: Vergunning ex art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 realisatie capaciteitsuitbreiding



Vergelijkbare documenten
: Vergunning Natuurbeschermingswet 1998 Natura-2000 gebied IJsselmeer

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

PROVINCIE FLEVOLAND. Wat. Gedeputeerde Staten van Flevoland afdeling Gebiedsprogramma's en Europa Mevrouw M.F.A. Haselager.

: Vergunning ex art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 Pluimveehouderij De Haan, Zevenhuizen (Bakkeveense Duinen)

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

Instandhoudingsdoelstellingen Hollands Diep en Haringvliet, doelen beschermde natuurmonumenten

Bij besluit Wet natuurbescherming Project Peilbesluit IJsselmeergebied 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER...

Voortoets bestemmingsplan bedrijventerrein Julianaweg, Volendam

: Vergunning ex art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 Verplaatsing en uitbreiding veehouderij Van der Sluis (Van Oordt's Mersken)

De wijziging betreft een verlenging van de periode dat werkzaamheden worden uitgevoerd.

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 31 juli

NATURA 2000 IN NIEUWKOOP

: Vergunning ex art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 voor zandwinning vaargeul Urk-Makkum-Kornwerderzand (IJsselmeer)

Artikel 16/19d Natuurbeschermingswet Café Restaurant Rijstal Venhof V.O.F., te Herkenbosch Zaaknummer:

Bijlagen van Plan-MER windenergie Dordrecht. Opdrachtgever:

Bijlage bij besluit DRZO/ Vergunning Natuurbeschermingswet 1998 Kribverlaging Waal Traject Km INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN

1 7 AUG ir. dis. M. Wings over Holland T.a.v. De heer Huizenga Emoeweg PC LELYSTAD

Natura 2000 gebied 72 - IJsselmeer

Nederlandse Aardoliemaatschappij bv T.a.v.: dhr. J.P. van de Water Postbus HH ASSEN. Leeuwarden, 23 december 2010 Verzonden,

Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 9 augustus z

Bijlage Overzicht Natura 2000-gebieden 1

Vergunning Nb-wet 1998; Project Stroomlijn; Cortenoever

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Bijlage 3: Natuurtoets Westhavendijk (KuiperCompagnons)

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Toetsing Leeuwenveld III en IV te Weesp Onderzoek in kader van Natuurbeschermingswet en EHS

10 Wettelijke toetsingskaders natuur

Instandhoudingsdoelen Nederlandse Natura gebieden

Staatsbosbeheer Regio Oost T.a.v. De heer Winterman Postbus 6 ' 7400 AA DEVENTER. Geachte heer Winterman,

Besluit. TenneT TSO BV. Postbus AS Arnhem

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Betreft: Zienswijze ontwerp-aanwijzingsbesluit Natura2000-gebied #79 Lepelaarplassen

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 7 augustus

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum 28 april DRZ/07/3012/FB/HG onderwerp doorkiesnummer bijlagen

Memo oplegnotitie natuurtoets Gesterkoog pagina 2/

website - 47-RO ab.doc Pagina 1

1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER... 2

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Natura 2000 gebied Markiezaat

Overwegingen; Snelheidsverhoging traject Naarden- Bussum; Naardermeer 1 ONDERWERP AANVRAAG PROCEDURE WETTELIJK KADER...

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

^^^^^<^3^ der Wal 'htinsen bij Bolt. Nederlandse Vissersbond De heer D.J.T. Berends Postbus AB EMMELOORD. Geachte heer Berends,

Bijlage bij besluit DRZO/

Referentienummer Datum Kenmerk ehv.N februari 2012 SKu/RvS

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Natura 2000 gebied 74 Zwarte Meer

p- iiiiiiniiii uil ii nu ii

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum /IMA 0511 DRZZ /MT onderwerp doorkiesnummer bijlagen

Effectenanalyse FBP Noord-Holland Natura 2000-gebieden. Oktober 2009

Voortoets. Uitbreiding Enza Zaden Enkhuizen. Beoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet

Nieuwe bedrijfslocaties

Deze wet beschermt van ongeveer 500 van de dier- en plantensoorten die in Nederland

Vragen van de heer A. Hietbrink en mevrouw ing. V.M. Dalm (GroenLinks) over vuurwerkshow nabij Natura-2000 gebied in Huizen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Bekendmaking aanwijzingsbesluiten Natura 2000 in het Waddengebied

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT WET NATUURBESCHERMING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Voortoets Nbwet bedrijventerrein De Terp Gaastmeer

Natuurbeschermingswet 1998; aanvraag gedeeltelijke intrekking Nbwet vergunning

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Conform artikel 41, lid 1, van de Nb-wet 1998 heeft u binnen uw aanvraag uw belang bij het verlenen van de vergunning gemotiveerd.

