Rondetafelgesprek Discussiegroep Participatiesamenleving verslag discussiegroep : Participatiesamenleving (groep 1) datum : 26 februari 2014 discussieleider : Linde Hendriks (VVD-raadslid) aantal deelnemers : 26 (exclusief voorzitter) locatie : Gerrit Komrij College Inleiding. Mevrouw Hendriks hierna te noemen: de voorzitter heet allen welkom. Zij deelt mee dat deze discussiegroep over de participatiesamenleving gaat. Dat is een breed begrip. De voorzitter wil graag van de deelnemers horen hoe we het beste kunnen omgaan met de participatiesamenleving. De voorzitter stelt zichzelf voor. Zij is raadslid van de VVD en tevens voorzitter van de commissie Samenleving. De voorzitter handelt vanavond namens de gehele raad. De voorzitter houdt een inleiding over het thema participatiesamenleving. Er gaat op korte termijn veel veranderen. Gemeenten zijn straks verantwoordelijk voor veel zaken die betrekking hebben op de zorg. Deze zaken worden nu nog geregeld door het Rijk. Op 1 januari 2015 worden de zorgtaken door het Rijk overgeheveld naar de gemeenten. Dan gaat er ook geld mee. Deze overdracht gaat gepaard met een flinke bezuiniging. De voorzitter is van mening dat deze verandering een verbetering is vanwege de kortere lijnen tussen de gemeente en haar inwoners. We moeten het wel samen doen. De voorzitter vraagt de deelnemers welke beelden zij hebben bij het begrip participatiesamenleving. Reactie 1: Participeren is samenwerken. De gemeente krijgt de kans om intensiever samen te werken met haar eigen inwoners. Reactie 2: De deelneemster komt uit Kotten en is betrokken bij de Buurtschappenvisie. Zij vindt dat je moet redeneren vanuit je eigen kracht. Vanuit je eigen kracht kun je iemand anders bijstaan; kun je participeren. Diegene die wat nodig heeft, moet zelf de grenzen aangeven. Het is een kwestie van afstemming. Reactie 3: De participatiesamenleving gaat heel erg over samenwerken. Een transitie gaat vooral over transformatie. Dan gaat het over de houding van de gemeente en haar burgers. We moeten het samen doen. Daar moeten we een slag in maken. Een andere attitude is nodig. Zij nodigt de gemeente daartoe uit. Reactie 4: De deelnemer vertegenwoordigt de gezamenlijke ouderenbonden in Winterswijk. De ouderenbonden hebben de koppen bij elkaar gestoken vanwege de participatiesamenleving. We moeten het samen doen. De ouderen zijn de laatste jaren ontzettend gepamperd. Reactie 5: De deelnemer is werkzaam bij de Stichting Welzijn Winterswijk. Hij ziet de participatiesamenleving als een tegenhanger van de individuele samenleving. Het oude begrip van naoberschap moet een nieuw dimensie krijgen: naoberschap 2.0. Reactie 6: De deelneemster neemt deel als burger én namens de Stichting ZoZijn (kinderen met een beperking). Zij vindt dat we het samen moeten doen, maar we moeten de groep niet vergeten die het zelf niet kan aangeven. Die groep moet in beeld worden gebracht via instanties. De instellingen zullen misschien verdwijnen. 1
Reactie 7: Je kunt mensen bijstaan. Je moet er niet meteen van uit gaan dat ze het niet kunnen. Er zijn natuurlijk wel mensen die het echt niet kunnen. Maar zoek dan nog de kracht van henzelf op. Je moet niet uitgaan van wat iemand niet kan, maar juist van wat iemand wél kan. Reactie 8: We zullen het met zijn allen moeten doen: buren, familie. Iedereen moet elkaar helpen. Er zal een omslag moeten komen. Reactie 9: De deelnemer heeft vernomen dat ook de jeugdzorg naar de gemeenten gaat. Hij betwijfelt of gemeenten wel in staat zijn die complexe materie goed uit te voeren. Hij is bang dat Haagse ambtenaren straks een stortvloed aan oekazes op gemeenten los laten. Wat blijft er dan over van de vrijheid van handelen van de gemeenten? Reactie 10: De deelnemer