Notulen Onderwerp Sessie invulling afweegmatrix voor effecten weidevogels locatie Van der Valk Akersloot Datum 2 oktober 2014 Eigenaar Radboud van Casteren Status Concept Kenmerk P919042 Aanwezig Eric Westerhuis, Niels Spinhoven, Radboud van Casteren (ProRail), Ron van der Hut (bureau Altenburg & Wymenga), Jan de Ruijter en Rienk Slings (St. De Hooge Weide), Egbert van Diepen en Adrie Lute (st. Alkmaardermeeromgeving e.o.), Henk Vaessen en Cees de Vries (Vogelwerkgroep Midden- Kennemerland) Afwezig R. Wiersma (provincie Noord-Holland) en Onno Steendam (Landschap Noord- Holland), beiden met kennisgeving Deze sessie is georganiseerd naar aanleiding van de participatieworkshop die ProRail op 11 september heeft georganiseerd. Tijdens deze workshop hebben de heren Vaessen en Slings kritiek geleverd op het weidevogelonderzoek van A&W en op de wijze waarop de verschillende alternatieven worden beoordeeld op weidevogels. De kritiek was, samengevat: Het onderzoek dat naar weidevogels is gedaan geeft een onvolledig beeld van deze aantasting omdat oude telgegevens zijn gebruikt en omdat er geen rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen en ambities, waaronder de toekomstige toekenning van de status weidevogelkerngebied door de provincie. De scoring van de alternatieven in het afweegkader kan met dit onderzoeksrapport niet juist worden gedaan. Het doel van deze sessie is om gezamenlijk te bepalen hoe de ontbrekende informatie kan worden aangevuld en hoe het afweegkader moet worden gevuld om wel recht te doen aan de feiten. Niels Spinhoven opent de vergadering en stelt met de aanwezigen de agenda vast. De werksessie begint met een presentatie van bureau A&W over het rapport Ecologische beoordeling opstelterrein Uitgeest: effect op weidevogels. Daarna kunnen vragen worden gesteld en opmerkingen worden gemaakt. We besluiten de sessie met het invullen van de afweegmatrix voor de aspecten die relevant zijn voor het aspect weidevogels. In de sessie op 11 september jl. is ProRail opgeroepen om de provincie bij dit onderwerp te betrekken. ProRail heeft provincie Noord-Holland is bij deze sessie uitgenodigd vanuit haar rol als beleidsmaker op gebied van weidevogelbescherming. Helaas was de provincie niet in de gelegenheid om deel te nemen. Eric Westerhuis laat weten nog telefonisch overleg met mevrouw Wiersma van de provincie te voeren naar aanleiding van de sessie. De presentatie van A&W zal aan de aanwezigen beschikbaar worden gesteld (actie ProRail). Opmerkingen/vragen bij presentatie rapport: Dhr de Ruijter: Het beleid van de weidevogelleefgebieden wordt vanaf 2015 anders ( meer doen in minder gebieden ). In de Castricummerpolder komt een gruttokerngebied, is deze nieuwe
regelgeving wel meegenomen? Antw: In dit rapport nog niet, maar we zullen in een later stadium als de locatiekeuze is gevallen, wel rekening houden met dit nieuwe provinciale beleid. Het effect van geluid is duidelijk te zien in de tabel op sheet5, is daarin ook het visuele aspect meegenomen? Antw: ja, dat heeft ook een effect, en is terug te zien in de bandbreedte van de immissie hoger dan 45 db(a). Je weet immers niet of de vogels verjaagd worden door het geluid, de zichtbaarheid van de treinen of beiden. Welk geluid heeft gediend voor het onderzoek, voorbijrijdende treinen of het opstelterrein an sich? Antw.: In het rapport is de toekomstige ontwikkeling van het gecumuleerde geluid uit verschillende bronnen meegenomen. De provinciale weg, vliegverkeer, doorgaand spoorverkeer en het opstelterrein dragen allen bij aan het geluidsniveau. De bijdrage van doorgaand treinverkeer aan de toename van het geluid in het onderzochte gebied is aanzienlijk groter dan de bijdrage van het opstelterrein. Het rapport van A&W laat dit laat zien met tekeningen met geluidscontouren. Is de overlast overdag ook meegenomen? Antw.: Dat is voor wat betreft geluid door M+P in het geluidsrapport wel meegenomen, maar dan verdisconteerd in 24 uurs gemiddelden. Dus piekgeluiden (harde geluiden voor een korte periode) zijn niet meegenomen? En hoeveel db kan dat zijn? Is een booggeluid harder dan een voorbijrijdende trein? Antw: piekgeluiden zijn ook meegenomen in het gemiddelde. ProRail zegt toe om M+P te vragen om inzicht te geven in het geluidsniveau van een voorbijrijdende trein ten opzichte van een piekgeluid op een opstelterrein, bijvoorbeeld booglawaai. Deze informatie zal aan A&W worden verstrekt (actie ProRail). Eric Westerhuis benadrukt dat het in deze studie naar een