SCRIPTIE SCHRIJVEN BIJ HET CENTRUM VOOR BEDRIJFSWETENSCHAPPEN...3



Vergelijkbare documenten
1

FACULTEIT DER GEESTESWETENSCHAPPEN

BRONNENONDERZOEK 2010/2011

Werkstuk of verslag. de vormvoorschriften

BEOORDELINGSFORMULIER

Eisen en lay-out van het PWS

Bepaal eerst de probleemstelling of hoofdvraag

INSTRUMENTEN TER ONDERSTEUNING VAN SCRIPTIESTUDENTEN

Bijeenkomst afstudeerbegeleiders. 13 januari 2009 Bespreking opzet scriptie

HET PROFIELWERKSTUK. 5 HAVO en 6 VWO STELLA MARISCOLLEGE MEERSSEN

Studiehadleiding. Opleiding: hbo-masteropleiding Islamitische Geestelijke Verzorging

Richtlijnen schrijven (stage-of afstudeer)verslag

1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen

Het profielwerkstuk. 2. Eisen en voorwaarden Het profielwerkstuk moet aan een aantal eisen en voorwaarden voldoen:

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten

Scriptiegroep. Bijeenkomst 08

informatie profielwerkstuk havo avondlyceum CAL handleiding H

BBL-4, topklinisch traject RdGG Pagina 1 van 7 Persoonlijke ontwikkeling Studievaardigheden

Bijlagen ( ) Eisen aan het onderzoeksvoorstel

Stappenplan zoeken en verwerken van informatie

Stappenplan zoeken en verwerken van informatie

Faculteit der Geesteswetenschappen Cluster Filosofie. Bachelor scriptiereglement voor de opleiding: Wijsbegeerte

SECTORWERKSTUK

Stap 4: Indeling maken

Handleiding bij het maken van een profielwerkstuk. april 2012

Hier vertel je wat je hebt gedaan om informatie te vinden. Wat en waar gezocht? Wie geïnterviewd, enz.

Handleiding profielwerkstuk. Mavo 4

Informatiebrochure. Profielwerkstuk HAVO Colegio Arubano

Informatiebrochure / Handleiding BACHELORSCRIPTIE

SCRIPTIEBROCHURE BEDRIJFSRECHT

BOL OPLEIDINGEN MAATSCHAPPELIJKE ZORG AVENTUS APELDOORN / DEVENTER STUDIEWIJZER

BEOORDELINGSFORMULIER STAGES BACHELOR NIVEAU 3

Introductie stage-scriptie combi. Orthopedagogiek G&G, 25 augustus 2011

Sectorwerkstuk

Format voor het plan van aanpak voor het aanvragen van een ster

Sectorwerkstuk. Kandinsky College. locatie Sint Jorisschool

Leidraad bij het sjabloon onderzoeksvoorstel Masterscriptie Deel I

Bachelorscriptiebrochure BA Taalwetenschap

Masterexamen Nederlands

RSC PROFIELWERKSTUK 2008 / 2009 PLAN VAN AANPAK EN LOGBOEK

Reglement Onderzoekscollege en Bachelorscriptie Europese Studies

Deel 1 Structuur. Handleiding scripties

WERKSTUK Taalexpert PRIMO

Hoofdstuk 1 Een probleemstelling formuleren

Titelpagina ONDERZOEKSVERSLAG. Namen: Klas/groep: Cursusjaar: Begeleider: Beoordelaar:

Scriptie over Personal Branding en Netwerking

RSC PROFIELWERKSTUK 2015 / 2016 PLAN VAN AANPAK EN LOGBOEK

Bachelorscriptiebrochure BA Taalwetenschap

Beroepenwerkstuk 3 MAVO

Het profielwerkstuk

Sectorwerkstuk

Deelopdracht 1: Onderzoek naar het onderwijsconcept van jouw leerwerkplek

project: Behoefteonderzoek

Opm: Bij een onvoldoende beoordeling is het invullen van het veld opmerkingen door de begeleider verplicht.

Voorlichting 4-HAVO. Profielwerkstuk. 7 april 2016

ONDERZOEK VOOR JE PROFIELWERKSTUK HOE DOE JE DAT?

project: Pedagogische stromingen

Voorbeeld: Ik werk het liefst met een tweetal.

AOS docentonderzoek. Rapporteren en presenteren

Module 3. Hoe gebruik ik informatie op een correcte manier?

Regels voor het schrijven, begeleiden en beoordelen van MAscripties

SW-B-K1-W2 (C) Maakt een plan van aanpak. Oefenopdracht C Niveau 4 Crebo: Cohort: Geldig vanaf

Leerlingenhandleiding

Artikel 1 Toepassingsbereik

1. Probleemstelling formuleren en sleutelwoorden bepalen.

Studiewijzer sectorwerkstuk 10 Havo/Mavo Docenten: Arnoud Boerma Laatste inhoudelijke aanpassingen: 9 november 2012

Inhoudsopgave. Voorwoord 7

Verwijzen naar digitale bronnen

HALLO WERELD WERKSTUK

Opm: Bij een onvoldoende beoordeling is het invullen van het veld opmerkingen door de begeleider gewenst.

Hoe maak ik een sectorwerkstuk? Trivium College locatie Trias

Verwijzen naar digitale bronnen

Scriptiereglement Faculteit Rechtsgeleerdheid

Het eindwerkstuk GGCA Schooljaar

Zorg dat je een onderwerp kiest, waarvan je echt meer wilt weten. Dat is interessanter, leuker en makkelijker om mee bezig te zijn.

Techniekkaart: Het houden van een interview

Lesbrief: Beroepenmagazine Thema: Mens & Dienstverlenen aan het werk

ALGEMEEN. Doel & inhoud. Evaluatie

Handleiding Scriptie Blok 1/3 Master Film- en Televisiewetenschap Universiteit Utrecht

Scriptie schrijven: tips per schrijffase

Profielwerkstuk 4 MAVO

Het eindwerkstuk GGCA Schooljaar

kunstbv beeldende vorming Afsluiting kunstbv 5 Havo / 6VWO afsluiting Naam:... Klas...

Voorwoord bij de tiende druk 8. 1 Inleiding 1 0. deel i voorbereiding 15

Sectorwerkstuk klas 10 Vmbo-t

De Taxonomie van Bloom Toelichting

Profielwerkstuk: stappenplan, tips en ideeën

Beoordelingsmodel scriptie De beoordelaars gaan niet over tot een eindbeoordeling indien een van de categorieën een onvoldoende is.