merkt op dat wat er in 2015 op de gemeenten afkomt krankzinnig groot is. Zijn de ambtenaren van Winterswijk wel in staat daar goed mee om te gaan? Zij moeten in feite op de stoel gaan zitten van een professional. De gemeente moet heel goed samenwerken met alle specialisten op het gebied van zorg. Het zou goed zijn om in de wijken een soort wijkcoach te hebben aan wie je je problemen kunt voorleggen. De voorzitter merkt op dat dit zeker de aandacht heeft van de gemeente. Het is niet zo dat ambtenaren moeten worden omgeturnd tot dokter of professionele zorgverlener. Ze moeten wel weten hoe de lijnen lopen. Reactie 11: De deelnemer merkt op dat het zorgloket in Winterswijk dichter bij de inwoners van Winterswijk staat dan ooit. Ze zijn klantvriendelijk en laagdrempelig. Mensen zijn er heel enthousiast over. De deelnemer vindt de voorbereidingstijd voor de ambtenaren m.b.t. de transities te kort. Reactie 12: De deelneemster geeft een voorbeeld hoe het in de buurtschappen wordt opgepakt. Zij is met een werkgroep gestart. Eén van de vragen was: Hoe kom je aan de keukentafel terecht? Dat wordt op vrijwillige basis uitgeprobeerd. Willen de mensen wel in gesprek? En bij wie moet je dan zijn? De werkgroep heeft die problematiek als burgers zelf opgepakt. We gaan met elkaar in discussie en we gaan het oppakken. Wat let je om zelf onderdeel te zijn van wat er bijvoorbeeld in een wijk gebeurt. De voorzitter wijst op een dilemma. We zijn gewend een gepaste afstand te bewaren ten opzichte van elkaar. Dat maakt deel uit van onze cultuur. Tot nu toe kon je snel een beroep doen op allerlei voorzieningen. Maar hoe ga je daar straks mee om? Hoe let je op de mensen die tussen wal en schip dreigen te vallen? Reactie 13: De deelneemster vindt dat je met georganiseerd vrijwilligerswerk een tussenvorm kunt vinden. Het is legitiem een professional te vragen. Die is er voor opgeleid en krijgt ervoor betaald. Op het moment dat je georganiseerd vrijwilligerswerk hebt, is het óók gelegitimeerd hulp te vragen en als vrijwilliger gelegitimeerd hulp aan te bieden. Dat neemt de verlegenheid weg. Vrijwilligerswerk leidt er ook toe dat mensen hulp aanbieden en dus participeren. De voorzitter vraagt of je hulp aan mensen kunt opleggen. Kun je zeggen: Ik ben vrijwilliger en ik kom je helpen.? Hoe ver ga je daarin? Reactie 14: Nee dat kan niet. De deelneemster werkt bij Humanitas, een vrijwilligersorganisatie die ook in Winterswijk actief is. Dat is lastig, want je moet uit gaan van een gelijkwaardige relatie. Door het georganiseerd te doen kun je wel ondersteunen. Reactie 15: Het is ook een houding. We zijn een beetje verlegen om elkaar om hulp te vragen. Naoberschap heeft heel mooie kanten. Wat je geeft, krijg je straks terug. Een moeilijk woord daarvoor is reciprociteit. We moeten naar elkaar omzien, want een ander kijkt ook naar jou om. 2
Reactie 16: De deelnemer is aanwezig namens de Stichting WCL. Hij merkt op dat hij één van de jongsten (55 jaar) in zijn buurt is. Hij vraagt zich af hoe de situatie over 20 jaar is. Is er dan wel een opvolgende jonge generatie? Het huidige onderzoek is gebaseerd op de bestaande leeftijdsopbouw. De voorzitter merkt op het onderzoek van SGBO een nulmeting is. Reactie 17: De deelnemer ziet te weinig jonge gezinnen in het buitengebied terugkomen. Reactie 18: Dat is ook het dilemma. Als we dat nu al weten, moeten we nu handelen. Niet wachten tot over twintig jaar. Reactie 19: De gemeente moet voorzieningen voor vrijwilligers faciliteren en daarbij een coördinerende rol vervullen. Het is jammer dat de Oosthoek en Westhoek als wijkcentra dichtgaan. Misschien kan dat nog hersteld worden. Reactie 20: De deelnemer is verpleegkundige bij een thuishulporganisatie. Hij vindt