Prioriteiten en vragen in 2015. Handreiking voor inhoudelijke agendering door Wmo-raden



Vergelijkbare documenten
Checklist beoordeling beleidskader Wmo. 20 beoordelingsvragen vanuit cliëntenperspectief

Onafhankelijke cliëntondersteuning vanuit cliëntenperspectief. De stand van zaken medio 2015

Adviezen bij het keukentafelgesprek: mijn rol als burger. 25 Aanbevelingen voor Wmo-raden, cliëntenorganisaties en burgers

Cliëntondersteuning in de nieuwe Wmo. Basisinformatie voor Wmo-raden, lokale belangenbehartigers en cliëntenraden

Persoonsgebonden budget in de Wmo. Handreiking voor Wmo-raden, cliëntenorganisaties en belangenbehartigers

AVI-activiteiten Aanbod van programma Aandacht voor iedereen

Adviezen bij het keukentafelgesprek: mijn rol als burger met een visuele beperking of doofblindheid

AVI-activiteiten Transformatieagenda

Cliëntenperspectief op het toezicht Wmo. Een handreiking voor Wmo-raden, belangenbehartigers en cliëntenraden

Van Wmo-raad naar Adviesraad Sociaal Domein? Handreiking bij het bepalen van de koers rond advies, inspraak en zeggenschap na de decentralisaties

Decentralisatie van de AWBZ en de nieuwe Wmo: wat betekent dit voor ouderen

De Wmo en de decentralisaties

Van beleid naar inkoop over het inkopen van maatschappelijke ondersteuning door de gemeente, bezien vanuit het perspectief van de cliënt

Beschermd wonen naar de Wmo. Basisinformatie voor cliëntenraden, familieraden en Wmo-raden

Zorgen over het keukentafelgesprek. Bedoeling en werkwijze van het keukentafelgesprek in de Wmo

Adviseurs Versterking Wmo ondersteunen bij beleidsbeïnvloeding

Wmo 2015 door Tweede Kamer

Kwaliteitseisen bij Wmo-ondersteuning voor zeer kwetsbare burgers

Wmo-adviesraad West Maas en Waal. 24 november 2014

Stappenplan invoering Wmo vanuit cliëntperspectief

AVI-nieuwsbrief 30. Inhoud. Opinie. Opinie. AVI-producten. Activiteiten. Informatief. Signalering. Nieuws. Zit er ook zelfhulp in uw Wmo?

Eenzaamheid en de Wmo? Aandachtspunten voor de lokale agenda

De Wmo en de decentralisaties

Doe een beroep op de adviseurs van AVI bij uw voorbereiding op de komende decentralisaties

Cliëntenperspectief op het sociaal domein Wat is vanuit het cliëntperspectief belangrijk bij de gemeenteraadverkiezingen van maart 2018?

De burger in de wijk. Handvatten voor het denken vanuit burgerperspectief over wijkgericht werken

Gemeenteraadsverkiezingen 2018: Wmo-raad Sittard-Geleen doet politieke partijen suggesties

De gemeentelijke beleidscyclus. Hoe wordt gemeentelijk beleid gemaakt?

Zelftest clie ntondersteuning voor gemeenten

Informatiekaart 2. Mantelzorg in de Wmo Gemeenten aan zet. Kennisdossier Mantelzorg en de Wmo

Adviseurs Versterking Wmo ondersteunen bij beleidsbeïnvloeding en/of beleidsbepaling.

Korte schets over wat de Kanteling inhoudt, samenhang met Welzijn Nieuwe Stijl Kanteling in beleid en verordening Kanteling in de uitvoering

Kwaliteit. 1 Inleiding. 2 De wettelijke voorwaarden. 2.1 Jeugdwet

Inspiratiedocument cliëntondersteuning

1. Inleiding. 2. Onderscheid klacht en bezwaar. 3. Klachtrecht algemeen met betrekking tot gedragingen van de gemeente

Het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Voorst, H.W. Iordensweg 17, 7391 KA TWELLO.

Mezzo Advies Verordening WMO 2015

AVI-nieuwsbrief 33. Opinie. Opinie Hans Martin Don: (E)BBZ: Bijstand bij zorg Petra van der Horst: De duivel en het detail

Verslag basiscursus Wmo d.d. 12 april 2013 LSR in (Utrecht)

Bijlage 1: wetteksten met toelichting cliënten- en burgerparticipatie

Met het nieuwe welzijnsbeleid werkt de gemeente Tiel vanuit de volgende uitgangspunten:

postbusŵgemëeñfeňoořdëľnveldľnl- uèťheenïe NOORDENVELD

Van Wmo-adviesraad naar een Adviesraad Sociaal Domein Katwijk

Betreft: advies verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Lingewaal 2015

Cliëntenperspectief op de compensatieplicht

Nieuwe arrangementen. Workshop 5

Welkom. Presentatie wijkteams in de gemeente Leeuwarden en hoe zij de financiële hulpverlening hebben ingericht

Wmo 2015 in uitvoering:

AVI-nieuwsbrief #18 11 juli 2013

Kenmerk 13s058 / augustus Inleiding

Nieuwsflits 16 Aandacht voor iedereen. Hervorming Langdurige Zorg en Zorgakkoord. 8 mei 2013

De leden van het Platform Maatschappelijke Ondersteuning hebben over dit Beleidsplan wel een aantal algemene opmerkingen/adviezen.

