Amfibieën & Reptielen

Vergelijkbare documenten
Kijk een kikker. Achtergrond informatie bij de lespakketten. Maak kennis met kikkers van Nederland! Kennis maken. Observeren.

Naam: REPTIELEN. Vraag 1. Noem vier kenmerken van een reptiel. Vraag 1b. Welke (soorten) reptielen ken je al? pagina 1 van 8

Naam:_ KIKKERS. pagina 1 van 6

Amfibieën. Les 1 Kenmerken amfibieën en de kikker. 1. De leerkracht vertelt dat de les gaat over hoe je amfibieën kunt herkennen.

Hoofdstuk 1: Veldkenmerken en voorkomen 3. Hoofdstuk 2: Voedsel en vijanden 4. Hoofdstuk 3: Voortplanting en verwanten 6

Het is eind februari en de paddentrek staat weer op beginnen. Wat beweegt al die duizenden padden om massaal de weg op te gaan?

maart 2011» nummer 3

Amfibieën. Peter Harrewijn 9 maart 2017 IVN Steilrand

Basiscursus amfibieën & reptielen 2007 RAVON Nijmegen

Kikkers. Inleiding. Kikkers bij ons in de buurt

Gewone pad. Teksten en foto s overgenomen van de Hylawerkgroep van Natuurpunt

Een. hoort erbij! Over dieren uit een ei. groepen 3-5

De Heikikker De Heikikker

Limburgs Landschap. natuurboekje van

inhoud 1. Kom jij uit een ei? 2. Dieren uit een ei. 3. Vogels 4. Vissen 5. Insecten 6. Spinnen 7. Reptielen 8. Kikkers en padden 9.

SPREEKBEURT GROENE BOOMKIKKER

Voorbereiding post 4. Van ven en veen Groep 3-4

Verwerkingsles biodiversiteit onderbouw

1. Doelgroep. 2. Relatieschema. Amfibieën. Reptielen

Limburgs Landschap. natuurboekje van

Soortenlijst Flora faunawet. Bestendig beheer gemeentelijke groenvoorziening

hoe gaat het ermee? De inheemse amfibieën en reptielen

SPREEKBEURT WITLIPBOOMKIKKER

Ordening. Klas 1 en 2 van het voortgezet onderwijs

Atlasproject: rapport inventarisatiejaar 2007

Aquarium. Groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs

5.7. Werkstuk door een scholier 1676 woorden 3 mei keer beoordeeld. Biologie voor jou. Kikkers en giraffes. Inhoud

Waarnemingenoverzicht 2007 en 2008

p a h sc d n a L s rg u b im L

Een pad kan oud worden

Over haaien, vissen en bruinvissen. Leerlingen ontdekken het verschil tussen hondshaaien, bruinvissen en vissen.

l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n SPREEKBEURT AXOLOTL AMFIBIEËN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN

De amfibieën en reptielen

Herpetologische waarnemingen in het departement

Waterlanders : op weg met Sam de salamander. Poelenproject Herzele ter uitbreiding van de amfibieënpopulatie met als kernsoort de kamsalamander.

Ordening. Voor groep 6, 7 en 8 van het basisonderwijs. D M O B - B & E - j u l i

Slang. Door Pamela & Eliza

Nationaal Park Hoge Kempen

Tuinieren voor amfibieën en reptielen

AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE KNOFLOOKPAD SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP

De ringslang een bijzondere bewoner van Gouda

Een. hoort erbij! Over dieren uit een ei. groepen 5-6. uitgave 2013

De Vuursalamander. Wat is een vuursalamander?

DE MELKSLANG. Na-aap slang

SPREEKBEURT Chinese vuurbuiksalamander

Atlas Amfibieën en Reptielen van de Provincie Vlaams-Brabant. Sam Van de Poel Natuurpunt Studie

Vuursalamander. Vuursalamander

SPREEKBEURT AFRIKAANSE RIETKIKKER

Amfibieën en poelen. Gerlof Hoefsloot

Reflectiekaart. Vooraf: Wat moeten ze kunnen: Wat moeten ze kennen: Omschrijf wat kinderen volgens jou moeten kennen en kunnen

De EU Habitatrichtlijn, achtergronden en betekenis voor reptielen, amfibieën en vissen in Nederland

Lagadishi, Blauw-blauw, Pega pega, Toteki

Verslag RAVON Utrecht Excursie Landgoed Den Treek Henschoten 10 april 2010

SPREEKBEURT GEELWANG-, GEELBUIK- en ROODWANGSCHILDPAD

SPREEKBEURT VINK VOGELS OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

SPREEKBEURT GEELWANG-, GEELBUIK- en ROODWANGSCHILDPAD

Werkstuk Biologie Slangen

Slangen van Peninsula Osa, Costa Rica

Bijlage VMBO-KB. biologie CSE KB. tijdvak 1. Deze bijlage bevat informatie. KB-0191-a-13-1-b

AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE BOOMKIKKER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP

Atlas van amfibieën en reptielen van Utrecht

Help mee om achterstallig onderhoud te signaleren!

