Onderzoek invoering wetswijziging hoofdstuk 8 Wet milieubeheer Implementatie van de IPPC-Richtlijn



Vergelijkbare documenten
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ten behoeve van Waddinxveense Groenrecycling Wagro BV

onderzoeksopzet handhaving

DEFINITIEVE VERGUNNING. EEW Energy from Waste Delfzijl BV

TEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Ingevolge artikel 8.24 Wet milieubeheer 1 FEITEN

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V. te Roermond

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor de activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V.

Beschikking Wet milieubeheer

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

ADVIES OMGEVINGSVERGUNNING, ONDERDEEL MILIEU

Ontwerpbesluit inzake de Wet verontreiniging oppervlaktewateren

Inhoud. Voorwoord. Leeswijzer 7. 1 Toelichting op het benchmark-convenant 9. 2 Stappenplan bevoegd gezag 11

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet milieubeheer

Aanleg parallelweg N248

Onderzoek implementatie IPPC-richtlijn in Nederland in Distributienummer 7150

Voorwoord: status model RI&E SW

WIJZIGINGSVERGUNNING WET MILIEUBEHEER

Maatwerkvoorschriften Activiteitenbesluit milieubeheer

ADVIES VOOR DE M.E.R.-BEOORDELING OVER DE PRODUCTIE VAN PRIMAIR ALUMINIUM BIJ ALUMINIUM DELFZIJL 28 MEI 2001 INHOUDSOPGAVE

(CMC) composteren; grof doorploegen van wet en regelgeving

S A U S R R A O E. Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen

Inventarisatie stand van zaken lozingen huishoudelijk afvalwater op Rijkswateren stand van zaken medio oktober 2005

IPPC-vergunningen verouderen. Datum 2 augustus 2011

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INGEVOLGE DE WM VOOR H. SMIT V.O.F. SCHROOT- EN METAALHANDEL TE BORGER

Energie management Actieplan

Wijziging Uitvoeringsregeling milieuverslaglegging

INTREKKING OMGEVINGSVERGUNNING. A. Hak Products B.V.

Kwaliteitshandboek v1.0 CO 2 -Prestatieladder Roelofs

Nieuwsbrief artikel 55ab Wet bodembescherming (Wbb): Aan de slag met de aanpak van de spoedlocaties

tômgevingsd/msŕ jc Midden- ca Wts-t-Brabaat

Handreiking IPPC voor de waterkwaliteitsbeheerder

2. Wat zijn per sector/doelgroep de algemene inzichten ten aanzien van de inhoud van de continuïteitsplannen?

I. BESLISSING. I.A. Algemeen

Pagina 1 van 11 Registratienummer: Z / D

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Grondbeleid en grondprijsbeleid Gemeente Weert

(Voorlopige) verwijdering Uitvoer voor storten is op grond van nationale zelfverzorging in beginsel niet toegestaan.

GEDEPUTEERDE STATEN DER PROVINCIE GRONINGEN

Toelichting bij het Meldingsformulier Bodemverontreiniging

Resultaten Wmo toezicht 2016/2017 regio Noord-en Oost-Gelderland Onderzoekers en toezichthouders GGD Noord- en Oost-Gelderland, april 2018

Zaaknummer Beschikking tot wijziging omgevingsvergunning. Tata Steel IJmuiden BV Wenckebachstraat JZ Velsen-Noord

Dit besluit wordt van kracht overeenkomstig artikel 20.3 van de Wet milieubeheer.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

s t r u c t u u r v i s i e G o o r Goor 202

VOORSCHRIFTEN. behorende bij de veranderingsvergunning Wm

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

OMGEVINGSVERGUNNING *D * D

Aanmeldnotitie Besluit Mer

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2

Opheffen verbod op het toepassen Nr. RMW-634 van secundaire grondstoffen in integrale milieubeschermingsgebieden Vergadering 16 oktober 1998

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

INTREKKING VERGUNNING

ONTWERPBESLUIT OMGEVINGSVERGUNNING. datum: 11 mei 2017 Provincie Gelderland Zaaknummer: 2017WB0071

stortontheffing artikel WET MILIEUBEHEER

Milieujaarverslag (e-mjv)

F.4 bijlage 4; Feiten en cijfers

MILIEUJAARVERSLAG

Standard Operating Procedure

Besluit omgevingsvergunning beperkte milieutoets Rits Scooters T.a.v. mevr. R. Imanse Hugo de Vriesstraat CT Nieuw Vennep

Ontwerpbesluit omgevingsvergunning ingevolge artikel 2.30 en 2.31 Wabo:

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Raadsvoorstel. Onderwerp. Status. Voorstel. Inleiding. Ag. nr.: Reg. nr.: Datum:

I!I IiI. provincie HOLLAND ZUID. Lid Gedeputeerde Staten. R.A. Janssen

Handreiking waterbodemkwaliteitskaart Delfland

Onderzoek naar de evalueerbaarheid van gemeentelijk beleid

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

OMGEVINGSVERGUNNING BEPERKTE MILIEUTOETS

ADVIES REIKWIJDTE EN DETAILNIVEAU VOOR HET MILIEUEFFECTRAPPORT (MER) BETREFFENDE HET PLUIMVEEBEDRIJF AAN DE BARNEVELDSEWEG 21A EN 21C IN LUNTEREN

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Energiemanagementprogramma FUHLER SERVICES BV

DenHelder Den Helder. Geachte heer Reinhold,

Quickscan externe veiligheid Landgoed 'Klein Wolfswinkel' te Renswoude

Aanpassen centrale E.on Galileïstraat Rotterdam

Uitbreiding kuikenmesterij Haan VOF in Nieuw Weerdinge, gemeente Emmen

Actualiteiten Milieu. Anna Collignon

sectorplan 27 Industrieel afvalwater

11.2 Relatie tussen minimumstandaard en de Richtlijn industriële emissies (RIE)/BREF's

Oprichting van een reststoffen energiecentrale (REC) te Harlingen door Omrin Toetsingsadvies over de aanvullende milieu-informatie

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Collin B.V. te Venlo. Zaaknummer:

Protocol Bouwen in het gesloten seizoen aan primaire waterkeringen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wijzigingsplan Nieuw Loosdrechtsedijk 173

Bestemmingsplan buitengebied 2016 gemeente Simpelveld

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Eerste wijziging van het LAP Inspraaknotitie. 7 december 2009

(ONTWERP) AMBTSHALVE WIJZIGING VERGUNNING WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT

Jaarrapportage Helpdesk Water 2007

Communicatieplan. Energie- & CO 2 beleid. Van Gelder Groep

Onderwerp: Implementatie OSPAR maatregelen (besluiten en aanbevelingen); meer in het bijzonder de implementatie van de BAT/BEP aanbevelingen.