Aanpak van een cursus

Handleiding voor de leerling

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School

project: Problemen in de wijk

Non satis scire WP 4 Pilot opzet peer feedback. Aanleiding

onderdeel van

project: Armoede in Nederland

PROFIELWERKSTUKDAG 4HAVO & 5VWO

Scriptiereglement Faculteit Rechtsgeleerdheid

Amsterdam, november Aan de ouders/verzorgers van de vierde klas-leerlingen. Geachte ouders/verzorgers,

Transcriptie:

Inhoudsopgave INLEIDING...2 1. SCRIPTIE SCHRIJVEN BIJ HET CENTRUM VOOR BEDRIJFSWETENSCHAPPEN...3 1.1. Het schrijven van een scriptie...3 1.2. Relatie student en docent...4 1.3. Het kiezen van een onderwerp...5 1.4. Eisen aan een scriptie bij bedrijfswetenschappen...6 1.5. Scriptieprocedure...7 1.6. Beoordeling... 10 2. SCRIPTIEWIJZER...11 2.1. Proces van een scriptie schrijven... 11 2.1.1. Fase 1 en 2: Oriëntatiefase en literatuuronderzoek... 11 2.1.2. Fase 3: Praktijkonderzoek... 17 2.1.3. Fase 4: Confrontatie... 18 2.1.4. Fase 5: Afrondingsfase... 18 2.1.5. Fase 6: Beoordelingsfase... 18 2.2. De opbouw van de scriptie... 19 2.2.1. De voorafgaande onderdelen... 19 2.2.2. De hoofdonderdelen... 20 2.2.3. De slotonderdelen... 22 2.3. Schrijftips... 23 3. DOCENTEN EN ONDERWERPEN...28 BIJLAGE 1: LIJST...40 1

Inleiding Het is zover, je gaat beginnen met een van de zwaarste onderdelen van je studie, of misschien wel hèt zwaarste onderdeel: het schrijven van een scriptie. Voor sommige studenten de mooiste uitdaging van hun studie waar reikhalzend naar wordt uitgekeken, voor anderen het spreekwoordelijke zwaard van Damocles... Over het algemeen wordt het schrijven van een scriptie dan ook ervaren als interessant, maar moeilijk. Studenten mogen immers grotendeels zelf beslissen welk onderwerp zij willen onderzoeken, maar de meeste studenten weten vaak niet goed waar ze moeten beginnen en hoe ze moeten onderzoeken of wat een wetenschappelijk onderzoek eigenlijk inhoudt. Het schrijven van een scriptie is daarmee ook een enorme uitdaging voor de scriptiebegeleiders in kwestie, die hun scriptanten hierbij de broodnodige en soms bijzonder intensieve sturing en ondersteuning moeten bieden. Naar aanleiding van bovenstaande is deze scriptiehandleiding tot stand gekomen. Met deze handleiding wil het Centrum voor Bedrijfswetenschappen het scriptietraject en schrijfproces graag meer inzichtelijk maken voor scriptanten. De handleiding is dan ook vooral bedoeld als handvat bij het schrijven van je scriptie bij bedrijfswetenschappen. In hoofdstuk 1 vind je de richtlijnen voor het schrijven van een scriptie bij bedrijfswetenschappen. Meer algemene tips om je te helpen bij het schrijven van een scriptie staan in hoofdstuk 2. Dit hoofdstuk kun je dan ook goed gebruiken als naslagwerk. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de docenten bij wie je terecht kunt voor de begeleiding van je scriptie. Per docent is aangegeven voor welke onderwerpen hij of zij een voorkeur heeft. Verder kun je in de bijlagen aanvullende informatie en bronnen over aanverwante onderwerpen zoals scriptieproblemen en het doen van onderzoek terugvinden. 2

1. Scriptie schrijven bij het Centrum voor Bedrijfswetenschappen 1.1. Het schrijven van een scriptie Waarom een scriptie schrijven? Van jou als academicus wordt verwacht dat je een probleem kunt identificeren, formuleren en analyseren en dat je de onderzoeksaanpak, resultaten en conclusies kunt rapporteren. Dat kan zijn als onderzoeker bij een onderzoeksinstituut, als manager in het bedrijfsleven of in non-profitorganisaties, als consultant, als advocaat of als beleidsmedewerker. Deze toekomstige werksituaties stellen dus eisen ten aanzien van je kennis en vaardigheden op het gebied van onderzoek. Het schrijven van een scriptie kun je in het kader daarvan ook zien als een visitekaartje voor het betreden van de arbeidsmarkt. Daarnaast verwacht de universiteit van je dat je min of meer zelfstandig kunt bewegen op jouw vakgebied. Waarom een scriptie schrijven bij bedrijfswetenschappen? Een scriptie schrijven bij het Centrum voor Bedrijfswetenschappen betekent dat je je diepgaand en kritisch gaat bezighouden met een onderwerp op het raakvlak van het vakgebied van je hoofdstudie en bedrijfswetenschappen. Hierbij zul je interessante verbanden tussen deze vakgebieden kunnen gaan leggen en geeft de combinatie met bedrijfswetenschappen een extra dimensie aan je scriptie. En op de arbeidsmarkt kom je toch beter beslagen ten eis dan je vakbroeders zonder kennis van bedrijfswetenschappelijke issues op jullie vakgebied en bedrijfskundigen zonder jouw specialistische kennis en vaardigheden. Hoe van start? Scriptiebegeleiding kent in het algemeen een informeel traject en een formeel traject. Meestal start de begeleiding via het informele traject en loopt daarna over in het meer formele traject. Je hebt vaak al een idee over het onderwerp van je scriptie. Soms weet je ook al welke docent je als begeleider zou willen, omdat deze bijvoorbeeld juist op dat gebied deskundig is, een goede begeleider is en/of omdat je een goede samenwerking verwacht. Het Centrum voor Bedrijfswetenschappen hecht in ieder geval grote waarde aan de vrije keus van je begeleidende docent en wil je dan ook de ruimte geven om deze begeleiding zelf te regelen. In het kader van het informele traject kun je je ook direct wenden tot onze scriptiecoördinator door even bij hem langs te gaan, een e-mail te sturen of te telefoneren. Meestal worden na het eerste contact de voorlopige ideeën over de probleemstelling, doelstelling, informatiebronnen, literatuur en een beredeneerde inhoudsopgave, hoe voorlopig ook, op een A4 geschreven en voor de beoogde docent op het secretariaat afgegeven. 3

