Vragen BDK H3 Strategisch management Deel 1: v.a. blz. 75 Situatieanalyse t/m blz. 100
Vraag 1
Vraag 1 Wat is het verschil tussen de klassieke en de moderne benadering van strategisch management?
Vraag 2
Vraag 2 Welke relatie bestaat er tussen visie, doelstellingen en strategie?
Vraag 3
Vraag 3 Stelling I In het 7-S-model van McKinsey is visie een managementinstrument dat zorgt voor de samenhang en sturing van de overige management instrumenten
Vraag 3 Stelling I In het 7-S-model van McKinsey is visie een managementinstrument dat zorgt voor de samenhang en sturing van de overige management instrumenten Stelling II centraal In het 7-S-model van McKinsey staat de strategie van het bedrijf
Vraag 3 Stelling I In het 7-S-model van McKinsey is visie een managementinstrument dat zorgt voor de samenhang en sturing van de overige management instrumenten Stelling II centraal In het 7-S-model van McKinsey staat de strategie van het bedrijf
Vraag 3 Stelling I In het 7-S-model van McKinsey is visie een managementinstrument dat zorgt voor de samenhang en sturing van de overige management instrumenten Stelling II centraal In het 7-S-model van McKinsey staat de strategie van het bedrijf a. Beide stellingen zijn juist
Vraag 3 Stelling I In het 7-S-model van McKinsey is visie een managementinstrument dat zorgt voor de samenhang en sturing van de overige management instrumenten Stelling II centraal In het 7-S-model van McKinsey staat de strategie van het bedrijf a. Beide stellingen zijn juist b. Stelling I is juist, stelling II is onjuist
Vraag 3 Stelling I In het 7-S-model van McKinsey is visie een managementinstrument dat zorgt voor de samenhang en sturing van de overige management instrumenten Stelling II centraal In het 7-S-model van McKinsey staat de strategie van het bedrijf a. Beide stellingen zijn juist b. Stelling I is juist, stelling II is onjuist c. Stelling I is onjuist, stelling II is juist
Vraag 3 Stelling I In het 7-S-model van McKinsey is visie een managementinstrument dat zorgt voor de samenhang en sturing van de overige management instrumenten Stelling II centraal In het 7-S-model van McKinsey staat de strategie van het bedrijf a. Beide stellingen zijn juist b. Stelling I is juist, stelling II is onjuist c. Stelling I is onjuist, stelling II is juist d. Beide stellingen zijn onjuist
Vraag 4
Vraag 4 In de BCG matrix duidt een star op een PMC met een
Vraag 4 In de BCG matrix duidt een star op een PMC met een
Vraag 4 In de BCG matrix duidt een star op een PMC met een a. hoog relatief marktaandeel en een lage marktgroei
Vraag 4 In de BCG matrix duidt een star op een PMC met een a. hoog relatief marktaandeel en een lage marktgroei b. laag relatief marktaandeel en een lage marktgroei
Vraag 4 In de BCG matrix duidt een star op een PMC met een a. hoog relatief marktaandeel en een lage marktgroei b. laag relatief marktaandeel en een lage marktgroei c. hoog relatief marktaandeel en een hoge marktgroei
Vraag 4 In de BCG matrix duidt een star op een PMC met een a. hoog relatief marktaandeel en een lage marktgroei b. laag relatief marktaandeel en een lage marktgroei c. hoog relatief marktaandeel en een hoge marktgroei d. laag relatief marktaandeel en een hoge marktgroei
Vraag 5
Vraag 5 De vijf krachten in de concurrentieanalyse volgens Porter zijn:
Vraag 5 De vijf krachten in de concurrentieanalyse volgens Porter zijn:
Vraag 5 De vijf krachten in de concurrentieanalyse volgens Porter zijn: a. afnemers, substituten, bedrijfstakconcurrenten, stakeholders, leveranciers
Vraag 5 De vijf krachten in de concurrentieanalyse volgens Porter zijn: a. afnemers, substituten, bedrijfstakconcurrenten, stakeholders, leveranciers b. nieuwe toetreders, afnemers, substituten, bedrijfstakconcurrenten, leveranciers
Vraag 5 De vijf krachten in de concurrentieanalyse volgens Porter zijn: a. afnemers, substituten, bedrijfstakconcurrenten, stakeholders, leveranciers b. nieuwe toetreders, afnemers, substituten, bedrijfstakconcurrenten, leveranciers c. marktleiders, nieuwe toetreders, afnemers, substituten, leveranciers
Vraag 5 De vijf krachten in de concurrentieanalyse volgens Porter zijn: a. afnemers, substituten, bedrijfstakconcurrenten, stakeholders, leveranciers b. nieuwe toetreders, afnemers, substituten, bedrijfstakconcurrenten, leveranciers c. marktleiders, nieuwe toetreders, afnemers, substituten, leveranciers d. marktleiders, marktvolgers, uitdagers, specialisten en starters
Vraag 6
Vraag 6 Wat is het belangrijkste verschil tussen de meso en de macro omgeving van een organisatie?