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Pagina 1 van 14 Registratienummer: Z / D

(ONTWERP) BESCHIKKING VERANDERINGSVERGUNNING WET MILIEUBEHEER

Veiligheid en BBT/BREF. Annelies Faelens Departement LNE Afdeling Milieuvergunningen

Waterdunen. Verantwoording groepsrisico; nieuwe locatie hotel. Auteur: A.S. Veger MSc. Opdrachtgever Provincie Zeeland Postbus AD Middelburg

OMGEVINGSVERGUNNING BEPERKTE MILIEUTOETS

Aanvragen van vergunningen Aandachtspunten & tips

De vormvrije m.e.r.-beoordeling: vereisten

Transcriptie:

Onderzoek invoering wetswijziging hoofdstuk 8 Wet milieubeheer Implementatie van de IPPC-Richtlijn Zaaknummer: 5030040090 Definitief rapport DG Milieu Divisie Water Postbus 30945 Postbus 61 2500 GX s-gravenhage 8200 AB Lelystad Grontmij Nederland bv Infrastructuur & Milieu De Bilt, 21 maart 2005

Verantwoording Titel : Onderzoek invoering wetswijziging hoofdstuk 8 Wet milieubeheer Projectnummer : 167288 Documentnummer : I&M-99047417-AvE/SLN Revisie : D2 Datum : 21 maart 2005 Auteur(s) : Ir. D.D.L. Goedhart, ir. J.C. Jacobs, ing. M. Lieberom e-mail adres : Daphne.goedhart@grontmij.nl Gecontroleerd : ir. J..C. Jacobs Paraaf gecontroleerd : Goedgekeurd : ing. A.P.A. van Ewijk Paraaf goedgekeurd : blad 2 van 104

Inhoudsopgave 1 Inleiding... 5 1.1 Aanleiding en achtergrond... 5 1.2 Reden onderzoek... 5 1.3 Vraagstelling... 5 1.4 Leeswijzer... 6 2 Aanpak en methodologie... 7 2.1 Algemeen... 7 2.2 Gevolgen wetsvoorstel... 7 2.3 Inventarisatie... 7 2.4 Aggregatie en analyse... 13 3 Resultaten provincies... 15 3.1 Aantal IPPC-inrichtingen per IPPC-(sub)categorie... 15 3.2 Kwaliteit gegevens aantal IPPC-inrichtingen... 16 3.3 Aanwezigheid kennis over IPPC binnen de organisatie... 16 3.4 Informatievoorziening over IPPC... 18 3.5 Inbedding IPPC in provinciale organisatie... 19 3.6 Actualiteit van de vergunningen... 19 3.7 IPPC-conformiteit... 22 3.8 Rapportageverplichting... 24 3.9 Knelpunten... 25 4 Resultaten RD s RWS... 27 4.1 Aantal IPPC-inrichtingen... 27 4.2 Kwaliteit gegevens aantal IPPC-inrichtingen... 28 4.3 Aanwezigheid kennis over IPPC binnen de organisatie... 28 4.4 Informatievoorziening over IPPC... 29 4.5 Inbedding IPPC in organisatie RD s Rijkswaterstaat... 31 4.6 Actualiteit van de vergunningen... 31 4.7 IPPC-conformiteit... 34 4.8 Rapportageplicht... 36 4.9 EPER... 36 4.10 Knelpunten... 37 5 Resultaten gemeenten... 39 5.1 Kwaliteit reacties... 39 5.2 Aantal IPPC-inrichtingen... 40 5.3 Kwaliteit gegevens aantal IPPC-inrichtingen... 42 5.4 Aanwezigheid kennis over IPPC binnen de organisatie... 42 5.5 Informatievoorziening over IPPC binnen de organisatie... 43 5.6 Inbedding IPPC in de gemeentelijke organisatie... 43 5.7 Actualiteit... 45 5.8 IPPC-conformiteit... 47 5.9 Rapportageplicht... 48 5.10 Knelpunten... 48 6 Resultaten Waterschappen... 49 blad 3 van 104

Inhoud (vervolg) 6.1 Aantal IPPC-inrichtingen... 49 6.2 Kwaliteit gegevens aantal IPPC-inrichtingen... 50 6.3 Aanwezigheid kennis IPPC binnen de organisatie... 51 6.4 Informatievoorziening en structuur binnen de organisatie... 52 6.5 Inbedding IPPC binnen de waterschappen... 54 6.6 Actualiteit van de vergunningen... 54 6.7 IPPC-conformiteit... 57 6.8 Rapportageplicht... 59 6.9 EPER... 60 6.10 Knelpunten... 60 7 Aggregatie en analyse provincies... 63 7.1 Algemeen... 63 7.2 Extra werkzaamheden in kader van implementatieplicht IPPC... 63 7.3 Extra werkzaamheden in het kader van de verplichte verslaglegging... 68 7.4 Knelpunten, oorzaken en invoeringsbegeleiding... 69 8 Aggregatie en analyse RD s RWS... 71 8.1 Algemeen... 71 8.2 Extra werkzaamheden in kader van implementatieplicht IPPC... 71 8.3 Extra werkzaamheden in het kader van de verplichte verslaglegging... 75 8.4 Knelpunten, oorzaken en invoeringsbegeleiding... 75 9 Aggregatie en analyse gemeenten... 79 9.1 Algemeen... 79 9.2 Extra werkzaamheden in het kader van de implementatieplicht IPPC... 79 9.3 Knelpunten, oorzaken en invoeringsbegeleiding... 84 10 Aggregatie en analyse Waterschappen... 87 10.1 Extra werkzaamheden in het kader van de implementatieplicht IPPC... 87 10.2 Extra werkzaamheden in het kader van de verplichte verslaglegging... 92 11 Conclusies en aanbevelingen... 95 11.1 Algemeen... 95 11.2 Conclusies... 95 11.3 Aanbevelingen... 103 Blad 4 van 104

