Additionele beoordeling Master of Science in Innovation Management van de TU Eindhoven



Vergelijkbare documenten
Additionele beoordeling Master of Science Operations Management & Logistics van de TU Eindhoven

Additionele beoordeling bachelor Technische Bedrijfskunde van de Universiteit Twente

Additionele beoordeling master Industrial Engineering & Management van de Universiteit Twente

Additionele beoordeling bachelor Technische bedrijfskunde van de TU Eindhoven

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs [hbo-bachelor]: uitwerking voor Associate degree-programma s tijdens de pilotfase

Concept Beoordelingskader voor het bijzondere kenmerk residentieel onderwijs

Richtlijn beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland Positionering van de opleidingen De vergelijking met Vlaanderen

Breakout sessie 2-5. Stelsel 3.0 Accreditatie op Maat: Opleidingsbeoordeling. Introductie

Toelichting beoordelingskader bij beoordeling postinitiële wo-master opleidingen in Nederland

Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Maastricht

Besluit. Aan het Bestuur van de Leidse Onderwijsinstellingen (LOI) Postbus CA LEIDERDORP

Besluit. College van Bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM

Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Vrije Universiteit

Protocol TNO Educatieve Master

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag om accreditatie van de opleiding hbo-bachelor Chemie van de Hogeschool Drenthe

Vanuit de NVAO werd het panel ondersteund door lic. Rik Belmans, beleidsmedewerker.

Doelstellingen van de opleiding Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht

Bijlage 1: Toetsingskader opleidingsschool

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Psychobiologie van de Universiteit van Amsterdam

De NVAO heeft voor de beoordeling van de aanvraag op 27 oktober 2005 een panel van deskundigen ingesteld. Het panel kende de volgende samenstelling:

Additionele beoordeling bachelor Economie & Management van de Rijksuniversiteit Groningen

{nvao. Uit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Technische Informatica van de Hogeschool Dirksen B.V.

Besluit strekkende tot een oordeel positief van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de wo-master Executive MBA

Informatievergadering. Hervisitatie Specifieke lerarenopleiding

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor

Doelstellingen Onderwerp niet behandeld tijdens de verkorte procedure na tijdelijke erkenning.

Beknopte instructies voor het schrijven van een zelfevaluatierapport basiskwaliteit

Additionele beoordeling van de bachelor- en masteropleiding Geneeskunde van de Universiteit Maastricht

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bewegingstechnologie van De Haagse Hogeschool

Universiteit van Amsterdam wo-bachelor Biologie (180 EC) 23 maart 2016 Bachelor of Science voltijd Amsterdam

Besluit. College van bestuur. Hanzehogeschool Groningen. Postbus RM GRONINGEN

Besluit. College van Bestuur van de Hanzehogeschool Groningen Postbus RM GRONINGEN

Neerlandistiek CROHO 60849

ICLON Powerpoint sjabloon

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Politieonderwijs & externe kwaliteitszorg op weg naar accreditatie

and lt van de Open Universiteit Open Universiteit Nederland wo-master Business Process Management and lt (60 ECTS) 20 december 2012

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor

Besluit strekkende tot een positief oordeel van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de hbo-bachelor HBO-Rechten van Capabel Hogeschool

Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Rijksuniversiteit Groningen

Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Radboud Universiteit Nijmegen

Besluit. College van Bestuur Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Postbus EJ ARNHEM

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie (na herstel) aan de opleiding hbobachelor

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-master Fiscale Economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Fiscale Economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Biologie van de Vrije Universiteit Amsterdam

Beoordelingskader Pilot Bijzonder Kenmerk Ondernemen

Besluit strekkende tot een positieve beoordeling van een aanvraag Toets nieuwe opleiding hbo-bachelor Game Architecture and Design van de NHTV

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs

Toetsingskader nieuwe opleidingen hoger onderwijs

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-master

Concept. Algemene toelichting bij de Accreditatiekaders NOVA

Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs

: 180 ECTS en 60 ECTS : 12 december 2011 '. 25 en 26 januari 2012 : 21 juni 2012 : 7 mei 2013

~ ~,Y1VQ0 _~ nederlands - vlaamse accreditatieorganisatie

Opleidingsspecifieke deel OER, Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences

Beoordelingskader Beoordelingskader voor de beperkte toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 36791).

Bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Opleidingsspecifiek deel bij de OER Bacheloropleiding Natuurwetenschap en Innovatiemanagement Undergraduate School Geosciences

QANU-KADER. Gids voor de externe kwaliteitsbeoordeling van wetenschappelijke bacheloren masteropleidingen ten behoeve van accreditatie. Versie 3.