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Voortoets. Ontwikkelingen SkipsMaritiem

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

De Staatssecretaris van Economische Zaken

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Het volgende stuk maakt onderdeel van de vergunning uit: Plattegrondtekening van de aangevraagde situatie d.d met bladnummer NB-02.

Datum 26 november 2009 Betreft Verlenging Nb-wetvergunning ensisvisserij

Natura 2000 gebied 77 Eemmeer & Gooimeer Zuidoever

Natura 2000 gebied 92 Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske

Informatiebijeenkomst concept-beheerplan Natura 2000 Lauwersmeer

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

TOETSING MILITAIRE VLIEGACTIVITEITEN OUDELAND VAN STRIJEN (110)

Besluit. De heer H. Koersen Bosjessteeg RK IJSSELMUIDEN. Natuurbeschermingswet: aanvraag vergunning. Geachte heer Koersen,

2 e ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Artikelen 19d en 19e

Natuurdoelstellingen voor Vogelrichtlijngebied IJzervallei. Danny Maddelein Agentschap voor Natuur en Bos

Afschrift 21 NOVA provinsje fryslân provincie frys1.n b. Voorschrift. Haarsma Groep T.a.v. de heer R. Bijma a aweg 8756 LP TJERKWERD

Rijkswaterstaat Maaswerken t.a.v. Postbus NB Maastricht. Geachte,

Natuurtoets. 1. Wet- en regelgeving. Permanente openstelling A12 Woerden Gouda

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 14 september

Bijlage 1 bij besluit DRZZ/ , d.d


Inhoudelijke overwegingen; Nb-wet 1998; vergunning 'Ruimte voor de Rivier Deventer'

Overwegingen bij definitief besluit vergunning Wet natuurbescherming project Stroomlijn fase 3, tranche 7, perceel 1 en 2

Notitie. 1 Aanleiding

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

IBN 2015, Tweede Kamer, vergaderjaar , nr. 1.

Gemeente Bergen Datum besluit Datum verzending: Nummer

GEDEPUTEERDE STATEN VAN DE PROVINCIE GRONINGEN VERGUNNING NATUURBESCHERMINGSWET verleend aan STAATSBOSBEHEER. voor

Voortoets DEK-terrein in Medemblik

RUD de heer DJ. Slobbe Wnb Vergunning artikel 2.7, tweede lid Wagenweg 1, Katwoude

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting

Wijzigingsbesluit Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Procedureel. Conform artikel 41, lid 1, van de Nb-wet 1998 heeft u binnen uw aanvraag uw belang bij het verlenen van de vergunning gemotiveerd.

Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften:

! " #! " "$ % &'%&()#" & )+&, %!, )* -$)* $, . )*/ ))) & )2 &, " & ") * '34( '5+(! "'!2%( && % &5" )+ & "&" "$& "&& ) * % " " 5" & "$)* & )!

Verzenddatum Bijlagen Uw kenmerk Ons kenmerk 3 september

Transcriptie:

College van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân T.a.v. dhr. D.J. Lepstra Afdeling Nieuwe Werken Postbus 20120 8900 HM LEEUWARDEN Leeuwarden, 15 juni 2012 Verzonden, Ons kenmerk : 01003118 Afdeling : Stêd en Plattelân Behandeld door : W.H.L. Oostra / (058) 292 5661 of w.h.l.oostra@fryslan.nl Uw kenmerk : 00994441 Bijlage(n) : 3 Onderwerp : Vergunning ex art. 19d Natuurbeschermingswet 1998 realisatie capaciteitsuitbreiding Johan Frisosluis te Stavoren (IJsselmeer en Oudegaasterbrekken, Fluessen e.o.) Geachte heer Lepstra, Overeenkomstig uw aanvraag en de daarbij behorende stukken voor de aanleg en het gebruik van een 2 e sluiskolk voor de recreatievaart, de bijbehorende werken en voorzieningen van de Johan Frisosluis te Stavoren hebben wij besloten vergunning te verlenen onder de volgende voorschriften en beperkingen. Voorschriften en beperkingen 1. De werkzaamheden aan het sluiscomplex dienen te worden uitgevoerd volgens het Ecologisch werkprotocol Capaciteitsuitbreiding Johan Willem Frisosluis en de Gedragscode Flora en faunawet voor de bouw- en ontwikkelsector. Dit o.a. i.v.m. het mogelijk voorkomen van de Rivierdonderpad in de omgeving van het plangebied. 2. Er dient gewerkt te worden overeenkomstig de uitgangspunten/randvoorwaarden van het Verlichtingsplan met ref.nr. 1203-00400. 3. Bodemslib, binnen de beide havenhoofden en op locaties waar werkzaamheden in het kader van dit project plaatsvinden, dient gecontroleerd te worden op de aanwezigheid van vissen (met name Rivierdonderpad en Kleine modderkruiper). Deze soorten dienen terug geplaatst te worden in de omgeving van de sluis. Voor de motivering van ons besluit verwijzen wij u naar bijlage 1. - 1 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

Afschriften Afschriften van dit besluit worden verzonden aan het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Súdwest Fryslân, It Fryske Gea, de Friese Milieu Federatie, HISWA Regio Noord, RECRON Regio Friesland en Vogelbescherming Nederland Meldingsclausule Wanneer met de voorgenomen werkzaamheden gestart wordt, dient dit gemeld te worden via het bijgevoegde meldingsformulier bij de afdeling Omgevingsvergunningen en Toezicht van de provincie Fryslân of via www.meldingnbwet@fryslan.nl. Namens het college van Gedeputeerde Staten, Mevr. A.D. Bodewitz Hoofd Team Vergunningen en Beheer Bezwaar Degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, kan tegen dit besluit binnen zes (6) weken na de verzending daarvan een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten, postbus 20120, 8900 HM Leeuwarden. Het bezwaarschrift moet worden ondertekend en moet tenminste bevatten: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. Kennisgeving Van dit besluit zal, conform artikel 42, lid 3, van de Nb-wet door ons kennis worden gegeven door publicatie in de Leeuwarder Courant en het Friesch Dagblad en op www.fryslan.nl/nbwet. Bijlagen Bijlage 1: Motivering besluit Bijlage 2: Gebiedsinformatie, inclusief bevoegdheid Bijlage 3: Meldingsformulier - 2 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

A. Weergave van de feiten Bijlage 1: Motivering van het besluit A1. Vergunningaanvraag Bij brief van 27 februari 2012 (kenmerk: 00994441) heeft u ons gevraagd te beoordelen of voor de realisatie van een capaciteitsuitbreiding van de Johan Frisosluis met bijbehorende werken en voorzieningen te Stavoren een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 ( hierna Nb-wet) nodig is. In een mail van 3 april 2012 heeft U gemeld dat het verlichtingsplan (dat deel uitmaakt van het verzoek) separaat zal worden toegezonden. Dit verlichtingsplan hebben wij ontvangen op 3 april 2012. In uw mail van 4 april jl. heeft u aangegeven dat uw verzoek beschouwd dient te worden als een aanvraag om een vergunning. Gelet op bovenstaande wordt voor de ontvangstdatum van uw aanvraag uitgegaan van de datum 3 april 2012. De door ons ontvangen aanvraag is ingeboekt onder nummer 00999519. Voor het aangevraagde project of andere handeling is niet eerder vergunning verleend op grond van de Nb-wet. A1.1. Beschrijving van het project of andere handeling Het project of andere handeling waarvoor vergunning wordt aangevraagd is beschreven in 2.2. van A&W rapport 1683 (Ecologische beoordeling uitbreiding Johan Frisosluis te Stavoren en de volgende beschrijving in de e-mail van Anne de Jager van 7 mei 2012 [10:37 uur], welke is aangemerkt als een verduidelijking op de aanvraag: 1. Realisatie van een 2e sluiskolk, uitsluitend bedoeld voor de recreatievaart; 2. De bouw van een beweegbare brug over de 2 e sluiskolk; 3. Herinrichting van het terrein van het sluiscomplex (bastion, bestrating, bankjes etc.); 4. Verwijderen van een aantal gebouwen (oud bedieningsgebouw en twee dienstwoningen); 5. De bouw van een nieuw bedieningsgebouw bij het sluiscomplex, inclusief integraal opgenomen een installatieruimte, een technische ruimte en een ontvangstruimte; 6. Renovatie van de bestaande sluis (in het kader van de onderhoud van 20 jaar); 7. Aanbrengen / vervangen wachtvoorzieningen voor de scheepvaart in de omgeving van de sluis; 8. Aanbrengen / vervangen delen oeververdedigingen; 9. Het aanbrengen / realiseren van vismigratie bevorderende maatregelen; 10. Het verwijderen van een deel van de opgaande beplanting op de oostelijke landtong; 11. Het gedeeltelijk ontgraven van de oostelijke landtong; 12. Realisatie van een verzamelpunt voor water en sanitairafvalwater van de recreatievaart, alsmede de aanleg van een rioolpersleiding op de oostelijke landtong; 13. De aanleg van een verharde weg op de oostelijke landtong; 14. Sloop van het bedieningsgebouw nabij de brug over het Johan Friso kanaal bij Warns; 15. De aanleg van een glasvezelkabel langs de Middelweg tussen Warns en Stavoren. Dit ten behoeve van de brugbediening in Warns vanuit het nieuwe sluis complex; 16. Realisatie van een tijdelijk gronddepot voor de duur van maximaal twee jaar ten zuiden van Stavoren. - 3 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