Inleiding 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en achtergrond Eind jaren tachtig is op Europees niveau voor het eerst gesproken over een richtlijn voor integrale milieuvergunningverlening. Dit heeft in 1996 uiteindelijk geresulteerd in de Wet op de EG-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, verder te noemen IPPC-richtlijn. Het basisprincipe van de IPPC-richtlijn is geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (verder Wvo) en reeds lange tijd gangbaar in Nederland. De hierin vastgelegde ALARA-regel 1 (As Low As Reasonable Achievable) in artikel 8.11 derde lid Wm en artikel 7 Wvo ontmoet in toenemende mate kritiek. In het EG-recht is ALARA vrij onbekend, wat leidt tot discus- sies over de precieze inhoud en strekking van het beginsel. De discussie heeft een nieuwe dimensie gekregen door de opkomst van de regel ter voorkoming en beperking van milieuverontreiniging door de beste beschikbare technieken (BBT). Om tevens voor de toekomst in EG-verband algemene milieudoelstellingen en uitgangspunten eenduidig te formuleren, zal de Nederlandse regelgeving verder in lijn gebracht moeten worden met de Europese regelgeving. Het concept-wetsvoorstel tot wijziging van de Wm en de Wvo heeft de volgende doelstellingen: een betere aansluiting van de IPPC-richtijn; het wegnemen van een aantal belemmeringen voor het verlenen van vergunningen op hoofdlijnen of vergunningen op maat. 1.2 Reden onderzoek Onderhavig onderzoek past in de doelstelling van een correcte en tijdige implementatie van de Europese regelgeving. Het onderzoek is nodig voor een juiste invoeringsbegelei- ding van het wetsvoorstel. Het niet doen van dit onderzoek zou afbreuk doen aan de geloofwaardigheid wat betreft onderbouwing van de uitvoeringslasten van de betrokken overheden en het zicht van het ministerie op de betekenis van de gevolgen van de implementatie van de EG-regelgeving. 1.3 Vraagstelling Ter voorbereiding van de invoeringsbegeleiding door VROM (ministerie van Volkshuisves- het wetsvoorstel tot wijziging van de Wm en Wvo op het punt van de implementatie van de ting, Ruimtelijke Ordening en Milieu) en V&W (ministerie van Verkeer en Waterstaat) van IPPC-richtlijn, is een helder beeld van de stand van zaken met betrekking tot de omzetting van de IPPC-richtlijn in Nederland gewenst. Voor het verkrijgen van dit heldere beeld dient onderzoek te worden verricht dat dient te leiden tot een onderbouwd overzicht van: a. het aantal IPPC-relevante Wm-inrichtingen en/of Wvo-inrichtingen en de betrokken bevoegde instanties, met een uitsplitsing naar de verschillende categorieën als be- doeld in bijlage I van de richtlijn; b. de eventuele extra werkzaamheden voor de betrokken bevoegde instanties in het kader van Wm- en Wvo-vergunningverlening om aan de implementatieverplichtingen te voldoen en van de oorzaken daarvan. Aandachtspunt hierbij is zoveel mogelijk onderscheid te maken tussen de werkelijke extra werkzaamheden op basis van de 1 ALARA-regel tevens van toepassing verklaard op Wvo-vergunningverlening, zie artikel 7 van de Wvo blad 5 van 104

Inleiding IPPC-verplichtingen enerzijds en het mogelijk inlopen van achterstanden op het ter- rein van de vergunningverlening anderzijds; c. de eventuele extra werkzaamheden voor de onder b betrokken bevoegde instanties in het kader van de in IPPC-verband verplichte verslaglegging en de oorzaken daarvan. De onderzoeksresultaten zullen worden gebruikt bij de invoeringsbegeleiding van het wetsvoorstel. Daarnaast zullen zij dienen voor het overleg met de betrokken overheden over de omvang van de bestuurslasten als gevolg van het wetsvoorstel. 1.4 Leeswijzer Hoofdstuk 2 geeft de bij dit onderzoek gehanteerde uitgangspunten weer, zoals het ver- schil tussen autonome actualisatie en IPPC-conformiteit. Tevens wordt ingegaan op de gevolgde aanpak en methodologie, volgend uit de uitgangspunten. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de resultaten van de inventarisatie bij de provincies en DCMR. In hoofdstuk 4, 5 en 6 worden de resultaten gepresenteerd van de inventarisatie bij respectievelijk de Regionale Diensten Rijkswaterstaat, de gemeenten en de Waterschappen. In hoofdstuk 7, 8, 9 en 10 worden de gegevens van respectievelijk de provincies, Regionale Rijkswater- staatdirecties, gemeenten en waterschappen geaggregeerd en geanalyseerd. In hoofdstuk 11 worden de conclusies en aanbevelingen weergegeven. Blad 6 van 104

Aanpak en methodologie 2 Aanpak en methodologie 2.1 Algemeen Dit hoofdstuk richt zich op een beschrijving van de aanpak en de methodologie die ge- volgd is om te komen tot een beantwoording van de volgende drie projectvragen: 1. Aantal IPPC-inrichtingen: Hoe groot is het aantal IPPC-relevante Wm-inrichtingen en/of Wvo-inrichtingen per betrokken bevoegde instantie, uitgesplitst naar de verschillende categorieën als bedoeld in bijlage I van de richtlijn? 2. IPPC-vergunningverlening: Wat zijn eventuele extra werkzaamheden voor de betrokken bevoegde instanties in het kader van Wm- en Wvo-vergunningverlening om aan de implementatiever- plichtingen te voldoen en wat zijn mogelijke oorzaken daarvan? 3. IPPC-rapportageplicht: Wat zijn eventuele extra werkzaamheden voor de betrokken bevoegde instanties om te kunnen voldoen aan de in het kader van de in IPPC-verband verplichte verslaglegging en wat zijn mogelijke oorzaken daarvan? Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden wordt gebruik gemaakt van een over- all aanpak in drie fasen: 1. Inventarisatie; 2. Aggregatie en analyse resultaten van de inventarisatie; 3. Indiceren extra werkzaamheden bevoegdegezag. De gehanteerde aanpak van genoemde fasen worden in de volgende paragrafen per onderzoeksvraag nader beschreven. Aangezien de in hoofdstuk 1 genoemde wetswijziging de basis vormt voor het onderzoek, wordt allereerst ingegaan op de concrete gevol- gen hiervan voor de operationele vergunningverlening. 2.2 Gevolgen wetsvoorstel Concreet omvat het wetsvoorstel ter verduidelijking en explicitering van onderdelen van de IPPC in hoofdzaak: introductie Best Beschikbare Technieken (BBT); definiëring emissie en emissiegrenswaarden; aanscherping van de controlevoorschriften; voorschriften op het gebied van bedrijfsomstandigheden, bedrijfsbeëindiging, lan- ge afstand- en grensoverschrijdende verontreiniging; alle vergunningen van IPPC-relevante inrichtingen moeten voor 31 oktober 2007 conform IPPC zijn; BBT dient in alle bestaande en nieuwe vergunningen te zijn opgenomen; Alle inrichtingen moeten 31 oktober 2007 conform BBT in werking zijn; Rapportageplicht voortgang implementatie van de IPPC. 2.3 Inventarisatie Het doel van de inventarisatie is het verkrijgen van informatie ter beantwoording van de projectvragen. Hiertoe is de volgende informatie benodigd: 1. Aantal IPPC-inrichtingen (kwantitatief)per IPPC-(sub)categorie; 2. Kwaliteit kwantitatieve gegevens IPPC-inrichtingen; blad 7 van 104