Landschappelijke elementen

Kijk je mee? Oerwoud. 2006, Parasol N.V. België

WOORDENBOEK VAN DE VLAAMSE DIALEKTEN =========================================

KOMODOVARAAN. Door: Jade Boezer

Informatie: zoetwaterdiertjes

Kijk een kikker. Maak kennis met kikkers van Nederland! Groep 7 en 8. Kennis maken. Observeren. Leren

Lente. groep 3, 4 en 5

Bosbeheer voor reptielen en amfibieën. Jeroen van Delft

De Groenzoom Struweelvogels

SPREEKBEURT BRUINE ANOLIS

Eindexamen biologie vmbo gl/tl II

Kijk een kikker. Maak kennis met kikkers van Nederland! Groep 5 en 6. Kennis maken. Observeren. Leren

Kamsalamander en Ringslang. in de gelderse vallei. Hoe om te gaan met vleermuizen in de directe woonomgeving

Gezocht! Het waterdraakje

Doerak, een pad van stand A. Schutte

Avonturenpad: Er waren eens twee kikkertjes

vlinders infoblad Meer informatie van de afdeling NME (Natuur en Milieu Educatie) van Carmabi is te vinden op:

Bijlage VMBO-GL en TL

Nieuwsbrief 8 van RAVON Afdeling Utrecht juli 2012

Werkblad slootdiertjes

L I EDBIJLAGE. Liedbijlage Insecten

Gewriemel zonder piemel

6.4. Boekverslag door V woorden 11 april keer beoordeeld. Inhoudsopgave. Inleiding. Groep van het dierenrijk

SPREEKBEURT GEMARMERDE RENKIKKER

Waarnemingenoverzicht 2009

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

Praktijkopdrachten groep 7/8.

Kopieer dit e-boek en stuur het door naar anderen.

uitga uitg v a e v 2013

SPREEKBEURT LIJSTENPAD

RAVON Hemelvaartweekend

SPREEKBEURT MAANVIS VISSEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

Amfibieën in de verbindingszone Kaaistoep - Drijflanen in. Tilburg Frank Spikmans & Arnold van Rijsewijk

Dieren (deel 2) Indeling dierenrijk. Cursus Natuur-in-zicht. 2 hoofdgroepen: GEWERVELDEN. * In deze cursus ligt de nadruk op de gewervelden 15/09/2011

Dagpauwoog Hoe ziet hij eruit? Wanneer vliegt hij? Waar kun je hem vinden? Waar leven de rupsen? Atalanta

in de s sloten & plassen

inhoud 1. Slangen 2. Een reptiel 3. Maten 4. Waar? 5. Ruiken 6. Gif 7. Wurgen 8. Hap, slik! 9. Een nieuwe jas 10. Weetjes 11. Filmpje Pluskaarten

De ringslang LEEFT GRAAG DICHT BIJ MENSEN

Transcriptie:

Project 109 Amfibieën & Reptielen Educatief programma voor de groepen 5 en 6 van het basisonderwijs 18 april t/m 8 juli 2016

2

Project voorbereidende werkgroep Mevr. G.W.H. Boland-Kolenbrander namens Mevr. E. Smit-Doppenberg namens het Speciaal Onderwijs Dhr. P. van Harten, voorzitter namens scholen Gereformeerde Gemeente Mevr. J. Haanschoten namens het Protestant Christelijk onderwijs Mevr. G. Rek namens het Openbaar onderwijs Vacature namens het Hervormd onderwijs Dhr. C. Klomp namens afd. Beheer Openbare Ruimte / beheerder Dhr. J. Kardol namens afd. Beheer Openbare Ruimte Secretariaat:, p/a Cannenburg 18, 3772 BG Barneveld tel.nr. werk 0342-413 856 0342-414 923 0342-415 186 0342-423 968 06-4032 3795 0342-495 506 0342-417 415 jg.boland@hetnet.nl Begeleidende IVN-werkgroep Scholen Barneveld Dhr. E. van den Berg Mevr. N. de Boer-de Waart Mevr. T. Boland-Kolenbrander Mevr. D. van der Eijk Dhr. A. Gersen Mevr. R. Gorter Mevr. K. Koppelaar-Pater Mevr. W. Luyendijk-Brouwer Mevr. I. van Maren Mevr. A. Stegeman Mevr. E. van den Top-van Laar Mevr. J. van der Vliet-Salverda Lestijden: Op maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag: van 9.15 tot 11.45 uur en van 13.15 tot 15.00 uur. Op woensdag is het biologisch centrum dus gesloten. N.B.: Op 27 april (Koningsdag) en van 2 t/m 6 mei (meivakantie) zijn er geen lessen in het biologisch. centrum. Bezoekadres: Biologisch Centrum Barneveld, Churchillstraat 68, 3772 KV Barneveld Tel. beheerder: 06-403 237 95 De lesproject vindt plaats in het gebouw van Dam- en Schaakvereniging Barneveld én het Biologisch Centrum Barneveld: het lage verenigingsgebouw achter de parkeerplaats bij het Schaffelaartheater aan het fietspad. Er is voldoende gratis parkeergelegenheid achter het theatergebouw, maar let wel op de blauwe lijnen! 3

