Ontwikkelingen in de melkveehouderij Frits van der Schans Carin Rougoor 21 maart 2016

Vergelijkbare documenten
Varianten binnen de wet Verantwoorde Groei Melkveehouderij

Opvallend in deze figuur is het grote aantal bedrijven met een vergunning voor exact 340 stuks melkvee (200 melkkoeien en 140 stuks jongvee).

Analyse Megastallen en Megabedrijven 2005, 2010 en 2013

Inzicht in groei van megastallen

Waarden van fosfaatrechten - achtergrondnotitie Natuur & Milieu 1 februari 2016

Ontwikkelingsruimte melkveebedrijven West-Nederland. C. Rougoor, F. van der Schans (CLM)

Advies stelsel van fosfaatrechten

Gedetailleerde doelen Duurzame Zuivelketen

Vragen en Antwoorden Fosfaatreductieplan door ZuivelNL versie 16 december 2016

AMvB Grondgebonden groei melkveehouderij. 21 April 2015 Harry Kager LTO Nederland

FOSFAATRECHTEN VOOR MELKVEE

Effecten mestwetgeving op dierenwelzijn en diergezondheid Frits van der Schans en Carin Rougoor 24 januari 2017

CDM-Advies Kortingspercentage fosfaatrechten. Samenvatting

Verder verduurzamen melkveehouderij; Pro-actieve aanpak Route2020

Groei megastallen

Datum 8 september 2015 Betreft Beantwoording vragen over het artikel 'Worden we de melkvee-industrie ingerommeld'

Grondgebondenheid melkveehouderij op micro- en macroniveau

Raadsinformatiebrief

Megabedrijven in de landbouw,

Duurzame stallen,

OVEREENKOMST. Verbeteren mineralenefficiëntie van melkveebedrijven via KringloopWijzer

Erratum Report LEI

Anna van Raesfeltstraat 37, Postbus 1, 2636 ZG Schipluiden T (015) , F (015) E I

Herijking doelen Duurzame Zuivelketen, aanpassingen naar aanleiding van opmerkingen adviesraad 17 december 2014

Basisscholen in krimpgebieden in schooljaar 2017/2018

Benutting van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest,

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,

Melkveehouderij na de quotering

Fosfaatoverschot in de melkveehouderij

Veehouderij structuur 2017

Kansen voor de zuivelketen na Verantwoord blijven ontwikkelen binnen maatschappelijke randvoorwaarden

Review van Rapport Toetsing van de Kringloopwijzer

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Grondgebonden melkveehouderij

2015: Kans(en) en/of bedreiging voor de melkveehouder?!

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Ontwikkeling aantal leerlingen (index: 2009 = 100) (index: 2014 = 100)

Voornemen tot Maatregelenpakket fosfaatreductie

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,

Opties voor beperking fosfaatproductie van de Nederlandse melkveestapel: dierrechten versus fosfaatrechten

Ontwikkeling leerlingaantallen

Luchtkwaliteit: ammoniak en broeikasgassen. VK Loonwerkers Najaar 2018

Emissies naar lucht door de land- en tuinbouw,

Bijlage notitie 2. Ex ante evaluatie mestbeleid 2013 Plaatsingsruimte fosfaat uit meststoffen in 2015 en daarna

Bedrijfsgrootte en economische omvang landbouwbedrijven,

Emissies van broeikasgassen door de land- en tuinbouw,

Figuur 1: Ontwikkeling aantal leerlingen Figuur 2: Prognose aantal leerlingen (index: 2011 = 100) (index: 2016 = 100)

Weidegang in Nederland anno Dirk Keuper Erik van Well Frits van der Schans

OVEREENKOMST. Verbeteren mineralenefficiëntie van melkveebedrijven via KringloopWijzer