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Biologie van de Rijksuniversiteit Groningen

Besluit strekkende tot een positief oordeel van een aanvraag toets nieuwe opleiding van de hbo-master Bestuurskunde van de Hogeschool NCOI

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor Biologie van de Radboud Universiteit Nijmegen

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding wo-bachelor

Additionele beoordeling master Philosophy of Science, Technology and Society van de Universiteit Twente

Besluit. Raad van bestuur. Saxion Hogescholen. Postbus KB ENSCHEDE

Additionele beoordeling bachelor Algemene Economie van de Rijksuniversiteit Groningen

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-master Engineering van de Hogeschool Utrecht

College van Bestuur. Hogeschool van Amsterdam. Postbus AX AMSTERDAM. 1. Inleiding

College van Bestuur Hogeschool Rotterdam Postbus HA ROTTERDAM. 1. Inleiding

Onderwijs- en Examenregeling 2012/2013

FACULTEIT DER NATUURWETENSCHAPPEN, WISKUNDE EN INFORMATICA. ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Masterschool Life and Earth Sciences studiejaar

Beoordelingskader Beoordelingskader voor de beperkte toets nieuwe opleiding van de NVAO (Stcrt. 2014, nr 36791).

Oordeel Positief oordeel over de kwaliteit van de nieuwe opleiding hbo-master Techno MBA van de Universiteit van de Nederlandse Antillen

Additionele beoordeling bachelor Economie van de Vrije Universiteit

Besluit Besluit strekkende tot het verlenen van accred tatie aan de opleiding wo-master Computer Science van de Open Universiteit

Toetsingskaders opleidingsschool en academische kop 2013

2. Bevindingen met betrekking tot het VBI-rapport

Artikel Tekst 2.1 Toelatingseisen opleiding Voor toelating tot de opleiding Mediastudies komt in aanmerking de bezitter van

Op 22 april 2005 heeft het panel advies uitgebracht aan de NVAO. 2.1 Samenvatting van bevindingen van het panel

Opleiding / programma: BA Liberal Arts and Sciences. Artikel Tekst 2.3 Colloquium doctum

Beoordeling. Standaard 1: Beoogde eindkwalificaties

Midden-Oostenstudies CROHO 60842

Beoordelingskader Beoordelingskader voor de uitgebreide toets nieuw Associate-degree (Ad-)programma van de NVAO (Stcrt.2014, nr. 9832).

Richtlijn beoordeling onderzoeksmasters vanaf 1 september april 2015

Den Haag, 26 augustus namens de KNAW-commissie Gedragswetenschappen, 1 De instelling heeft op 4 september 2015 ingestemd met het advies.

: 9 mei 2017 : 28 juni 2017

Teamscan op accreditatiewaardigheid

Besluit. College van bestuur. Vrije Universiteit Amsterdam. De Boelelaan HV AMSTERDAM

WORKSHOP 1P4. Internationale samenwerking goed voor de onderwijskwaliteit? Arie van Scheepen. Docent Technische Bedrijfskunde bij IED-FNT

Versie juli Accreditatiekader bestaande opleidingen. wetenschappelijk onderwijs. met toelichting. [22 april RN/AR/DP] Pagina 0

Handreiking aanvraag Toets Nieuwe Opleiding Nederland

2. Bevindingen met betrekking tot het VBI-rapport

Politicologie Faculteit der Sociale Wetenschappen. Universiteit Leiden

Besluit. Universiteit van Amsterdam. College van bestuur Postbus GG AMSTERDAM

Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties

Toetsplan Masteropleiding Midden-Oosten Studies

Transcriptie:

Additionele beoordeling Master of Science in Innovation Management van de TU Eindhoven Dit rapport hoort bij het rapport Technische Bedrijfskunde en Technische Bestuurskunde (VSNU/QANU maart 2004) van de ongedeelde opleiding Technische Bedrijfskunde Rapport TU/e 2 december 2004 QANU (Quality Assurance Netherlands Universities) Leidseveer 35 Postbus 8035 3503 RA Utrecht T 030-2363800 F 030-2363805 E infor@qanu.nl I www.qanu.nl

Inhoud Inleiding Hoofdstuk 1 Doelstellingen Opleiding Hoofdstuk 2 Programma Opleiding Hoofdstuk 3 Inzet van het personeel Hoofdstuk 4 Voorzieningen Hoofdstuk 5 Interne Kwaliteitszorg Hoofdstuk 6 Te verwachten resultaten Bijlagen 1. opleidingsrapport ongedeelde opleiding 2. curriculum vitae commissie 3. werkwijze 4. eindtermen masteropleiding 2