Een lezenswaardig woordje vooraf Wie, wat waar en wanneer? De project voorbereidende werkgroep van het Biologisch Centrum Barneveld (BCB) en en hebben, in samenwerking met RAVON (Reptielen, Amfibieën en Vissen Onderzoek Nederland), weer een nieuw project samengesteld voor de groepen 5 en 6 van het basisonderwijs. Van maandag 18 april 2016 tot en met vrijdag 8 juli 2016 zal in het BCB een biologieles worden verzorgd met het onderwerp Amfibieën en Reptielen. De opdrachten zijn gebaseerd op het niveau van de groepen 5 en 6 van het basisonderwijs. Voor lestijden zie pag. 2. Open middag Wij adviseren u nadrukkelijk een open middag te bezoeken om kennis te nemen van het lesproject met de bijbehorende opdrachten. U komt dan niet voor verrassingen te staan als u met uw groep naar het biologisch centrum komt. Het is aan te bevelen, dat de (groot)ouders, die de leerlingen zullen begeleiden, zo mogelijk met u de open middag bezoeken. De open middagen worden gehouden op woensdag 13 en 20 april a.s. De tweede middag is ook toegankelijk voor andere belangstellenden. Op de hierboven genoemde open middagen zal de beheerder dan wel iemand van de begeleidende IVN Scholenwerkgroep Barneveld aanwezig zijn om eventuele vragen te beantwoorden. U hoeft zich voor een open middag niet op te geven. Aanmelden Als u met uw eigen groep wilt deelnemen aan het project Amfibieën en Reptielen verzoeken wij u uw groep zo spoedig mogelijk aan te melden, bij voorkeur via onderstaand emailadres. In de aanmelding dient u te vermelden: 1. de naam van de school (met zo nodig de locatie) 2. het tel.nr. van de school; 3. om welke groep het gaat, bijv. 5/6, 4B of ; 4. het aantal leerlingen in de groep; 5. drie voorkeursdata met ochtend of middag; denk hierbij a.u.b. ook aan andere schoolactiteiten van de betrokken groepen! Let op: op 27 april (Koningsdag) en van 2 t/m 6 mei (meivakantie) is het biologisch centrum gesloten. Bij voorkeur aanmelden via e-mail: jg.boland@hetnet postadres: dhr. J.G. Boland, Cannenburg 18, 3772 BG Barneveld Zo spoedig mogelijk na ontvangst van uw aanmelding wordt u via e-mail op de hoogte gesteld van de voor uw groep geplande datum en tijd voor het bezoek aan het biologisch centrum. Er zal tijdig een collectief verzoek aan de onderwijsinspectie verzonden worden om van het lesrooster af te mogen wijken. De exacte datum en tijd van uw groep wordt daarin vermeld. In verband hiermee vragen wij u uiterlijk vrijdag 8 april 2016 uw aanmelding te versturen. U dient zelf het vervoer naar het biologisch centrum te regelen. Wellicht kunt u een beroep doen op (groot)ouders. Er zijn voor de school geen kosten verbonden aan deelname. AANMELDINGEN DIE NA 8 APRIL 2016 WORDEN ONTVANGEN, KUNNEN NIET MEER IN BEHANDELING GENOMEN WORDEN! De werkgroepen Biologisch Centrum Barneveld 4