Voornemen tot Maatregelenpakket fosfaatreductie

Mestverwerkingspercentages 2016; CDM-advies

Mestsituatie en de verwerkingsplicht Gelderse Vallei en Utrechts zandgebied

Groeimogelijkheden verkend bij AMvB grondgebonden melkveehouderij

CIJFERS UIT DE REGISTRATIE VAN FYSIOTHERAPEUTEN Peiling 2003

Ex ante evaluatie wetsvoorstel Verantwoorde groei melkveehouderij

MELK WEER GOED VOOR ELK OPLOSSINGEN NA DE MISLUKTE MELKLIBERALISERING

Fosfaat, ammoniak en broeikasgassen in de melkveehouderij

Duurzaamheid in de melkveehouderij

Introductie Optimus advies door middel van Melkveewet en GLB 2015

Petra Berkhout. Onderzoeker, Onderzoeksinstituut LEI Wageningen UR GRONDONTWIKKELINGEN IN PERSPECTIEF

Ammoniakemissie door de land- en tuinbouw,

QUICK SCAN GEVOLGEN VAN AFSCHAFFING MELKQUOTUM

Zuivelperspectief 2030: samen duurzaam en economisch gezond. Toekomstvisie van de Nederlandse Zuivel Organisatie

Vruchtbare Kringloop Overijssel = Kringlooplandbouw. Gerjan Hilhorst WUR De Marke

Resultaten KringloopWijzers 2016

Deze toelichting is opgesteld door het CBS op verzoek van het Ministerie van LNV.

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 oktober 2018

Antwoord. van Gedeputeerde Staten op vragen van A.H.K. van Viegen (PvdD) (d.d. 20 juli 2015) Nummer 3060

Grotere landbouwbedrijven bepalen grondvraag en -prijs

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 april 2018

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Agrarische grondmarkt eerste kwartaal 2013

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

De onderstaande fractie(s) hebben enkele vragen gesteld c.q. opmerkingen gemaakt. Ik verzoek u in uw brief deze vragen/opmerkingen te beantwoorden.

Esdonk 8, Gemert. Onderbouwing grondgebonden karakter. Rundveehouderij Meulepas V.O.F. Bedrijfsopzet Esdonk 8, Gemert

Mineralenmanagement en economie. Jaap Gielen Specialist melkveehouderij

Elektrificeren van erfwerkzaamheden op een melkveebedrijf

Q&A Advies Grondgebondenheid (Versie 12 april 2018)

Duurzaamheid van melkveebedrijven in Noord-Nederland

1.1 Opbrengsten BRONNENBOEK: INFO BIJ: DEELTAAK 1. Hoofdstuk 1. Het saldo

Handboek snijmaïs. 1 Inleiding 1.1 Herkomst en introductie maïs Arealen Rasontwikkelingen Gebruiksvormen van maïs...

Werkloosheid nauwelijks veranderd

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

Monitor fosfaat- en stikstofexcretie in dierlijke mest 1 januari 2019

Uitslag KringloopWijzer

Melkveehouderij Lelystad. Frits van der Schans, Lien Terryn

Graydon Kwartaalmonitor Q3 2018

ALV GROENLINKS BRONCKHORST Visie op moderne grootschalige

BIJLAGE 7: EX ANTE EVALUATIE MESTBELEID 2013 UITBREIDING VAN MELKRUNDVEESTALLEN EN UITBREIDINGSRUIMTE VEEHOUDERIJ PER PROVINCIE

Klimaatneutraal ontwikkelen INHOUD

Grondgebonden melkveehouderij: beleidsopties en hun gevolgen. Carin Rougoor Frits van der Schans

Ammoniakemissie door de land- en tuinbouw,

Gezamenlijke aanzet uitvoeringsprogramma Mest Eindconcept, versie 30 april 2018

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid verder toegenomen. Minder WW-uitkeringen aan jongeren, meer aan ouderen

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Tempel A D V I E S. Agrarisch adviesbureau. in Lunteren. Ir. FCA van den Tempel Tel

Mineralenmanagement en economie

Bijlage bij hoofdstuk 11 Wonen

Review van Rapport Toetsing van de Kringloopwijzer

Copernicus Institute of Sustainable Development. Koe en klimaat. Dr. Jerry van Dijk Dr. Karin Rebel. Copernicus Institute of Sustainable Development

Transcriptie:

Ontwikkelingen in de melkveehouderij Frits van der Schans Carin Rougoor 21 maart 2016 Op 1 april 2015 is de productiebeperking van de melkveehouderij (melkquotum) afgeschaft. Milieudefensie is geïnteresseerd in de ontwikkelingen in de melkveehouderij ten gevolgen van de afschaffing van het melkquotum en heeft CLM gevraagd om daarin inzicht te geven. De volgende aspecten worden beschreven: 1. Grootte van melkveebedrijven (schaalvergroting) 2. Omvang van de melkveestapel 3. Weidegang 4. Fosfaatproductie door de Nederlandse (melk) veehouderij 5. Uitstoot ammoniak 6. Uitstoot van broeikasgassen 7. Grondgebondenheid 8. Melkprijs 1. Grootte van melkveebedrijven Melkveebedrijven in Nederland nemen toe in omvang. In 2015 hadden veehouders gemiddeld 89 melkkoeien en dat waren er 38 meer dan in 2000. Dit komt overeen met een groei van 75% in 15 jaar, ofwel 2½ melkkoe per jaar (Figuur 1). Figuur 1. Aantal melkkoeien per bedrijf van 2000 tot 2015 (bron: CBS Statline). Sinds 2012 is het aantal melkkoeien in Nederland met bijna 10% toegenomen, ondanks dat er tot 1 april 2015 een productiebeperking gold. Het aantal melkveebedrijven in Nederland is sinds 2012 vrijwel gelijk gebleven (Figuur 2). 1

Figuur 2. Aantal melkkoeien en aantal bedrijven van 2000 tot 2015 (bron: CBS Statline). Uit Figuur 2 blijkt dat na 2007 jaarlijks minder bedrijven jaarlijks stopten (2% tot 3%) dan in de jaren voor 2007 (4% tot 5%). Waarschijnlijk heeft dit te maken met enerzijds relatief gunstige melkprijzen tussen 2007 en 2014 en anderzijds dat rondom 2007 steeds duidelijker werd dat het melkquotum zou worden afgeschaft. Door de huidige marktperspectieven (onder andere een structureel lage/lagere melkprijs) mag worden verwacht dat het percentage melkveebedrijven dat tussen 2015 en 2020 jaarlijks stopt op het niveau ligt van het begin van deze eeuw. Dat zou betekenen dat van de huidige ruim 18.000 bedrijven er ca. 14.500 overblijven in 2020. Als het aantal melkkoeien gelijk blijft op het niveau van 2015, hetgeen een voorzichtige inschatting is gezien de ruimte binnen het fosfaatplafond, dan neemt het aantal melkkoeien per bedrijf toe tot gemiddeld 111 in 2020. De omvang van melkveebedrijven in de verschillende provincie loopt sterk uiteen (Figuur 3). De kleinste bedrijven liggen in de regio s Oost (Overijssel en Gelderland) en West (Utrecht, Noord-Holland en Zuid- Holland). In deze provincies werden in 2015 de helft van de Nederlandse melkkoeien gehouden, op melkveebedrijven met een omvang van 78 koeien. Figuur 3. Aantal melkkoeien per bedrijf uitgesplitst per provincie (bron: CBS Statline). 2

In het Noorden (Groningen, Friesland en Drenthe) met ruim 30% van de nationale melkveestapel, hebben de bedrijven een gemiddelde omvang van 103 koeien. De grootste bedrijven liggen in Flevoland met gemiddeld 133 melkkoeien in de 2015. En in Zeeland zijn de bedrijven het sterkst gegroeid, bijna 2½ keer zoveel koeien per bedrijf als in 2000. Overigens is Zeeland met 229 bedrijven en ruim 22.000 melkkoeien de kleinste melkveeprovincie. Figuur 4. Aantal grotere melkveebedrijven in SO-klassen groter dan 500.000 euro (bron: CBS Statline). Het CBS deelt de melkveebedrijven in naar grootte-klasses. Dat gebeurt door uit te gaan van een standaard opbrengst die is gebaseerd op de gemiddelde opbrengst in euro s op jaarbasis per gewas of diercategorie. Globaal is de opbrengst van een bedrijf met 250 melkkoeien die elk 8.500 kg melk geven: 250 melkkoeien x 8.500 kg melk x 35 cent/kg melk = 750.000 euro. Figuur 4 geeft weer hoeveel melkveebedrijven in Nederland in de SO-klasses vanaf 500.000 euro vallen. Heel globaal kan worden gesteld dat bedrijven in de SO-klasse 0,5 tot 1,0 mln. euro 150 tot 300 melkkoeien hebben. De klasses daarboven zijn bedrijven met meer dan 300 melkkoeien. Daaruit blijkt dat de groei van het aantal bedrijven met meer dan 250 melkkoeien ( megabedrijven volgens de definitie van Alterra) in 2014 en 2015 verder is doorgezet. Figuur 5. Aantal stallen met >250 melkkoeien, per provincie in 2005, 2010 en 2013 (bron: Gies et al., 2015). Uit specifiek onderzoek naar megabedrijven en megastallen (Gies et al., 2015) blijkt dat er 317 bedrijven in 2013 meer dan 250 melkkoeien hadden. Ruim de helft van deze grote melkveebedrijven ligt in Friesland (29%), Noord-Brabant (12%) en Groningen (11%). Uit onderzoek naar de verleende vergunningen voor zeer grote melkveebedrijven (Van der Schans, 2015) in de provincies Utrecht, Gelderland en Noord-Brabant, blijkt dat met name in Noord-Brabant heel veel vergunningen zijn verleend voor bedrijven met meer dan 250 melkkoeien. 3