Hoe officieel aanmelden? Het formele traject betreft de officiële aanmelding voor scriptiebegeleiding door middel van het indienen van een scriptievoorstel bij de beoogde scriptiebegeleider of de scriptiecoördinator en bij de door jou beoogde meelezer van je eigen hoofdstudie. Meestal heb je dan zelf al contact gehad met een docent en de begeleiding zelf geregeld. Anders regelt de scriptiecoördinator van het Centrum in overleg met jou de begeleiding. Wat te doen bij moeilijkheden? Als er sprake is van moeilijkheden in het scriptietraject, kun je contact opnemen met hetzij de scriptiecoördinator, een van de studieadviseurs van je eigen opleiding of met de studentpsychologen van de universiteit. Zij kunnen je verder helpen en van advies dienen. 1.2. Relatie student en docent Scriptiebegeleiding is de ondersteuning die je wordt gegeven bij het schrijven van je scriptie. Het eigenlijke onderzoek en de realisering daarvan worden aan jou zelf overgelaten. De ondersteuning richt zich in eerste instantie op de inhoud en het proces. Bijvoorbeeld op de door jou gebruikte literatuur en de manier waarop je tot een afbakening van je onderwerp komt. Daarnaast kan de begeleiding zich ook richten op de emotionele kant van het schrijven van een scriptie. Denk aan problemen met schrijven zoals een zogenaamd writersblock. Hou er wel rekening mee dat de begeleiding per docent zal verschillen, bijvoorbeeld verschillen in eisen ten aanzien van het doen van onderzoek en/of de manier van rapporteren. Zorg ervoor dat je hierover in een vroeg stadium van de begeleiding duidelijkheid krijgt bij de betreffende docent. Wat mag je van je begeleider verwachten? Je begeleider zal je begeleiden met het formuleren van een duidelijke en onderzoekbare probleemstelling die bedrijfswetenschappelijk relevant is. In onderlinge samenspraak met je begeleider bepaal je de scriptieopzet en maak je een globale tijdsplanning en een beredeneerde inhoudsopgave. Bedenk dat er voor het schrijven van een scriptie studiepunten gereserveerd zijn in je studieprogramma. Het is de bedoeling dat je je tijdsplanning baseert op deze norm. Vervolgens kun je tijdens het verzamelen van literatuur en onderzoeksgegevens met vragen en problemen bij je begeleider terecht. Zo kan het bijvoorbeeld nodig blijken om je probleemstelling aan te passen of verder af te bakenen: een punt voor gezamenlijk overleg. Als de fase van gegevensverzameling achter de rug is, kun je voor de ordening en analyse van je gegevens wederom een beroep op je begeleider doen. Daarnaast zal hij of zij de (versies van) hoofdstukken van commentaar voorzien en indien nodig met je bespreken. Ook zal je in overleg met je begeleider een meelezer zoeken. Verder houdt je begeleider de voortgang in de tijd in de gaten. Dit houdt onder andere in dat altijd een vervolgafspraak voor overleg en ter voortgangsbewaking moet worden gemaakt tussen student en docent. 4

Wat verwacht je begeleider van jou? Van jou wordt verwacht dat je de relatie met je scriptiebegeleider niet als vrijblijvend beschouwt. Realiseer je dat als je een docent vraagt tijd en energie te steken in het vormgeven van je onderwerp en scriptievoorstel, je daarmee ook de verplichting aangaat je scriptieplannen onder begeleiding van diezelfde docent uit te voeren. Onvoorziene omstandigheden en calamiteiten daargelaten heb je een overeenkomst met je scriptiebegeleider die rechten (zie hierboven) èn plichten met zich meebrengt. Zo moet je werkafspraken die je maakt ook nakomen of tijdig aan je begeleider laten weten dat het niet lukt. Wat is de rol van de meelezer? Naast een begeleider van het Centrum voor Bedrijfswetenschappen moet je ook een meelezer zoeken binnen je eigen hoofdstudie. Je scriptie heeft immers zowel betrekking op bedrijfswetenschappen als op het vakgebied van je hoofdstudie. Het is dus noodzakelijk dat vanuit beide vakgebieden een expert betrokken is bij je scriptie. Bovendien studeer je zoals gezegd uiteindelijk af op je hoofdstudie en moet je scriptie daarom ook mede worden goedgekeurd door een docent van je hoofdstudie. De meelezer moet voorafgaand bekend zijn aan voorstel. 1.3. Het kiezen van een onderwerp Zoals eerder aangegeven moet het onderwerp van je scriptie liggen op het raakvlak van het vakgebied van je hoofdstudie en bedrijfswetenschappen. Zo kun je bijvoorbeeld onderzoek doen naar de claimcultuur in de Nederlandse levensmiddelenindustrie (rechten en bedrijfswetenschappen) of naar de betekenis van ICT voor duurzame bedrijfsrelaties (informatica en bedrijfswetenschappen). Voor bedrijfswetenschappelijk onderzoek moet je onderwerp in ieder geval gaan over fenomenen binnen en rond organisaties. Deze fenomenen kunnen betrekking hebben op uiteenlopende aspecten van organisaties: bijvoorbeeld de externe omgeving, denk aan de overheid, financiers en klanten. Of de interne omgeving zoals bijvoorbeeld het personeel. Uiteindelijk gaat het om het steeds beter begrijpen van organisaties. Bronnen voor een scriptieonderwerp Voor het bepalen van een onderwerp kun je de kranten, vakbladen of je studieboeken systematisch doorzoeken. Ook kun je kijken welke onderwerpen door de docenten van het Centrum voor Bedrijfswetenschappen onderwezen of onderzocht worden. Samengevat kun je als bronnen voor scriptieonderwerpen denken aan: een inventarisatie van eigen interessegebieden (momentele of toekomstige behoefte binnen bijvoorbeeld een toekomstige baan) je eigen ervaring in de praktijk literatuur (vooral vakbladen) geautomatiseerde bronnen keuzevakkenonderwerpen (afzonderlijk of in combinatie met) gesprekken met docenten 5

suggesties van docenten over witte vlekken in het vakgebied: lopend onderzoek voortzetting van eerdere studies door studenten uitgevoerd zoekinstructies of afbakening internet zoekmachines. Het voordeel van aansluiting zoeken bij lopend (promotie)onderzoek is dat je hiermee de kans op het snel vinden van de juiste scriptiebegeleider maximaliseert. Een goed gekozen onderwerp zal zeker bijdragen aan het plezier dat je met het maken van je scriptie zult beleven. Hoofdstuk 2 van deze handleiding gaat hier uitgebreider op in. 1.4. Eisen aan een scriptie bij bedrijfswetenschappen Soort onderzoek Bedrijfswetenschappers moeten in staat zijn om verantwoord empirisch onderzoek te verrichten. Empirisch onderzoek is onderzoek op basis van praktijkgegevens. Bedrijfwetenschappelijk onderzoek is dus niet alleen literatuuronderzoek, je zult in principe ook gegevens moeten verzamelen in de praktijk. Zo n empirisch onderzoek kan bijvoorbeeld bestaan uit één of meerdere casestudies in het bedrijfsleven. Overigens kun je in samenspraak met je begeleider afwijken van deze eis aan bedrijfswetenschappelijk onderzoek. Samen schrijven In principe is het niet mogelijk om je scriptie samen met een andere student te schrijven. Eventueel zou je bijvoorbeeld wel de gegevensverzameling samen met een andere student kunnen doen om zo efficiënt mogelijk te werken. Maar je uiteindelijke scriptie moet door jou en jou alleen zijn geschreven. Overigens is deze eis ook afhankelijk van de eisen van je hoofdstudie aan je scriptie. Combinatie: stage en scriptie De combinatie van een stage (een relevant praktijkonderzoek bij een organisatie) en een scriptie wordt in principe door het Centrum van Bedrijfswetenschappen zeer op prijs gesteld. Deze combinatie moet eerst met de begeleider worden besproken en door hem of haar worden goedgekeurd alvorens de stage in de scriptie kan worden ingebracht (bijvoorbeeld als casus). Let op: dubbele eisen! Een scriptie schrijven bij bedrijfswetenschappen betekent dat je scriptie moet voldoen aan zowel de eisen van je hoofdstudie als aan die van het Centrum voor Bedrijfswetenschappen. Aangezien je afstudeert in je hoofdstudie moet je scriptie in eerste instantie voldoen aan de eisen van je hoofdstudie. Je bent zelf verantwoordelijk voor het in de gaten houden van deze dubbele eisen. Vraag bijvoorbeeld eerst bij je hoofdopleiding na of er eisen gesteld worden aan de taal waarin je je scriptie schrijft of aan het soort onderzoek dat je moet doen. 6