Vraag 1
Vraag 1 Wat is het verschil tussen de klassieke en de moderne benadering van strategisch management?
Vraag 1 Wat is het verschil tussen de klassieke en de moderne benadering van strategisch management? Bij de klassieke benadering is strategisch management synoniem aan strategische planning, bij de moderne benadering aan strategisch denken
Vraag 2
Vraag 2 Welke relatie bestaat er tussen visie, doelstellingen en strategie?
Vraag 2 Welke relatie bestaat er tussen visie, doelstellingen en strategie? Vanuit een ondernemingsvisie worden doelstellingen ontwikkeld. Hiermee wordt vastgesteld wat de relatie van de organisatie is met haar omgeving en haar werknemers. In een strategie wordt vastgesteld op welke wijze de doelstellingen worden gerealiseerd.
Vraag 3
Vraag 3 Stelling I In het 7-S-model van McKinsey is visie een managementinstrument dat zorgt voor de samenhang en sturing van de overige management instrumenten
Vraag 3 Stelling I In het 7-S-model van McKinsey is visie een managementinstrument dat zorgt voor de samenhang en sturing van de overige management instrumenten Stelling II centraal In het 7-S-model van McKinsey staat de strategie van het bedrijf
Vraag 3 Stelling I In het 7-S-model van McKinsey is visie een managementinstrument dat zorgt voor de samenhang en sturing van de overige management instrumenten Stelling II centraal In het 7-S-model van McKinsey staat de strategie van het bedrijf
Vraag 3 Stelling I In het 7-S-model van McKinsey is visie een managementinstrument dat zorgt voor de samenhang en sturing van de overige management instrumenten Stelling II centraal In het 7-S-model van McKinsey staat de strategie van het bedrijf a. Beide stellingen zijn juist
Vraag 3 Stelling I In het 7-S-model van McKinsey is visie een managementinstrument dat zorgt voor de samenhang en sturing van de overige management instrumenten Stelling II centraal In het 7-S-model van McKinsey staat de strategie van het bedrijf a. Beide stellingen zijn juist b. Stelling I is juist, stelling II is onjuist
Vraag 3 Stelling I In het 7-S-model van McKinsey is visie een managementinstrument dat zorgt voor de samenhang en sturing van de overige management instrumenten Stelling II centraal In het 7-S-model van McKinsey staat de strategie van het bedrijf a. Beide stellingen zijn juist b. Stelling I is juist, stelling II is onjuist c. Stelling I is onjuist, stelling II is juist
Vraag 3 Stelling I In het 7-S-model van McKinsey is visie een managementinstrument dat zorgt voor de samenhang en sturing van de overige management instrumenten Stelling II centraal In het 7-S-model van McKinsey staat de strategie van het bedrijf a. Beide stellingen zijn juist b. Stelling I is juist, stelling II is onjuist c. Stelling I is onjuist, stelling II is juist d. Beide stellingen zijn onjuist
Vraag 3 Stelling I In het 7-S-model van McKinsey is visie een managementinstrument dat zorgt voor de samenhang en sturing van de overige management instrumenten Stelling II centraal In het 7-S-model van McKinsey staat de strategie van het bedrijf a. Beide stellingen zijn juist b. Stelling I is juist, stelling II is onjuist c. Stelling I is onjuist, stelling II is juist d. Beide stellingen zijn onjuist
Vraag 3 Stelling I In het 7-S-model van McKinsey is visie een managementinstrument dat zorgt voor de samenhang en sturing van de overige management instrumenten Stelling II centraal In het 7-S-model van McKinsey staat de strategie van het bedrijf a. Beide stellingen zijn juist b. Stelling I is juist, stelling II is onjuist c. Stelling I is onjuist, stelling II is juist d. Beide stellingen zijn onjuist b. is juist
Vraag 4