Zelfevaluatie Wmo-raden 2014

Ruimte voor beeld 21,6 x 8,7 cm. Decentralisaties sociaal domein; Betrokken en actieve raadsleden

Vraag: Vragen ter voorbereiding op de commissie 2014/029. Onderwerp: Wmo-beleidsplan en Wmo-verordening Commissievergadering: 18 september 2014

Nota Mantelzorgondersteuning

Gemeente Hattem - Nota Mantelzorgondersteuning

Werkplan. Versie 30 september 2015

Burgerbetrokkenheid in Beweging. Wat vraagt succesvolle participatie van en met burgers van uw gemeente?

Met elkaar voor elkaar

Inkoopbeleid vanuit cliëntenperspectief. basispresentatie

Spiegelgesprek Wie en wat? Hoe? Resultaat?

Voorstel/alternatieven. Inhoud aanvraag/aanleiding ambtshalve besluit. Wettelijke grondslag. Inhoud extern advies

De raad van de gemeente Heemskerk; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 december 2017;

Inventarisatie van Wmo-raden de uitgewerkte antwoorden -

PARTICIPATIERAADHAARLEM

Reactienota op de adviezen

Utrecht, 25 april Geachte leden van de Wmo-raad,

Vrijwilligers in de zorg voor en ondersteuning van ouderen in de nieuwe Wmo. Mieke Biemond

Aandacht voor iedereen

Kwaliteitsbeleid in de Wmo

Veranderingen in de Zorg

Factsheet. Uitleg over cliëntondersteuning De cliëntenraad aan zet

De Wmo Ontwikkelingen en uitdagingen voor de Wmo-raad

Toegang tot de zorg: hoe is het geregeld en hoe loopt het in de praktijk?

Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de gemeente Informatieblad Ieder(in) Juni 2014

AVI-nieuwsbrief 15. Nieuws. Inhoud. 18 april Nieuws

1. ontmoeten/verbinden (en ondersteuning daarbij)

Nieuwsflits 16 - Aandacht voor iedereen

Betreft: Brief aan de coalitiepartijen / -onderhandelaars. Olst, 26 maart Geachte heer Duursema,

Nieuw samenspel met burgerinitiatieven en right to challenge Langer Thuis 27 mei 2015

Landelijke Contactdag Tourette Ed Carper

Ontwikkelingen. in zorg en welzijn. Wij houden daarbij onverkort vast aan de Koers ,

Ratificatie VN-verdrag 2006a

Verordeningen Jeugd en Wmo Wmo-raden

Nieuwsbrief Aandacht voor iedereen 24

Samen voor een sociale stad

Wat verandert er voor ouderen in het sociale domein?

Jaarverslag. Adviesraad Sociaal Domein. Wmo-raad Oostzaan


Beleid Jeugdhulp. De aanpak in Stein, de Westelijke Mijnstreek en Zuid-Limburg

opdrachtformulering subsidiëring MEE 2017

Informatienota voor de gemeenteraad

Samenvatting. Aanleiding en adviesvraag

Koers. Het Beleidsplan EVI Panel Advies en Cliëntenraden Maastricht en Heuvelland

Gelet op artikel 4 van de Algemene subsidieverordening gemeente Lingewaard 2016;

De rol van ervaringsdeskundigen in cliëntondersteuning

Lokale Wmo raad advies 1. Zorgvuldigheid bij keukentafelgesprek

Innovatiebudget Sociaal Domein gemeente Arnhem

Transcriptie:

Prioriteiten en vragen in 2015 Handreiking voor inhoudelijke agendering door Wmo-raden AVI-toolkit 20 Maart 2015

Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. De actuele maatschappelijke en politieke context... 4 3. Van transitie naar transformatie... 5 4. Criteria vanuit het perspectief van de individuele burger en cliënt... 7 5. Criteria vanuit het perspectief van burgerinitiatieven... 9 6. Criteria vanuit het perspectief van burger- en cliëntenparticipatie... 11 7. Vijf aanbevelingen voor initiatieven door de Wmo-raad... 13 Leeswijzer Aandacht voor iedereen en de Koepel van Wmo-raden ontwikkelden deze handreiking om Wmo-raden en andere organisaties te helpen bij het bepalen van hun inhoudelijke agenda voor 2015. De handreiking begint met een schets van de actuele maatschappelijke en politieke context nu de feitelijke transitie is afgerond. Daarna worden drie hoofdthema s van het gemeentelijk beleid bekeken vanuit het burger- en cliëntperspectief. In hoofdstuk 4 staan criteria vanuit het perspectief van de individuele cliënt en burger. Hoofdstuk 5 bevat criteria vanuit het perspectief van burgerinitiatieven. In hoofdstuk 6 staan criteria op het gebied van beleidsmatige participatie. Bij de hoofdstukken 4, 5 en 6 geven we toetsingsvragen voor Wmo-raden in hun gesprek met de gemeente. De handreiking sluit af met vijf aanbevelingen voor de inhoudelijke opstelling van de Wmo-raad in 2015. Auteurs Inge van Dommelen, Koepel van Wmo-raden Henk Beltman, kennismakelaar Aandacht voor iedereen Met dank aan Karin Sok (MOVISIE) en Mariëtte Teunissen, Jannie Soepboer en Stef Harweg (AVI-adviseurs) Aandacht voor iedereen Het programma Aandacht voor iedereen heeft als doel het toerusten van Wmo-raden en belangenbehartigers. Een onderdeel van het programma is het beschikbaar stellen van bruikbare informatie en hulpmiddelen waarmee Wmo-raden, belangenbehartigers en cliëntenraden hun adviesrol beter kunnen vervullen als gemeenten hun beleid ontwikkelen. De Adviseurs Versterking Wmo kunnen helpen bij het gebruik van deze hulpmiddelen. De toolkit die hieruit ontstaat, wordt verspreid via de communicatiekanalen van het programma en de website van Aandacht voor iedereen. Nadere informatie is te verkrijgen bij de kennismakelaar Henk Beltman (henkbeltman@zorgbelanggelderland.nl) en op de website www.aandachtvooriedereen.nl. 2