1.5. Scriptieprocedure De scriptieprocedure kan worden onderverdeeld in de volgende stappen: 1. Onderwerp en probleemstelling bepalen 2. Scriptievoorstel en goedkeuring 3. Afspraken maken 4. Hoofdstukken afzonderlijk inleveren 5. Verwerken commentaar 6. Conceptversie inleveren 7. Definitieve versie inleveren 8. Scriptiegesprek 9. Toekennen van cijfer Deze stappen worden hieronder toegelicht. Onderwerp en probleemstelling bepalen Het kiezen van een onderwerp is eerder al aan bod gekomen. Wat betreft de probleemstelling; het gaat erom dat je binnen het door jou gekozen onderwerp een wetenschappelijk interessante vraag stelt ofwel tot een probleemstelling komt. De scriptie is vervolgens niets meer en niets minder dan het stelselmatig beantwoorden van deze vraag. Het formuleren van een strakke en duidelijke probleemstelling helpt je om een net zo strakke en duidelijke scriptie te schrijven. Een goede probleemstelling moet in ieder geval: goed afgebakend zijn en duidelijk omschrijven welk aspect je onderzoekt analytisch zijn, dus vragen naar het waarom van iets of naar een verklaring in deelvragen zijn op te delen flexibel zijn omdat je tijdens het onderzoek de probleemstelling vaak moet aanpassen of herzien op basis van voortschrijdend inzicht Scriptievoorstel en goedkeuring Voordat je feitelijk met je scriptie begint moeten je onderwerp en probleemstelling worden goedgekeurd door je begeleider en de meelezer. Nadat je begeleider met het voorstel akkoord is gegaan, doe je het aan de meelezer toekomen. De meelezer moet ook zijn of haar akkoord aan het voorstel geven. Als het voorstel niet akkoord is dan moet je in overleg met je begeleider en meelezer aanpassen. Je scriptie zal niet voldoende kunnen worden afgerond als deze procedure niet met goed gevolg is doorlopen. Het scriptievoorstel is om meerdere redenen van belang. Ten eerste dwingt het schrijven ervan je om je wellicht nog vage idee voor een scriptie te vertalen in een concreet onderwerp met een bijbehorende probleemstelling en reële planning. Onderzoeken betekent keuzen maken; het te bestuderen gebied is vrijwel altijd te ruim. Deze keuzes moet je expliciet maken: het moet duidelijk zijn wat het probleem volgens jou precies is, waarvoor je een oplossing wilt hebben, wat je uiteindelijk wil bereiken, waarom dat interessant is, welke kennis nodig zal zijn om die oplossing te vinden en hoe je die oplossing kunt bereiken. Dat doe je dus in je scriptievoorstel. 7

Feitelijk vormt het voorstel hiermee alvast de basis van de inleiding en onderzoeksaanpak. Ten tweede dient het goedgekeurde voorstel ook als een overeenkomst tussen jou en je begeleider en de meelezer. In je scriptievoorstel moet je in ieder geval de volgende onderdelen uitwerken: Aanleiding tot de onderwerpkeuze: achtergrond en relevantie van je onderzoek Probleemstelling en doelstelling: specifieke onderzoeksvraag waarop je antwoord wil krijgen en waarom je hierop antwoord wil krijgen Onderzoeksmethode: op welke manier (dus met welke onderzoeksmethoden) je het antwoord op je probleemstelling gaat vinden Theoretisch kader: welke theorieën je gaat gebruiken En daarnaast zijn voor het maken van afspraken nog nodig een: Een beredeneerde inhoudsopgave en de uitwerking daarvan in paragrafen tijdsplanning de eisen van je hoofdstudie geraadpleegde en nog te raadplegen bronnen Afspraken maken Aan het begin van de scriptieprocedure worden afspraken gemaakt over de soort begeleiding en de eisen waaraan je scriptie moet voldoen. Bestudeer de richtlijnen en procedures van je hoofdstudie en het Centrum voor Bedrijfswetenschappen dus goed en zorg ervoor dat je begeleider en meelezer ook van beide op de hoogte zijn. Verder maak je samen met je begeleider een goede tijdsplanning met periodieke afspraken over de door jou aan te leveren stukken en het daarop te ontvangen commentaar van je begeleider. Een goede tijdsplanning is zoals eerder aangegeven gebaseerd op het aantal studiepunten voor je scriptie; het vormt een indicatie van de tijd die door je hoofdstudie is ingeruimd voor het schrijven van je scriptie. Hoofdstukken afzonderlijk inleveren Je schrijft je scriptie per hoofdstuk, liefst in chronologische volgorde (afwijking is onder omstandigheden mogelijk). Elk hoofdstuk wordt met je begeleider besproken, zodat je begeleider zicht houdt op het proces van het schrijven van de scriptie en de voortgang. Bovendien is hierdoor ook tijdige bijsturing mogelijk. In principe wordt elk hoofdstuk slechts eenmaal apart besproken. Pas bij de conceptversie kun je je begeleider laten zien of en hoe je het commentaar op de diverse hoofdstukken hebt verwerkt. Wanneer een hoofdstuk ingrijpend moet worden veranderd, volgt eerst nog een tweede aparte bespreking van het hoofdstuk. De hoofdstukken met betrekking tot het vakgebied van je hoofdstudie moeten door de meelezer van commentaar worden voorzien. Verwerken van commentaar Je bent zelf verantwoordelijk voor het kritisch verwerken van het commentaar van je begeleider en de meelezer. Het is dus niet de bedoeling dat je het gegeven commentaar zonder meer overneemt 8

Conceptversie inleveren Nadat alle hoofdstukken zijn besproken en voorgestelde wijzigingen eventueel zijn verwerkt, lever je een eerste conceptversie van je scriptie in bij je begeleider en bij de meelezer. Deze conceptversie wordt beoordeeld en de opmerkingen en aanpassingen worden met je besproken. Vervolgens krijg je de gelegenheid om het commentaar te verwerken in de definitieve versie van je scriptie. Definitieve versie inleveren Zowel je begeleider als de meelezer lezen en beoordelen de definitieve versie. Zij komen in overleg tot een voorlopig cijfer, waarbij de begeleider de eindverantwoordelijkheid draagt voor het cijfer. De definitieve versie moet in ieder geval bestaan uit de volgende onderdelen: Titelblad Inhoudsopgave Inleiding Probleemstelling Theoretisch kader Opzet praktijkonderzoek Resultaten praktijkonderzoek Samenvatting en conclusies Literatuurlijst Bijlagen Eventueel kun je voorafgaand aan de inhoudsopgave een voorwoord opnemen. Scriptiegesprek Nadat je definitieve versie is goedgekeurd, vindt het scriptiegesprek plaats. Dit gesprek zal worden afgenomen door de begeleider als eindverantwoordelijke voor het cijfer en de meelezer. Je krijgt de gelegenheid je keuzes te verdedigen en onduidelijkheden nader toe te lichten. Ook de resultaten en daaruit voortvloeiende aanbevelingen en je eigen visie op het probleem worden besproken. Naar aanleiding van je verdediging wordt het definitieve cijfer voor je scriptie bepaald. Indien de hoofdopleiding een andere procedure heeft dan geldt die procedure. Toekennen van cijfer In een scriptiegesprek krijg je het definitieve cijfer voor je scriptie. Daarbij worden ook de motivering van het cijfer en het commentaar van de meelezer meegedeeld. De betekenis van de toegekende cijfers is als volgt: Cijfer 5: onvoldoende Cijfer 6: voldoende Cijfer 7: ruim voldoende Cijfer 8: goed Cijfer 9: zeer goed Cijfer 10: uitmuntend 9

