SLO Rekenontwikkeling: Getallen



Vergelijkbare documenten
Groep 1 2 (Tal, SLO)

Leerlijn en tussendoelen rekenen groep 1 en 2 basisonderwijs* 1

Tussendoelen domein GETALLEN, subdomein Getalbegrip

Tussendoelen rekenen-wiskunde voor eind groep 2

Aanpassingen Leer- en ontwikkelingslijnen jonge kind (4-7 jaar)

herfst winter lente zomer

Rekenactiviteiten voor de onderbouw

Leer- en ontwikkelingslijnen jonge kind (MET extra doelen) - versie augustus Naam leerling. Rekenen Tellen en getalbegrip

Schoolbrede start (15 min) Zie hoofdstuk Schoolbrede start.

40 Suggesties met...

Spinners. Veel plezier! Juf Els en juf Anke

Tussendoelen Ontluikende gecijferdheid (inclusief logisch denken vanaf 3;6 jaar)

Leerlijnen jonge kind (MET extra doelen) - versie juli Naam leerling. Rekenen Tellen en getalbegrip. Tellen en getalbegrip - 0

20 Ideeën met speelkaarten

Tussendoelen ontwikkeling van beginnende gecijferdheid

- een lege verpakking van drie ijsjes - eventueel zes ijsstokjes en vijf poppetjes

1. Hele getallen/ Tellen en getalbegrip. Peuters BP MP EP. Streefdoelen/ leerlijn Rekenontwikkeling (peuters)

Rekenontwikkeling van het jonge kind: de doelen

2. Puzzelen naar 5 december grote groep

Rob Bervoets - 3 Balo a 0. Het verhaal achter het spel

7. Getalkaartjes bij de kralenketting

Getallen. 1 Doel: getallen plaatsen op de getallenlijn. 2 Doel: getallen invullen op het 60-veld. 3 Doel: 5-structuur aangeven.

Een recept van de dokter

Rekenen voor kleuters

PLEINGEIN SPELENDERWIJS IN GESPREK OVER HET SCHOOLPLEIN

Reken doe-activiteiten en spelletjes

Leerlijnen peuters en jonge kind (MET extra doelen) - versie juli Naam leerling. Rekenen Tellen en getalbegrip. Tellen en getalbegrip-stap 1

Thema 6. Thema 1. Thema 8. Thema 2. Thema 5. Thema 3. Thema 7. Thema 4

Leerlijnen peuters en jonge kind (ZONDER extra doelen) - versie mei Naam leerling. Rekenen Tellen en getalbegrip

T-shirts op een rij. Doel van de les - de telrij opzeggen tot en met 20 - terugtellen vanaf een willekeurig getal in het getallengebied

Preventie rekenproblemen door effectief rekenonderwijs in de groepen januari 2015

SLO-tussendoelen en De wereld in getallen groep 1-2

SPECIMEN. (na)vertellen in chronologische volgorde begrijpend luisteren

flitsletters spellenbundel Voor speelse oefenmomenten, thuis en in de klas.

Deze les levert een bijdrage aan kerndoel 5: de leerlingen leren omgaan met geld- en betaalmiddelen

Tussendoelen domein GETALLEN, subdomein Getalbegrip

Rekenzeker. Weet binnen een context wat bedoeld wordt met bij elkaar doen, erbij doen, eraf halen en dit vertalen naar een handeling

tussendoelen: Hoeveelheden & getallen: Koppelen van hoeveelheden aan getallen (tot en met 20) Hoeveelheden d.m.v. getallen (tot en met 20) noteren

Taalontwikkeling: woordenschat en woordgebruik passieve woordenschat

Uitgeverij Schoolsupport

Tussendoelen Cognitieve ontwikkeling

06. Medicijnen voor de apotheek

Ontwikkelingslijnen 0-4 jaar (MET extra doelen) - versie januari Naam kind. Rekenen Tellen en getalbegrip

ACTIVITEITEN GROEP 3 en 4

Zwijsen. jaargroep 4. naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs. rekentrainer. jij. Bezoek alle leuke dingen. Teken de weg.