Amfibieën Zoals je misschien wel weet zijn kikkers, padden en salamanders amfibieën. Amfibieën kunnen zowel op het land als in het water leven. Als ze uit hun eitje zijn gekropen, leven ze als larve in het water. Ademhalen doen ze net als vissen, dus met kieuwen. Tijdens hun gedaanteverwisseling krijgen kikkers en padden pootjes en longen, waardoor ze ook op het land kunnen leven. Waarom horen kikkers, padden en salamanders bij elkaar? Amfibieën hebben een kale naakte huid, die dun is. Amfibieën hebben geen constante lichaamstemperatuur. We noemen ze koudbloedig. Zoogdieren en vogels hebben een constante lichaamstemperatuur. Bij mensen is de lichaamstemperatuur bijvoorbeeld 37 graden Celsius. Vogels en zoogdieren (dus ook de mens) noemen we warmbloedig. Verschillen Kikkers en padden lijken veel op elkaar, toch zijn er duidelijke verschillen. Kikkers kunnen goed springen. Padden kunnen dit absoluut niet. Als ze hun best doen komen ze niet verder dan een klein hupje. Dan is er nog een verschil. Kikkers hebben een gladde en vaak mooi gekleurde huid. De huid van padden is bobbelig en meestal bruinachtig van kleur. Salamanders zijn ook makkelijk te herkennen. Ze hebben een lange staart en springen kunnen ze niet. Winterslaap Amfibieën houden een winterslaap. Als het koud begint te worden, kruipen ze weg in de modder onder water of verstoppen zich op andere vorstvrije plekken op het land. Tijdens de winterslaap bewegen ze niet en hebben daarom ook maar heel weinig voedsel nodig. Het kleine beetje dat ze gebruiken, hebben ze in de zomer in de vorm van vet opgeslagen. Tijdens hun winterslaap hebben kikkers, padden en salamanders ook maar heel weinig zuurstof nodig. Omdat hun huid zo dun is, kan er zuurstof door naar binnen. Zo kunnen ze dus toch ademen terwijl ze onder de modder zitten. Rond februari komen de eerste amfibieën weer naar te voorschijn. Voedsel Volwassen kikkers, padden en salamanders eten insecten en andere kleine beestjes. Bij kikkers moeten de insecten wel bewegen anders ziet de kikker ze niet. Kikkers en padden hebben een kleverige tong. Die tong klapt naar buiten als er een prooi dichtbij is. De prooi blijft aan de tong plakken. Onmiddellijk gaat de tong weer terug en zo heeft de kikker de prooi gevangen. Ook salamanders leven een deel van het jaar op het land. Daar jagen ze op insecten. De rest van het jaar leven ze in het water waar ze waterdiertjes eten. Voortplanting Amfibieën leggen eieren in het water. Bij kikkers en padden gaat het mannetje op zoek naar een vrouwtje. Ze proberen een vrouwtje te lokken door te kwaken. De boomkikker en de rugstreeppad kunnen heel hard kwaken, je kunt ze op een kilometer afstand al horen! Als hij een vrouwtje heeft gevonden, klimt hij op haar rug en houdt zich stevig vast. Het mannetje wacht tot het vrouwtje haar eitjes legt. Dan bevrucht hij de eitjes met zijn zaadcellen. Dit heet uitwendige bevruchting. Kikker- en paddeneitjes worden ook wel dril genoemd. Kikkerdril bestaat uit honderden of zelfs duizenden kleine geleiachtige rondjes met daarin kleine zwarte eitjes. 5

Paddendril ziet eruit als een lange geleiachtige sliert met daarin allemaal kleine zwarte eitjes. Bij salamanders gaat de voortplanting iets anders. De mannetjes krijgen mooie kleuren en een kam om vrouwtjes te lokken. Bij de paring legt het mannetje een kegeltje met zaadcellen op de bodem van de sloot of poel. Het vrouwtje zwemt achter hem aan en neemt de kegeltjes op met haar geslachtsorgaan. Zo worden de eitjes bevrucht. Dit heet inwendige bevruchting. Het vrouwtje vouwt haar bevruchte eitjes één voor één in blaadjes van waterplanten. Daar is ze dan ook wel enkele weken mee bezig. Amfibieën doen niet aan broedzorg zoals vogels en zoogdieren. Ze bewaken hun eitjes en jongen dus niet, daarom moeten ze er ook heel veel leggen. Van de duizenden dikkopjes in een sloot of poel worden er maar enkele volwassen. Gedaanteverwisseling Als de eitjes uitkomen, zien de jongen er nog niet zo uit als hun ouders, het lijken wel kleine visjes. Achter hun kop zitten uitwendige kieuwen. Daardoor haalt het diertje adem. Langzaam gaan er ook kieuwen groeien in het lichaam. Dit zijn inwendige kieuwen. Huidademhaling is ook belangrijk als het nog een larve is. Terwijl het diertje door zijn kieuwen ademt, groeien er longen in zijn lichaam. Op een dag gaat de kieuwopening dicht en moet het diertje overschakelen op longademhaling en moet dan boven water ademhalen. Na een tijdje krijgt het diertje ook pootjes. Bij padden en kikker komen eerst de achterpootjes en daarna de voorpootjes; bij salamanders is het precies 6

andersom. Als de voorpootjes beginnen te groeien wordt het staartje van kikkers en padden kleiner. Hij valt dus niet af. In de staart zitten veel bouwstoffen die het diertje nog goed kan gebruiken. Salamanders houden hun staart. Ze beginnen nu al echt op hun ouders te lijken. Wist je dat.. Wist je dat in Japan een salamander leeft die bijna twee meter lang kan worden en wel 65 kilogram kan wegen? Wist je dat je de roep van een boomkikker op een kilometer afstand nog kan horen? Wist je dat een gewone pad wel 16 jaar kan worden? Wist je dat een rugstreeppad wel enkele kilometers kan lopen? Amfibieën in Nederland In Nederland komen 16 soorten amfibieën voor. Achter de soortnaam staat hoe erg de soort is bedreigd in Nederland. Kikkers middelste groene kikker (of bastaard kikker) - niet bedreigd poelkikker niet bedreigd meerkikker - niet bedreigd Bovenstaande drie soorten kikkers vormen samen de groep Groene kikkers. bruine kikker - niet bedreigd heikikker niet bedreigd boomkikker - bedreigd Padden gewone pad - niet bedreigd rugstreeppad - gevoelig knoflookpad - bedreigd vroedmeesterpad - kwetsbaar geelbuikvuurpad - ernstig bedreigd Salamanders vuursalamander - bedreigd kamsalamander - kwetsbaar vinpootsalamander - kwetsbaar Alpenwatersalamander - niet bedreigd kleine watersalamander - niet bedreigd De vuursalamander, vroedmeesterpad, geelbuikvuurpad, knoflookpad en boomkikker zijn erg zeldzaam in Nederland, ze komen nog maar op een paar plekken voor. Hoe zeldzaam zijn amfibieën? Vroeger waren er veel meer kikkers, padden en salamanders dan nu. Dat heeft een aantal oorzaken: 7