1.6. Beoordeling De beoordeling van je scriptie richt zich zowel op de kwaliteit van het onderzoek als op de kwaliteit van de rapportage. Verder moet je scriptie zoals eerder aangegeven voldoen aan de eisen van èn je hoofdstudie èn bedrijfswetenschappen. Het beoordelen van de definitieve versie van je scriptie tot en met het toekennen van het cijfer neemt maximaal drie weken in beslag. Bij een onvoldoende beoordeling moet de scriptie altijd aangepast worden. Je scriptie wordt beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria. Aanvullende criteria zoals bijvoorbeeld zelfredzaamheid en moeilijkheidsgraad kunnen door je begeleider worden gebruikt om de beoordeling aan te scherpen. Probleemstelling en doelstelling Zijn de aanleiding en het doel van het onderzoek duidelijk beschreven? Is de probleemstelling helder geformuleerd en goed afgebakend? Vloeien de deelvragen logisch voort uit de probleemstelling? Sluit de onderzoeksaanpak aan op de probleemstelling? Inhoud Is het probleem vanuit een bedrijfswetenschappelijk perspectief onderzocht? Sluit de scriptie aan bij de wetenschappelijke stand van zaken ten aanzien van de kennis van het onderwerp op dat moment? Heeft de scriptie een gedegen theoretisch kader? Zijn de resultaten van het onderzoek juist weergegeven? Worden de conclusies gedragen door de resultaten van het onderzoek? Sluiten de aanbevelingen aan op de resultaten en conclusies? De moeilijkheidsgraad van de scriptie Originaliteit Heeft de scriptie diepgang en originaliteit? Wordt een eigen visie gegeven? Structuur Heeft de scriptie een logische en consistente opbouw? Heeft de scriptie een duidelijke structuur? Schrijfstijl en verzorging Ziet de scriptie er goed verzorgd en professioneel uit? Zijn de formuleringen helder? Is er een juiste verwijzing van literatuur in de scriptie? Begeleiding De mate van zelfredzaamheid 10

2. Scriptiewijzer 2.1. Proces van een scriptie schrijven Het schrijven van een scriptie vereist kennis en kunde die niet altijd door studenten is verkregen gedurende hun studie. Weliswaar hebben de meeste studenten wel eens een paper of werkstuk geschreven, maar voor het opstellen van een omvangrijk wetenschappelijk betoog is een combinatie van vaardigheden nodig die niet met een enkel werkstuk of paper kan worden geoefend. Vandaar deze scriptiewijzer. Het schrijven van een scriptie kun je vergelijken met het uitvoeren van een project en bestaat uit een aantal vergelijkbare fasen: 1. Oriëntatiefase 2. Literatuuronderzoek 3. Praktijkonderzoek 4. Confrontatie 5. Afrondingfase 6. Beoordelingsfase 2.1.1. Fase 1 en 2: Oriëntatiefase en literatuuronderzoek Oriëntatiefase Je gaat uitzoeken of het nog vage onderwerp haalbaar is door: een eerste oriëntatie op het onderwerp en mogelijke informatiebronnen het ordenen van de informatie het lezen en selecteren van de informatie het schrijven van een scriptievoorstel N.B.: betrek je begeleider hierbij vanaf je allereerste idee Literatuuronderzoek Je doet literatuuronderzoek eventueel aangevuld met bronnenonderzoek, zowel wat betreft het onderwerp als wat betreft de mogelijke methode van onderzoek door het: systematisch verzamelen van relevante literatuur ordenen van de literatuur lezen, selecteren en nader bestuderen van literatuur schrijven van de eerste versies van de beredeneerde inhoudsopgave schrijven van de eerste versies van de hoofdstukken over de theoretische achtergrond en methode van onderzoek Zoals in het vorige hoofdstuk al is aangegeven kan informatie over het (voorlopige) onderwerp van je scriptie uit verschillende bronnen afkomstig zijn. Je kunt deskundigen op dit gebied raadplegen, contact opnemen met instanties die zich op dit gebied bezig houden, maar ook een eerste oriëntatie in geschreven bronnen uitvoeren. Dit laatste, het literatuuronderzoek, wordt hieronder toegelicht. 11

Zodra je een (voorlopig) onderwerp hebt gekozen begint de eerste verkenning van het onderwerp en het opzoeken en bestuderen van bestaande literatuur resp. overige bronnen. Een systematisch literatuuronderzoek verloopt in 6 stappen: 1. Bepalen van doelstelling en begrenzingen 2. Verzamelen van bibliografische gegevens 3. Opstellen van een zoekplan 4. Zoeken van literatuur 5. Bestuderen van gevonden literatuur 6. Zoeken en bestuderen van meest recente literatuur Bij literatuuronderzoek ga je iteratief te werk. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat er in stap 3 zoveel literatuur wordt gevonden, dat je de begrenzingen van stap 1 zult moeten aanpassen. 1. Bepalen van doelstelling en begrenzingen Bij het bepalen van je doelstelling geef je aan wat je met je onderzoek wilt bereiken. Geef een korte omschrijving van je onderwerp. Probeer het vervolgens zo goed mogelijk af te bakenen: is je onderwerp niet te ruim, zodat je dadelijk verdrinkt in de publicaties of is het juist te beperkt, zodat je te weinig informatie vindt. Stel vervolgens een rijtje trefwoorden op, waarmee je gaat zoeken. De begrenzingen kunnen van verschillende aard zijn, bijvoorbeeld: Literatuur mag niet ouder zijn dan x jaar, taal De beschikbare tijd die je hebt Kosten verbonden aan literatuuraanvragen e.d. 2. Verzamelen van bibliografische gegevens Aan de hand van leerboeken, handboeken, encyclopedieën, vakwoordenboeken enz. oriënteer je je op het onderwerp. Je raadpleegt je begeleidende docent of de opdrachtgevende organisatie. Het resultaat van deze stap is een verbeterde lijst van je trefwoorden. 3. Opstellen van een zoekplan In het zoekplan werk je de volgende punten verder uit: Tijdsplanning voor het hele literatuuronderzoek Selectie van bibliotheken die relevante literatuur bezitten Mogelijke andere bronnen die relevant kunnen zijn Methoden en hulpmiddelen die je gaat gebruiken bij het verdere zoekproces Er zijn verschillende soorten bibliotheekinstellingen waar je succes kunt hebben bij je zoektocht. Er zijn wetenschappelijke bibliotheken zoals de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag en de bibliotheken van universiteiten, faculteiten, verenigingen of instituten. Verder zijn er speciale bibliotheken zoals bibliotheken van documentatieen informatiediensten, overheidsbibliotheken of bedrijfsbibliotheken. 12