1. Inleiding Wmo-raden bezinnen zich op hun koers, hun rol en hun taken. Er vinden immers ingrijpende veranderingen plaats in het sociale domein van de Wmo en aangrenzende wetten (Jeugdwet en Participatiewet). Wmo-raden staan voor de uitdaging om tijdig mee te denken over die inhoudelijke veranderingen die ook wel transformatie worden genoemd Met deze handreiking willen programma Aandacht voor iedereen en de Koepel van Wmo-raden een hulpmiddel geven aan Wmo-raden en andere adviesraden en belangenorganisaties voor hun agendavorming in 2015. Als wij het in deze handreiking over Wmo-raden hebben, bedoelen wij overigens ook Participatieraden en Adviesraden Sociaal Domein. Waar doen we het voor? Een Wmo-raad die de interne discussie over prioriteiten voor 2015 wil beginnen, zou moeten beginnen met de vraag: Voor wie en waarom doen we dit ook alweer. Deze vraag dwingt immers tot concentratie en focus op hoofdpunten. De vraag helpt ook om vanuit cliëntenperspectief te kijken naar de verschillende onderwerpen. Tijdens de interne discussie over agenda en inhoudelijke prioriteiten zullen namelijk twee centrale thema s bij elk onderwerp terugkomen: 1. Wat zijn de criteria vanuit cliënt- en burgerperspectief op het Wmo-beleid in 2015? 2. Wat is de mogelijke rol van de Wmo-raad? Verschillende rollen van burgers Burgers kunnen in het sociale domein verschillende rollen spelen. De Wmo-raad moet deze verschillende rollen betrekken bij het denken over hun inhoudelijke prioriteiten. De burger kan immers verschillende rollen vervullen, bijvoorbeeld: - cliënt die gebruik maakt van voorzieningen van de Wmo - mantelzorger die zijn naasten emotioneel, sociaal of praktisch ondersteunt - inwoner van een wijk die belang heeft bij de leefbaarheid in die wijk - vrijwilliger van een organisatie (kerk, Humanitas) die kwetsbare burgers ondersteunt - burger die zich met anderen inzet voor burgerinitiatieven, bijvoorbeeld het beheer van een bibliotheek - cliënt of burger die zich op beleidsmatig gebied wil inzetten, bijvoorbeeld als lid van een Wmoraad, een cliëntenraad of een belangenorganisatie. Er zijn dus verschillende brillen die de Wmo-raad kan opzetten als het gaat om het adviseren over het beleid op het sociale domein. Het nadrukkelijk kiezen voor één perspectief maakt een geconcentreerde blik op een thema mogelijk. Het verbinden van of schakelen tussen verschillende perspectieven stimuleert een bredere en rijkere kijk op het beleid. De blik van een mantelzorger verschilt bijvoorbeeld van die van een initiatiefnemer van een zorgcoöperatie. De beperkte bril van de mantelzorger maakt een scherpe focus mogelijk; het verbinden van beide invalshoeken maakt de blik van de Wmo-raad ruimer. 3

2. De actuele maatschappelijke en politieke context De gemeente heeft met de recente decentralisaties een grote verantwoordelijkheid gekregen voor het beleid op het sociale domein. Er is sprake van een grote beleidsvrijheid, dat wil zeggen dat de gemeente binnen bepaalde (ruime) grenzen vrij is om haar eigen beleid te ontwikkelen, weliswaar met minder middelen en zonder dat ze een financieel tekort mag hebben. In dit hoofdstuk schetsen we de gevolgen van deze decentralisaties. Er zijn twee belangrijke gevolgen van de decentralisaties die uitgevoerd moeten worden met beperkte middelen in 2015 en de jaren daarna. In de eerste plaats moet de gemeente in haar beleid innovatief zijn, gericht op transformatie van de huidige situatie. Direct en onveranderd overnemen van het tot dusver gevoerde beleid is immers niet mogelijk. Voor de individuele burger komen er nieuwe arrangementen voor maatschappelijke ondersteuning, instellingen gaan zich anders organiseren en professionals moeten op een andere manier gaan werken. In de tweede plaats neemt met het toegenomen belang van de gemeente de lokale politieke strijd toe. In gemeenteraden vindt meer discussie plaats over politieke prioriteiten en het toekennen van middelen aan beleidsdoelen en activiteiten. De consequentie van de toegenomen taken van de gemeente is dat ook medezeggenschap van cliënten en burgers in het beleid van de gemeente steeds belangrijker wordt. Cliënten- en burgerparticipatie zullen daarom in 2015 op veel agenda s van gemeenten komen. Dat vraagt van alle betrokken partijen (Wmo-raden, gemeenten, cliëntenorganisaties) om ontwikkeling van hun standpunten. Een groot aantal gemeenten gaat dit jaar, volgens hun eigen beleidsschema, aan de slag met nieuw beleid: een nieuw meerjarig Wmo-beleidsplan, een uitvoeringsplan en nieuwe contracten met instellingen, soms ook een bijstelling van de Wmo-verordening en de beleidsregels. Wmo-raden die proactief willen meedenken met de transformatie, zullen daarom tijdig hun eigen agenda moeten opstellen en hun mening moeten vormen over belangrijke beleidsthema s. 4