Figuur 6. Aandeel stallen met >250 melkkoeien in provincies Utrecht, Gelderland en Noord-Brabant; aanwezig in 2005, 2010 en 2013 (bron: Gies et al., 2015) en vergund in 2015 (bron: Van der Schans, 2015). Bijna 6% van de melkveebedrijven zou kunnen doorgroeien tot een megabedrijf. Maar ook in Gelderland kunnen veel bedrijven binnen hun vergunning nog fors uitbreiden. Het bleek moeilijk om de resultaten van Utrecht, Gelderland en Brabant naar geheel Nederland te extrapoleren. Wel kan worden gesteld dat in Gelderland en Noord-Brabant veel meer melkveebedrijven in 2015 een vergunning hadden voor meer dan 250 melkkoeien (218 bedrijven) dan dat er in 2013 feitelijk aanwezig waren (77 bedrijven). 2. Omvang van de melkveestapel De Nederlandse melkveestapel is sinds 2012 sterk gegroeid en dat geldt voor zowel jongvee als melkkoeien (Figuur 7). Veel melkveehouders anticipeerden daarmee op de naderende afschaffing van het melkquotum. Figuur 7. Aantal melkkoeien en stuks jongvee op melkveebedrijven in Nederland (bron: CBS Statline). Met het aangekondigde stelsel van fosfaatrechten zal op enige termijn een einde aan de groei komen. De referentie voor dat stelsel (2 juli 2015) ligt evenwel ná de peildatum van CBS voor wat betreft het aantal dieren in 2015 (1 april 2015). Om een inschatting te kunnen maken van de mogelijke groei van de melkveestapel in 2015 en 2016 is in Figuur 8 naast de omvang van de melkveestapel ook de melkproductie uitgezet. Beiden zijn gerelateerd aan de situatie in 2006 (=100%). Na 2006 werden de melkquota geleidelijk verhoogd op weg naar de afschaffing in 2015. De melkproductie voor 2016 is geëxtrapoleerd op basis van de gegevens van 2015 en de melkproductie van de eerste twee maanden van 2016. 4