A1.2. Periode De vergunning wordt voor onbepaalde periode aangevraagd. A1.3. Relevante ecologische onderzoeken U hebt voor de beoordeling van uw aanvraag de volgende rapporten en tekeningen aangeboden: 1. Ecologische beoordeling uitbreiding Johan Frisosluis te Stavoren (A en W rapport 1683, 6 december 2011). 2. Ecologisch werkprotocol Capaciteitsuitbreiding Johan Willem Frisosluis (23 februari 2012) 3. De Gedragscode Flora en faunawet voor de bouw- en ontwikkelsector (oktober 2009). Verder hebben wij (ambtshalve) de volgende rapporten bij de beoordeling van de aanvraag betrokken: 1. Effectbeoordeling uitbreiding boerencampings in Zuidwest Fryslân (A en W rapport1147, 17 november 2008) 2. Ecologische beoordeling aanleg eilanden in De Morra ( A en W rapport 1650, 27 juni 2011). 3. Gebied beschrijving Natura 2000 gebieden IJsselmeer en Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving. A1.4. Aanvullende gegevens Er is door u op 3 april 2012, op ons verzoek, aangeleverd het verlichtingsplan, opgesteld door de fa. CROON TBI techniek. A1.5. Uw aanvraag en de bescherming van Natura 2000 Uw project of handeling vindt plaats nabij de Natura 2000-gebieden IJsselmeer en Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving. Op uw aanvraag zijn daarmee de in bijlage 2 (Gebiedsbeschrijvingen) vermelde besluiten van toepassing. A2. Bevoegdheid De bescherming van Natura 2000-gebieden door Nederlandse wetgeving wordt stapsgewijs ingevoerd. Deze gefaseerde invoering is van invloed op de manier waarop de op grond van Europese wetgeving (artikel 6, lid 3, van de HR) verplichte beoordeling van uw project of handeling plaatsvindt en door welke instantie dit gebeurt. (zie bijlage 2). Het project of de andere handeling waarvoor een vergunning wordt gevraagd is geen project of andere handeling die op grond van artikel 19d, vierde lid, van de Nb-wet is aangewezen in het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998. Voor deze aanvraag zijn wij daarom thans bevoegd A3. Procedure De vergunningprocedure is uitgevoerd in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Nb-wet en de hiervoor relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht. - 4 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