Werken aan getalinzicht voor kleuters 2

Spelregels IK BOX spel (3 of 4 personen)

9. Aftrekken met de kralenketting

Rekenen in groep 1 en 2. Een goede rekenstart

Beste ouder(s)/verzorger(s),

11. Hele en halve uren met klokkaartjes. - dagelijkse activiteiten aan de halve uren koppelen

De pietenschool. speluitleg

herkent dagelijkse routines en weet dat er een activiteit volgt (bijv. het zien van de slaapzak: het is tijd om te slapen, pakt de knuffel)

Bee-bot lessen Introductie in de klas

(hoeveelheden 6 en 10 of 4 en 6 centraal)

maken de kinderen vogelnestjes die zij in de dierenhoek kunnen gebruiken.

optellen 1 Doel: plaats bepalen op de getallenlijn 2 Doel: optellen met de rekentekens + en 3 Doel: optellen van concreet naar abstract Herhalen

1. Hele getallen/ Tellen en getalbegrip. Groep 1 Groep 2 M1 E1 M2 E2. Streefdoelen/ leerlijn Rekenontwikkeling (kleuters)

getalkaartjes 20 spelsuggesties voor thuis!

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering

Aandachtspunten. blok 1, les 3 blok 3, les 11. blok 1, les 1 blok 1, les 6 blok 1, les 11 blok 2, les 1

ALGEMENE TIPS TELLEN = 4. * Meespelen met uw kind en zoveel mogelijk benoemen wat hij/zij doet.

Spelenderwijs rijmen. Linda Willemsen.

Kraters slaan. Rekenoefening groep 5&6. Doel. Materiaal. Voorbereiding. Beschrijving. groep 5&6 - Kraters slaan

getallenfeest 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, je hebt alle getallen gezien. 11 en 12 er ook nog bij zij sluiten de rij.

TAFELTASJE. Tafeltasje is een rugzak met daarin allemaal leuke spelletjes om de maal- en deeltafels in te oefenen. juf Tessa

Tussendoelen domein REKENEN

maken de kinderen een waterorgel en laten elke lettergreep uit een lied horen op dit orgel. Groep 1 Groep 2 samengestelde woorden in

Ideeën om spelenderwijs thuis de rekenvaardigheid te stimuleren

Kwartetten met klinkers

Groepsplan groep Vakgebied Rekenen Tijdsvak

Netwerk Dalton in 3. Materiaal periodetaak reken en lezen. 02 november

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering. De kinderen: - oriënteren zich op het thema. - activeren hun voorkennis.

Ontwikkelschema Rekenen Groep 1

Bedankt voor het downloaden van dit rekenwerkboekje bij het thema Sinterklaas.

Hotel Hallo - Thema 2 Hallo TELEVISIE KIJKEN

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering

Les 9a Gevoelens in een doos

Rekenfolder o.b.s. Henri Dunant groep 3

Samenhang tussen kilogram en gram (spel)

Speel met spel ROOD!

rekentrainer jaargroep 5 Timo loopt steeds verder weg. Teken Timo bij de kruisjes op de weg en maak de tekening af. Zwijsen naam:

bedoeld wordt met hoeveelheidbegrippen als: alle, geen, niets, veel, weinig, meer, minder, evenveel. Ordent hoeveelheden om ze te Groep 1 Groep 2

Stoere stokoude spelers

5blok. Inhoud van de doos

Peuters Groep 1 Groep 2 Groep 3 BP MP EP M1 E1 M2 E2 M3

1. CIJFERSPEL 2. DOBBELEN

Lespakket. Ssst de tijger slaapt. Door: Maike Douglas jufmaike.nl. De lessen met een * ervoor zijn alleen geschikt voor kleuters. ã jufmaike.