Binnen de groep van wetenschappelijke bibliotheken neemt de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag een bijzondere plaats in (adres: Prins Willem Alexanderhof 5, 2595 BE Den Haag). Voor meer informatie zie www.kb.nl. Daarnaast is internet een bruikbaar hulpmiddel bij je zoektocht naar relevante literatuur. Met behulp van de catalogus, te raadplegen via http://ub.leidenuniv.nl, kan je de in Leiden aanwezige literatuur vinden. Via internet is met behulp van bijvoorbeeld Picarta te achterhalen waar de geselecteerde literatuur zich bevindt en of deze beschikbaar is. Grote bibliotheken hebben een Centrale Catalogus (zie stap 4). Daarnaast kan je via internet recente literatuur opzoeken (zie stap 6). Ga niet in het wilde weg literatuur bijeengaren en lezen. Zet eerst voor elk van de delen van de (voorlopige) vraagstelling systematisch op papier wat je er al van weet, welke aspecten eraan te onderkennen zijn en welke informatie je daarover hebt. Dit verschaft je een eerste systematisch overzicht van je scriptie, dat je als leidraad, als onderzoekschema kunt gebruiken bij het verzamelen van literatuur (dit schema zul je in de loop van het schrijfproces nog de nodige keren dienen aan te passen). Voor het verzamelen van bibliografische gegevens staan de volgende methoden ter beschikking: Bibliotheekcatalogi gebruiken Bibliografische bronnen gebruiken De geografie van gedaan en lopend onderzoek nalopen. Wanneer je tijdens het literatuuronderzoek ontdekt dat een bepaald instituut zich heeft gespecialiseerd op hetzelfde onderzoeksterrein, kun je er via jaarverslagen van dat instituut achter komen welke artikelen en/of boeken door de medewerkers zijn geschreven. Contact opnemen met het desbetreffende instituut is natuurlijk ook mogelijk. De experts op het betreffende vakgebied inventariseren en contact bijv. via mail met deze experts opnemen. Mondeling of schriftelijk informatie inwinnen bij instanties en personen die zich op dit vakgebied bezig houden. Een mogelijk bezwaar is dat de verkregen informatie lastig verifieerbaar kan zijn en mogelijk niet betrouwbaar. Extra aandacht voor dit risico is dus gewenst. De sneeuwbalmethode gebruiken. Aan de hand van een startartikel worden alle relevante referenties opgevraagd en bestudeerd enz. Een nadeel van deze methode is dat je mogelijk vrij snel te oude literatuurverwijzingen tegenkomt (zie begrenzingen in tijd). De citaten-indexmethode. Nu maak je gebruik van citaatverbindingen. Aan de hand van een startartikel worden alle referenties waarin naar dit startartikel verwezen wordt opgevraagd en bestudeerd. Het nadeel van de sneeuwbalmethode ondervang je nu, maar je loopt het risico veel verwijzingen te krijgen die niet relevant zijn voor jouw onderzoek. Op het gebied van de informatica bijvoorbeeld bestaat de Science Citation Index (SCI). Informeer je hierover bij jouw facultaire bibliotheek. 13

4. Zoeken van literatuur Tijdens stap 3 heb je het zoekplan opgesteld. Nu ga je het opgestelde plan uitvoeren. Bij de uitvoering zal je problemen tegenkomen, literatuur is lastig te vinden, zoektermen leveren te veel of te weinig titels op enz. Dit betekent dat je soms van je opgestelde plan zal moeten afwijken. Behalve literatuur over je onderwerp, zul je je ook moeten verdiepen in de te kiezen onderzoeksstrategie en - methode. In de literatuurlijst tref je mogelijke titels voor deze keuze aan. 5. Bestuderen van gevonden literatuur Niet alle literatuur zal geschikt zijn om te verwerken in je theoriehoofdstuk. Door eerst oriënterend en zoekend te lezen en vervolgens grondig te lezen, selecteer je de relevante literatuur. Bij het oriënterend lezen ga je met grote stappen door de tekst. Roept de tekst het beeld op van een betrouwbare auteur die belangrijke, (recente) informatie op logische wijze presenteert en die ook binnen de door jouw gestelde begrenzingen valt, dan is het werk een nader onderzoek waard. Bij het zoekend lezen zoek je de pagina's die de gewenste informatie kunnen bevatten (de inhoudsopgave, de titels van paragrafen of het zakenregister kunnen naar deze pagina's leiden). Zoek op de gevonden pagina's naar woorden, namen of onderwerpen die voor je van belang kunnen zijn. Bij het grondig lezen begin je met het uitdiepen van de informatie die het oriënterend lezen heeft opgeleverd. Al lezend dien je de tekst kritisch te analyseren en te evalueren: Zijn de door de auteur verzamelde gegevens correct en betrouwbaar? Zijn de gegevens recent? Zijn de conclusies voldoende onderbouwd? Worden feiten en meningen duidelijk gescheiden? Is de schrijver bevooroordeeld? Wanneer je een passage met waardevolle informatie tegenkomt, neem je deze van A tot Z door. Nu hebben niet alleen de hoofdzaken maar ook de details (uitleg, illustraties e. d.) je intense aandacht. Onderstreep belangrijke woorden of zinnen, schrijf aanvullingen of invallen op en vraag je af: Wat is de essentie van deze passage? Wat bedoelt de schrijver met een bepaalde vakterm? Waarom gaat hij op dit punt wel en op dat punt niet nader in, enz.? Wat kan het verhaal bijdragen aan de beschrijving en beantwoording van mijn probleemstelling? Tijdens het literatuuronderzoek is het aan te bevelen de informatie voor je scriptie zó te ordenen dat je jezelf, in een later stadium, zo veel mogelijk (extra) werk bespaart. Je maakt het jezelf makkelijker als je al tijdens het literatuuronderzoek alle informatie ordent volgens de gezichtspunten die ook relevant zijn voor de indeling van je scriptie. Geraadpleegde literatuur moet dusdoende worden vastgelegd in een voorlopige literatuurlijst. Zo eenvoudig zal het doorgaans helaas niet zijn. Waarschijnlijk zal je nu nog niet precies weten tot welke conclusies een en ander zal leiden, welke aspecten de probleemstelling vertoont of op welke aspecten de nadruk zal dienen te liggen in je scriptie. 14