A3.1. Zienswijze 1. Naar aanleiding van uw aanvraag zijn, op grond van artikel 44, lid 3, Nb-wet, burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest Fryslân gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. 2. Daarnaast zijn op grond van artikel 4, lid 8, van de Algemene wet bestuursrecht, It Fryske Gea, de Friese Milieu Federatie, HISWA Regio Noord, RECRON Regio Friesland en Vogelbescherming Nederland gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over deze aanvraag kenbaar te maken. 3. Van de mogelijkheid tot het kenbaar maken van zienswijzen hebben It Fryske Gea en HISWA en RECRON gebruik gemaakt. Onder het aandachtspunt B3. wordt nader ingegaan op de inhoud van de ingediende zienswijzen en onze reactie hierop. A3.2. Verlengen beslistermijn Van de mogelijkheid om de beslistermijn te verlengen is geen gebruik gemaakt. A3.3. Coördinatie met andere wetgeving 1. U heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid als bedoeld in artikel 19ka, lid 2, Nbwet om een van de betrokken bestuursorganen schriftelijk te verzoeken om coördinatie van besluitvorming. 2. Ingevolge artikel 19ka, lid 1, Nb-wet en artikel 3:20 Algemene wet bestuursrecht stellen wij u er van in kennis dat voor de door u te verrichten activiteit, voor zover ons bekend, ook de navolgende op de aanvraag te nemen besluiten nodig zijn: Naam en adres van het bestuursorgaan, bevoegd tot het nemen van het besluit Wettelijk voorschrift krachtens welk het besluit wordt genomen Gemeente Súdwest Fryslân Omgevingsvergunning Ministerie van EL & I Ontheffing Flora en faunawet Kapmelding Boswet A3.4. Betrokkenheid van een andere provincie waarin het betreffende Natura 2000- gebied mede is gelegen. (Niet van toepassing) A4. Vergunningplicht 1. Op basis van de aanvraag en de daarbij behorende rapporten en tekeningen hebben wij beoordeeld of het door u aangevraagde project en/of handeling schadelijke gevolgen kan hebben voor de natuurlijke kenmerken van de gebieden, zoals beschreven in de instandhoudingsdoelstelling van deze Natura 2000-gebieden. 2. Wij stellen vast dat: 2.1 het onder A1. omschreven project en/of handeling niet wordt gerealiseerd overeenkomstig een beheerplan als bedoeld in de artikelen19a of 19b Nb-wet; 2.2 het onder A1. omschreven project en/of de handeling weliswaar gevolgen kan hebben voor de Natura 2000-gebieden, maar dat het de instandhoudingsdoelstelling daarvan niet in gevaar kan brengen, afzonderlijk noch in combinatie met andere projecten of plannen, zodat het niet kan worden beschouwd als een project dat significante gevolgen kan hebben voor het betrokken gebied; 2.3 er dus vergunning nodig is op grond van artikel 19d Nb-wet, maar er geen toepassing hoeft te worden gegeven aan artikel 19 g, lid 2, en artikel 19 h. Wij verwijzen voor de motivering van dit oordeel naar onze overwegingen onder B. (Toetsing) - 5 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

B. Toetsing B1. Wettelijk kader B1.1. 1. Artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet bepaalt, dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan die vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, projecten te realiseren of andere handelingen te verrichten, die, gelet op de instandhoudingdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten, in een op grond van artikel 10a, lid 1, aangewezen gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. 2. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. 3. Artikel 19e van de Nb-wet bepaalt dat bij het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, lid 1, van de Nb-wet rekening moet worden gehouden, enerzijds met de gevolgen die een project of andere handeling kan hebben, gelet op de instandhoudingdoelstelling van het betrokken gebied, anderzijds met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede regionale en lokale bijzonderheden. Als er sprake is van een vastgesteld beheerplan moet ook daarmee rekening worden gehouden. 4. Voor de beoordeling van de vergunningaanvraag is het van belang na te gaan of, en in welke mate, het voorgenomen project en/of de handeling de doelstellingen kan aantasten, zoals die zijn opgenomen in: het aanwijzingsbesluit tot Natura 2000-gebied van IJsselmeer en het aanwijzingsbesluit Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving. B1.2. Overig beleid in relatie tot vergunningverlening Nb-wet.(Niet van toepassing) B2. Inhoudelijke beoordeling B2.1. Kwalificerende waarden 1. Het onder A1 genoemde project en/of handeling betreft een project en/of handeling die, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, mogelijk de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in het Natura 2000-gebied IJsselmeer en Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. 2. De kwalificerende waarden van het Natura 2000-gebied IJsselmeer zijn in het aanwijzingsbesluit van 23 december 2009 verdeeld in kwalitatieve instandhoudingdoelstellingen voor habitattypen, Habitatrichtlijnsoorten en vogelsoorten, (en mogelijk de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied, anders dan vereist ingevolge de Vogel- en de Habitatrichtlijn). Voor de beschrijving van het betreffende Natura 2000- gebied en de betreffende kwalificerende waarden verwijzen wij naar bijlage 2. 3. De kwalificerende waarden van het Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving zijn in het aanwijzingsbesluit van 30 december 2010 verdeeld in kwalitatieve instandhoudingdoelstellingen voor habitattypen, Habitatrichtlijnsoorten en vogelsoorten. Voor de beschrijving van het betreffende Natura 2000-gebied en de betreffende kwalificerende waarden verwijzen wij naar bijlage 2. 4. Hieronder wordt uw aanvraag getoetst aan de beoordelingskaders van het Natura 2000- gebied IJsselmeer en het Natura 2000 gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving. Daarbij worden mogelijke verslechteringen en verstoringen besproken in het licht van de relevante kwalificerende waarden van genoemd gebied. - 6 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