3

4

5

Inleiding a) Dit deelrapport betreft de masteropleiding Innovation Management, Technische Universiteit Eindhoven, CROHO-nummer 60430 b) Opleidingsvariant: voltijd (tweejarig) en deeltijd (vierjarig) c) De opleiding wordt organisatorisch verzorgd door faculteit Technologie Management d) De opleiding bouwt voort op de ongedeelde opleiding Technische Bedrijfskunde (CROHO-nummer 06430 en 06994) waarover is gerapporteerd in het visitatierapport Technische Bedrijfskunde en Technische Bestuurskunde (VSNU/QANU maart 2004); dat rapport maakt mede deel uit van deze beoordeling (zie bijlage 1). De masteropleiding Innovation Management start in vernieuwde opzet in 2005 aan de Technische Universiteit Eindhoven. Commissie a) Samenstelling (voor cv s zie bijlage 2) prof.dr.ir. C.A.T. Takkenberg (voorzitter), emeritus hoogleraar Bestuurlijke Informatiekunde, Universiteit van Tilburg, prof.dr. M. Mulder, hoofd leerstoelgroep Educatie en Competentie Studies, Wageningen Universiteit, T. Schepers, student Informatiekunde aan de Economische Faculteit, Universiteit van Tilburg. b) Taak: de commissie had tot taak om krachtens de tussen de NVAO en de VSNU overeengekomen Overgangsregeling bekostigd wetenschappelijk onderwijs en de daarop gebaseerde Richtlijnen vervroegde accrediteringsaanvraag: een samenvattend totaal oordeel over de opleiding uit te spreken alsmede een oordeel over doelstellingen, programma en interne kwaliteitszorg en gebaseerd op het reguliere visitatierapport, een oordeel over inzet personeel, voorzieningen en te verwachten resultaten. c) Werkwijze: zie bijlage 3. 6

Overzicht beoordeling commissie Onderwerp Oordeel 1 Facet Oordeel 1. Doelstellingen van de opleiding + 1.1. Domeinspecifieke eisen + 1.2. Niveau + 1.3. Oriëntatie + 2. Programma + 2.1. Eisen WO + 3. Inzet van personeel + 2.2. Relatie doelstellingen en + programma 2.3. Samenhang programma + 2.4. Studielast + 2.5. Instroom + 2.6. Duur + 2.7. Afstemming vormgeving en + inhoud 2.8. Beoordeling en toetsing + 3.1. Eisen WO + 3.2. Kwantiteit personeel + 3.3. Kwaliteit personeel + 4. Voorzieningen + 4.1. Materiële voorzieningen + 5. Interne kwaliteitszorg + 4.2. Studiebegeleiding + 5.1. Evaluatie resultaten + 5.2. Maatregelen tot verbetering + 6. Resultaten + 5.3. Betrokkenheid van + medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 6.1. Gerealiseerd niveau + 6.2. Onderwijsrendement + 1 Voldaan = + Niet voldaan = - 7

Hoofdstuk 1. Doelstellingen opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). De masteropleiding Innovation Management heeft als doel het opleiden van academische ontwerpers die wetenschappelijke kennis en inzichten bezitten over innovatieprocessen met een sterk technologische en kennisintensieve component en deze kennis en inzichten kunnen gebruiken bij het wetenschappelijk verantwoord opzetten, uitvoeren en toetsen van een ontwerpgericht onderzoek binnen dit onderzoeksdomein. Kennis en inzichten in dit domein worden gevoed door de onderzoeksgebieden alliance management, evolutionary economics, knowledge management, marketing, purchasing management, and entrepreneurship. Na afronding van de opleiding beschikt de Master of Science in Innovation Management over een zelfstandig academisch denk- en werkniveau dat geschikt is voor functies met een toepassingsgericht karakter in het bedrijfsleven of bij de overheid en voor functies als ontwikkelaar en onderzoeker in het bedrijfsleven of bij een onderzoeksinstituut. Afgestudeerden van de Master of Science opleiding Innovation Management beschikken over wetenschappelijke kennis die betrekking heeft op innovatieprocessen met een sterk technologische en kennisintensieve component. Deze kennis bevat elementen uit de diverse toeleverende onderzoeksgebieden aan de opleiding, namelijk alliance management, evolutionary economics, knowledge management, marketing, purchasing management, and entrepreneurship. zijn in staat om zelfstandig een wetenschappelijk verantwoord onderzoek op het gebied van Innovation Management op te zetten en uit te voeren zijn in staat om op basis van het uitgevoerde onderzoek en de daarop aansluitende probleemanalyse een (her)ontwerp te maken van een voor de probleemstelling relevant bedrijfsproces, inclusief specificaties met betrekking tot de benodigde informatie en de organisatorische inbedding. De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die er door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk aan gesteld kunnen worden. Het profiel van de opleiding Innovation Management sluit nauw aan bij de opleiding Technology & Innovation Management van SPRU, University of Sussex. Met onderzoekers van SPRU bestaan goede onderzoeksrelaties. In overleg met het alumni-adviesorgaan zijn eisen uit beroepspraktijk opgesteld, die zijn doorgetrokken in de eindtermen van de opleiding. De commissie is van oordeel dat dit onderdeel voldoet. 1.2 Niveau De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor of een master. De opleiding heeft de doelstellingen vertaald in eindtermen voor de masteropleiding. Deze zijn opgenomen als bijlage 4. De commissie is van oordeel dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een master. 8