de vindbaarheid van vrijwilligers lastig. Als de gemeente dat zou coördineren, zou dat fantastisch zijn. De voorzitter vraagt aandacht voor de stellingen: Stelling 1: De gemeente moet burgers die zelf geen netwerk hebben, helpen bij het opbouwen van een netwerk. De voorzitter vraagt de deelnemers om een reactie. Reactie 1: De deelneemster heeft moeite met het woordje moet. Het is wel van belang dat mensen die geen netwerk hebben, een netwerk krijgen. De vraag is wie ze daarbij gaat helpen. Je hebt dan misschien meer aan een lieve buurvrouw. Er zijn veel andere partijen die kunnen helpen. Een netwerk is een samenstel van relaties. Dat kunnen relaties in de privésfeer zijn, maar ook in de sfeer van het werk of hobbies. Reactie 2: De deelneemster vindt dat je een netwerk kunt opbouwen juist met gebruikmaking van een georganiseerd vrijwilligerswerk. Een netwerk opbouwen is best ingewikkeld. Het bieden van ondersteuning is een vak. Ze vindt niet dat een gemeente dat moet doen. Er zijn ook mensen die geen netwerk willen opbouwen, dat moet je respecteren. Je kunt niet alles oplossen met een netwerk. Er zullen daarnaast zorgvragen blijven. Reactie 3: De deelnemer vindt de stelling niet terecht. Wat je ook doet, je doet het altijd fout. De stelling zou moeten zijn: De gemeente stelt instanties in staat om burgers te helpen bij het opbouwen van een netwerk. Reactie 4: De deelnemer merkt op dat als er een nieuwe wet komt het juist de bedoeling is dat burgers meedoen. Het is dan ook de taak van de gemeente burgers daarbij te faciliteren, direct of indirect. De gemeente heeft daarbij een verantwoordelijkheid. Reactie 5: Deelneemster vindt dat er veel op het bordje van de gemeente wordt gelegd. De gemeente krijgt er veel taken bij, maar bij lange na niet het geld dat daarbij hoort. Je kunt wel een boel willen optuigen, maar dat kan niet betaald worden. Je moet de gemeente zo weinig mogelijk bij dat soort zaken betrekken. Waar mensen het zelf kunnen doen, moeten ze het zelf proberen. Reactie 6: Er is meer dan de gemeente. Mensen die eenzaam zijn, zoeken misschien eerder mensen die dicht bij hen staan dan de gemeente of een instantie. Er kunnen meer mensen 3
timmeren dan alleen de timmerman. Wat de bezuinigingen betreft: het is ook een kans. Het is een omslagpunt. Reactie 7: De deelnemer merkt op dat het vaak gaat om mantelzorg. Hij heeft een tijdje geleden een bijeenkomst bijgewoond over mantelzorg en is toen geschrokken van de belasting, waaraan sommige mantelzorgers worden blootgesteld. Enkele mantelzorgers waren aan het einde van hun latijn. Je moet voorkomen dat mantelzorgers overbelast raken, want dan heb je er een probleem bij. Uitslag stemming: 5 eens / 21 oneens De voorzitter vat de discussie samen. Diegenen die het eens waren met de stelling vinden dat de gemeente moet faciliteren als het nodig is. Diegenen die het oneens waren met de stelling vinden dat het niet alleen een taak is van de gemeente. Er zijn meer instellingen en mogelijkheden. Het is vooral geen kwestie van moeten. Stelling 2: Mensen durven niet steeds opnieuw om hulp te vragen. De voorzitter merkt op dat mensen best wel eens een ander om hulp vragen. Maar als het zich vaker voordoet, dan voelen ze zich vaak geremd. Wanneer ben je een ander tot last? Wie is het eens met de stelling? Uitslag stemming: 26 eens / 0 oneens Reactie 1: De deelneemster komt uit Miste. Zij vindt vanuit haar professie dat mensen juist vaak blijven vragen als ze eenmaal in een bepaald circuit terecht zijn gekomen. Dat is wel een beetje zwart/wit uitgedrukt. Maar soms mag je iemand daarin ook wel eens afremmen. Reactie 2: Als mensen iets vragen aan vrijwilligers, buren of mantelzorgers dan durven ze op een gegeven moment niet meer. Maar