Figuur 8. Relatieve aantal melkkoeien en melkproductie ten opzichte van 2006 (bron: CBS Statline en RVO). Jaar 2015* is een raming van CBS en 2016** is een extrapolatie op basis van de gegevens 2015 en de melkproductie in de eerste 2 maanden van 2016. In kalenderjaar 2015 lag de melkproductie in Nederland 25% boven het niveau van 2006. Tot 1 april 2015 was de melkquotering van kracht en daardoor zal de melkproductie in 2016 aanzienlijk hoger uitvallen dan in 2015. Dit blijkt al uit de gegevens over januari en februari 2016; respectievelijk 16% en 22% hogere productie dan in diezelfde maanden in 2015. Voor heel het jaar 2016** wordt uitgegaan van een 6% hogere productie ten opzichte van 2015. Het aantal melkkoeien zal daarom in 2016 naar alle waarschijnlijkheid aanzienlijk hoger liggen dan in 2015. 3. Weidegang De aandacht voor weidegang is de laatste decennia in Nederland sterk toegenomen. Helaas heeft dat nog niet geleid tot één kengetal waar iedereen zich op richt. CBS brengt in beeld het percentage koeien dat in de wei loopt, maar Duurzame Zuivelketen (DZK) richt zich op het percentage bedrijven met koeien in de wei. Figuur 9. Percentage melkkoeien dat dag en nacht, overdag en niet weidt (bron: CBS Statline). Aangezien kleine bedrijven vaker de koeien in de wei hebben dan grote bedrijven, komen deze kengetallen niet overeen. Daarbij hanteert DZK de definitie dat alle koeien jaarlijks 120 dagen van 6 uur in de wei moeten lopen (mogelijk binnenkort zelfs 720 uur per jaar) en CBS vraagt naar weiden / niet weiden en naar het aantal uren 5

dat wordt geweid. In sommige statistieken van DZK worden ook de deeltijd-weiders meegerekend. Kortom, je kunt op verschillende wijzen weidegang in beeld brengen. Het percentage melkkoeien dat zomers in de wei loopt, is de afgelopen teruggelopen van 90% in 2001 naar 69% in 2014 (Figuur 9). Naast een vermindering van het percentage koeien in de wei is ook het aantal dagen per jaar en uren per dag dat koeien weiden, de afgelopen jaren veranderd. In 2001 liep nog 35% van de koeien in de zomer dag en nacht in de wei en 55% alleen overdag. In 2014 lagen deze percentages op respectievelijk 16% en 53%. De vermindering van het aantal uren weidegang zorgt ervoor dat steeds minder melkkoeien zichtbaar zijn in het landschap. Deze vermindering van het aantal uren weidegang per jaar geldt ook voor het jongvee. De feitelijke vermindering van melkkoeien en jongvee in de wei laat zich nog het beste verbeelden door Figuur 10. In die figuur is het aandeel van de mest die koeien en jongvee in de weide produceren uitgezet tegen de totale hoeveelheid mest. Dan blijkt dat in 2000 circa 30% van alle mest van melkvee in de weide terecht kwam, een percentage dat is verminderd tot 18% in 2014. Figuur 10. Aandeel weidemest van melkkoeien en jongvee (bron: CSB Statline). Het percentage koeien in de wei en het aandeel weidemest van melkvee lijken zich sinds 2011 enigszins te stabiliseren. Het is moeilijk om een verwachting voor de komende jaren uit te spreken. De zuivelindustrie stimuleert nadrukkelijk weidegang, onder andere met financiële prikkels. Daar staat tegenover dat bedrijven groter worden en minder gemakkelijk kunnen weiden, en dat het verhogen van de fosfaatefficiëntie op basis van de Kringloopwijzer, in het kader van het stelsel van fosfaatrechten het beste mogelijk is met de koeien permanent op stal. Met andere woorden: een eenzijdige focus op fosfaatefficiëntie van de koe (dus per geproduceerde kg melk een lagere (fosfaat)mestproductie) stimuleert het permanent op stal zetten van melkkoeien. 4. Fosfaatproductie door de melkveehouderij De mestproductie van de melkveestapel is sinds 2012 toegenomen van 76,2 naar 88,4 miljoen kg fosfaat (Figuur 11). Daardoor produceren alle melk- en kalfkoeien gezamenlijk meer dan de 84,9 miljoen kg fosfaat uit 2002, wat de melkveesector zichzelf als plafond had gesteld. Door de toegenomen mestproductie van de melkveehouderij overschrijdt de gehele Nederlandse veehouderij het met de EU-commissie afgesproken fosfaatplafond van 172,9 mln. kg fosfaat. 6