Tijdens het literatuuronderzoek is het raadzaam aantekeningen te maken over de gelezen literatuur (of de gevoerde gesprekken) zodanig dat je later het betreffende stuk makkelijk kunt terugvinden (of kunt herleiden naar geïnterviewde personen). Tevens is het aan te bevelen voor welk hoofdstuk resp. paragraaf je de gevonden informatie relevant acht. Schrijf niet te veel in telegramstijl (je begrijpt later misschien niet meer precies wat je ermee bedoelde) en zorg dat de literatuurlijst steeds goed bijgewerkt is. De eerder geschreven versie van de inhoudsopgave krijgt steeds meer volume. Een systematische rangschikking van het gevonden materiaal heeft bovendien het voordeel dat het helpt je gedachten te ordenen voordat je gaat schrijven. Vraag je telkens af of de gemaakte aantekeningen nog steeds passen bij je probleemstelling (voorkom afdwalen) en bij de opgestelde inhoudsopgave. Waarschijnlijk zal je de probleemstelling alsook de inhoudsopgave een paar keer moeten aanpassen. Zo komt een dialoog op gang tussen een voorlopige opzet en de gevonden informatie waaruit tenslotte een definitieve inhoudsopgave ontstaat voor het eigenlijke schrijfwerk. Het eind van de tweede fase van je scriptieonderzoek wordt afgerond met het schrijven van de eerste versie van de hoofdstukken over de onderzoeksmethode en de theoretische achtergrond. Voor velen is dit een moeilijk moment, omdat ze lijden aan een zekere mate van schrijfangst. Om deze psychologische factor de baas te worden is het goed te realiseren dat je een eerste versie schrijft, waarbij je nog volop de gelegenheid hebt deze versie op een later moment (over een paar uur, de volgende dag, na overleg met je begeleidende docent) te verbeteren. Maak tijdens het schrijven aantekeningen bij de stukken waar je nog niet tevreden mee bent en wat je eraan stoort. Ga niet uren zitten broeden op een bepaald woord of een zinsconstructie. Op een later moment komt het juiste woord of deel van de zin vanzelf op papier. 6. Zoeken en bestuderen van meest recente literatuur Bij het opsporen van de meest recente literatuur kan men niet meer volgens één van de beschreven systemen te werk gaan. Een manier om recente literatuur te vinden is het raadplegen van de laatste periodieken van tijdschriften, de daarin vermelde nieuwe titels of aankondigingen, de webpagina s van uitgeverijen, online contents e.d. In de literatuurlijst tref je een titel aan die je kan helpen bij het zoeken op het internet. Het schrijven van je scriptievoorstel In je scriptievoorstel vertel je wat je eerste ideeën zijn, je laat zien wat je wilt onderzoeken en waarom, hoe je dit onderzoek wilt aanpakken en dat het binnen de daarvoor gestelde tijd mogelijk is. Het zal zelden voorkomen dat je scriptievoorstel meteen wordt goedgekeurd, meestal ontbreken er toch nog onderdelen of zijn onderdelen niet duidelijk genoeg uitgewerkt. 15

In hoofdstuk 1 zijn de volgende basisonderdelen van je scriptievoorstel genoemd: Aanleiding Probleemstelling en doelstelling Onderzoeksmethode Theoretisch kader Aanleiding Onder deze kop beschrijf je waarom je deze scriptie gaat schrijven, waarom je dit onderwerp zo interessant vindt en/of wat de relevantie is van het door jou gekozen onderwerp. Probleemstelling en doelstelling Het is moeilijk om algemeen geldende regels voor een goede probleemstelling te geven, maar een probleemstelling moet in ieder geval: 1. goed afgebakend zijn en duidelijk, gemotiveerd omschrijven welk aspect je onderzoekt en welke aspecten je uitsluit, 2. in het begin nog flexibel zijn, omdat tijdens het onderzoek blijkt dat je de probleemstelling moet aanpassen of herzien op basis van je voortschrijdend inzicht in het onderwerp, 3. uit de probleemstelling volgt logisch de vraagstelling, opgesplitst in deelvragen. Er zijn verschillende soorten probleemstellingen, bijvoorbeeld: de inventariserende probleemstelling: welke factoren hebben geleid tot.? de vergelijkende probleemstelling: wat zijn de verschillen (of overeenkomsten) tussen de manier waarop kunstenaar X zijn ervaringen in de Tweede Wereldoorlog in zijn schilderijen verwerkte en de manier waarop kunstenaar Y dit deed? de verklarende of analytische probleemstelling: waarom vluchtten de inwoners van Leiden in de zeventiende eeuw niet massaal de stad uit als er een pestepidemie (1635 en 1655) geconstateerd werd? de toetsende probleemstelling: in welke mate is Museum Boymans van Beuningen geslaagd in het realiseren van de eerste fase van het Deltaplan voor museumbeleid? Sommige begeleiders zullen een onderscheid tussen probleem- en vraagstelling verlangen. Met probleemstelling wordt dan bedoeld bijvoorbeeld een verschijnsel dat als negatief wordt ervaren en waarvan je zou willen uitzoeken of daarin verbetering mogelijk is, eventueel heb je zelfs ideeën over een mogelijke verbetering of een verschijnsel waarover je verbaasd bent en dat je niet verwacht had. De vraagstelling behelst dan die aspecten van de probleemstelling die je verder wilt onderzoeken. De vraagstelling splits je verder uit in deelvragen. Onderzoeksmethode Er bestaan vier soorten onderzoek: Beschrijvend onderzoek, als je d.m.v. een nauwkeurige beschrijving van kenmerken antwoord wil krijgen op wetenschappelijk interessante vragen. Exploratief onderzoek, als je een samenhang of een verschil tussen fenomenen wilt onderzoeken en tot een hypothese of theorie wilt komen. 16

Toetsend onderzoek, als je wilt weten of je hypothesen die je op basis van een theorie hebt geformuleerd in een door jou gekozen nieuwe situatie geldig zijn of niet. Evaluerend onderzoek, als je wilt weten of je opgestelde hypothesen die een bepaalde verwachting weergeven kloppen. De kennis en de theorievorming op het door jou gekozen onderzoeksthema bepalen mede je keuze voor een van deze soorten onderzoeken. Elke soort kent vervolgens verschillende methoden voor het verzamelen van gegevens waaruit je beargumenteerd een keuze moet maken. Zo zal je een keuze moeten maken uit bijv. het afnemen van interviews, het doen van observaties, het afnemen van enquêtes. Het soort onderzoek dat je wilt gaan doen bepaalt de vorm en de mogelijkheden statistische bewerkingen uit te voeren. Theoretisch kader In je scriptievoorstel geef je in grote lijnen weer welke theoretische stromingen relevant zijn voor je onderzoek en welke verschillende ideeën, respectievelijk veronderstellingen met betrekking tot jouw onderzoek hieruit zijn af te leiden. Met je begeleidende docent neem je in dit verband ook het overzicht van geraadpleegde en nog te raadplegen bronnen door. 2.1.2. Fase 3: Praktijkonderzoek In fase 3 voer je het praktijkonderzoek uit en leg je de resultaten daarvan vast. Vervolgens analyseer je de resultaten. Het geheel moet uitmonden in een eerste versie van het hoofdstuk Resultaten praktijkonderzoek. Omdat je voor het uitvoeren van je onderzoek medewerking en toestemming nodig hebt van een organisatie, waar je bijvoorbeeld stage hebt gelopen, begin dan ruim van tevoren met het benaderen van degenen die hierover beslissen. Maak een goede introductie van jezelf, het doel en het belang van je onderzoek (ook voor de organisatie die evt. tijd en medewerkers hiervoor vrij zou moeten maken), de gekozen onderzoeksopzet en een inschatting van de inzet die je van deze organisatie vraagt. Bedenk ook vooraf of alle resultaten zomaar openbaar gemaakt kunnen worden of dat je je scriptie moet anonimiseren en pleeg hierover overleg. Voer je onderzoek volgens je gekozen methode uit, eventuele problemen signaleer je en los je op. In de discussie of evaluatie kom je hierop terug, waarbij je ook aangeeft welk effect dit mogelijk heeft gehad op je onderzoeksresultaten. Verslagen van interviews e.d. neem je in de bijlagen op. 17