5. De aanvraag wordt zo nodig tevens getoetst aan de doelstellingen anders dan vereist ingevolge de Vogel- en de Habitatrichtlijn. Daartoe behoren de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied en de zogenaamde complementaire doelen in de aanwijzingsbesluiten. 6. Onder de vergunningplicht ex artikel 16 Nb-wet vallen de schadelijke handelingen die in het gebied zelf plaatsvinden, en niet de handelingen buiten het gebied (externe werking) tenzij dat in het aanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied uitdrukkelijk is geregeld (artikel 16, vierde lid, Nb-wet). B2.2. Selectie van relevante kwalificerende waarden IJsselmeer (IJM) Vogelrichtlijnsoorten: niet-broedvogels IJM A. A193 A017 A005 A048 A050 A051 A052 A053 A054 A056 A059 A061 A062 A067 A068 A070 A125 A132 A177 A190 A197 Visdief Aalscholver Fuut Bergeend Smient Krakeend Wintertaling Wilde eend Pijlstaart Slobeend Tafeleend Kuifeend Topper Brilduiker Nonnetje Grote zaagbek Meerkoet Kluut Dwergmeeuw Reuzenstern Zwarte stern De overige kwalificerende niet- broedvogels van het N2000-gebied IJsselmeer komen in de omgeving van het plangebied als regel niet voor. - 7 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

Vogelrichtlijnsoorten: Broedvogels IJM B. A140 A151 A156 A160 Goudplevier Kemphaan Grutto Wulp De overige kwalificerende broedvogels van het N2000-gebied IJsselmeer komen in de omgeving van het plangebied als regel niet voor. Mogelijke effecten op onder A genoemde Vogelrichtlijnsoorten IJM: De onder A genoemde vogelrichtlijnsoorten kunnen incidenteel rustend of foeragerend in de havenkom voor de sluis en het gemaal worden aangetroffen. De aanwezige havenhoofden geven bij westenwind beschutting aan rustende vogels. De sluis en het naast gelegen Hoogland gemaal trekken migrerende vissen aan. Visetende vogels worden aangetrokken door vissen die in de stroming van het gemaal en de sluis gedesoriënteerd raken en zo een gemakkelijke prooi vormen. Door de werkzaamheden aan de sluis en het aanbrengen van de wachtvoorzieningen kunnen incidenteel rustende of foeragerende niet-broedvogels vogels, naast de verstoring door de reguliere recreatievaart, tijdelijk extra verstoord worden. In de praktijk te verwachten (significante) verstorende effecten op onder A genoemde vogelsoorten IJM: De tijdelijke verstoring vindt plaats in de directe omgeving van de Johan Frisosluis en buiten het op ca. 300 verder op gelegen Natura 2000 gebied IJsselmeer. In de omgeving is voldoende vervangend rust en foerageergebied aanwezig. Effecten tijdens de aanleg van de 2 e sluiskolk en overige gebouwen, alsmede effecten door de mogelijke toename van de sluispassages door plezier- en beroepsvaart zullen zeer tijdelijk en plaatselijk van aard zijn. Significante effecten worden gelet op de zeer tijdelijke verstoring en de verwachte lichte toename van de scheepvaart uitgesloten geacht. Na het passeren van de sluis verspreidt het scheepvaartverkeer zich over IJsselmeer. Door de ondiepten langs de Friese IJsselmeerkust en de op basis van artikel 20 Nb-wet gesloten deel gebieden langs de Friese IJsselmeerkust wordt ruime afstand gehouden van vogels die in deze gebieden verblijven. Effecten op de in het Natura 2000 gebied IJsselmeer voorkomende Vogelrichtlijnsoorten wordt gelet op bovenstaande dan ook uitgesloten geacht. Mogelijke effecten op onder B genoemde Vogelrichtlijnsoorten IJM: Door de werkzaamheden aan de sluis en het aanbrengen van de wachtvoorzieningen kunnen in theorie broedende vogels, naast de verstoring door de reguliere recreatievaart, tijdelijk extra verstoord worden. In de praktijk te verwachten (significante) verstorende effecten op onder B genoemde Vogelrichtlijnsoorten IJM: - 8 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