1.3 Oriëntatie De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een bachelor en een master in het WO: de eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld; een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt; een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is. De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline en de internationale wetenschapsbeoefening. Er is een inhoudelijke en personele relatie tussen masteropleiding en onderzoeksschool. Het wetenschappelijk karakter van de opleiding blijkt uit de disciplinaire diepgang, het belang van methoden en technieken van onderzoek en de wijze waarop wetenschappelijk kennis wordt gebruikt bij het ontwerpen van oplossingen op een bepaald gebied. Het uitgangspunt van de masteropleiding is dat er een duidelijk academisch en wetenschappelijk accent wordt verkregen doordat in ieder geval de volgende vier aspecten in de eindtermen zijn opgenomen: disciplinaire diepgang; disciplineoverstijgende kennis en vaardigheden, gericht op wetenschappelijk verantwoord ontwerpen en multidisciplinaire toepassing van disciplinaire kennis; een breedte in wetenschappelijke zin en de breedte in maatschappelijke zin. De opleiding leidt op tot een academicus die beschikt over fundamentele kennis met betrekking tot het gedrag van innovatieprocessen en die zelfstandig wetenschappelijk ontwerpgericht onderzoek kan verrichten. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat eindkwalificaties van de opleiding een wetenschappelijke oriëntatie hebben. 1.4 Gewogen eindoordeel over doelstellingen Integratief oordeel doelstellingen: voldoet 9

Hoofdstuk 2. Programma opleiding 2.1 Eisen wetenschappelijk onderwijs Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een WOopleiding: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. In het programma worden docenten met een onderzoekstaak ingezet. In het onderwijs wordt lopend onderzoek van de wetenschappelijk staf en van collega-onderzoekers uit onder meer internationale samenwerkingsverbanden verwerkt. Studenten worden geconfronteerd met state-of the-art informatie op het gebied van inhoud en onderzoeksmethoden. In het programma worden geavanceerde onderzoekstechnieken aangeleerd, deze worden bediscussieerd en deels toegepast in opdrachten. Veel van het onderzoek van de wetenschappelijke staf dat in het onderwijs aan de orde komt is gerelateerd aan reële bedrijfssituaties. In de eindopdracht van de master dient de student vanuit een generieke vraagstelling naar een specifieke bedrijfssituatie te kijken. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat het programma voldoet aan de wetenschappelijke vereisten van een WO-master. 2.2 Relatie doelstellingen/programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. De faculteit stelt dat met de introductie van de bachelor-masterstructuur de wetenschappelijke en academische vorming meer nog dan in het verleden, centraal is komen te staan in het programma. Het programma lijkt op papier een adequate concretisering van de eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De vakken zijn direct verbonden met het lopende onderzoek. Het vernieuwde programma wordt in nauw overleg met onderzoeksschool ECIS ontworpen. De ontwerpvraagstukken worden ontleend aan concrete innovatieprocessen. Vooral de onderzoeksvaardigheden komen in de masteropleiding op verschillende manieren aan bod. Door de ontwerpcyclus telkens 10