Aanpak en methodologie 3. Aanwezigheid kennis over IPPC binnen de organisatie; 4. Informatievoorziening en -structuur over IPPC binnen de organisatie; 5. Inbedding IPPC in operationele vergunningverlening; 6. Actualiteit van de vergunningen; 7. IPPC-conformiteit van de vergunningen; 8. Rapportagemogelijkheden in kader van Eu rapportageplicht. In de aanpak voor het verkrijgen van de benodigde informatie is onderscheid gemaakt naar twee groepen bevoegde instanties, te weten: Provincies, Regionale Diensten Rijkswaterstaat (hierna te noemen RD s Rijkswa- Gemeenten en gemeentelijke samenwerkingsverbanden. terstaat, DCMR Milieudienst (hierna te noemen DCMR) en waterschappen; De indeling van de bevoegde instanties is tevens gehanteerd bij de beschrijving van de aanpak van de inventarisatie per onderzoeksvraag. Vraag 1: Aantal IPPC-inrichtingen Hoe groot is het aantal IPPC-relevante Wm-inrichtingen en/of Wvo-inrichtingen per be- trokken bevoegde instantie, uitgesplitst naar de verschillende categorieën als bedoeld in bijlage I van de richtlijn? Om deze vraag te kunnen beantwoorden is per bevoegd gezag een kwantitatief overzicht verkregen met daarin de aantallen IPPC-inrichtingen per IPPC-(sub)categorie. Daarnaast is kwalitatieve informatie verzameld om te komen tot een inzicht over hoe het bevoegd gezag het aantal IPPC-inrichtingen heeft bepaald, of er een (digitaal) registratiesysteem is en zo ja, welke gegevens hierin worden geregistreerd. Deze kwalitatieve informatie wordt gebruikt om een inschatting te maken van de volledigheid en betrouwbaarheid van het opgegeven overzicht van IPPC-inrichtingen. De inventarisatie heeft plaatsgevonden op basis van de aangeleverde gegevens van de betrokken bevoegde instanties. Hierbij is uitgegaan van de volledigheid en juistheid van deze opgave van IPPC-inrichtingen, waarbij ook uitgegaan wordt van het toekennen van de juiste capaciteitsgrenzen door de overheden voor het bepalen van IPPC-inrichtingen en haar IPPC-(sub)categoriën. Provincies, regionale Rijkswaterstaatdirecties, DCMR en waterschappen Tijdens de voorbereiding is een verzendlijst opgesteld van de bevoegde instanties met contactpersonen. Deze contactpersonen hebben een informatiebrief ontvangen vanuit VROM, IVW dan wel UvW waarin een toelichting werd gegeven over de inhoud van het project en de vraag om medewerking te verlenen. Daarnaast zijn handleidingen verstuurd om het aantal IPPC-inrichtingen binnen het eigen vergunningenbestand te kunnen vast- stellen. In bijlage 1 en 2 zijn de gebruikte brieven en handleidingen opgenomen. Voornoemde instanties zijn bezocht. Tijdens het bezoek hebben de bevoegde instanties overzichten met IPPC-inrichtingen binnen het eigen vergunningenbestand overlegd (NAWgegevens en IPPC-(sub)categorieën). Deze overzichten zijn besproken, waarbij is inge- gaan op categorie-indelingen IPPC en zonodig aangepast. Tijdens het bezoek is een interview afgenomen met de sleutelperso(o)n(en) op het gebied van operationele vergun- met ningverlening en IPPC, waarbij inzicht is verkregen in de wijze waarop het overzicht IPPC-inrichtingen uitgesplitst naar IPPC-(sub)categorie tot stand is gekomen, de aanwe- zigheid van een (digitaal) registratiesysteem en indien aanwezig, de geregistreerde aspec- ten. De gehanteerde vragenlijst bij een interviews is opgenomen in bijlage 3. De overzichten van provincies en directies Rijkswaterstaat zijn met elkaar vergeleken. Indien overzichten niet consistent bleken, zijn ze gewijzigd dan wel aangevuld. Gemeenten en samenwerkingsverbanden Blad 8 van 104

Aanpak en methodologie De inventarisatie bij het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (hierna te noemen SRE) en Dienst Milieu en Bouwtoezicht van de gemeente Amsterdam (hierna te noemen DMB) heeft op dezelfde wijze plaatsgevonden als bij de provincies, DCMR, de directies RWS en de waterschappen. SRE en DMB hebben een brief gekregen met informatie over onderhavig onderzoek en zijn bezocht. Tijdens dit bezoek is een interview afgenomen met de sleutelperso(o)n(en) op het gebied van operationele vergunningverlening en IPPC. Tevens heeft een diepteonderzoek plaatsgevonden van de vergunningen van IPPCinrichtingen in het vergunningenbestand van beide bevoegde instanties. De overige ge- meenten zijn schriftelijk benaderd, zoals hierna beschreven. Een aantal gemeenten in Nederland heeft de milieutaken, waaronder vergunningverlening, uitbesteed aan milieudiensten of samenwerkingsverbanden. Als gevolg hiervan hebben zowel gemeenten als milieudiensten en samenwerkingsverbanden een informatiebrief vanuit VROM ontvangen. Hierin is een toelichting gegeven over de inhoud van onderhavig project en de vraag om hieraan medewerking te verlenen. Tevens is een handleiding toe- het eigen vergunningenbestand. De brieven zijn verzonden naar de hoofden van de afde- gezonden ter vaststelling van het aantal IPPC-inrichtingen per IPPC-(sub)categorie binnen ling milieuvergunningverlening. Het gaat hierbij om 484 gemeenten en 17 samenwer- zijn kingsverbanden 2. Bij de brieven is een verkorte vragenlijst gevoegd. De gemeentes gevraagd het absolute aantal IPPC-inrichtingen dat onder IPPC-(sub)categorie 6.6 (intensieve veehouderij) op te geven, alsmede de NAW- gegevens en IPPC-(sub)categorie van de overige inrichtingen, die onder de overige IPPC-(sub)categorieën vielen. Op basis van de overzichten die door de gemeenten, milieudiensten en samenwerkingsverbanden zijn toegezonden, is een eerste overzicht met IPPC-inrichtingen opgesteld. Vervolgens zijn alle gemeenten die nog niet gereageerd hadden schriftelijk benaderd met het verzoek de gevraagde gegevens alsnog aan te leveren. De gemeenten en samenwerkingsverbanden die hebben gereageerd, zijn zonodig gevraagd de gegevens aan te vullen. Op basis hiervan is het definitieve overzicht met IPPC-inrichtingen onder gemeentelijk bevoegd gezag vastgesteld. Inzicht in de kwaliteit van de geleverde informatie is deels verkregen door het registreren van de telefonische vragen van gemeenten, milieudiensten en samenwerkingsverbanden in het kader van onderhavig onderzoek. Tevens is beperkt inzicht verkregen in de volledigheid en betrouwbaarheid van de aangeleverde gegevens door het afnemen van vijftien telefonische interviews bij hiervoor geselecteerde gemeenten. Het voornaamste doel van de telefonische interviews was het verkrijgen van informatie ter beantwoording van de projectvragen twee (IPPC-vergunningverlening) en drie (IPPC-rapportageplicht). De gehanteerde vragenlijst bij het telefonisch interview is opgenomen in bijlage 4. De wijze van selectie van de vijftien gemeenten is beschreven bij de aanpak van projectvraag twee in de volgende paragraaf. Vraag 2: IPPC-vergunningverlening Wat zijn eventuele extra werkzaamheden voor de betrokken bevoegde instanties in het kader van Wm- en Wvo-vergunningverlening om aan de implementatieverplichtingen te voldoen en wat zijn mogelijke oorzaken daarvan? 2 Aangezien in deze voorbereidingsfase niet bekend was welke gemeenten (een deel van de) milieutaken uitbesteden aan samenwerkingsverbanden, zijn naast alle gemeenten ook alle samenwerkingsverbanden aangeschreven. Zij hebben de vraag gekregen om voor de gemeenten waar zij vergunningverlening en handhaving voor uitvoeren, het aantal IPPC inrichtingen evenals de IPPC-(sub)categorie en de capaciteit op te geven. Blad 9 van 104