3. Van transitie naar transformatie Gemeenten willen dat de maatschappelijke ondersteuning inhoudelijk gaat veranderen. Deze transformatie moet leiden tot passend maatwerk en tot een beperking van de uitgaven. Dat betekent dat na de fase van de transitie in 2015 de fase van de transformatie start. Voor gemeenten wordt 2015 het jaar van de transformatie. Zowel om passend maatwerk te kunnen bieden, als om de uitgaven beperkt te houden. Om succesvol te kunnen transformeren zullen gemeenten samen met burgers en cliënten creatief beleid moeten ontwikkelen. Bijvoorbeeld over wat er nodig is aan toegankelijke basisvoorzieningen in de gemeente, rekening houdend met behoeften en mate van zelfredzaamheid van burgers. En over wat er nodig is om buurten en wijken leefbaar te houden. Samen met cliënten en burgers kan de gemeente daarna de beoogde effecten van dat beleid ( wat willen we bereiken? ) vaststellen. De onderstaande drie gebieden bieden handvatten voor de dialoog met de gemeente over het ontwikkelen van innovatief beleid. Integrale aanpak van het sociale domein Voor mensen zelf hangen de verschillende levensgebieden hangen nauw samen; het zijn de wetten en regels en de organisaties die de levensgebieden opknippen in gescheiden onderdelen. Denk bijvoorbeeld aan jongeren met een licht verstandelijke beperking. Zij kunnen te maken krijgen met veel wetten, zoals de Jeugdwet, de Wmo, de Participatiewet en het Passend Onderwijs, en daarom is een integrale aanpak hard nodig. Onderdelen van de integrale aanpak die voor cliënten van belang zijn: - eenvoudige informatie en advies (bijvoorbeeld via onafhankelijke cliëntondersteuning) die zij kunnen gebruiken om zelf regie te blijven voeren op het eigen leven - samenhangend beleid op de verschillende beleidsterreinen door de gemeente zelf, vanuit het uitgangspunt dat het leven van de burger één geheel is waarover hij zoveel mogelijk de regie over moet voeren - één gezin, één regisseur en één plan: geen gescheiden hulpverlening door soms tientallen hulpverleners in een gezin, maar een samenhangende aanpak met een duidelijke regisseur - een laagdrempelige toegang in de wijk of buurt, al dan niet in de vorm van een sociaal wijkteam waarin er één duidelijke aanspreekbare persoon is voor de cliënt, met de bevoegdheid om besluiten te nemen en andere organisaties in te schakelen - samenhang tussen de diverse spelers als gemeenten, zorgverzekeraars, regionale samenwerkingsverbanden en andere betrokken organisaties zoals woningbouwcorporaties en aanbieders - samenwerking tussen gemeenten onderling in regionaal verband, bijvoorbeeld op gebied van inkoop, jeugdzorgregio s of arbeidsmarktregio s - samenwerking tussen gemeenten en zorgverzekeraars over de afstemming tussen de verschillende wetten, in het bijzonder de relatie tussen het sociaal wijkteam en de wijkverpleegkundige en het inkoopbeleid - een integraal persoonsgebonden budget dat de zelfregie van de cliënt in samenhang op diverse levensgebieden mogelijk maakt: niet alleen zorg, maar ook welzijn, jobcoaching of trainingen. 5

Kwaliteitsbeleid De Wmo maakt gemeenten grotendeels zelf verantwoordelijk voor het kwaliteitsbeleid. Gemeenten dienen onder andere een kwaliteitsbeleid te ontwikkelen en dat te vertalen in het inkoopbeleid naar de instellingen. Ook moeten zij van sommige instellingen eisen dat ze een goede regeling voor het klachtrecht en medezeggenschap regelen. Verder is belangrijk dat gemeenten jaarlijks een cliëntervaringsonderzoek uitvoeren onder de burgers die diensten van de Wmo hebben afgenomen. De regering verwacht dat de gemeenten gezamenlijk met aanbieders en cliëntenorganisaties landelijke kwaliteitsstandaarden ontwikkelen die gemeenten kunnen helpen bij het verder ontwikkelen van hun eigen kwaliteitsbeleid. Voor cliënten zijn in ieder geval de volgende onderdelen van het kwaliteitsbeleid van belang: - het klachtrecht: duidelijke informatie en advies over wie waarvoor verantwoordelijk is, de mogelijkheid hierbij van onafhankelijke cliëntondersteuning en een transparante procedure voor het indienen van een klacht over een gedraging van de gemeente of een aanbieder - het recht van bezwaar en beroep: de mogelijkheid om in bezwaar te gaan tegen een beschikking van de gemeente over de aanvraag voor een maatwerkvoorziening - het betrekken van cliënten bij het ontwikkelen en evalueren van kwaliteitsbeleid: bijvoorbeeld via het gebruik van methoden als wijkschouw, focusgroep en ronde tafel bijeenkomsten - meedenken over de opzet van het jaarlijkse cliëntervaringsonderzoek - goede regelingen van medezeggenschap en klachtrecht bij de aanbieders. Inkoopbeleid Het beleid van maatschappelijke ondersteuning wordt, behalve door maatschappelijke organisaties, voor een deel uitgevoerd door aanbieders van welzijn en zorg. Het inkoopbeleid van gemeenten is daarom erg belangrijk: op basis van welke criteria sluit de gemeente een contract met welke instellingen? In 2014 hebben gemeenten veelal traditionele vormen van inkoopbeleid gehanteerd, omdat zij de transitie snel moesten regelen. In 2015 is meer innovatief inkoopbeleid te verwachten, omdat gemeenten moeten bezuinigen, tot meer passend maatwerk willen komen en meer ervaring hebben opgedaan met het inkoopbeleid. Onderdelen van het inkoopbeleid die voor burgers en cliënten van belang zijn: - keuzevrijheid voor de burger, bijvoorbeeld de mogelijkheid om met persoonsgebonden budget buiten de eigen wijk ondersteuning in te kopen - ruimte voor lokale initiatieven van burgers, die voorrang krijgen bij het inkoopbeleid, bijvoorbeeld via vormen van maatschappelijk aanbesteden - een ruim budget voor innovatie, bijvoorbeeld voor kleinschalige projecten - kwaliteitseisen vanuit cliëntenperspectief die ook zijn opgenomen in het inkoopkader en het programma van eisen - ruimte voor toetreding van nieuwe, kleine en innovatieve aanbieders of co-creaties tussen aanbieders en burgers, bijvoorbeeld zorgcoöperaties - zoveel mogelijk persoonsgebonden financieringsvormen op verschillende leefgebieden. 6

