie 13% 15% 18% 18% Totaal 100% 100% 100% 100% Bron: DUO *2013 voorlopige gegevens Ook VMBO-leerlingen kiezen relatief vaak voor economie, alhoewel dat aandeel de laatste drie jaar is afgenomen. Daartegenover staat vooral een groei van de keuze voor de combinatie van sectoren. In de volgende tabel is het aantal leerlingen per sector weergegeven dat vanuit het VMBO doorstroomt naar een opleiding in het MBO. Leerlingen in de sector Zorg & Welzijn blijven het vaakst binnen de eigen sector of kiezen voor een combinatie. Slechts een kwart van de Zorg & Welzijn leerlingen kiest voor een andere sector. Leerlingen uit de sector Landbouw uit het VMBO kiezen vaker voor MBO economie dan voor MBO Landbouw. MBO Landbouw ontvangt weinig leerlingen uit andere VMBO sectoren. Een kwart van de leerlingen met een VMBO diploma kiest voor een MBO economie opleiding. Van de leerlingen met een diploma van de Theoretische Leerweg kiest 47% voor de sector Economie in het MBO. Slechts een enkeling kiest voor MBO-groen. Tabel 3.2.12 Doorstroom geslaagde VMBO ers 2012-2013 naar sector keuze in het VMBO* en sector keuze MBO Sector MBO Zorg en Economie Landbouw Techniek Combinatie Eindtotaal Welzijn Economie 67% 1% 9% 18% 5% 100% Landbouw 36% 22% 9% 33% 1% 100% Techniek 41% 1% 43% 8% 7% 100% Zorg & Welzijn 19% 2% 3% 74% 2% 100% Combinatie 50% 2% 13% 30% 5% 100% Theoretische leerweg* 47% 2% 18% 28% 6% 100% Eindtotaal 46% 4% 15% 31% 5% 100% Bron: DUO * De sectorkeuze binnen het VMBO van de leerlingen met een TL-diploma is niet bekend. - 30 -

3.3 SPECIAAL BASISONDERWIJS EN EXPERTISECENTRA 3.3.1 Scholen en vestigingen In dit hoofdstuk gaat het om leerlingen met een hele specifieke ondersteuningsbehoefte die naar een school voor speciaal basisonderwijs (SBO) of naar een school voor speciaal onderwijs gaan. Ook in de nieuwe situatie (passend onderwijs per 1 augustus 2014) blijven deze scholen bestaan. In 2014 zijn er in Den Haag 9 scholen voor speciaal basisonderwijs en 12 expertisecentra (vanaf 1 augustus 2014 scholen voor speciaal onderwijs). De 12 expertisecentra hebben 16 vestigingen: 7 bieden basisonderwijs (SO), 6 bieden voortgezet onderwijs (VSO) en 3 vestigingen bieden onderwijs aan voor leerlingen van 4 tot 20 jaar (SO en VSO). Tabel 3.3.1 Aantal vestigingen voor speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs/expertisecentra (SO en VSO) Werkelijke gegevens 2012 2013 2014 Speciaal basisonderwijs (SBO) 10 10 9 Speciaal onderwijs/expertisecentra 15 14 16 - basisonderwijs (SO) 7 6 7 - voortgezet onderwijs (VSO) 5 4 6 - beide (SO / VSO) 3 4 3 Bron: Scholenwijzer Primair Onderwijs en voortgezet onderwijs 2012, 2013 en 2014 (bewerking OS&P) Alle aantallen zijn inclusief expertisecentrum De Opperd en SBO Het Avontuur, die voorheen nog niet op Haags grond gebied lagen - 31 -

In onderstaande figuur zijn de vestigingen voor speciaal basisonderwijs (SBO) en de scholen voor speciaal onderwijs/expertise centra (SO en VSO) in Den Haag weergegeven. Figuur 3.3.1 Speciaal basisonderwijs en scholen voor speciaal onderwijs/expertisecentra (SO en VSO) in Den Haag, 2014 (op plekken met grotere icoontjes zijn meerdere vestigingen) 3.3.2 Verwijzingen naar het speciaal basisonderwijs Tot augustus 2014 kunnen Haagse basisscholen leerlingen doorverwijzen naar het speciaal basisonderwijs. Cijfers over het percentage verwijzingen van het basisonderwijs naar het SBO zijn niet meer beschikbaar via de kengetallen WSNS passend onderwijs. De laatst bekende cijfers zijn opgenomen in de Monitor HEA van 2013. 3.3.3 Leerlingen op het speciaal basisonderwijs (SBO) De volgende tabel (3.3.2) toont de aantallen en indexcijfers van de SBO leerlingen in de G4 en in Nederland 9. Vanaf 2006 is het aantal SBO-leerlingen in Den Haag gedaald, vanaf 2012 zien we een (zeer) lichte stijging. Op 1 oktober 2013 zitten er 1022 kinderen in het Haagse speciaal basisonderwijs. In de overige drie grote steden en in heel Nederland is het aantal SBO leerlingen vanaf 2006 gedaald. Als gevolg van de daling is het aantal scholen afgenomen. Waren er in schooljaar 2009/2010 nog 12 scholen voor SBO in Den Haag; in 2013/2014 zijn daar 9 van overgebleven. - 32 -