terug te laten komen in de disciplinaire vakken worden de eindtermen van het programma teruggekoppeld naar elk van de programmaonderdelen. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de relatie tussen de doelstellingen en het programma voldoet. 2.3 Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma. Elk van de betrokken relevante disciplines leveren een bijdrage aan het programma, waarbij de disciplinaire vakken zodanig zijn ingericht dat het onderzoeksgebied Innovation Management hierin de inhoudelijke binding vormt. De inhoud van de vakken wordt bovendien door de centrale positie van het voorbereiden en uitvoeren van de master-thesis zorgvuldig op elkaar aangesloten. Elke student krijgt vanaf het tweede semester een thesisbegeleider die met de student aan de hand van thesisonderwerp de relatie met de verschillende disciplines bespreekt. In het programma is tevens ruimte voor keuzevakken. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de studenten een samenhangend programma volgen. 2.4 Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. De kernvakken in het eerste en tweede semester zijn volgordeonafhankelijk ingericht. Hierdoor kunnen bachelorstudenten tweemaal per jaar instromen. Vanaf het tweede semester wordt de student op individuele basis begeleid door een tutor. De tutor helpt de studenten bij het richting geven aan het programma. De technische infrastructuur van zodanige kwaliteit is dat een goede studievoortgang zeer sterk wordt ondersteund. De commissie is op grond van bovenstaande van oordeel dat het programma studeerbaar is. 2.5 Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten. Wat betreft dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 4, p. 50). Studenten met een bachelor diploma Technische Bedrijfskunde van de Technische Universiteit Eindhoven, de Universiteit Twente of the Rijksuniversiteit Groningen hebben direct toegang tot de master. Aan andere studenten worden aanvullende eisen gesteld. Dit onderdeel voldoet. 11

2.6 Duur De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 ECTS studiepunten WO-master: minimaal 60 ECTS studiepunten, afhankelijk van de opleiding De deeltijdopleiding is in principe gelijk aan de voltijdopleiding. Het enige verschil is de studieduur, de deeltijdopleiding duurt 4 jaar (30 ECTS per jaar). De masteropleiding beslaat 120 studiepunten. De commissie oordeelt dat de opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. 2.7 Afstemming vorm en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Wat betreft dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 3, p 48). Dit onderdeel voldoet. 2.8 Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Wat betreft dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 3, p 49). Dit onderdeel voldoet. 2.9 Gewogen eindoordeel over programma Integratief oordeel onderwerp programma opleiding: voldoet. Hoofdstuk 3. Inzet van het personeel 3.1. Eisen HBO/WO Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied Wat betreft dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 8, p.57). Zie ook onderdeel 2.1. Dit onderdeel voldoet. 3.2. Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Wat betreft dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 8, p.57). Dit onderdeel voldoet. 12

3.3. Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Wat betreft dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 8, p.57). Dit onderdeel voldoet. 3.4. Gewogen eindoordeel over inzet personeel Integratief oordeel inzet personeel: voldoet. Hoofdstuk 4. Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Wat betreft dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 9, p. 58). Dit onderdeel voldoet. 4.2 Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Wat betreft dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 5, p. 52). Dit onderdeel voldoet. 4.3 Gewogen eindoordeel voorzieningen Integratief oordeel eindoordeel voorzieningen: voldoet. Hoofdstuk 5. Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. De opleiding wordt periodiek geëvalueerd. Naast de reguliere vakevaluaties vinden ook evaluaties plaats op vakoverstijgend niveau. Deze kunnen plaatsvinden naar aanleiding van geconstateerde problemen in de studievoortgang in een deel van het programma of vanwege een vakoverstijgende onderwijsinnovatie, zoals de invoering van de technische stromen. De faculteit heeft een systeem van onderwijsevaluatie ingericht waarbij alle vakken in ieder geval ieder jaar digitaal geëvalueerd worden. De doelen van het programma en de relatie tussen de doelen en het programma worden om de vier á vijf jaar geëvalueerd. Om de twee jaar wordt satisfactieonderzoek onder studenten en staf gehouden. Er is een jaarlijks onderzoek onder afstudeerders waarin wordt gevraagd naar hun mening over het behalen van de doelen van de studie. Ook vindt er regelmatig onderzoek plaats naar de waardering van de Technische Bedrijfskundige in de beroepspraktijk door de werkgever. De tevredenheid onder studenten met de 13