Aanpak en methodologie Aandachtspunt bij deze vraag is zoveel mogelijk onderscheid te maken tussen de extra werkzaamheden op basis van de IPPC-verplichtingen enerzijds en het eventueel inlopen van achterstanden op het terrein van vergunningverlening (autonome actualisatie) anderzijds. Voor bepaling van de extra werkzaamheden ten gevolge van de wetswijziging wordt ervan uitgegaan dat in geval van een nog uit te voeren autonome actualisatie de werkzaamheden ten gevolge van de wetswijziging worden meegenomen. Voor het vaststellen van de extra werkzaamheden is informatie nodig over de autonome actualisatie en de IPPC-conformiteit van de vergunningen. Voor het verkrijgen van deze informatie is het begrip Stand der Techniek (SdT) belangrijk. Dit omdat dit begrip de belangrijkste link vormt tussen de huidige vergunningverlening en het BBT(BAT)-criterium uit de toekomstige vergunningverlening. Autonome actualisatie Om een oordeel te geven over de autonome actualisatie zijn de volgende aspecten van belang: 1. Toetsing aan SdT; 2. Wijzigingen in de bedrijfsvoering; 3. Wijzigingen in de omgeving; 4. Toetsing aan de laatste milieuwetgeving. In het onderzoek is nagegaan of deze aspecten worden betrokken in de operationele vergunningverlening. Een de inhoudelijke beoordeling van de toepassing van de aspecten door de bevoegde instanties heeft niet plaatsgevonden, omdat dit in het kader van onderhavig onderzoek te ver voert Voor het vaststellen van de autonome actualisatie is in het onderhavige onderzoek voornamelijk gericht op het toetsen aan SdT tijdens het proces van vergunningverlening. Omdat deze toetsing onderdeel is van de huidige wetgeving kan op basis hiervan worden vastgesteld of verleende vergunningen actueel zijn. Om na te gaan of toetsing aan Stand der Techniek plaatsvindt, is in de interviews met de bevoegde instanties ingegaan op het begrip SdT en de bij de vergunningverlening gebruikte documenten (NeR, LAP, NRB voor Wm-vergunningen en CIW voor Wvo-vergunningen). In het diepteonderzoek is nagegaan of toetsing aan SdT heeft plaatsgevonden door na te gaan of een verwijzing is opgenomen in de overwegingen. Dit kan een directe verwijzing zijn naar de toetsing aan SdT of een verwijzing naar NeR, LAP, NRB bij Wm-vergunningen of CIW (thans LBOW) bij Wvovergunningen. De overige drie aspecten, te weten wijzigingen in de bedrijfsvoering, wijzigingen in de omgeving en toetsing aan de laatste milieuwetgeving zijn tijdens de interviews aan de orde gekomen door na te gaan of deze aspecten worden betrokken bij de actualisatie. Daarnaast is in het interview nagegaan naar aanleiding waarvan een vergunning wordt bezien op actualiteit, bijvoorbeeld een geplande vaste frequentie, op verzoek van ander bevoegd gezag en/of na handhaving. Tevens is tijdens het interview nagegaan of bij een wijzigingsvergunning, ambtshalve wijziging of een melding 8.19 Wm de vergunning wordt bezien op actualiteit. Op basis hiervan is een relatie worden gelegd met het laatste moment van bezien op actualiteit. In combinatie met het diepteonderzoek en de ouderdom van de onderzochte vergunningen, is op basis van deze relatie een vertaling worden gemaakt van het diepteonderzoek naar het totale inrichtingenbestand. IPPC- conformiteit Voor de benodigde informatie over de IPPC-conformiteit van de verleende vergunningen is tijdens de interviews voor elke bevoegde instantie nagegaan wat het kennisniveau over Blad 10 van 104

Aanpak en methodologie de IPPC is (terminologie), welke IPPC-informatiebronnen beschikbaar zijn en op welke wijze deze kennis en informatie verspreid wordt binnen de organisatie. Daarnaast is ingegaan op de operationele vergunningverlening, zoals op welke aspecten wordt een aanvraag om een vergunning getoetst, wat wordt opgenomen in de overwegingen en worden IPPC-specifieke voorschriften opgenomen in vergunningen. Tijdens het interview is ook informatie over de ervaringen en knelpunten met de IPPC-vergunningverlening verzameld. Daarnaast is een diepteonderzoek uitgevoerd naar de IPPC-conformiteit voor de inrichtingen die vallen onder de IPPC-richtlijn. Dit op basis van een exemplaar van de vergunning. Zo is er bij de overwegingen onder meer vastgesteld of coördinatie en toetsing per milieucompartiment heeft plaatsgevonden. Bij de voorschriften is onder meer vastgesteld of methoden van analyse en bijbehorende frequenties zijn voorgeschreven en of er voorschriften zijn over bedrijfsbeëindiging. De aanpak voor het verkrijgen van informatie over de autonome actualisatie en de IPPCconformiteit is aansluitend voor beide groepen bevoegde instanties beschreven. De wijze waarop deze gegevens worden vertaald naar extra werkzaamheden is beschreven in paragraaf 2.4 aggregatie en analyse. Provincies, DCMR, Regionale Rijkswaterstaatdirecties en Waterschappen De benodigde informatie over de autonome actualisatie en de IPPC-conformiteit van de vergunningen is verkregen bij alle bevoegde instanties uit: Interview sleutelpersonen operationele vergunningverlening. De gehanteerde vragenlijst is opgenomen in bijlage 3; Diepteonderzoek vergunningen van inrichtingen. De selectie van de vergunningen voor het diepte onderzoek is uitgevoerd door het projectteam. Bij de selectie is rekening gehouden met spreiding in de ouderdom van de vergunningen en spreiding over de verschillende IPPC-(sub)categorieën. Gemeenten en samenwerkingsverbanden De benodigde informatie over de autonome actualisatie en de IPPC-conformiteit van de vergunningen is verkregen bij een selectie van veertien gemeenten en één gemeentelijk samenwerkingsverband uit: Telefonisch interview sleutelpersonen operationele vergunningverlening. De gehanteerde vragenlijst is opgenomen in bijlage 4. Diepteonderzoek vergunningen van inrichtingen. Voor de selectie van de gemeenten is de volgende verdeling gehanteerd: Zeven gemeenten met relatief veel agrarische / veeteelt IPPC-inrichtingen (twintig of meer); Zeven gemeenten met relatief veel industriële IPPC-inrichtingen (vijf of meer); Tijdens de telefonische interviews zijn verleende vergunningen opgevraagd voor het uitvoeren van een diepteonderzoek. Gezien de beschikbaarheid van verleende vergunningen heeft geen selectie plaatsgevonden op ouderdom en/of IPPC-(sub)categoriën. De inventarisatie bij DMB en SRE heeft op dezelfde wijze plaatsgevonden als bij de provincies, RD s Rijkswaterstaat, DCMR en Waterschappen, een en ander zoals hiervoor beschreven. Vraag 3: IPPC-rapportageplicht Wat zijn eventuele extra werkzaamheden voor de betrokken bevoegde instanties om te kunnen voldoen aan de in het kader van de in IPPC-verband verplichte verslaglegging te kunnen voldoen en wat zijn mogelijke oorzaken daarvan? Blad 11 van 104