4. Criteria vanuit het perspectief van de individuele burger en cliënt Vanuit het perspectief van de individuele cliënt of burger staat het vergroten van zijn zelfregie centraal, dat wil zeggen de mate waarin hij zeggenschap heeft over zijn eigen leven. Het zelf keuzes kunnen maken, leren omgaan met de beperking of ziekte (ook wel zelfmanagement genoemd) en zijn eigen leven kunnen inrichten zijn voor burgers centrale levensvoorwaarden. Het doel van de Wmo en de andere wetten op het sociale domein is het bevorderen van de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van burgers. Aan dat doel dienen alle maatregelen bij te dragen. Er zijn drie niveaus om het Wmo-beleid vanuit cliënt- en burgerperspectief te beoordelen: wat betekent het beleid voor de individuele burger, voor de burger als collectief en voor de beleidsmatige participatie van de burger? Daarom beschrijven we in drie aparte hoofdstukken prioriteiten die Wmo-raden kunnen stellen voor het Wmo beleid, met daarbij toetsingsvragen over dat beleid. Drie prioriteiten De burger moet gebruik kunnen maken van een breed palet van onafhankelijke cliëntondersteuning. Er zijn veel vrijwillige en professionele ondersteuners die de burger bijstaan in het verhelderen van zijn ondersteuningsvraag, het voorbereiden en voeren van het keukentafelgesprek en het eventueel indienen van een klacht of bezwaar en beroep. Vrijwillige cliëntondersteuners, zoals vrijwillige ouderenadviseurs, verdienen soms de voorkeur omdat zij laagdrempelig zijn en het vertrouwen genieten van de burger. Bovendien hebben zij geen instellingsbelang, zoals de instellingen van het sociaal wijkteam dat soms wel hebben. Ook zijn er vertrouwenspersonen sociaal domein die de burger kunnen helpen bij het losmaken van vastgelopen situaties door te bemiddelen tussen de burger enerzijds en de gemeente of aanbieder anderzijds. Het keukentafelgesprek moet volgens de bedoeling van de wet worden gevoerd. Dat wil zeggen dat de burger goed wordt geïnformeerd, dat hem tijdig wordt verteld dat hij een persoonlijk plan kan indienen, een onafhankelijke cliëntondersteuner kan aanvragen en van een persoonsgebonden budget gebruik kan maken. Het dient de cliënt helder te zijn dat er een klachtenregeling en bezwaar/beroepsprocedure is. De gemeente mag niet louter wegens de noodzaak van bezuinigingen maatschappelijke ondersteuning weigeren, altijd is een onderzoek en persoonlijk gesprek mogelijk. De gemeente moet een gedegen beleid ter ondersteuning van mantelzorgers ontwikkelen. De druk op mantelzorgers zal immers toenemen met de hogere eisen die aan de directe omgeving van de cliënt worden gesteld. De Wmo verplicht de gemeenten daarom mantelzorgers meer te ondersteunen. Dat wil onder andere zeggen dat zijn draagkracht in het keukentafelgesprek met de cliënt wordt meegenomen, en dat de mantelzorger zelf een keukentafelgesprek kan aanvragen over zijn eigen behoefte aan ondersteuning. Verder dienen er onder meer faciliteiten voor lotgenotencontact te zijn en mogelijkheden voor respijtzorg en moet de mantelzorger worden gewaardeerd om zijn inspanningen. 7