2.1.3. Fase 4: Confrontatie Je confronteert de gevonden onderzoeksresultaten en de inzichten uit de bestudeerde literatuur met elkaar en trekt daaruit conclusies. Vervolgens doe je aanbevelingen voor eventueel vervolgonderzoek. De conclusies en aanbevelingen worden overzichtelijk in een apart hoofdstuk gepresenteerd. Dit hoofdstuk wordt afgerond met een discussie en/of evaluatie. De geformuleerde probleemstelling, de resultaten van je literatuur/bronnenonderzoek en de resultaten van jouw (praktijk)onderzoek worden in dit hoofdstuk met elkaar geconfronteerd. De uitgesplitste vraagstelling is voorafgaand al beantwoord. Het komt er nu op aan deze antwoorden te toetsen aan de inzichten die je in je theorie hoofdstuk hebt beschreven en tot mogelijk nieuwe inzichten te komen. Deze confrontatie kan weer nieuwe meer toegespitste vragen oproepen. Onder je aanbevelingen doe je voorstellen voor verder onderzoek en/of onderzoek met een gelijke vraagstelling maar met een andere onderzoeksmethode. In je discussie of evaluatie beschouw je kritisch de door jou gekozen onderzoeksmethode en je verkregen resultaten. Ook kan het voorkomen dat jouw onderzoek juist tegengestelde resultaten geeft aan die van eerder onderzoek. Jouw ideeën omtrent de mogelijke oorzaken zijn een boeiende toevoeging in het stuk discussie. 2.1.4. Fase 5: Afrondingsfase Je schrijft de inleiding en verwerkt alle aanpassingen in de voorgaande hoofdstukken en de literatuurlijst. Je maakt een consistente lay-out en corrigeert spelling en stijl. Deze conceptversie wordt door de begeleiders van commentaar voorzien. Vervolgens verwerk je de conceptversie tot definitieve versie. Als laatste rond je nu de inleiding af (hoofdstuk 1) en zet je de puntjes op de i. Is de lay-out consistent, is de bronnenlijst/ literatuurlijst compleet, is de indeling in hoofdstukken en paragrafen consistent enz.? 2.1.5. Fase 6: Beoordelingsfase Jouw werk zit er nu voor het grootste deel op. Eventueel verwerk je nog enkele wijzigingen nadat je begeleider en meelezer je concept hebben gelezen. Zie voor beoordelingscriteria hoofdstuk 1 paragraaf 6. 18

2.2. De opbouw van de scriptie Eerder in dit hoofdstuk heb je een overzicht gekregen van de activiteiten die je voor het uitvoeren van je scriptieonderzoek zult ondernemen. In deze paragraaf krijg je een toelichting op de verschillende onderdelen van je scriptie, het document dat je uiteindelijk voorlegt ter beoordeling. Wanneer je een paar scripties bekeken en gelezen hebt, zul je opgemerkt hebben dat je daarin steeds dezelfde onderdelen aantreft. Deze stereotiepe onderdelen kunnen in drie groepen worden onderverdeeld. De voorafgaande onderdelen: Omslag Titel(pagina) Eventueel woord vooraf Inhoudsopgave Samenvatting De hoofdonderdelen: Inleiding Hoofdtekst Conclusies, aanbevelingen, discussie en/of evaluatie De slotonderdelen: Literatuurlijst/bronvermelding Bijlagen 2.2.1. De voorafgaande onderdelen Omslag De omslag is de beschermkaft voor de scriptie. Op de omslag moet staan: de titel (en eventuele subtitel) van je scriptie, je naam en studentnummer, je begeleider en meelezer en de datum van verschijning. Titel(pagina) Een goede titel met eventueel een ondertitel van je scriptie geeft exact het onderwerp aan en is kort en bondig. Denk bij het samenstellen van de titel er ook aan dat steeds meer met databestanden wordt gewerkt waarin via woorden literatuur gevonden kan worden. Stel de titel zo samen dat deze woorden die het onderzoek beschrijven in de titel voorkomen. Mocht de scriptie in een databank opgenomen worden, dan kunnen belangstellenden deze gemakkelijk opsporen. 19

Eventueel woord vooraf Wil je een voorwoord schrijven, let dan op het volgende: Een voorwoord schrijven is niet verplicht Het voorwoord staat niet in direct verband met het onderwerp van de scriptie; de mededelingen zijn van belang voor de lezer Een voorwoord wordt meestal in de ik-vorm geschreven Je kunt verder in je voorwoord je persoonlijke ervaringen en inspiratie tijdens het schrijven en je dankbetuiging(en) geven. Inhoudsopgave Door middel van de inhoudsopgave kan men in één oogopslag zien welk terrein de scriptie bestrijkt; hoe deze is opgebouwd en welke onderdelen worden aangetroffen. Samenvatting Besteed veel zorg aan het opstellen van een korte samenvatting. Als je scriptie meer dan zo n 40 bladzijden omvat is het maken van een samenvatting aan te bevelen. Een samenvatting bevat de inhoud van de hele scriptie in beknopte vorm. Meestal staat de samenvatting vóór de hoofdtekst, maar deze mag ook achteraan worden opgenomen. 2.2.2. De hoofdonderdelen Inleiding De inleiding vormt het begin van de eigenlijke scriptie: het eerste hoofdstuk. Haar functie is de lezer voor te bereiden op de hoofdtekst. Iedere schrijver ziet zich daarbij voor twee te beantwoorden vragen gesteld: Welke informatie moet je in de inleiding geven? Hoe kan je het beste met de inleiding beginnen? In een inleiding kunnen één of meer van de volgende punten aan de orde komen: waarom deze scriptie geschreven wordt, het kader van de scriptie en voor wie de scriptie van belang is. Daarnaast staan in de inleiding het belang en de achtergrond van je scriptieonderwerp, waaruit logisch de probleemstelling volgt. Je eerder geschreven scriptievoorstel dient in principe als basis voor je inleiding. Hoofdtekst De hoofdtekst is het grootste onderdeel van de scriptie en kan worden onderverdeeld in hoofdstukken, paragrafen en subparagrafen. Het verdient aanbeveling bij een scriptie van gemiddelde omvang de onderverdeling niet te ver door te voeren: een indeling op twee (hoogstens drie) niveaus is dan voldoende. De hoofdstukken en (sub)paragrafen geef je een titel. Deze titels dienen aan een aantal eisen te voldoen: Iedere titel moet de inhoud van het desbetreffende onderdeel dekken wat niet betekent dat de inhoud van het onderdeel er geheel in weergegeven moet worden, wèl dat de inhoud door de titel bepaald of begrensd moet worden 20