Stonesvertalingen VMBO-TL klas 3 Chapter 1 Stone 1 Zo toon je interesse in iemand How do you feel? How is life? What's wrong with you? What's bothering them? You look happy. You seem worried. Hoe voel je je? Hoe gaat het met je? Wat is er met je aan de hand? Wat zit hun dwars? Je ziet er gelukkig uit. Je lijkt bezorgd. Zo vertel je wat er aan de hand is I feel fine, thanks. I am rather miserable. I'd rather not talk about it. They're not feeling well. I've just received some good news. We've just won a big prize. Ik voel me goed, dank je wel. Ik voel me nogal ellendig. Ik wil er liever niet over praten. Zij voelen zich niet goed. Ik heb zojuist goed nieuws ontvangen. We hebben zojuist een grote prijs gewonnen. Zo leef je met iemand mee I'm so happy for you. I feel so sorry for her. I know what you're going through right now. I know how she must be feeling at the moment. I'm sure you will be fine. Ik ben zo blij voor je. Ik vind het zo erg voor haar. Ik weet wat je nu doormaakt. Ik weet hoe zij zich op dit moment moet voelen. Ik weet zeker dat het beter met je zal gaan.
I'm sure everything will be OK. How wonderful! That's awful! Cheer up! Ik weet zeker dat alles goed zal komen. Dat is geweldig! Dat is vreselijk! Kop op! Stone 2 Zo vraag je naar iemands karakter of uiterlijk What does the girl next door look like? What did your new teacher look like? What is Janet like? What was Armin like? What are Karin and Colin wearing? What were the band members wearing? Can you describe him? Can you describe your blind date? Can you describe them? Hoe ziet het buurmeisje eruit? Hoe zag je nieuwe leraar/lerares eruit? Wat voor persoon is Janet? Wat voor persoon was Armin? Wat dragen Karin en Colin? Wat droegen de bandleden? Kun je hem beschrijven? Kun je je blind date beschrijven? Kun je hen beschrijven? Zo beschrijf je iemand She looks rather pale. He looked a bit dull. He looked quite unhappy. He looked somewhat excited. She is really gorgeous. He was very moody. He was extremely stubborn. They are wearing new glasses. They were wearing jeans and T-shirts. Ze ziet er nogal bleek uit. Hij zag er een beetje saai uit. Hij zag er nogal ongelukkig uit. Hij zag er enigszins opgewonden uit. Ze is echt knap. Hij was erg humeurig. Hij was erg koppig. Zij dragen een nieuwe bril. Zij droegen een spijkerbroek en een T-shirt.
My friend has a scar on his cheek. Our neighbour had a tattoo on his upper arm. Our neighbour had a belly button piercing. Our neighbour had long, black hair and a pretty smile. They are sporty and funny. They looked pretty tall and skinny. Mijn vriend heeft een litteken op zijn wang. Onze buurman had een tatoeage op zijn bovenarm. Onze buurman/buurvrouw had een navelpiercing. Onze buurman/buurvrouw had lang zwart haar en een mooie glimlach. Ze zijn sportief en grappig. Ze zagen er nogal lang en mager uit. Stone 3 Zo zeg je hoe je je voelt I'm happy about this new outfit I bought in Paris last weekend. I'm thrilled about the big prize I won in the lottery last month. I'm fed up with having to go and see the doctor every week. I'm sick of doing all the work while you are reading a book. I feel so pleased because I got the highest grade in class. I am really thrilled because she has asked me out on a date. I felt ashamed when I gave the wrong answer. I was embarrassed when I slipped on a banana peel. I was miserable when I bumped my head. Ik ben blij met deze nieuwe outfit die ik vorig weekend in Parijs heb gekocht. Ik ben opgewonden over de grote prijs die ik afgelopen maand in de loterij heb gewonnen. Ik heb er genoeg van dat ik elke week de dokter moet bezoeken. Ik heb er genoeg van dat ik al het werk moet doen, terwijl jij een boek aan het lezen bent. Ik ben zo blij dat ik het hoogste cijfer van de klas heb gekregen. Ik ben echt opgewonden omdat ze mij voor een date heeft gevraagd. Ik schaamde me toen ik het verkeerde antwoord gaf. Ik schaamde me toen ik uitgleed over een bananenschil. Ik voelde me ellendig toen ik mijn hoofd stootte.
Stone 4 Zo geef je advies You could eat more vegetables. He should work out more. We'd better call the police. Why don't you buy yourself something nice? Why not go to bed early? If I were you, I would feel embarrassed. If I were you, I'd take his advice. If I were you, I'd try that. If I were you, I wouldn't behave this way. If I were you, I wouldn't talk so loud. Je zou meer groenten kunnen eten. Hij zou meer moeten trainen. We kunnen de politie beter bellen. Waarom koop je niet wat leuks voor jezelf? Waarom ga je niet vroeg naar bed? Als ik jou was, zou ik me schamen. Als ik jou was, zou ik zijn advies opvolgen. Als ik jou was, zou ik dat proberen. Als ik jou was, zou ik me niet zo gedragen. Als ik jou was, zou ik niet zo luid praten.