Toetsingsvragen 1. Is de toegang tot maatschappelijke ondersteuning voor de burger helder? 2. Worden bij de toegang ervaringsdeskundigen betrokken (als onafhankelijke cliëntondersteuners, bij de scholing van Wmo-consulenten)? 3. Zijn burgers goed geïnformeerd over en toegerust voor het keukentafelgesprek? 4. Wordt de onafhankelijke cliëntondersteuning goed ingevuld? 5. Worden burgers gestimuleerd zelf een persoonlijk plan te schrijven? 6. Worden de eigen kracht en zelfregie van de burgers daadwerkelijk versterkt door de ondersteuning? 7. Hoe vult de gemeente de ondersteuning van mantelzorgers in? 8. Hoe vindt de afstemming plaats tussen informele zorg (mantelzorgers, vrijwilligers) en formele zorg (professionals)? 9. Is er een ruimhartige regeling voor het persoonsgebonden budget? 10. Hoe wordt de klachtenregeling onder burgers bekend gemaakt? 11. Hoe wordt de regeling voor bezwaar en beroep bekend gemaakt onder de burgers? 12. Wat betreft de sociale wijkteams: is er een privacy-convenant, is er een eerst aanspreekbare functionaris, is er een klachtenregeling? 13. Is het aanbod van Wmo-loket, sociaal wijkteam, huisarts en wijkverpleegkundige voor de cliënt integraal op elkaar afgestemd? 14. Hoe verloopt de afstemming tussen dagbesteding, beschut werken en arbeidsparticipatie? 15. Hoe is de samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties en organisaties in de eerste lijn? 8

5. Criteria vanuit het perspectief van burgerinitiatieven Met het terugtreden van de overheid en het grotere beroep op de eigen verantwoordelijkheid, nemen burgers steeds meer gezamenlijk initiatieven. Zij richten zorg- of dorpscoöperaties op, nemen bibliotheken in beheer of starten bewonersbedrijven waarmee zij hun buurt willen ontwikkelen. Deze tendens wordt ook wel de doedemocratie genoemd. De Wmo stimuleert deze ontwikkeling door burgers het right to challenge te geven: het recht om gemeentelijke taken in het kader van de Wmo zelf uit te voeren. Bij het beoordelen van burgerinitiatieven zijn, vanuit het perspectief van de maatschappelijk actieve burger, drie punten van belang. Deze drie prioriteiten dienen zowel in het algemeen beleid als in het inkoopbeleid tot uitdrukking te komen. Drie prioriteiten Gemeenten dienen ruimte te laten aan initiatieven van burgers. Dat kan op verschillende manieren, afhankelijk van de situatie: een ambtenaar die verbindingen legt met mogelijke financiers, een startbudget beschikbaar stellen of soepel omgaan met regels zodat die niet beperkend werken. Van de gemeente wordt een flexibele instelling gevraagd, want soms is faciliteren gewenst, soms hebben burgers de gemeente niet nodig. De gemeente dient de initiatieven in ieder geval niet te zien als een bedreiging, want de gemeente laat in overeenstemming met de bedoeling van de decentralisaties de invulling van de publieke ruimte steeds meer over aan of de burgers, of vult die ruimte in co-creatie gezamenlijk met hen in. De gemeente dient er in de aansturing van de aanbieders op te letten dat burgerinitiatieven niet worden overgenomen of bekneld door instellingen. Instellingen zien burgerinitiatieven soms als een bedreiging, vanuit hun vooronderstelling dat het oprichten en begeleiden van dergelijke initiatieven hun taak is en dat burgers het niet kunnen. Bovendien zijn zij bang dat het hun werk kost als burgers meer zelf gaan doen. Onder andere met de nieuwe sociale wijkteams dreigt het risico dat burgerinitiatieven zich niet zelf kunnen ontplooien, maar worden overgenomen door professionals. Gemeenten kunnen samenwerking tussen aanbieders stimuleren, maar moeten er wel alert op zijn dat die samenwerking geen ruimte ontneemt aan burgerinitiatieven. Ten slotte moet de gemeente via haar inkoopbeleid burgerinitiatieven ondersteunen. Onder andere door te kiezen voor vormen van maatschappelijk aanbesteden en door bij het inkopen de voorrang te geven aan burgerinitiatieven, gericht op de ontwikkeling van wijken en het oprichten van dagactiviteiten. En door de zware kwaliteitseisen die voor instellingen gelden niet altijd onmiddellijk één op één te vertalen naar burgerinitiatieven. 9

Toetsingsvragen 1. Stelt het gemeentelijk beleid burgers in de gelegenheid het right to challenge uit te oefenen? 2. Wordt in het inkoopbeleid prioriteit gegeven aan initiatieven van burgers zelf? 3. Worden er door de gemeente bij het inkoopbeleid duidelijke eisen gesteld aan de aanbieders, zoals medezeggenschapsregeling en klachtenregeling? 4. Biedt het inkoopbeleid ruimte voor nieuwe toetreders? 5. Stelt de gemeente in de contracten met aanbieders heldere eisen over de manieren waarop cliënten worden betrokken bij het bewaken van de kwaliteit van instellingen? 10