Breukenpizza! Ga je mee om de wonderlijke wereld van de breuken te ontdekken? Bedacht en ontwikkeld door Linda van de Weerd.

Kleuren. Meten en wegen. Tellen en getalbegrip. Vormen. Doel: Bouw een kasteel voor Ridder Ruighart. Doel: Kleuren herkennen op het ridderschild

werkboek groep 4 blok 7 en 8 naam

richten de kinderen het restaurant bij de safarihoek in en hebben een gesprek.

Webboek. Taalontwikkeling spelletjes

Kijk naar de prenten van de bekende kunstenaar Andy Warhol. Kan je bij elke afbeelding het juiste product en de keersom geven?

Routeboekje. bij Alles telt. Groep 3 Blok 1. Van...

Activiteit Doel Beschrijving doel Planning Uitvoering

Beste ouder, Veel plezier! Fijn dat u wilt helpen bij onze spelletjestocht!

Transcriptie:

SLO Rekenontwikkeling: Getallen Basisdoelen eind groep 2 Omgaan met de telrij 1. De telrij (akoestisch) kunnen opzeggen tot en met tenminste 20 Liedjes of versjes met de telrij erin: bijvoorbeeld De zurebommentaart (Sesamstraat; http://www.youtube.com/watch?v=81jsevxub3y). De raket laten opstijgen: verzin waar de raket naar toe gaat. Tel samen met de kinderen hardop terug. De kinderen starten met hun handen boven hun hoofd, bij 0 moet iedereen de grond aanraken. Bij vroemm springt iedereen zo hoog mogelijk op met hun handen boven hun hoofd. Tellen in hoeveel stappen iemand naar de overkant kan lopen, of in hoeveel sprongen. Hardop meetellen. Vooraf laten schatten en eventueel halverwege laten bijstellen. Tellen hoeveel knuffels of ander materiaal iemand in 1 keer kan dragen. Vooraf laten schatten en eventueel halverwege laten bijstellen. 2. Vanuit verschillende getallen tot 20 verder kunnen tellen en vanuit getallen tot 10 kunnen terugtellen Alle kinderen grabbelen om de beurt een getal (tot 20) uit een voeldoos. Ze lezen het getal op (de juf helpt waar nodig). Samen of alleen wordt het volgende getal genoemd, of de vijf volgende getallen. Idem maar dan met getallen tot 10 en je noemt het getal wat er voor ligt. Kinderen zitten in een kring. Getalkaarten tot 20 liggen in de goede volgorde, omgedraaid (dus met het getal naar beneden) voor de kinderen. Er wordt telkens één getalkaart omgedraaid. De kinderen mogen zeggen welk getal ervoor komt en welk getal erna. Vragen of benoemen welke dag van de maand het vandaag is, bijvoorbeeld 17 november. Dus gisteren was het 16 november. En morgen is het 18 november. En overmorgen of eergisteren was het? 3. Herkennen en gebruiken van rangtelwoorden tot en met tenminste 10 10 stukken speelgoed (of andere materialen, kinderen) in een lange rij leggen en kinderen om de beurt iets laten kiezen/pakken. Het hoeveelste voorwerp uit de rij heb je gekozen? Of geef een opdracht: Wijs jij eens voor mij het 7 e speeltje aan. Tien voetbalclubs (bijvoorbeeld afbeelden met t-shirtjes in verschillende kleuren) hebben een toernooi gespeeld. Ze hebben allemaal een verschillend aantal doelpunten behaald (aantal doelpunten op het shirtje plakken). Welke club is eerste geworden, welke tweede etc