1. Amfibieën hebben schoon water nodig om te leven. Veel sloten en poelen in Nederland zijn vervuild geweest, door het gebruik van veel mest en bestrijdingsmiddelen. Daardoor gaan veel amfibieën dood. 2. Er worden ook veel poelen en sloten dicht gegooid omdat er ruimte nodig is voor het bouwen van huizen. 3. Poelen waar het vee kon drinken zijn meer en meer vervangen door waterpompen. Hierdoor verloor de poel zijn functie voor de boer en werd de poel gedempt. Veel amfibieën zijn hierdoor zeldzaam geworden, sommige zelfs ernstig bedreigd. Er is een rode lijst gemaakt waar alle bedreigde amfibieën van Nederland op staan. Deze dieren moeten goed beschermd en geholpen worden. Gelukkig gaat het de laatste tijd iets beter met de Nederlandse amfibieën. Er zijn mensen die padden helpen met oversteken, zodat ze niet worden doodgereden. Er worden kikkerpoelen gegraven waar kikkers, padden en salamanders kunnen leven, er worden minder zware bestrijdingsmiddelen gebruikt. Maar het gaat nog lang niet goed genoeg met ze. Ze hebben onze hulp nog hard nodig. Nederlandse amfibieën herkennen In Nederland komen zestien soorten amfibieën voor. Helaas zijn veel van deze soorten erg zeldzaam. Hieronder staan de vier meest voorkomende amfibieën van Nederland beschreven. Bruine kikker (Rana temporaria) De bruine kikker is een vrij grote kikker. Hij kan ongeveer tien centimeter lang worden. De rug van de kikker is bruin van kleur, zijn keel en buik zijn witachtig. Ze hebben een duidelijke donkerbruine vlek aan beide kanten van hun kop. Bruine kikkers ontwaken in februari of maart uit hun winterslaap. Ze trekken dan meteen naar hun voortplantingsgebieden. Bruine kikkers kunnen niet echt kwaken, het geluid dat ze maken lijkt meer op knorren. Bruine kikkers zijn algemeen in Nederland. 8

Groene kikker (Rana esculenta synklepton) Er zijn eigenlijk drie soorten groene kikkers. De poelkikker, de bastaardkikker en de meerkikker. Voor het gemak noemen we ze allemaal groene kikker. Alleen echte kenners kunnen deze drie soorten van elkaar onderscheiden. De groene kikker heeft een groene rug met zwarte of bruine vlekken. Zijn keel en buik zijn wit of grijzig gevlekt. Hij komt rond half maart uit zijn winterslaap. De mannetjes van de groene kikkers kunnen erg goed kwaken. Vooral in het voorjaar kun je de kwaakkoren van de boerennachtegaal horen. In Nederland zijn groene kikkers vrij algemeen. Gewone pad (Bufo bufo) 9

De gewone pad kan ongeveer acht centimeter worden. Ze zijn bruingrijs van kleur en hebben een wrattige huid. De ogen van de pad zijn goudkleurig. Gewone padden komen rond eind februari uit hun winterslaap. Ze trekken dan massaal naar hun voortplantingsgebieden. Gewone padden kunnen ook niet echt kwaken, ze maken een beetje een fluitend geluid. Gewone padden zijn in Nederland nog vrij algemeen. Kleine watersalamander (Lissotriton vulgaris) De kleine watersalamander wordt ongeveer elf centimeter lang. De salamander is lichtbruin van kleur en heeft veel donkere vlekken. Zijn buik is geeloranje van kleur. Rond februari trekken de salamanders naar het water. De kleine watersalamander komt nog vrij algemeen voor in Nederland. Zeldzame amfibieën Boomkikker (Hyla arborea) De boomkikker is een klein kikkertje dat niet groter wordt dan vijf centimeter. De rug van de boomkikker is helder groen van kleur, de buik is wit. Over de zijkant van zijn lichaam loopt een donkere streep. De boomkikker is de enige kikker van Nederland die in bomen kan klimmen. Om dit goed te kunnen, hebben ze een soort zuignapjes aan hun tenen. Boomkikkers komen tussen half maart en half april uit hun winterslaap. Ze trekken dan meteen naar hun voortplantingsgebieden. De mannetjes kunnen heel hard kwaken. Je kunt ze op een kilometer afstand al horen. In Nederland komen helaas niet zoveel boomkikkers meer voor, ze worden bedreigd. 10