leeromgeving wordt via satisfactieonderzoek regelmatig getoetst. Studenten wordt tevens gevraagd hun afstudeerperiode te evalueren. Het systeem van kwaliteitszorg kent toetsbare streefdoelen. Deze betreffen zowel vakevaluaties als de opleiding als geheel. Ze zijn verdeeld in twee onderdelen: opleidingsresultaten en waardering van onderwijs door actoren: in de additionele informatie heeft de opleiding aangeven welke doelen de faculteit zichzelf stelt met betrekking tot masterrendementen, zie paragraaf 6.2. De faculteit beschouwt kwaliteitszorg als een breed terrein; het gaat om doelen en inhoud van het studieprogramma, de faciliteiten, de kwaliteit van de docenten, cursussen en andere programmaonderdelen en rendementen. De commissie is op grond van bovenstaande van oordeel dat het onderdeel evaluatie van resultaten voldoet. 5.2 Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen. De uitkomsten van de evaluaties vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen. Voor elk criterium is iemand aangewezen die verantwoordelijk is voor de verbeteracties op dat terrein. Deze persoon draagt er zorg voor dat uitkomsten van evaluaties gebruikt worden om verbetermaatregelen te formuleren en uit te voeren. De cursus- en programma-evaluaties hebben een cyclisch karakter. Het cyclische karakter waarborgt dat uitkomsten gebruikt worden om het onderwijs te verbeteren en knelpunten weg te halen en dat er gecheckt wordt of studenten inderdaad ervaren dat bedoelde knelpunten zijn opgelost. Alle evaluatieresultaten worden besproken in de Evaluatiecommissie Technische Bedrijfskunde. Na afloop van ieder cursusjaar verschijnt een jaarverslag Waardering onderwijs en follow-up, waarin alle resultaten van de evaluaties en de follow-up activiteiten gepresenteerd worden. De commissie is op grond van bovenstaande van oordeel dat het onderdeel maatregelen tot verbetering voldoet. 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Verbetermaatregelen komen tot stand in overleg met medewerkers en studenten. Studenten zijn vertegenwoordigd in onder andere het faculteitsbestuur, de opleidingscommissie, de evaluatiecommissie, en de studentenraden. Alle studenten/deelnemers aan een vak worden betrokken bij de vakevaluaties. Daarnaast vinden op frequente basis (ongeveer elke twee weken) gesprekken plaats tussen de opleidingsdirectie en vertegenwoordigers van de studenten, met name met de Onderwijscommissaris van studentenvereniging Industria. Uitkomsten van evaluaties worden met medewerkers besproken: capaciteitsgroepsvoorzitters bespreken de uitkomsten van cursusevaluaties met hun capaciteitsgroepsleden. De uitkomsten zijn mede de basis voor loopbaanplanning. Bij alle zogenaamde studeerbaarheidprojecten hebben docenten meegewerkt. 14

Werkgevers en alumni spelen een belangrijke rol in de periodieke evaluatie van het programma. Werkgevers zijn bij de faculteit betrokken via de Raad van Advies. Op ad hoc basis worden werkgevers gevraagd om hun oordeel over de kwaliteit van de afstudeerders. Hun commentaar wordt meegenomen bij de ontwikkeling van de nieuwe programma's. De alumni zijn al meer dan 20 jaar verenigd in de Vereniging van Bedrijfskundig Ingenieurs (VBI). Momenteel wordt dit contact geïntensiveerd en geformaliseerd door het oprichten van een klankbordgroep voor de opleiding Technische Bedrijfskunde, waarvoor de VBI leden aandraagt. Op grond van bovenstaande is de commissie van oordeel dat het onderdeel betrekken van medewerkers, studenten en alumni voldoet. 5.4 Gewogen eindoordeel over interne kwaliteitszorg Integratief over het onderwerp interne kwaliteitszorg: voldoet. Hoofdstuk 6. Te verwachten resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Wat betreft dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 7, p. 56). Dit onderdeel voldoet. 6.2 Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Wat betreft dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 6, p. 54). Dit onderdeel voldoet. Met betrekking tot de rendementen van de master heeft de opleiding zich de volgende doelen gesteld: Rendement masteropleiding: ten minste 90% van de studenten van een bepaalde generatie behaalt uiteindelijk het masterdiploma. 6.3 Gewogen eindoordeel te verwachten resultaten Integratief over het onderwerp de te verwachten resultaten: voldoet. Hoofdstuk 7. Samenvattend totaal oordeel over de opleiding De commissie is van oordeel dat de opleiding (voltijds en deeltijds) voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit. De commissie constateert dat de opmerkingen in het visitatierapport ten aanzien van de deeltijdopleiding ter harte zijn genomen en dat de deeltijdopleiding nu duidelijk organisatorisch herkenbaar is. 15

Bijlage 1: rapport ongedeelde opleiding Dit rapport is in digitale vorm te vinden op de QANU website. 16