6. Criteria vanuit het perspectief van burger- en cliëntenparticipatie De Wmo, de Participatiewet en de Jeugdwet verplichten de gemeente om ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten en hun vertegenwoordigers, bij de Wmo te betrekken. De wijze waarop is aan de gemeente zelf. Met de verschuiving van taken en verantwoordelijkheden naar de gemeenten wordt het belang van cliënt- en burgerparticipatie steeds groter. In 2015 besteden gemeenten veel aandacht de vormgeving en invulling van cliënt- en burgerparticipatie. De Wmo-raad kan in dat gesprek verschillende rollen op zich nemen, afhankelijk van de ambitie van de raad, de kwaliteiten van de leden en de beschikbare tijd. Bijvoorbeeld: afwachten en reageren op een notitie van de gemeente, zelf een visie ontwikkelen en met een voorstel komen, bijeenkomsten met cliënten en burgers organiseren, het gesprek aangaan met de gemeenteraad over een breed perspectief op cliënt- en burgerparticipatie, met dorps- en wijkraden het gesprek aangaan over burgerparticipatie op wijk- en buurtniveau of met naburige Wmo-raden in contact treden over cliënt- en burgerparticipatie op regionaal niveau. Drie prioriteiten Afhankelijk van de lokale situatie kunnen gemeenten uiteenlopende participatievormen inzetten om cliënten en burgers te betrekken bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van het beleid. In dialoog kan de gemeente bekijken welke vormen bruikbaar zijn om volwaardige participatie van zoveel mogelijk burgers en cliënten mogelijk te maken. Er is de formele medezeggenschapsstructuur via de Wmo-raad of de adviesraad sociaal domein. Maar er zijn ook flexibele vormen om te participeren, bijvoorbeeld: focusgroepen, pizzameetings, interviews, thematische gesprekken, gesprekken op vindplaatsen. Alleen door een breed palet van vormen te gebruiken kan de gemeente zoveel mogelijk burgers bij haar beleid betrekken, ook burgers die gewoonlijk niet geneigd zijn zich met de publieke zaak bezig te houden. Een grote diversiteit van manieren van betrokkenheid is daarom wenselijk. Een mogelijkheid is om niet uit te gaan van een vast adviesorgaan maar per thema te bekijken wie het beste kan adviseren, een formele raad of een ad hoc vertegenwoordiging van burgers of cliënten. De gemeente moet er in ieder geval voor zorgen dat burgers kunnen meedenken op het niveau van de wijk, gemeente en regio. Op wijkniveau zijn er de sociale wijkteams gekomen voor een meer integrale ondersteuning van de burger. De burger heeft zelf echter nauwelijks nog invloed op het beleid en de werkwijze van die sociale wijkteams. Dat kan wel, bijvoorbeeld door een klankbordgroep, betrokkenheid bij sollicitaties of inspraak in het beleidsplan. Daarnaast dient de gemeente bedrijven van bewoners als optimale vorm van burgerparticipatie te stimuleren. Op het niveau van de gemeente moet de gemeente met de Wmo-raden en andere raden (zoals de cliëntenraden Participatiewet) in gesprek gaan over de inrichting van de formele medezeggenschap. Op het niveau van de regio dient er een vorm van medezeggenschap te komen, gelet op de verschuiving van beleidsontwikkeling naar het regionaal samenwerkingsverband van gemeenten. Dat kan bijvoorbeeld door de oprichting van een regionale raad voor burger- en cliëntparticipatie. 11

Ten slotte dient de gemeente via haar contracteerbeleid te bevorderen dat de participatie van cliënten bij aanbieders serieus wordt genomen. Net als bij de gemeenten zelf, geldt ook voor instellingen dat er verschillende vormen dienen te zijn waarop cliënten kunnen meedenken over het beleid en de kwaliteit van de aanbieders. Bijvoorbeeld doordat cliënten zelf een onderzoek naar de ervaringen van cliënten houden of doordat ervaringsdeskundigen worden ingezet bij nascholing van medewerkers. Uiteraard moet er ook een formele cliëntenraad per instelling zijn. Toetsingsvragen 1. Ontwikkelt de gemeente samen met burgers en cliënten een visie op participatie? 2. Worden burgers en cliënten, of hun vertegenwoordigers betrokken bij het nieuwe Wmobeleidsplan? 3. Hanteert de gemeente verschillende vormen om burgers mee te denken over het beleid? 4. Hebben burgers invloed op het functioneren van de sociale wijkteams? 5. Heeft de gemeente een visie op de vormgeving en invulling van de formele medezeggenschap, bijvoorbeeld via een adviesraad sociaal domein? 6. Zijn er mogelijkheden voor cliënten en burgers om op regionaal niveau mee te denken? 7. Bevordert de gemeente dat cliënten kunnen meedenken met aanbieders over hun beleid? 12