Heikikker (Rana arvalis) De heikikker lijkt veel op de bruine kikker, hij is alleen iets kleiner. Zijn rug is bruin van kleur over het midden loopt een wat lichtere streep. Zijn keel en buik zijn witachtig. Net zoals bruine kikkers hebben heikikkers aan beide kanten van hun kop een donkerbruine vlek. Ze komen rond februari uit hun winterslaap. Tijdens de korte voortplantingstijd van enkele dagen begin maart krijgen de mannetjes een grijsblauwe kleur. Ook heikikkers kunnen niet echt kwaken, het geluid lijkt meer op een fles waaruit onder water luchtbellen ontsnappen ( ploek-ploekploek ). Door verzuring van heidevennetjes is de heikikker vrij zeldzaam geworden. Rugstreeppad (Bufo calamita) De rugstreeppad is iets kleiner dan de gewone pad, ze kunnen ongeveer zeven centimeter worden. Zijn rug is grijsbruin van kleur met donkere en lichte vlekken. De rugstreeppad heeft een duidelijke, lichtgekleurde streep over zijn rug. Zijn huid is wrattig. In maart komen de rugstreeppadden uit hun winterslaap. De mannetjes kunnen erg hard kwaken, je kunt ze van een grote afstand horen. Rugstreeppadden zijn nog vrij algemeen in Nederland. 11

Knoflookpad (Pelobates fuscus) Deze pad kan zeven cm worden. Hij is lichtbruin van kleur en heeft donkerbruine vlekken op de rug. Als knoflookpadden zich bedreigd voelen kunnen ze een stof produceren die naar knoflook ruikt. In maart of april komen deze padden uit hun winterslaap. Knoflookpadden kwaken heel zacht, doordat ze dat ook nog onder water doen, kan je het bijna niet horen. In Nederland wordt de knoflookpad bedreigd. Er zijn nog maar minder dan 40 plekken in ons land over waar deze pad leeft. Geelbuikvuurpad (Bombina variegata) De geelbuikvuurpad is maar een heel klein padje, hij wordt maar vijf centimeter groot. Hij heeft een wrattige rug die bruingrijs gekleurd is. Zijn buik is geel met zwarte vlekken. In april komt de pad uit zijn winterslaap. Geelbuikvuurpadden zijn erg zeldzaam, ze komen nog maar op een paar plekken in Zuid-Limburg voor. 12

Vroedmeesterpad (Alytes obstetricans) De vroedmeesterpad is een klein padje. Hij wordt niet groter dan vijf centimeter. De huid van de vroedmeesterpad is erg wrattig en grijs van kleur met zwarte en/of roodachtige vlekjes. Zijn buik is witachtig met grijze vlekken. De padden komen in maart uit hun winterslaap. De mannetjes maken een geluidje dat lijkt op fluiten. De naam danken ze aan de bijzondere broedzorg van het mannetje: ze wikkelen de bevruchte eisnoeren om hun achterpoten, pas als de larfjes uitkomen worden ze in het water afgezet. Deze padden komen alleen in Zuid-Limburg voor. Alpenwatersalamander (Mesotriton alpestris) Een volwassen Alpenwatersalamander kan ongeveer twaalf centimeter lang worden. De buik van de salamander is oranje. Het mannetje is blauwachtig tot zwart van kleur. Hij is iets kleiner dan het vrouwtje. Het vrouwtje is meer bruin van kleur. Rond februari kun je de salamander al in het water tegen komen. De Alpenwatersalamander komt op een aantal plekken in Nederland nog vrij veel voor. 13

Kamsalamander (Triturus cristatus) De kamsalamander wordt ongeveer zeventien centimeter groot en is daarmee de grootste watersalamander van Nederland. De buik van de salamander is oranjegeel met zwarte vlekken. De rest van het lichaam is donkerbruin tot zwart. Het mannetje is iets kleiner dan het vrouwtje. In maart trekken de kamsalamanders naar het water om zich voort te planten. De kamsalamander dankt zijn naam aan de mooie grote kam die het mannetje op zijn rug en staart heeft. De kamsalamander is vrij zeldzaam in Nederland. Vinpootsalamander (Triturus helveticus) 14

De vinpootsalamander is de kleinste watersalamander van Nederland. Hij wordt ongeveer negen centimeter lang. Zijn rug is geelbruin gekleurd en heeft donkere vlekken. Zijn buik is roze gekleurd. Het mannetje is vaak kleiner dan het vrouwtje. De vinpootsalamander dankt zijn naam aan de zwemvliezen tussen zijn poten. Aan de staartpunt van het mannetje zit een typisch draadje van enkele millimeters lang. In februari maart is deze salamander in het water te vinden. De vinpootsalamander is vrij zeldzaam in Nederland en komt alleen in Noord-Brabant en Limburg voor. Vuursalamander (Salamandra salamandra) De vuursalamander is de enige landsalamander van Nederland. Hij kan ongeveer twintig cm lang worden. Ze zijn glanzend zwart en hebben over hun hele lichaam gele vlekken. De vuursalamanders komen alleen in Zuid-Limburg voor en ze zijn daar erg zeldzaam. Reptielen Reptielen zijn evenals de amfibieën koudbloedig gewervelde dieren, die waarschijnlijk jaren geleden ontstaan zijn uit amfibieën. Deze overgang wordt gekenmerkt door een toenemende aanpassing aan het landleven. Reptielen zijn namelijk goed tegen uitdrogen beschermd en zijn voor hun voortplanting geheel onafhankelijk van water. De enige in Nederland voorkomende reptielen zijn: hagedissen, slangen en hazelwormen. Huid De huid van reptielen is geschubd, wat wil zeggen dat deze is opgebouwd uit beenplaatjes, die dakpansgewijs of naast elkaar gelegen zijn gerangschikt en met hoorn zijn overdekt. Tussen deze beenplaatjes zitten dunne rekbare stukjes huid om beweging mogelijk te maken. Ademhalen door deze dikke geschubde huid is dan ook onmogelijk, vandaar dat dit door longen wordt geregeld. 15