Aanpak en methodologie Om deze vraag te kunnen beantwoorden is vastgesteld in hoeverre de bevoegde instanties op dit moment de onderdelen waarvoor een rapportageplicht geldt registreren en kunnen rapporteren. Voor onderdelen waar dit niet mogelijk is, wordt dit beschouwd als extra werkzaamheden voor de bevoegde instanties. In dat geval zijn tevens eventuele knelpunten in beeld gebracht. De rapportageplicht geldt in principe voor IPPC-activiteiten/installaties. Indien een bevoegde instantie geen onderscheid kan maken naar IPPC-activiteiten/installaties is nagegaan of kan worden gerapporteerd voor IPPC-inrichtingen. Als bevoegde instanties aangeven niet bekend te zijn met het aantal IPPC-inrichtingen, wordt aangenomen dat niet voldaan kan worden aan de rapportageverplichting. Provincies, DCMR, RD s Rijkswaterstaat en Waterschappen De informatie is verkregen uit interviews met sleutelpersonen op het gebied van operationele vergunningverlening. Voorafgaand aan het interview zijn de vragen die betrekking hebben op de rapportageplicht aan de bevoegde instanties toegezonden. Bij de RD s Rijkswaterstaat en de waterschappen is tevens nagegaan of kan worden vol- (EPER). Het betreft de rapportage van jaarvrachten voor afzonderlijk geëmitteerde com- daan aan de rapportageplicht in het kader van de European Pollutant Emission Register ponenten. Blad 12 van 104

Aanpak en methodologie Gemeenten en samenwerkingsverbanden Om inzicht te verkrijgen in de mogelijkheid voor de gemeentelijke bevoegde instanties om te kunnen voldoen aan de rapportageplicht vanuit de IPPC, is hierop ingegaan tijdens de interviews met DMB, SRE en de telefonische interviews. 2.4 Aggregatie en analyse De uit de inventarisatie verkregen informatie is verwerkt in een elektronisch databestand van Microsoft Office Excel 2003. In het databestand zijn overzichten gemaakt per bevoegd gezag van het aantal IPPC-inrichtingen met NAW-gegevens, IPPC-(sub)categorie, jaar verleende vergunning, jaar laatste wijziging van de vergunning, coördinatie en bevoegde instanties Wm en Wvo. Aan de hand van dit ingevulde databestand is het mogelijk om gegevens te aggregeren, berekeningen uit te voeren en selecties te maken. Op basis van deze geaggregeerde informatie heeft de analyse plaatsgevonden en is gekomen tot beantwoording van de projectvragen, Voor de beantwoording van vraag 2 dient in de extra werkzaamheden onderscheid te worden gemaakt tussen werkzaamheden die voortvloeien uit de autonome actualisatie en werkzaamheden die voortvloeien uit de implementatieverplichting van de IPPC. Dit heeft plaatsgevonden conform de in figuur 2-1 aagegeven wijze. Is toetsing aan SdT opgenomen in de overwegingen? NEE Heeft toetsing aan SdT in praktijk wel plaatsgevonden? NEE Toetsing moet alsnog plaatsvinden; geen extra werkzaamheden JA JA Is de vergunning conform IPPC? NEE Vergunning is actueel, maar niet conform IPPC; extra werkzaamheden JA Vergunning is actueel en conform IPPC; geen extra werkzaamheden Figuur2-1 Extra werkzaamheden als gevolg van implementatieplicht Blad 13 van 104

Aanpak en methodologie blad 14 van 104

Resultaten provincies 3 Resultaten provincies In dit hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd van de inventarisatie uitgevoerd bij de twaalf provincies. De gegevens van DCMR zijn meegenomen indien de inrichting onder het bevoegde gezag van de provincie valt. De inventarisatie bij deze bevoegde instanties was gericht op het verkrijgen van informatie over: 1. Aantal IPPC-inrichtingen per IPPC-(sub)categorie; 2. Kwaliteit gegevens aantal IPPC-inrichtingen; 3. Aanwezigheid kennis over IPPC binnen de organisatie; 4. Informatievoorziening over IPPC; 5. Inbedding IPPC in operationele vergunningverlening; 6. Actualiteit van de vergunningen; 7. IPPC-conformiteit van de vergunningen; 8. Rapportagemogelijkheden in kader van EU-rapportageplicht; 9. Knelpunten. De verkregen informatie over genoemde onderdelen wordt in de paragrafen hierna behandel. 3.1 Aantal IPPC-inrichtingen per IPPC-(sub)categorie De aantallen IPPC-inrichtingen per IPPC-(sub)categorie zijn gebaseerd op de informatie zoals aangeleverd door de provincies en de DCMR. Aangenomen is dat de aangeleverde informatie juist en volledig is. Aangeleverde overzichten van provincies en DCMR zijn vergeleken met de overzichten van de RD s Rijkswaterstaat en consistent gemaakt. De IPPC-inrichtingen die onder de verantwoordelijkheid van DCMR 3 vallen, zijn in dit onder- zij zoek toegewezen aan Provincie Zuid-Holland en de betrokken gemeenten, aangezien het bevoegde gezag zijn van deze inrichtingen. De definitie van de categorie indeling was ten tijde van het onderzoek niet voor alle categorieën eenduidig vastgesteld. Tijdens het onderzoek is de interpretatie van de definities van IPPC-(sub)categorieën 5.1 en 5.3 gewijzigd. Het betreft het begrip verwijdering: deze handeling kan ook buiten de inrichting plaatsvinden. Voorheen werd aangenomen dat in het geval de inrichting dan niet onder de IPPCrichtlijn valt. Deze begripswijzigingen is niet bij de provincies meegenomen in onderhavig onderzoek. Hierdoor zal het aantal inrichtingen in de praktijk mogelijk hoger zijn dan hierna opgenomen. In tabel 3-1 zijn het totale aantal IPPC-inrichtingen weergegeven waarvoor de provincies bevoegd gezag zijn, evenals een onderverdeling per IPPC- hoofdcategorie en per ( anonieme) provincie. 3 Volgens de opgave van DCMR vallen 88 IPPC-inrichtingen onder hun verantwoordelijkheid, hiervan vallen 78 inrichtingen onder het bevoegd gezag van provincie Zuid-Holland en 10 onder het bevoegd gezag van gemeenten (zie ook hoofdstuk 5). blad 15 van 104