alternatievenkeuze ook vooral gaat om zaken in beeld te brengen die het onderscheid tussen de alternatieven goed zichtbaar te maken. In deze fase wordt niet in detail gekeken naar hoeveel geluid er geproduceerd wordt. Dit detailniveau zal in een volgende fase wel worden gezocht, als de keuze voor een locatie is gemaakt. Dhr. de Ruijter: Als ik het goed zie zorgen de opstelterreinen net voor een verschuiving van de contouren zodat het weidevogelgebied juist nog geraakt wordt? Antw: De verschuiving van de contouren als gevolg van het opstelterrein is uiterst gering, op sommige punten zullen de gebieden ook al geraakt worden door de verschuiving van de contouren als gevolg van de toename van het geluid van het doorgaand treinverkeer. Dhr. Lute: Zorgt een geluidsscherm ook voor reflectie van het geluid naar de andere kant en komen er uiteindelijk wel de schermen die berekend zijn? Antw: Sommige geluidsschermen reflecteren en andere absorberen geluid. Naast snelwegen worden vaak reflecterende schermen toegepast. Voor spoor gaan we uit van absorberende schermen, die het geluid zoveel mogelijk dempen en niet terugkaatsen. Dhr. Slings: vogels die niet in het optimaal ingerichte weidegebied terecht kunnen, verspreiden zich noodgedwongen over omliggende gronden richting het spoor. Daar zijn geen gegevens van. De Hooge Weide heeft ook geen telgegevens hiervan. Dit lijkt een hiaat in de inventarisatie. Antw: Niels Spinhoven reageert op de opmerking over de telgegevens. In een bijeenkomst in januari 2014 is dit punt inderdaad aangegeven door dhr. Slings. Toen was echter de planning dat er medio 2014 een locatiekeuze gemaakt zou worden. Op dat moment was er geen tijd meer voor een aanvullende telling in het zomerseizoen. ProRail nodigt de aanwezigen om hun gezamenlijke 2/5
kennis en informatie in te brengen om toch te komen tot een zo juist mogelijk beeld geeft van de actuele stand van zaken en ontwikkelingen in het gebied. Overigens is een actuele telling wel noodzakelijk als we eenmaal een locatiekeuze hebben gemaakt. Echter, de afweging voor de keuze van een alternatief zal gebeuren op basis van gegevens uit 2006/2009 en op basis van de input die we aanvullend ontvangen. We spreken af dat in het rapport van A&W in beoordelingstabel op een gepaste wijze een plek zal worden gegeven aan de ontwikkelingen die sinds 2009 in het gebied hebben geplaatsgevonden. We spreken met elkaar af dat Ron van der Hut namens ProRail en Rienk Slings namens de aanwezige belanghebbenden informatie uitwisselen om deze in het rapport te kunnen verwerken. Ron komt met een voorstel en zal de vraag aan dhr. Slings formulieren. Eric Westerhuis blijft vanuit vanuit ProRail betrokken bij deze uitwisseling. Actie: ProRail/A&W en Rienk Slings. Zijn er verschillen in effecten van overlast tussen verschillende soorten? Antw: Ja, juist als het geluid zich op de dezelfde frequentie begeeft als de balts- of contactroep van de betreffende vogel, is er meer sprake van verjaging. Vogels hebben dan meer last van het geluid omdat ze zichzelf niet meer kunnen laten horen (dit effect heet maskering). Is de soort Zomertaling meegenomen in het rapport? Want die zit wel in het gebied. Antw: Nee, de zomertaling is niet meegenomen in dit rapport. Dhr Van der Hut en dhr Slings zullen in overleg een lijst met meer gevoelige soorten maken, waarna het rapport hierop aangevuld zal worden Kan het zijn dat voor de zomertaling, de contouren wel meer wijzigen als gevolg van het opstelterrein? Later heeft Ron van de Hut hierop geantwoord: De geluidscontouren wijzigen niet voor de Zomertaling, omdat er geen gegevens zijn die er op wijzen dat de drempelwaarde voor geluidsbelasting bij de Zomertaling lager liggen. Voor de Veldleeuwerik is wel een lagere drempelwaarde vastgesteld: 42 d(ba). Geluidseffecten van het opstelterrein zijn echter veel kleiner dan die van zichthinder en zichtbare menselijke activiteiten. Voor de Zomertaling wordt een opvliegafstand van 120 m in de literatuur genoemd. Voor weidevogels heeft Ron van de Hut nog geen grotere opvliegafstand dan 200 m kunnen vinden, maar hij zoekt dit uit. Effect van lichtoverlast: Hierbij blijkt dat er een effect is tot zo n 50 tot 200 meter. Verder weg is de lichtbron nog wel zichtbaar, maar werpt deze nagenoeg geen licht meer op de grond. Het lichtontwerp van het opstelterrein is inmiddels aangepast, met lagere lichtmasten van 5,5 meter waardoor het effect van lichtverstoring beperkt blijft tot maximaal 50 meter vanaf het terrein. Voor wat betreft