Voortplanting De eieren van de reptielen zijn beschermd door een vochtdichte laag, die gevormd wordt door een stevige leer- of kalkachtige schaal. De bevruchting is in tegenstelling tot de amfibieën inwendig, voordat de schaal is gevormd. Sommige slangen en hagedissen dragen hun eieren zolang in het moederlichaam, dat de jongen zich geheel kunnen ontwikkelen. Op het moment dat het ei gelegd wordt of kort daarna, volgt de geboorte. Anderen daarentegen leggen hun eieren onder mos of in de losse grond waar ze door de warmte van de zon worden uitgebroed. De geboren jongen ondergaan geen gedaanteverwisseling zoals bij de amfibieën maar zijn direct reptielen in het klein. Winterslaap Reptielen houden net zoals amfibieën een winterslaap omdat ook zij koudbloedig zijn. Ze houden hun winterslaap vaak in groepen in een onderaardse holte of spleet. Dit gezamenlijk slapen voorkomt warmteverlies. Een reptiel is wel beter in staat zijn eigen lichaamstemperatuur te regelen dan een amfibie, omdat hij zijn temperatuur volgens eigen voorkeur en binnen nauwe grenzen houdt, door naar behoefte afwisselend koude en warme plaatsen op te zoeken. Wat is nu het verschil tussen een amfibie en een reptiel? Oppervlakkig lijken sommige amfibieën en reptielen wel op elkaar. Een salamander lijkt veel op een hagedis, toch is de een amfibie en de ander reptiel. Waar herken je nu een amfibie aan? Voor moderne dus nu nog voorkomende amfibieën en reptielen is dat verschil redelijk goed aan te geven. Amfibieën hebben een dunne niet met schubben bedekte huid die vele klieren bevat om de huid vochtig te houden. Zij moeten toch ook regelmatig terug naar het water of een vochtrijke omgeving. Zij leggen hun eitjes in het water, en daaruit komen larven tevoorschijn (denk aan kikkervisjes) die later een gedaantewisseling doormaken waarnaar een landdier tevoorschijn komt. De eitjes hebben geen harde schaal. Reptielen zijn geheel anders, zij bezitten een verhoornde huid die weinig of geen vocht doorlaat, en leggen kalkachtige eieren die niet in het water hoeven te worden gelegd. Daardoor was het voor hen mogelijk om echte landbewoners te worden. De embryo s groeien in een vochtrijke omgeving in het ei zelf, de amnion en als zij uit het ei breken zijn zij geheel gevormd, dat wil zeggen zij hebben geen larvestadium. Het verschil tussen beiden voor uitgestorven dieren is veel moeilijker omdat het grote verschil niet zit in skeleteigenschappen maar in de voortplanting en huid. En dat zijn nu net dingen die slecht of helemaal niet fossiliseren. De harde eierschalen van reptielen natuurlijk wel maar vaak is daarvan niet duidelijk wie ze gelegd hebben. Om het verschil tussen skeletten van amfibieën en reptielen van uitgestorven dieren te kunnen zien moet je heel lang anatomie gestudeerd hebben. Reptielen in Nederland In Nederland komen van nature zeven soorten reptielen voor. Te weten drie soorten slangen en vier soorten hagedissen. Naast deze inheemse soorten zijn er ook enkele door de mens geïntroduceerd. Ten slotte spoelen er met enige regelmaat zeeschildpadden aan op de Nederlandse stranden, dit zijn dwaalgasten. Het leefgebied van reptielen bestaat over het algemeen uit ijle en open vegetatie. Die vegetatie moet voldoende schuilmogelijkheden bieden. En de plek moet snel opwarmen en voldoende open 16