Resultaten provincies In tabel 3-1 is te zien dat het totale aantal IPPC-inrichtingen binnen de categorieën groter kan zijn dan sec het aantal IPPC-inrichtingen. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat één inrichting onder meerdere categorieën kan vallen (bijvoorbeeld chemisch bedrijven maken vaak meerdere stofgroepen in verschillende installaties en vallen daarom onder verschillende IPPC-subcategorieën). Tabel 3-1 Aantal IPPC-inrichtingen provincies. Provincie Aantal IPPC-inrichtingen Totaal Per IPPC-hoofdcategorie cat. 1 cat. 2 cat. 3 cat. 4 cat. 5 cat. 6 onbekend A 103 16 9 3 17 63 16 2 B 53 1 4 2 39 10 7 4 C 12 3 2 0 0 5 4 0 D 58 4 6 1 25 19 17 0 E 25 4 3 1 6 7 5 1 F 42 3 2 1 5 14 10 9 G 55 7 6 1 13 22 24 2 H 11 1 1 0 5 10 1 0 I 113 20 12 4 50 36 15 2 J 83 7 8 6 32 20 9 9 K 10 2 0 0 1 0 4 2 L 51 9 9 0 8 7 8 11 Totaal 616 82 66 19 209 213 121 41 Toelichting hoofdcategorieën: categorie 1: energie-industrie; categorie 2: productie en verwerking van metalen; categorie 3; minerale industrie; categorie 4: chemische industrie; categorie 5: afvalbeheer; categorie 6: overige activiteiten; onbekend: inrichtingen wel aangemerkt als IPPC-plichtig, maar niet de bijbehorende categorie(ën) aangegeven. 3.2 Kwaliteit gegevens aantal IPPC-inrichtingen Over het algemeen zijn de provincies in staat gebleken de IPPC-inrichtingen aan te geven per hoofdcategorie. In veel gevallen ontbreekt de IPPC-(sub)categorie, in een aantal gevallen zelfs de hoofdcategorie. Indien ontbrekende gegevens na koppeling met de Wvovergunningen wel bekend werden, zijn deze overgenomen. Per inrichting is de datum van de oprichtingsvergunning en/of de revisievergunning in de meeste gevallen bekend. In veel gevallen ontbraken op de overzichten de NAW gegevens. Deze zijn door Grontmij aangevuld. In bepaalde gevallen hebben provincies een zeer uitgebreid of zelfs het gehele vergunningenbestand toegezonden. Grontmij heeft een selectie gemaakt van de inrichtingen waarvan zeker bekend is dat deze onder de IPPC-richtlijn vallen. Voor complexe bedrijven is er het knelpunt dat niet altijd duidelijk is uit hoeveel inrichtingen (deelvergunningen) deze bestaat en welke IPPC-activiteiten wordt uitgevoerd. 3.3 Aanwezigheid kennis over IPPC binnen de organisatie Het kennisniveau ten aanzien van de IPPC-richtlijn en de IPPC-procedure is getoetst tijdens de afgenomen interviews met de sleutelpersonen op het gebied van operationele vergunningverlening. De verwachting is dat deze sleutelpersoon de meeste kennis over de IPPC-richtlijn bezit. Er wordt aangenomen dat Blad 16 van 104

Resultaten provincies door het bestaan van een dergelijke sleutelpersoon IPPC-kennis aanwezig en beschikbaar is binnen de organisatie. De aanwezigheid van kennis over IPPC binnen de organisatie is gebaseerd op de volgende criteria: Bekendheid met bestaan van IPPC-richtlijn; Bekendheid met informatiebronnen IPPC en BREF s. Kennis van inhoud IPPC-richtlijn; Bekendheid met wijze interpretatie BBT(BAT)uit IPPC; Bekendheid hoe IPPC en BREF s in het Nederlandse milieubeleid zijn geïncorporeerd. In tabel 3-2 zijn de criteria verder onderverdeeld en zijn de resultaten weergegeven voor de provincies. Tabel 3-2 IPPC-kennis sleutelperso(o)n(en) provincies Criteria kennisniveau IPPC Percentages bekend Bekend met bestaan richtlijn IPPC 100 Bekendheid met informatiebronnen IPPC en BREF s Kennis van inhoud IPPC Bekendheid met wijze interpretatie BBT (BAT) uit IPPC Infomil 100 VROM 83 Europese IPPC-bureau in Sevilla 83 Oplegnotities 83 Dutch notes 42 Eu internetsite 58 BREF s 100 NeR 100 LAP 67 NRB 75 BREF dan wel het oude stand der techniek / ALARA 92 Geïntegreerde benadering milieuthema s 58 Stoffenaanpak, waterkwaliteitsspoor, preventie / aanpak bij 58 bron Coördinatie tussen Wm en Wvo 33 Hoog beschermingsniveau ten aanzien van milieu 58 Omgaan met calamiteiten en bijzondere omstandigheden, 8 zoals bedrijfsbeëindiging Emissiegrenswaarden of gelijkwaardige technische voorzieningen 67 Oude stand der techniek, ALARA 100 Voorkomen en beperken van emissies 92 Economisch haalbaar in de betreffende bedrijfstak 67 Technisch haalbaar in de betreffende bedrijfstak 84 Technieken die redelijkerwijs verkrijgbaar zijn 84 De meest doeltreffende technieken om milieugevolgen te 83 voorkomen / beperken Hoofdstuk 8 Wm 100 Ivb 92 NeR 92 LAP 67 Bekend hoe IPPC en BREF s in het Nederlandse milieubeleid zijn geïmplementeerd om SdT te bepalen NRB 50 Blad 17 van 104