4. Kunnen omgaan met (de betekenis) van nul in telrijsituaties Wanneer je iets gaat uitdelen aan de kinderen in je groep vertel je hoeveel je er in totaal van hebt. Bij elk stuk wat je uitdeelt tel je terug. Uiteindelijk heb je er nog nul, alles is op, je hebt niets meer! Hoeveel pakjes gooit Piet door de schoorsteen? Pietje 1: pakt cijfersymbool Pietje 2: gooit de pakjes Pietje 3: telt de pakjes die er zijn gegooid na Pietje 4: pakt het bijbehorende kaartje met cijfer/ dobbelsteen/vingers/pepernoten etc. Zorg ervoor dat er ook een cijfersymbool 0 bij zit. De telrij beginnen bij nul-> voorwerpen erbij laten leggen. Omgaan met hoeveelheden 5. Hoeveelheden tot tenminste 12 (resultatief) globaal kunnen schatten en tellen (resultatief) én kunnen weergeven (neerleggen, tekenen) Pak een bak met een verzameling speelgoed. Laat de kinderen het speelgoed ordenen op bijvoorbeeld kleur. Laat de gevormde groepjes zien en kinderen schatten hoeveel er in elk groepje ligt. Groepjes tot 12 laten maken. Laat ze natellen. Laat de kinderen een streepje zetten op een blaadje voor alle blauwe, groene, gele etc. voorwerpen (turven). Leg een aantal voorwerpen neer (tot 12) en laat de kinderen schatten hoeveel het is. Tel daarna na of het klopt. 1 pot met bijv. 10 grote proppen papier en 1 pot met 10 kleine propjes. Vraag in welke pot zitten er meer? Laten natellen en/of in grafiek/rij laten leggen en laten ervaren dat het er evenveel zijn. 6. Hoeveelheden tot tenminste 12 kunnen vergelijken en ordenen op meer, minder, evenveel, meeste, minste. Laat de kinderen bijvoorbeeld hun 10-uurtje in een bak verzamelen. Orden de snacks. Verwerk de snacks in een grafiek, bijvoorbeeld met de Wiskunde A-flap (van concreet naar abstract). Vul één kant van de balansweegschaal met 6 blokken. Laat de kinderen aan de andere kant blokken toevoegen. Hoeveel zijn er nodig om de weegschaal in balans te houden? Wat gebeurt er als je er aan één kant of aan beide kanten één afhaalt of bij doet? Benoem de begrippen, meer, minder, evenveel, meeste, minste. Maak het moeilijker door verschillende materialen te gebruiken. Twee auto s en één blok wegen net zoveel als één blok en drie mandarijnen.

7. Hoeveelheidsbegrippen zowel kunnen herkennen als actief toepassen; meer, minder, evenveel, meeste, minste, veel, weinig, erbij, eraf, samen, niets, alles, laatste, eerste, tweede, derde. Activiteit Werk met materialen in een grafiek, bijvoorbeeld de Wiskunde A-flap: Welke rij heeft er de meeste? Minste? Evenveel? Kun jij deze walnoot in de derde rij een plekje geven? Hoeveel stukken hebben we in de eerste en tweede rij samen? 8. Kleine getalpatronen tot tenminste 6 kunnen herkennen, zonder tellen door gebruik van patronen en structuren Spelletjes met de dobbelsteen en/of lieveheersbeestjes Gooi met de dobbelstenen. Pak een kaartjes met het gegooide getalpatroon (cijfer, handjes, eierdoos, turfstructuur) en leg het vervolgens bij t lieveheersbeestje met dezelfde hoeveelheid stippen op de rug. Steek een aantal vingers kort op en vraag de kinderen hoeveel vingers het waren (echte vingers). Varieer in de manier van flitsen (bijvoorbeeld bij 4: vier vingers op 1 hand of twee vingers elke hand). Je kunt ook afbeeldingen van de dobbelsteenstructuur flitsen. 9. Verkort kunnen tellen van hoeveelheden tot tenminste 12 door gebruik te maken van patronen en structuren (handen, dobbelsteenpatronen) We hebben teveel spullen verzameld om in de Wiskunde A-flap een grafiek te kunnen maken. De oplossing: twee dingen tegelijk in één vakje. Kaartjes aanpassen, met de eierdoosstructuur kun je overzichtelijk in stappen van twee tellen. Steek kort je vingers van beide handen op, bijvoorbeeld 2x1, 2x2, 2x3, 2x4. 2x5 (door elkaar). Vraag de kinderen hoeveel vingers het samen waren. Verzamel spullen in een eierdoos (in elk bakje 1 voorwerp) en laat de kinderen deze verkort tellen.