als ze een professional vragen iemand die ervoor betaald wordt dan durven ze vaker iets te vragen. Betaalde hulp wordt gemakkelijker gevraagd. Reactie 3: De deelnemer denkt dat mensen op een gegeven ogenblijk niet meer durven te vragen. Dat zie je ook bij ouder/kind-relaties. Vragen an sich is al heel lastig. Als de vraag eenmaal is gesteld, kun je ook doorvragen naar de achterliggende vraag. Je kunt de hulpvraag misschien ook op een ander manier adresseren en een ander netwerk opbouwen. Dan werk je aan een nieuwe attitude bij de hulpvrager. Reactie 4: De deelnemer vindt dat het afhangt van de aard van het probleem. Het is niet zo zeer een kwestie van niet durven. Iemand die moeilijk ter been is, zal best gemakkelijk hulp kunnen vragen bij het doen van boodschappen. Maar iemand met een financieel probleem zal het lastiger vinden bij iemand aan te kloppen. We moeten dus naar de aard van het probleem kijken. Je kunt het niet veralgemeniseren. Reactie 5: Deelnemer adviseert om in kansen te denken. Mensen moeten leren elkaar iets te vragen. Stelling 3: Maatwerk leidt tot willekeur. Gemeenten moeten zoveel mogelijke uniform besluiten. De voorzitter leidt de discussie in aan de hand van een voorbeeld. Mevrouw A heeft een inwonende dochter zonder baan maar met uitkering. Moet die dochter mevrouw A helpen? 4
Mevrouw B heeft ook een inwonende dochter, maar deze dochter heeft wel een baan. Moet die dochter haar moeder helpen? Mevrouw C heeft een inwonende dochter (met of/zonder baan) die haar dochter niet om hulp wil vragen. Kunnen we mevrouw C verplichten? En kunnen we haar dochter verplichten haar moeder te helpen? Het kan zijn dat twee mensen naast elkaar wonen met dezelfde hulpvraag, maar aan wie verschillende oplossingen worden aangeboden. Kan dat? Uitslag stemming: 3 eens / 21 oneens Reactie 1: De deelnemer vindt dat als je alles uniform wilt behandelen er mensen tussen wal en schip dreigen te vallen. Dat kun je met maatwerk voorkomen. Reactie 2: De deelnemer zou het jammer vinden als het in naburige gemeenten heel anders wordt geregeld dan in onze gemeente. De deelnemer vindt het beter als er goede richtlijnen zijn die landelijk gelden. Hij vindt het maar in beperkte mate aanvaardbaar wanneer elke gemeente haar eigen regels hanteert. Reactie 3: De deelneemster reageert op de voorbeelden met de moeders en de dochters. Zij vindt dat dit in de privésfeer ligt. Dat moeten de mensen zelf onderling uitmaken. Daar heb je geen overheid bij nodig. Je hoeft ook niet meteen bij de gemeente aan te kloppen. Een gemeente kan een vrijwilliger niet verplichten om bijv. hulp te bieden aan de buurvrouw. Dat gaat te ver. Dat moet uit jezelf komen. De deelneemster mist in het rondetafelgesprek een principiële vraagstelling. Hoe ver gaat het vrijwilligerswerk? Is het werk dat vrijwilligers doen ook echt vrijwilligerswerk? De voorzitter antwoordt dat één van de discussiegroepen speciaal over het thema vrijwilligers gaat. Reactie 4: De deelnemer kent een werkloze die een maatjesproject doet. Dat houdt in dat hij een mantelzorger op bepaalde momenten ontlast. Hij vindt het goed dat de betreffende gemeente dat voor zijn uitkering als een vorm van werk ziet. De vrijwilligers moeten het wel zelf willen. Kun je iemand verplichten? De deelnemer haalt een spreekwoord aan: met onwillige honden is het slecht hazen vangen. De voorzitter beëindigt de discussie omdat de afgesproken tijd voorbij is. Zij dankt de deelnemers hartelijk voor hun bijdragen. De twee stellingen die niet aan bod zijn gekomen, staan hieronder vermeld. Stelling 4: Stelling 5: De samenleving is niet klaar voor de participatiemaatschappij. Van mensen die minder werken, wordt verwacht dat ze meer vrijwilligerswerk/mantelzorg doen. 5