Vraag 4 In de BCG matrix duidt een star op een PMC met een
Vraag 4 In de BCG matrix duidt een star op een PMC met een
Vraag 4 In de BCG matrix duidt een star op een PMC met een a. hoog relatief marktaandeel en een lage marktgroei
Vraag 4 In de BCG matrix duidt een star op een PMC met een a. hoog relatief marktaandeel en een lage marktgroei b. laag relatief marktaandeel en een lage marktgroei
Vraag 4 In de BCG matrix duidt een star op een PMC met een a. hoog relatief marktaandeel en een lage marktgroei b. laag relatief marktaandeel en een lage marktgroei c. hoog relatief marktaandeel en een hoge marktgroei
Vraag 4 In de BCG matrix duidt een star op een PMC met een a. hoog relatief marktaandeel en een lage marktgroei b. laag relatief marktaandeel en een lage marktgroei c. hoog relatief marktaandeel en een hoge marktgroei d. laag relatief marktaandeel en een hoge marktgroei
Vraag 4 In de BCG matrix duidt een star op een PMC met een a. hoog relatief marktaandeel en een lage marktgroei b. laag relatief marktaandeel en een lage marktgroei c. hoog relatief marktaandeel en een hoge marktgroei d. laag relatief marktaandeel en een hoge marktgroei
Vraag 4 In de BCG matrix duidt een star op een PMC met een a. hoog relatief marktaandeel en een lage marktgroei b. laag relatief marktaandeel en een lage marktgroei c. hoog relatief marktaandeel en een hoge marktgroei d. laag relatief marktaandeel en een hoge marktgroei c. is juist
Vraag 5
Vraag 5 De vijf krachten in de concurrentieanalyse volgens Porter zijn:
Vraag 5 De vijf krachten in de concurrentieanalyse volgens Porter zijn:
Vraag 5 De vijf krachten in de concurrentieanalyse volgens Porter zijn: a. afnemers, substituten, bedrijfstakconcurrenten, stakeholders, leveranciers
Vraag 5 De vijf krachten in de concurrentieanalyse volgens Porter zijn: a. afnemers, substituten, bedrijfstakconcurrenten, stakeholders, leveranciers b. nieuwe toetreders, afnemers, substituten, bedrijfstakconcurrenten, leveranciers
Vraag 5 De vijf krachten in de concurrentieanalyse volgens Porter zijn: a. afnemers, substituten, bedrijfstakconcurrenten, stakeholders, leveranciers b. nieuwe toetreders, afnemers, substituten, bedrijfstakconcurrenten, leveranciers c. marktleiders, nieuwe toetreders, afnemers, substituten, leveranciers
Vraag 5 De vijf krachten in de concurrentieanalyse volgens Porter zijn: a. afnemers, substituten, bedrijfstakconcurrenten, stakeholders, leveranciers b. nieuwe toetreders, afnemers, substituten, bedrijfstakconcurrenten, leveranciers c. marktleiders, nieuwe toetreders, afnemers, substituten, leveranciers d. marktleiders, marktvolgers, uitdagers, specialisten en starters
Vraag 5 De vijf krachten in de concurrentieanalyse volgens Porter zijn: a. afnemers, substituten, bedrijfstakconcurrenten, stakeholders, leveranciers b. nieuwe toetreders, afnemers, substituten, bedrijfstakconcurrenten, leveranciers c. marktleiders, nieuwe toetreders, afnemers, substituten, leveranciers d. marktleiders, marktvolgers, uitdagers, specialisten en starters
Vraag 5 De vijf krachten in de concurrentieanalyse volgens Porter zijn: a. afnemers, substituten, bedrijfstakconcurrenten, stakeholders, leveranciers b. nieuwe toetreders, afnemers, substituten, bedrijfstakconcurrenten, leveranciers c. marktleiders, nieuwe toetreders, afnemers, substituten, leveranciers d. marktleiders, marktvolgers, uitdagers, specialisten en starters b. is juist
Vraag 6
Vraag 6 Wat is het belangrijkste verschil tussen de meso en de macro omgeving van een organisatie?
Vraag 6 Wat is het belangrijkste verschil tussen de meso en de macro omgeving van een organisatie? De meso omgeving is deels beïnvloedbaar, de macro omgeving is dat niet