Resultaten provincies 3.4 Informatievoorziening over IPPC Om vast te stellen of de provincies ingericht zijn om vergunningen conform IPPC te verlenen is met betrekking tot de IPPC-richtlijn gevraagd naar: informatievoorziening vanuit landelijke organisaties; informatievoorziening binnen de provincies. Informatievoorziening vanuit landelijke organisaties De provincies is gevraagd in hoeverre de informatievoorziening over de IPPC-richtlijn vanuit de landelijke organisaties (VROM en InfoMil) voldoende is voor een correcte uitvoer van de werkzaamheden in het kader van de IPPC-vergunningverlening. Indien de informatievoorziening volgens de provincies gedeeltelijk voldoende of onvoldoende was, zijn de knelpunten hiervoor geïnventariseerd. Deze knelpunten zijn (in willekeurige volgorde) weergegeven in tabel 3-3. Uit de tabel blijkt dat provincies vooral aangeven informatie te missen voor het uitvoeren van IPPC-gerelateerde werkzaamheden. Dit houdt in dat een gedeeltelijke voldoende of onvoldoende beoordeling vooral een behoefte aan informatie over IPPC weergeeft. Tabel 3-3 IPPC-informatievoorziening vanuit landelijke organisaties naar provincies Informatievoorziening Percentage Aangegeven knelpunten Voldoende 8 Gedeeltelijk voldoende 17 Onvoldoende 75 Informatievoorziening binnen de provincies De provincies is gevraagd op welke wijze voor de operationele vergunningverlening informatie en kennis over de IPPC wordt vergaard en overgedragen. De IPPCinformatievoorziening binnen de provincies is weergegeven in tabel 3-4. Tabel 3-4 IPPC-informatievoorziening binnen de provincies Informatievoorziening Percentage toegepast Vergunningverlener zelfstandig IPPC-informatie verzamelen 100 Coördinator / verantwoordelijke voor verzamelen IPPC-informatie aangewezen 42 (gestructureerd) Intern georganiseerde bijeenkomst 17 Kennisuitwisseling met andere provincie 83 Intern netwerk (intranet) met actuele IPPC-informatie 50 Werkoverleg met structureel aandacht voor IPPC 75 Bibliotheek met actuele IPPC-informatie 50 Extene bijeenkomsten Infomil over IPPC 8 Oplegnotities BREF s 42 Nieuwsbrieven Infomil 33 Werkgroep IPPC 8 Blad 18 van 104

Resultaten provincies 3.5 Inbedding IPPC in provinciale organisatie Om vast te stellen in hoeverre IPPC al is ingebed in de operationele vergunningverlening is gekeken naar: IPPC-ervaring binnen provincies; Gebruikte documenten bij toetsing aanvraag IPPC-inrichting. Uit de interviews bij de provincies blijkt dat 83% van de provincies één of meerdere IPPCvergunningen heeft verleend. In totaal gaat het hierbij om circa 55 vergunningen. In tabel 3-5 zijn de documenten opgenomen die gebruikt worden voor de IPPCvergunningverlening. In deze tabel is het percentage provincies aangegeven, dat gebruik maakt van deze documenten bij de vergunningverlening voor inrichtingen die vallen onder de IPPC-richtlijn. Tabel 3-5 Gebruik documenten voor IPPC-vergunningverlening door provincie Documenten Percentage gebruik BREF 75 Oplegnotities 50 NeR 83 LAP 50 NRB 42 Infomil informatie 58 Brancheplannen 33 Overig* 50 * bij overig is genoemd: provinciale toetsingskaders, standaard voorschriften en considerans, uitgebreid aanvraagformulier en BEES Inzicht in inbedding van IPPC in de organisatie is verder verkregen door inzicht in de mate waarin vereiste aspecten worden opgenomen in de overwegingen van de vergunning. De volgende aspecten worden door alle provincies en DCMR meegenomen in de overwegingen: Algemeen beleidskader; Coördinatie tussen Wm en Wvo; Toetsingskader aan overige wetgeving (bouw, habitat); Toetsingskader per milieucompartiment aan BREF/ BBT; Resultaten en conclusies uit een eventueel m.e.r.; Juridisch toetsingskader (Awb). Eén provincie heeft aangegeven het algemene beleidskader niet mee te nemen in de overwegingen. 3.6 Actualiteit van de vergunningen De actualiteit van het vergunningenbestand is mede vastgesteld op basis van de volgende aspecten: Jaartal van afgifte (oprichtings-/revisievergunning); Jaartal van afgifte (ambtshalve) wijzigingsvergunning. In het kader van dit onderzoek wordt aangenomen dat de vergunning mogelijk actueel is indien voor de inrichtingen een wijzigings-, revisie- of oprichtingsvergunning is verleend na 1994. Er wordt aangenomen dat vergunningen van voor 1995 niet actueel meer zijn als gevolg van gewijzigd beleid en regelgeving. Jaartal van afgifte oprichtings-/revisievergunning Blad 19 van 104

Resultaten provincies In tabel 3-6 is per provincie (anoniem) aangegeven het percentage van de aangemelde IPPC-inrichtingen waarvan leeftijdsgegevens van vergunningen van die inrichtingen zijn aangeleverd. Tabel 3-6 Aangeleverde leeftijdsgegevens vergunningen IPPC-inrichtingen provincies Provincie Percentage gegevens aangeleverd A 70 B 28 C 0 D 76 E 98 F 100 G 88 H 89 I 96 J 86 K 97 L 50 Gemiddeld 72 In tabel 3-7 staan per provincie (anoniem) het aantal oprichtings- en revisievergunningen per afgiftejaar voor de IPPC-inrichtingen weergegeven. Tabel 3-7 Aantal oprichtings- en revisievergunningen per afgiftejaar per provincie Provincie Aantal afgegeven oprichtings- en revisievergunningen per jaar van afgifte < 9 5 95 96 97 98 99 00 01 02 03 04 A 1 0 1 0 0 1 0 1 1 1 0 B 3 1 3 3 7 3 2 6 5 3 8 C 5 1 2 1 0 1 2 2 2 0 0 D 11 1 0 1 3 1 4 4 3 1 2 E 6 1 3 1 1 3 1 4 9 4 4 F 2 0 1 2 0 0 1 0 1 0 0 G 2 1 1 3 2 1 3 4 6 11 7 H 5 5 9 1 5 6 6 9 5 6 12 I 15 5 1 4 5 3 4 3 2 2 4 J n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. K 10 3 6 6 6 0 3 1 4 2 3 L 0 1 0 1 0 0 0 0 1 1 1 Totaal 60 19 27 23 29 19 26 34 39 31 41 n.a: gegevens zijn niet aangeleverd Blad 20 van 104