7. Vijf aanbevelingen voor initiatieven door de Wmo-raad De aandachtspunten en vragen in de voorgaande drie hoofdstukken geven een overzicht van inhoudelijke speerpunten van cliënt- en burgerperspectief. In het laatste hoofdstuk gaan we in op de vraag hoe een Wmo-raad in 2015 invloed kan uitoefenen op het beleid van de gemeente. Hoe effectief een Wmo-raad is mede afhankelijk van de ambitie van die Wmo-raad. Over welke onderwerpen wil de raad een bijdrage leveren (alleen Wmo of ook Jeugdwet en Participatiewet, of ook aanpalende beleidsterreinen) en in welke fase van de gemeentelijke beleidscyclus wil de Wmo-raad een bijdrage leveren (voorbereiding, ontwikkeling, evaluatie)? De Wmo-raad doet er daarom goed aan om een werkagenda op te stellen met daarin onder meer: de inhoudelijke speerpunten, de interne werkwijze, de spelregels met de gemeente en de communicatie met cliënten en burgers. 1. Signaleer de uitvoering van het beleid vanuit het gewenste perspectief De Wmo-raad kan de gemeentelijke rapportages over de invoering van de Wmo afwachten, maar ook zelf het initiatief nemen om de ervaringen van cliënten te horen over de uitvoering van de Wmo. Dat kan via diverse acties als spreekuren, meldpunten, bijeenkomsten, contacten met doelgroepen, enz. Ook kan de Wmo-raad zelf onderzoeken laten uitvoeren over de ervaringen van cliënten, bijvoorbeeld over de onafhankelijke cliëntondersteuning of de dagbesteding. 2. Formuleer criteria vanuit cliënt- en burgerperspectief Met concrete aandachtspunten en vragen is het gemakkelijker om een goede bijdrage te leveren aan het gemeentelijk beleid. Wellicht zijn de diverse prioriteiten en 25 vragen punten van deze handreiking te gebruiken in de meningsvorming binnen de raad hierover. Ook de komende implementatie van het VN-verdrag voor de rechten van mensen met een beperking kan een aanknopingspunt zijn voor het formuleren van inhoudelijke speerpunten. De prioriteiten zullen per Wmo-raad verschillen, afhankelijk van de lokale situatie, de kwaliteit van het gemeentelijk beleid en de voorkeuren van de Wmo-raad zelf. 3. Ken de agenda van de gemeente De Wmo-raad dient goed op de hoogte te zijn de gemeentelijke beleidsagenda om een effectieve rol te kunnen vervullen. Er zijn zeker drie belangrijke thema s waarop gemeenten dit jaar beleid kunnen ontwikkelen: het Wmo-beleidsplan, het inkoopbeleid en de voorjaarsnota. Wat betreft het nieuwe meerjarig Wmo-beleidsplan dient u te bepalen hoe en op welk moment u er als Wmo-raad bij betrokken wilt zijn: wilt u vroegtijdig signalen geven, belangrijke thema s aanreiken, meedenken met de ambtelijke werkgroep die het concept-plan opstelt, zelf een werkgroep met betrokken burgers instellen? Als de gemeenten in regionaal verband een nieuw inkoopbeleid gaat ontwikkelen, kunt u samen met andere Wmo-raden een preadvies opstellen dat de wethouders in hun overwegingen moeten betrekken. Ten slotte wordt in de voorjaarsnota van het college vooruit gelopen op het nieuwe begrotingsjaar. Gewenste bijsturingen en koerswijzigingen staan als richting beschreven in die voorjaarsnota. 13

4. Concentreer u op enkele thema s Het Wmo-beleid is, zeker in combinatie met aanpalende onderwerpen, heel breed en divers. Goede advisering vraagt om concentratie op enkele belangrijke thema s, zoals de criteria voor het inkoopbeleid en de inrichting van de onafhankelijke cliëntondersteuning. Verdiep u als Wmo-raad daarom in enkele thema s die u zelf als prioriteiten op de agenda wilt zetten en die u concreet wilt uitwerken. Dat kan op verschillende manieren: van het instellen van een werkgroep van de raad, via gespecialiseerde burgers op ad hoc basis betrekken of het samenwerken met bij het thema betrokken cliëntenorganisaties. 5. Heb oog voor de verschillende perspectieven De Wmo-raad dient in staat te zijn verschillende brillen op te zetten, bijvoorbeeld die van mantelzorger, cliënt, actieve burger, vrijwilliger en migrant. Door het afwisselend concentreren op één perspectief en door het combineren van de verschillende perspectieven kan de Wmo-raad namelijk zowel een geconcentreerd advies geven (bijvoorbeeld over beleid voor mantelzorgers) als een brede beschouwing geven over het gehele sociale domein. Deze werkwijze vraagt van de Wmo-raad zowel inhoudelijke kennis als het vermogen om verschillende perspectieven te verbinden. De Wmo-raad kan in dat gesprek verschillende rollen op zich nemen, afhankelijk van de ambitie van de raad, de kwaliteiten van de leden en de beschikbare tijd. 14

15

Hoe helpt Aandacht voor iedereen? Aandacht voor iedereen helpt Wmo-raden, belangenbehartigers, cliëntenraden en gemeenten bij de voorbereiding op de transformaties in het sociale domein. De Adviseurs Versterking Wmo van het programma kunnen ondersteuning bieden bij inhoud en processen op lokaal niveau bij deze veranderingen. De koepel van Wmo-raden en het programma Aandacht voor iedereen hebben deze handreiking ontwikkeld om Wmo-raden en andere belanghebbenden handvatten te geven voor het opstellen van de eigen inhoudelijke agenda in 2015. De handreiking zal aan de orde komen tijdens regionale bijeenkomsten van de koepel. De adviseurs van Aandacht voor iedereen zijn beschikbaar om het thema van agendering met Wmo-raden en andere adviesraden en organisaties te bespreken. Programma Aandacht voor iedereen De handreiking Prioriteiten en vragen in 2015 is een uitgave van programma Aandacht voor iedereen. Het programma is opgezet om Wmo-raden en belangenbehartigers te informeren over de transitie en de transformatie AWBZ-Wmo en over hun rol daarbij. Aandacht voor iedereen wordt gefinancierd door het ministerie van VWS. De bij het programma betrokken landelijke organisaties zijn: CSO, Ieder(in), Koepel Wmo-raden, LPGGz, Mezzo, NPCF, Oogvereniging, Per Saldo en Zorgbelang Nederland. Aandacht voor iedereen werkt nauw samen met het Transitiebureau van VNG en VWS. Voor meer informatie over Aandacht voor iedereen en over de activiteiten en de ondersteuningsmogelijkheden die het programma kan bieden, kunt u contact opnemen met het programmasecretariaat: Programma Aandacht voor iedereen Postbus 1038 3500 BA Utrecht T 030 291 6622 secretariaattransitie1@iederin.nl www.aandachtvooriedereen.nl 16