10.Eenvoudige optel- en aftrekproblemen in dagelijkse contexten (handelend) kunnen oplossen onder tenminste 12 Spullen (ver)kopen in het winkeltje; tel samen met de kinderen hoeveel spullen je hebt (12). Daarna komen een aantal kinderen iets kopen in de winkel. Hoeveel spullen heb je nu nog? Een aantal kinderen komen iets terugbrengen. Hoeveel spullen heb je nu nog? Andere kinderen komen iets ruilen, hoeveel heb je dan nog? Een kegelspel met 10 of 12 kegels. Rol met de bal tel hoeveel kegels er om zijn gevallen. Hoeveel staan er nog overeind? Er wordt iets uitgedeeld (pepernoten, cadeautjes, fruit, stiften). Is er genoeg voor iedereen? Hoeveel heb je teveel of tekort? Er liggen een aantal wortels in de klomp. Kinderen do en hun ogen dicht. Het paard pakt een aantal wortels, hoeveel zijn er weg? In de winkelhoek staat bij al het speelgoed een prijs in cijfers èn stippen. Ieder kind krijgt bijvoorbeeld EUR 10. Wat ga je hiermee kopen? Wat houd je dan nog over? 11.Eenvoudige splitsproblemen kunnen oplossen onder de 10 Mix en koppel met dobbelsteenstructuur of dominostenen. Zoek een maatje en zorg dat jullie samen 6 of 10 hebben. Moeilijker: met drietallen. 2 vissenkommen met in iedere kom 5 visjes. 1 visje springt naar de andere kom. Hoeveel zitten er nu in elke kom? Er springt nog een visje over, er springen 3 visjes weer terug etc. Leg twee ho epels in de kring. Laat de kinderen het aantal 10 verdelen over de hoepels, bijvoorbeeld 10 verdelen in 4 en 6. Laat ze zoveel mogelijk opties bedenken. Varieer met andere hoeveelheden en meer hoepels. Verwoord met de kinderen wat er ligt. 12.Eenvoudige verdeelsituaties (handelend) kunnen oplossen onder tenminste 12 en kunnen vertellen wat het resultaat is De juffrouw heeft drie vellen papier en stiften voor de opdracht. Hoe moet ze de kinderen eerlijk in groepjes verdelen? De juf heeft heel veel knikkers. Hoe verdeel je ze eerlijk over de kinderen?

13.Hoeveelheden tot en met tenminste 10 kunnen representeren met bijvoorbeeld vingers, streepjes, stippen. Mix en koppel. De kinderen krijgen een kaartje met een representatie. Zoek je maatje(s) met dezelfde hoeveelheid op het kaartje, bijvoorbeeld groepjes van drie (het getal drie/drie streepjes/drie stippen). Variatie: zorg dat de hoeveelheid overeenkomt met het aantal kaartjes. Dus drie kinderen krijgen een kaartje rondom 3, zes kinderen krijgen een kaartje rondom 6. Houd een getal omhoog en laat de kinderen groepjes vormen van die hoeveelheid. Laat afwisselend cijfers, streepjes, stippen zien. Vorm een groepje en laat een kind turven of stipjes zetten voor elk kind in het groepje. 14.Hoeveelheden tot en met tenminste 12 kunnen representeren in een beeldgrafiek en kunnen interpreteren met grafieken (van concreet naar abstract): Wat is je lievelingskleur? Waar ben je in geweest op de kermis? Wat vraag je aan de Sint Ben jij een jongen of een meisje? Hoeveel broertjes en zusjes heb jij? 15.Kunnen redeneren over hoeveelheden in eenvoudige betekenisvolle probleem/conflictsituaties Activiteit Ga met de kinderen de tafeldekken, fruit eten of drinken. Leg alle spullen op de tafel neer. Hebben we genoeg voor alle kinderen? Wat en hoeveel komen we nog te kort of hebben we teveel? Hoe lossen we dat op?