Figuur 11. Totale fosfaatexcretie melk- en kalfkoeien in 1000 kg (bron: CBS Statline). Rode lijn is fosfaatplafond voor melkveehouderij (84,9 miljoen kg fosfaat). Figuur 12. Fosfaatexcretie vanuit de verschillende typen veehouderijbedrijven in 1000 kg (bron: CBS Statline). Rode lijn is fosfaatplafond veehouderij (172,9 miljoen kg fosfaat). De totale fosfaatexcretie van melkveebedrijven is in figuur 12 lager dan in figuur 11, omdat bij de indeling van figuur 12 het melkvee dat op andere bedrijven dan melkveebedrijven aanwezig is, bij andere categorieën is meegerekend. Figuur 12 geeft de bijdrage weer van de melkveehouderij aan de totale fosfaatproductie en in verhouding tot andere sectoren. Dan blijkt de melkveehouderij verreweg de grootste sector, met de varkenshouderij als tweede en de pluimveehouderij als derde in omvang van fosfaatproductie. 5. Ammoniakuitstoot door de melkveehouderij Onderstaande figuren (Figuur 13 en Figuur 14) geven inzicht in de ammoniakemissie vanuit de landbouw en van geheel Nederland. In 2014 was de ammoniakemissie vanuit de totale landbouw ruim 4 kton hoger dan in 2013. Dit is het gevolg van een stijging van de emissies door melkkoeien en jongvee (rundvee) met 5 kton. 7

Figuur 13. Ammoniakemissie vanuit diverse onderdelen van de landbouw (Bron: www.emissieregistratie.nl). De totale ammoniakemissie in Nederland is na een stabilisatie in 2012 2013 weer aanzienlijk aan het toenemen. Daarmee wordt het met de EU-commissie afgesproken NEC-plafond voor ammoniak overschreden. De vraag is evenwel of Nederland aan dat plafond kan worden gehouden omdat dat plafond is gebaseerd op een situatie waarin een aantal emissiebronnen niet in beeld waren die ondertussen wel in kaart worden gebracht en meegenomen. Ofwel, dient het plafond niet te worden gecorrigeerd? Op de site van het Planbureau voor de Leefomgeving (http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl0101- Ammoniakemissie-door-de-land--en-tuinbouw.html?i=5-106) wordt hiervan melding gemaakt. Figuur 14. Ammoniakemissie vanuit landbouw en vanuit overige bronnen (Bron: CBS Statline). De rode lijn is het NEC plafond voor ammoniak (128 miljoen kg vanaf 2010). Als het huidige plafond zou worden gecorrigeerd voor deze aanvullende emissies, dan komt het op een niveau van ca. 139 kton ammoniak te liggen. De totale ammoniakemissie van Nederland in 2014 lag op een niveau van 138 kton. Gezien de sterke groei van de melkveestapel in 2015 (en 2016) mag worden verwacht dat Nederland ook het niveau van een eventueel bijgesteld plafond overschrijdt. 8

6. Broeikasgasemissies vanuit de melkveehouderij In Tabel 1 staan de broeikasgasemissies uit de zuivelketen weergegeven. Hieruit blijkt dat sinds 2010 de broeikasgasemissies vanuit de melkveehouderij toenemen. In Figuur 15 is dit afgezet tegen de doelstelling die de melkveehouderij zichzelf heeft gesteld dat de groei van de melkvee-/zuivelsector vanaf 2011 klimaatneutraal wordt gerealiseerd. Dit houdt in dat groei in de melkvee-/zuivelsector niet mag leiden tot een toename in de uitstoot van broeikasgassen in Nederland. Tabel 1. Broeikasgasemissie zuivelketen in Mton CO 2 -equivalenten naar bron (bron: Reijs et al., 2015) De toename van de uitstoot van broeikasgassen wordt primair veroorzaakt door de toename van de melkproductie. Dit geeft in Nederland een hogere uitstoot zowel bij de toeleveranciers van melkveebedrijven (veevoer- en kunstmestproducenten) als op de melkveebedrijven zelf. De zuivelindustrie is er echter in geslaagd om de uitstoot te verlagen, ondanks dat zij veel meer melk hebben verwerkt. Figuur 15. Broeikasgasemissies uit melkvee-/zuivelketen en doelstelling klimaatneutrale groei vanaf 2011 (bron: Reijs et al., 2015). 7. Grondgebondenheid Figuur 16 geeft weer welk deel van de fosfaatexcretie op melkveebedrijven van het bedrijf moet worden afgevoerd, omdat er onvoldoende plaatsingsruimte is op het eigen bedrijf. De totale aanwending eigen bedrijf is minder dan de totale plaatsingsruimte op alle melkveebedrijven gezamenlijk, omdat een deel van de 9