17

Bijlage 2 Curricula vitae leden visitatiecommissie Prof.dr.ir. C.A.Th. Takkenberg (1941) Na Handels ULO en HBS-B in 1959 studie gestart aan de Koninklijke Militaire Academie te Breda, studierichting Luchtmacht Elektronische Diensten met voortzetting aan de Luchtmacht Elektronische en Technische School (LETS). Tijdens zijn carrière als beroepsofficier achtereenvolgens tewerkgesteld als Instructeur Elektronica en Hoofd Afdeling Elektronische Apparatuur aan de LETS en Hoofd Afdeling Elektronische Vliegtuigapparatuur en Hoofd Bureau Bedrijfsrationalisatie bij de Vliegbasis Volkel. Studeerde in 1972 af aan de Technische Universiteit Eindhoven in Elektrotechniek en Bedrijfskunde en was inmiddels van de Luchtmacht overgestapt naar Fokker- VFW, alwaar hij werkte als hoofd Bureau Quality Assurance van het Elektronisch Bedrijf. Van 1973 tot en met 1984 werkzaam als wetenschappelijk (hoofd)medewerker in de sectie Organisatie en Management van de vakgroep Bedrijfseconomie binnen de Economische Faculteit van de RUG. In 1983 promotie tot doctor in de Economische Wetenschappen. Titel proefschrift: Planning en Methode van Onderzoek. Wetenschappelijke belangstelling: Operations Research toegepast op Productie en Logistiek alsmede Gezondheidszorg. Van eind 1984 tot en met 1987 werkzaam als principal consultant/partner bij de vestiging BSO/Partners van het Bureau voor Systeemontwikkeling te Utrecht in het vakgebied ICT en strategie. In November 1986 benoemd tot deeltijd hoogleraar aan de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de RUU, leerstoel Beleids- en Beslissingsondersteunende Systemen. Parallel daaraan was hij na zijn vertrek bij BSO nog verbonden als partner/consultant bij enkele adviesbureaus. Met ingang van 1 augustus 1990 benoemd tot hoogleraar bij de vakgroep Bestuurlijke Informatiekunde en Accountancy (leerstoel Informatiesystemen) bij de Economische Faculteit van de UvT. Wetenschappelijke belangstelling: Group Decision and Negotiation Support en de relatie tussen ICT en lerende organisaties. In de negentiger jaren sterk betrokken bij de veranderingen in de Sociale Zekerheid. Met ingang van 1 september 2002 met pré-pensioen. Wetenschappelijke belangstelling: complexiteitstheorie en organisatie. Sinds dat tijdstip parttime werkzaam als mediator in de ICT-sector en bezig met een studie Nederlands Recht aan de OU. Prof. Dr. M. Mulder (1951) studeerde na een voltooide opleiding HBS-B en Pedagogische Academie pedagogiek en onderwijskunde aan de Universiteit Utrecht. Hij promoveerde in 1992 aan de Universiteit Twente in de onderwijskunde. Vanaf 1985 heeft hij onderzoek gedaan naar opleiding en ontwikkeling in organisaties, en raakte daardoor geïnteresseerd in personeelsmanagement en organisatieontwikkeling. In de afgelopen jaren verdiepte hij zich voornamelijk in competentieontwikkeling in organisaties. Hij was van 1974-1979 onderwijzer en waarnemend hoofd in het basisonderwijs, van 1980-1983 curriculumontwikkelaar en docent onderwijskunde bij een lerarenopleiding, van 1983-1984 beleidsmedewerker bij een landelijke organisatie van lerarenopleidingen, werkte daarna als universitair docent bij de vakgroep Curriculumtechnologie en van 1996-2000 als universitair docent en hoofddocent bij de afdeling Onderwijsorganisatie en -Management van de Faculteit der Toegepaste Onderwijskunde aan de Universiteit Twente. Hij was twee jaar voorzitter van de faculteitsraad en ruim twee jaar als onderzoekdecaan lid van het faculteitsbestuur. Mulder werkt sinds 1998 als hoogleraar bij Wageningen Universiteit en is hoofd van de leerstoelgroep Educatie- en Competentie Studies. Daar leidt hij een 18

onderzoeksprogramma op het gebied van competentieontwikkeling in het initieel en post-initieel onderwijs en het niet-regulier onderwijs. In Wageningen is hij voorzitter van de Onderwijscommissie van de Mansholt Graduate School. Hij was van 2001-2002 voorzitter van de Interdepartmentale Commissie Ondernemerschap en Onderwijs. Hij werkte als research fellow aan Syracuse University in de staat New York. Was verder secretaris van de Vereniging voor Onderwijs Research (VOR), voorzitter van de VOR-Divisie Bedrijfsopleidingen, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie, lid van de Executive Committee van de European Educational Research Association (EERA), oprichter en voorzitter van het Vocational Education and Training Network (VETNET) van de EERA en voorzitter van de Special Interest Group Training in Business and Industry van de American Educational Research Association. Hij is voorzitter van de Editorial Committees van het European Journal Vocational Training en The Journal of Agricultural Education and Extension en lid van verschillende andere redacties van internationale wetenschappelijke tijdschriften. Hij ontving de Opleidingsonderscheiding van de Nederlandse Vereniging voor Opleidingsfunctionarissen in 1999 vanwege zijn bijdrage aan het vakgebied human resource development. Van juli 2004 tot augustus 2005 verblijft Mulder bij het Cedefop, de Europese organisatie voor de bevordering van het beroepsonderwijs in Thessaloniki, Griekenland. Dhr. T.C.F. Schepers (1980) Studeert Informatiekunde, voorheen Bestuurlijke Informatiekunde, aan de Universiteit van Tilburg sinds 1998 en bevindt zich nu in de eindfase van zijn studie. Hierin doet hij literatuuronderzoek naar de beveiliging van webservices. Naast sinds 1996 actief te zijn met ICT bij verscheidene bedrijven, heeft hij sinds 2001 zijn eigen ICT-bedrijf opgestart, waaraan hij sindsdien het merendeel van zijn tijd besteedt. De nadruk bij het uitoefenen van de werkzaamheden liggen hierbij op het ontwikkelen van webbased programma s. Dit loopt weer in lijn met het onderwerp van het afsluitende literatuuronderzoek voor zijn studie, te weten de beveiliging van webservices, dat binnenkort afgerond zal gaan worden. 19