Omgaan met getallen 16.Getalsymbolen kunnen herkennen van 0 tot en met 10 Verstop in de klas getallen op diverse plaatsen, niet alleen kaartjes met cijfers, maar juist ook in dagelijkse dingen, zoals een klok, kalender, rekenmachine, poster enz. Geef kinderen de opdracht om een door jou genoemd getal te zoeken. Met krijt de getallen op de vloer tekenen. Laat kinderen samen de getallen vormen met hun lijf (dus in de goede vorm op de grond liggen). Leg verschillende getalkaarten op de grond. De cijferfee tovert er één weg. Welk getal is weg? 17.De volgorde van de getalssymbolen in de getallenrij tot 10 herkennen en kunnen leggen (niet schrijven) Leg de getalkaarten door elkaar op een stapel. Twee kinderen pakken een kaart. Wie het hoogste getal heeft, heeft gewonnen. Een kind (of de juf) heeft een getal tot 10 op zijn/haar rug (op een post-it). Door vragen te stellen (hoger/lager) moet het kind er achter komen welk getal er op zijn rug zit. Hang een getallenlijn op of leg getalkaarten neer. Laat één kind de ogen dicht doen. Haal één getal er tussen uit en schuif de rij weer aan elkaar. Welk getal is er weg? Of wissel twee getallen om. Wat klopt er niet? Makkelijker: draai één kaartje om, zodat kinderen kunnen zien op welke plek in de rij het getal hoort. Kinderen in een kring krijgen een kaartje met cijfer 0 t/m 10. Vraag de kinderen om in de goede volgorde te gaan staan. Een afbeelding (op het smartbord) waar je d.m.v. cijfers, punten met elkaar kunt verbinden. 18. Getalsymbolen, telwoorden en hoeveelheden kunnen koppelen tot en met tenminste 10 Loop rond op muziek. Als de muziek stopt ga je bij een cijfer staan. Zorg dat het aantal kinderen klopt bij het cijfer. Vraag de kinderen met hoeveel ze er staan. In de kring staan manden met verschillende getalsymbolen erop. De kinderen moeten er het juiste aantal spullen in stoppen. Een afbeelding (op het smartbord) waar je dmv cijfers, punten met elkaar kunt verbinden. De kinderen gooien met een dobbelsteen of pakken een kaartje met daarop een cijfer, vingers of dobbelsteenstructuur. De hoeveelheid op het kaartje zijn het aantal stappen dat je verder mag tekenen.

19. Hoeveelheden tot en met tenminste 10 kunnen representeren met een getalssymbool en omgekeerd: bij een getalsymbool tot en met tenminste 10 de hoeveelheid kunnen weergeven Een blokkentoren laten maken en het juiste getal op een kaartje erbij laten zoeken. Andersom: een getal op een kaartje geven en een toren laten maken met dat aantal blokken Je komt met een boodschappenlijstje in de winkelhoek (6 eikels, 5 kastanjes etc.) Kom je met de juiste boodschappen terug naar huis? Moeilijker: betaal de aankopen met fiches of geld. 20.Kunnen redeneren over de telrij in eenvoudige en betekenisvolle probleem/conflictsituaties Ganzenbord met beurt wachten, stappen terug of vooruit, nog een keer dobbelen. Nummertje trekken in winkel. Wie is er het eerste aan de beurt? Wie het laatste? Zet een aantal schoenen in een rij op de grond. Laat de telrij erbij leggen. Moeilijker: laat de schoenen per paar tellen (verkort tellen)