visuele verstoring als gevolg van het opstelterrein geldt ook een contour van 50 tot 200 meter. Rienk Slings stelt dat de effecten van de verschillende alternatieven op weidevogels die naar verwachting zullen optreden totaal anders kunnen zijn dan op grond van het geraakte weidevogelleefgebied (cfm. huidige provinciale beleid), verondersteld mag worden. De N203 raakt het grootste oppervlak weidevogelbeschermingsgebied. De effecten als het terrein daar komt zijn naar verwachting erg gering. Ook op de Driehoek vallen de effecten erg mee. De reden hiervoor is dat het beleid dat hier gevoerd is afgelopen jaren (agrarisch natuurbeheer) onvoldoende effectief is gebleken. De provincie gaat beleidsmatig en financieel inzetten op het versterken van wel succesvolle structuren. Het aanwijzen van weidevogelkerngebied is onderdeel van dat nieuwe beleid. Om een juiste afweging te maken zal dus ook naar het potentieel van het gebied en naar toekomstig beleid en regelgeving gekeken moeten worden. Het gebied waar alternatief N203 ligt, zal naar verwachting niet worden aangewezen als weidevogelkerngebied (WVKG). 3/5
De overheid en particuliere stichtingen (zoals De Hooge Weide) hebben afgelopen jaren flinke investeringen aan grondaankopen en gebiedsinrichting gedaan in het gebied met als doel om de het geschikter te maken voor weidevogels. Gronden van Stichting de Hooge Weide zijn intussen EHS-gebied geworden. Met de aanwijzing van de gronden als WVKG wordt de kans op succes groter. De nieuwe WVKG ontstaan meestal rondom bestaande gebieden om deze te vergroten en te verbinden. Deze gebieden zijn bedoeld om het agrarisch natuurbeleid meer succesvol te maken en zullen er ook meer komen in Uitgeest dan in Castricum. De precieze WVKG s zijn echter nog niet vastgelegd. ProRail stelt de vraag of het ondanks het ontbreken van actuele gebiedsdekkende telgegevens mogelijk om een goede afweging te maken in de afweegmatrix? De aanwezigen zijn het erover eens dat dat het geval is, mits er na de keuze wel een vervolgonderzoek komt. Om een afweging te maken zijn de huidige gegevens (rapport en geleverde kennis door de aanwezigen) voldoende. ProRail is ook nu vooral op zoek naar een goede afweging en is bereid om daarvoor ook de potentie van het gebied en het toekomstig beleid (toekomstvastheid) mee te nemen in het afweegkader. De aanwezigen geven aan dat het wel goed afgestemd moet worden met de Provincie, naar verwachting worden de WVKG in 2016 vastgesteld. Eric Westerhuis bevestigt dat deze afstemming wordt gezocht en dat ProRail inmiddels beschikt over stukken waarin het nieuwe beleid is beschreven. De Provincie is overigens ook onderdeel van het Bestuurlijk Overleg in januari waarin de Staatssecretaris de regio zal vragen om een advies voor een locatiekeuze. In het door ProRail op te stellen informatiedocument zal alle verzamelde beslisinformatie meegenomen worden. Volgens aanwezigen is 10 jaar geleden onderzocht of er weidevogels zitten langs de spoorlijn Uitgeest - Beverwijk. De alternatieven in Beverwijk (opstellocaties) zelf zullen voor weidevogels naar verwachting niet interessant zijn. A&W zal de tabel in zijn rapport aanpassen aan nieuwe WVKG en een extra kolom toevoegen met de totaal score inclusief nieuwe gebieden (Actie A&W). Afweegmatrix Gezamenlijk wordt de afweegmatrix bekeken. We besluiten om onder onderdeel 21 Natuur een aparte categorie weidevogels te maken (21 c). De scoring van de alternatieven zal gebeuren op de volgende vastgestelde criteria: Ruimtebeslag weidevogelleefgebied huidig Ruimtebeslag weidevogelkerngebied toekomstig Verstoringseffect Bedreiging op de potentie Desinvestering Het ruimtebeslag van beschermde gebieden kan gekwantificeerd worden, zodat een eerlijke vergelijking mogelijk is. Deze twee criteria moeten worden gescoord door berekening. De aanwezigen komen voor de laatste drie criteria tot een gezamenlijke score van - - tot + + voor de alternatieven. Deze zijn opgenomen in een nieuwe versie van de afweegmatrix. De matrix zoals deze is ingevuld zal als bijlage bij dit verslag worden meegestuurd. ProRail zal nagaan of de wijze van scoren goed is gegaan; er ontstaat tegen het einde wat twijfel over. We spreken met elkaar af dat de uiteindelijke ingevulde afwegingsmatrix op het aspect weidevogels zal worden afgestemd met Rienk Slings voor deze in het informatiedocument wordt opgenomen. 4/5
ProRail dankt alle aanwezigen voor hun inbreng en discussie en zegt toe dat het verslag binnen een week beschikbaar zal zijn. 5/5