De onder B voorkomende Vogelrichtlijnsoorten komen in het plangebied niet voor. Effecten op deze soorten in het plangebied worden dan ook uitgesloten geacht. De onder B voorkomende Vogelrichtlijnsoorten kunnen echter wel in de omgeving van het binnendijks gronddepot voorkomen. Door het gronddepot in de directe nabijheid van aanwezige verstoringbronnen (wegen en bebouwing) aan te brengen worden effecten op deze soorten ook hier niet verwacht. Het gronddepot ligt op ca. 300 meter afstand van het Natura 2000 gebied IJsselmeer. Tussen het gronddepot en het Natura 2000 gebied bevindt zich de IJsselmeerdijk en een grote jachthaven met voorzieningen. Effecten van de aanleg van het gronddepot op het Natura 2000 gebied IJsselmeer worden uitgesloten geacht. Habitatrichtlijnsoorten1 IJM H1163 H1318 Rivierdonderpad Meervleermuis Mogelijke effecten: Rivierdonderpad Hoewel het plangebied buiten het Natura 2000 gebied IJsselmeer ligt, kunnen Rivierdonderpadden uit het Natura 2000 gebied wel in de omgeving van het plangebied voorkomen. De havendammen zijn bij de herstelwerkzaamheden in 2011 voorzien van een open steen bestorting. Hierdoor vormen de havendammen een aantrekkelijk leefgebied voor de Rivierdonderpad. Meervleermuis Hoewel het plangebied buiten het Natura 2000 gebied IJsselmeer ligt, kunnen foeragerende Meervleermuizen tijdens de werkzaamheden tijdelijk, verstoord worden. In de praktijk te verwachten (significante) verstorende effecten op relevante Habitatrichtlijn Rivierdonderpad De aanleg van de tweede sluiskolk met bijbehorende voorzieningen kan mogelijk, tijdens de aanlegfase, een tijdelijk verstorend effect op het voorkomen van de Rivierdonderdpad hebben. Vermoedelijk zullen de aanwezige vissoorten in de omgeving van het plangebied, i.v.m. de geluidstrillingen, tijdelijk uit de omgeving van het plangebied wegtrekken. Dit zal tijdelijk van aard zijn. Significant verstorende effecten op relevante Habitatrichtlijnsoorten worden uitgesloten geacht. Meervleermuis Door tijdens de werkzaamheden en tijdens het gebruik van de sluis geen gebruik te maken van lichtbronnen die uitstralen over het water wordt verstoring in de kwetsbare periode (1 april 1 november) zo veel mogelijk voorkomen. Het sluiscomplex is in de avonduren zeer beperkt in gebruik (in de periode 1 mei 1 oktober tot 21.00 uur en in de maanden april en oktober tot 20.00 uur), de overlap met de periode waarin vleermuizen foerageren en / of op doortrek zijn naar hun foerageergebied is dan ook zeer beperkt. - 9 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