zijn om te kunnen zonnen. Vooral heide voldoet vaak aan deze voorwaarden. Ideale leefgebieden zijn overgangen tussen bossen en heide, structuurrijke vegetaties zoals oude heide, maar ook vervallen overgroeide steenstapels en muurtjes. Hazelworm De hazelworm (Anguis fragilis) is een pootloze hagedis. Vaak wordt hij ten onrechte voor een slang aangezien. Hij heeft een voorkeur voor bossen, bosranden, houtwallen, heide en weg- en spoorbermen. Hazelwormen zijn vaak lastig te vinden omdat ze weinig op open plekken zonnen. In mei bestaat de grootste kans dat je ze zonnend aan kunt treffen. De rest van het jaar verschuilen ze zich vaak in bladlagen, onder heidestruiken of ondergronds. Zandhagedis De zandhagedis (Lacerta agilis) komt in Nederland vooral voor op heideterreinen op hogere zandgronden in het oosten, zuiden en midden van ons land en in de duinen ten noorden van Zeeland. Het is een vrij robuust gebouwde hagedis. Zeer opvallend zijn de groene flanken van de mannetjes in het voorjaar. Voor het leggen van eieren kiezen de vrouwtjes zonnige, onbegroeide zandige plekken. De eitjes worden op 5 tot 20 cm diepte ingegraven. De warmte van de zon zorgt dan voor verdere ontwikkeling van de eieren. 17

Levendbarende Hagedis De levendbarende hagedis (Zootoca vivipara (synoniem: Lacerta vivipara)) leeft bij voorkeur op enigszins vochtige heide of heide met vennen en in structuurrijke weg- en spoorbermen en ruigten. In Zeeland en op Terschelling komt de soort ook voor in de duinen. Levendbarende hagedissen zijn zoals de naam al zegt levendbarend: ze broeden de eieren als het ware uit in het moederlichaam. De mannetjes van deze hagedis hebben een oranje buik en een licht zwarte buikpigmentering. Vrouwtjes zijn op hun buik ongepigmenteerd en gelig. Muurhagedis De muurhagedis (Podarcis muralis) komt in Nederland alleen nog voor op enkele oude vestingwerken in het centrum van Maastricht. De soort bereikt hier de uiterste noordwestelijke grens van zijn areaal. In België is hij te vinden op enkele plaatsen in het Maasdal. Muurhagedissen komen voor op oude muren, steile, stenige zuidhellingen en rotswanden. De eieren van de muurhagedis worden afgezet tussen stenen of in zand. 18

Gladde slang De gladde slang (Coronella austriaca) heeft door zijn ongekielde schubben een glad uiterlijk. Hij wordt nogal eens verward met de adder. Het verschil zit hem in de ronde pupil, de duidelijk slankere bouw, een hooguit wat vage zigzagtekening en een langere staart. Gladde slangen komen vooral voor op heideterreinen, hoogvenen en stuwwallen. In hun verspreiding zijn ze duidelijk beperkt tot zandgronden. Ze leven vooral van jonge nestmuizen en soms eten ze een hagedis. Ze zijn niet giftig en niet agressief. Gladde slangen zijn levendbarend: ze broeden de eieren uit in het moederlichaam. Ringslang De ringslang (Natrix natrix) is een watergebonden slang. Hij heeft ronde pupillen en twee duidelijke gele en zwarte vlekken achter de kop. Het is de grootste slang in Nederland (tot 1,40 m). Hij is niet giftig. En hij bijt zelfs niet als hij gevangen wordt. Ringslangen leggen hun 20-30 eieren in compost, 19

bladhopen en in mestvaalten. Door het verdwijnen van mestvaalten hebben ze vaak moeite geschikte plekken te vinden om de eieren af te zetten. De ringslang komt vooral voor ten noorden van de grote rivieren. Adder De adder (Vipera berus) is de enige gifslang in Nederland. Adders komen voor in heide- en hoogveengebieden en soms ook op open plekken in bossen. Het zijn relatief kleine, zwaar gebouwde slangen. Ze hebben een duidelijke driehoekige zigzagtekening en verticale pupillen. De mannetjes zijn in het algemeen grijs. Ze hebben een sterk contrasterende zwarte rugstreep (foto boven). Vrouwtjes zijn vaak lichtbruin en zij bezitten een donkerbruine rugstreep (foto onder). Adders zijn niet agressief en niet gevaarlijk (als ze met rust worden gelaten). Een adderbeet is meestal zeer pijnlijk en kan leiden tot misselijkheid, flauw vallen en sterke zwellingen van gebeten lichaamsdelen. Het toedienen van antiserum kan in ernstige gevallen nodig zijn. Bij minder ernstige beten is dat af te raden vanwege de vele bijeffecten. Adders zijn levendbarend: ze broeden de eieren uit in het moederlichaam. 20

Opdrachten die in het biologisch centrum worden uitgevoerd 1. Wie ben ik? 2. Kikker vouwen 3. Dat weet ik! Dat weet ik! Dat weet ik! 4. Verschillen tussen reptielen en amfibieën 5. Kwartetspel 6. Kikkers, padden en salamanders 7. Bordspel 8. Hier leef ik 9. Woordzoeker 10. DVD Reptielen en amfibieën Over amfibieën en reptielen is meer informatie te vinden op www.ravon.nl Fotoverantwoordiging: Alle foto s zijn ter beschikking gesteld door Jelger Herder (Ravon) met uitzondering van de foto s op pag. 6 en de onderste foto op pag. 20: deze zijn gemaakt door Hans Boland (IVN Barneveld) 21