melkveebedrijven (extensieve bedrijven) in principe nog ruimte heeft om mest aan te voeren. In 2014 (cijfers voor 2015 zijn nog niet bekend) had 77% van de melkveebedrijven een hogere fosfaatexcretie dan fosfaatplaatsingsruimte en moest mest afzetten. (NB. De totale fosfaatexcretie is in deze figuur lager dan in Figuur 11, omdat in deze figuur niet het melkvee is meegenomen dat op andere bedrijven dan melkveebedrijven aanwezig is). Figuur 16. Mestgebruik melkveehouderij op eigen bedrijf en elders in kg fosfaat (x 1000) in 2010 tot 2014 (bron: CBS Statline). Vanaf het begin van deze eeuw is de mestproductie van de melkveehouderij geleidelijk afgenomen. En na 2011 is deze door uitbreiding van de veestapel aanzienlijk toegenomen. Voor die extra mest hadden veehouders nauwelijks plaatsingsruimte op eigen grond. Het aandeel mest dat melkveehouders niet op eigen grond hebben aangewend in de periode 2000-2005 was ca. 10%, in de periode 2006-2012 ca. 15% en dat liep daarna snel op naar bijna 24% in 2014. Daarmee is de grondgebondenheid van de gehele melkveehouderij afgenomen van ca. 90% begin deze eeuw naar 76% in 2014. Figuur 17. Aandeel mest dat melkveebedrijven niet op eigen grond kunnen gebruiken in 2000 tot 2014 (bron: CBS Statline). 10

8. Melkprijs in de afgelopen 5 jaar In onderstaande figuren staat het verloop van de melkprijzen. Figuur 18 geeft de prijzen van grote zuivelbedrijven in Nederland (FrieslandCampina) en Nieuw-Zeeland (Fonterra), en de notering van USDA (Verenigde Staten) weer. Figuur 18. Verloop van de melkprijs van FrieslandCampina en Fonterra, en USDA-notering in euro per 100 kg melk (bron: http://www.milkprices.nl). Uit Figuur 18 komt het beeld naar voren dat de melkprijs in drie delen van de wereld zich vrijwel gelijk ontwikkelt. Dit geldt zowel voor de hoogte als de fluctuaties van de melkprijs. Althans tot april 2014, maar vanaf dat moment (een jaar voor de beëindiging van het melkquotum) lopen de melkprijzen sterk uiteen. In geheel 2015 lag de melkprijs in de USA ca. 5 eurocent hoger dan van FrieslandCampina en die lag weer ca. 5 eurocent hoger dan van Fonterra. Figuur 19. Verloop van de gemiddelde melkprijs van 16 Europese zuivelbedrijven in euro per 100 kg melk (bron: http://www.milkprices.nl). Figuur 19 geeft de gemiddelde melkprijs van 16 Europese zuivelbedrijven weer. Daaruit blijkt enerzijds dat de melkprijs fluctueert door de jaren en anderzijds relatief hoog was van medio 2013 tot medio 2014. Na medio 2014 is de melkprijs op een duidelijk lager niveau terecht gekomen. Daar spelen meerdere factoren een rol: een ruimer aanbod van melk, sterk verminderde afzet op de Russische markt vanwege een boycot, en sterk verminderde afzet op de Chinese markt vanwege eerdere voorraadvorming. 11

Bronnen Gies, Edo m.m.v. Han Naeff en Jaap van Os (2015) Analyse megastallen en megabedrijven 2005, 2010 en 2013. Reijs, J.W., G.J. Doornewaard, J.H. Jager en A.C.G. Beldman (2015) Sectorrapportage Duurzame Zuivelketen. Prestaties 2014 in perspectief. LEI Wageningen UR. Van der Schans, F.C. (2015). Ontwikkeling melkveebedrijven in Utrecht, Gelderland en Brabant; Analyse van mogelijke groei van melkveebedrijven op basis van gegevens van CBS en provincies. CLM Onderzoek & Advies. www.statline.cbs.nl www.emissieregistratie.nl 12