Bijlage 3: werkwijze De commissie heeft de beoordeling uitgevoerd conform de "Overgangsregeling bekostigd wo". Op grond van deze overgangsregeling kan accreditatie worden aangevraagd voor de bachelor- en masteropleidingen die voortkomen uit de in een visitatierapport beoordeelde ongedeelde opleidingen: "Uitgangspunt is dat accreditatie kan worden verleend aan de bachelor- en masteropleidingen, die uit de ongedeelde opleidingen voortkomen, indien: de kwaliteit van de ongedeelde opleiding, getoetst volgens de huidige visitatiekaders, als voldoende beoordeeld is; er voldoende zicht is op en vertrouwen in de kwaliteit van de bachelor, voortkomend uit de ongedeelde opleiding en (indien van toepassing), voldoende zicht op en vertrouwen in de kwaliteit van de master. Voldoende zicht op en vertrouwen in de kwaliteit van de bachelor- en/of masteropleiding(en) zal moeten blijken uit het visitatierapport. Het rapport moet een helder beeld geven met betrekking tot de volgende onderwerpen: De doelstellingen. De doelstellingen zijn helder en vertonen verwantschap met de doelstellingen van de beoordeelde ongedeelde opleiding. Zij reflecteren op het bachelor- of masterniveau en de wetenschappelijke oriëntatie. Het programma De doelstellingen zijn adequaat vertaald in het programma. Het programma biedt de mogelijkheid aan de studenten de geformuleerde eindkwalificaties ook te bereiken. Formele eisen De opleiding voldoet aan de formele eisen voor bachelor respectievelijk master. Verder geldt dat de interne kwaliteitszorg moet voldoen aan de eisen die in het NVAO i.o.- accreditatiekader zijn geformuleerd. Met betrekking tot de overige onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader (zoals: studielast en didactisch concept, beoordeling en toetsing, inzet personeel (kwalitatief en kwantitatief), voorzieningen, studiebegeleiding en de resultaten) geldt dat het oordeel dat is uitgesproken voor de ongedeelde opleiding, van toepassing wordt verklaard op de daaruit voortkomende bachelor- en masteropleiding(en). Indien de informatie in het rapport niet voldoende is, zal er een aanvullend onderzoek plaatsvinden om een oordeel te kunnen vormen (NVAO i.o. "Overgangsregeling bekostigd wo, 2003 p 3-4) ". De overgangsregeling is door de VBI-VSNU i.o. nader uitgewerkt in de "Richtlijnen vervroegde accrediteringsaanvraag". Deze uitvoering van de overgangsregeling heeft met zich meegebracht dat voor de meeste visitaties waarop de overgangsregeling van toepassing is een aanvullend onderzoek naar de kwaliteit van de bachelor- en masteropleidingen heeft plaatsgevonden. Zeker voor de visitaties die in het begin van 2003 werden afgerond geldt dat de BaMA-opleidingen slechts deels operationeel zijn, de beoordeling heeft derhalve, zoals voorzien in de overgangsregeling, sterk het karakter van een beoordeling van plannen gehad. In overeenstemming met de afspraken rond de overgangsregeling tussen NVAO en VSNU heeft op diverse momenten afstemming van de werkwijze plaatsgevonden tussen NVAO i.o. en de VSNU-VBI i.o., onder andere aan de hand van enkele geanonimiseerde conceptbeoordelingsrapporten. Half december 2003 zijn deze concepten aan de NVAO voorgelegd. Op 13 januari 2004 heeft een bespreking 20