Habitatrichtlijnsoorten 2 IJM H1340 H1903 Noordse woelmuis Groenknolorchis De habitatrichtlijnsoorten Noordse woelmuis en Groenknolorchis komen in het plangebied niet voor. De mogelijke toename van de scheepvaart leidt, gelet op de afstand tussen de leefgebieden en de tussenliggende ondiepten tot de vaargeulen, niet tot verstoring en/of verslechtering van de natuurlijke habitats van deze soorten. Habitats van soorten (natuurlijke habitats) en Habitat typen IJM Habitats van soorten Er zijn geen, mogelijke, verslechterende effecten op de relevante delen van de habitats van soorten. Habitattypen IJM H3150 H6430 H7140 Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden Ruigten en zomen (subtypen A: moerasspirea en B: harig wilgenroosje); Overgangs- en trilveen (subtypea: trilvenen) De bovengenoemde habitattypen komen in het plangebied niet voor. De mogelijke toename van de scheepvaart leidt, gelet op de afstand tussen de gebieden waar de bovengenoemde habitattypen voorkomen en de tussenliggende ondiepten tot de vaargeulen, niet tot verslechtering. Natuurschoon en natuurwetenschappelijke waarde IJM De aanwijzing van het Natura 2000-gebied IJsselmeer, heeft mede betrekking op de doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied zoals deze waren vastgelegd in de vervallen besluiten op grond van de Natuurbeschermingswet 1968. De doelstellingen komen grotendeels overeen met de Natura 2000-instandhoudingsdoelstellingen die aan het IJsselmeer zijn gesteld. De doelen waarop de aanleg van de tweede sluiskolk mogelijk effect kan hebben, komen overeen met de doelstellingen voor vogelsoorten. Verder bestaan de doelstellingen uit natuurwaarden van ondiepten en oevers. Daarnaast is het weidse open karakter van belang als natuurschoon. De voorgenomen uitbreiding van de Johan Frisosluis heeft geen effect op deze aanvullende doelstellingen. B2.2. Selectie van relevante kwalificerende waarden Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving (OFO). Vogelrichtlijnsoorten: niet-broedvogels OFO A040 A041 A045 A050 Kleine rietgans Kolgans Brandgans Smient (seizoensgemiddelde) - 10 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

A061 A068 Kuifeend (seizoensgem.) Nonnetje (seizoensgem.) A. Mogelijke effecten op onder A genoemde Vogelrichtlijnsoorten OFO: In 2008 is door Wymenga et al. (2008) een uitgebreide ecologische beoordeling uitgevoerd van een groot aantal ingrepen die in het kader van het Friese Meren-project in de komende jaren zullen worden uitgevoerd. Eén van deze projecten betrof de uitbreiding van de capaciteit van de Johan Frisosluis bij Stavoren. Het ecologisch onderzoek van Wymenga et al. (2008) stelde toen vast, dat door toename van het aantal vaarbewegingen - door cumulatie, significant negatieve effecten op watervogels van het Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving door toenemende verstoring niet konden worden uitgesloten. Inmiddels zijn er in het kader van het Friese Merenproject en het in concept zijnde Natura 2000-beheerplan verschillende mitigerende maatregelen uitgewerkt om negatieve effecten tegen te gaan. Deze maatregelen hebben vooral betrekking op mitigatie van mogelijk toenemende verstoring van niet-broedende watervogels (rustende, foeragerende en ruiende watervogels in verschillende delen van het jaar, met name oktober maart) en op mitigatie van het strakke boezempeil (o.a. voor rietontwikkeling,waterplanten en Noordse woelmuis). Voor de capaciteitsuitbreiding van de Johan Frisosluis zijn de mitigerende maatregelen gelegen in de Morra. Deze maatregelen worden in A&W rapport 1683 verder toegelicht. In de omgeving van de hoofdvaarroute Sneek Heeg Stavoren heeft Wetterskip Fryslân inmiddels al een aantal oevers- en kadenprojecten uitgevoerd waarbij het leefgebied voor de Noordse woelmuis verbeterd en vergroot is. In het kader van het Friese Merenproject werkt provincie Fryslân bovendien samen met Wetterskip Fryslân, natuurorganisaties en brancheorganisaties aan een aantal maatregelen om een balans te vinden tussen natuur en recreatie. In het Friese merengebied is behoefte aan rustgebieden voor pleisterende watervogels. Vooral in de periode 1 oktober 1 april is er kans op verstoring door de mogelijke intensivering van de recreatievaart. Samen met de bovengenoemde organisaties wordt gewerkt aan een gedragscode voor de watersportsector waarbij een groot aantal rustgebieden voor watervogels worden gerealiseerd. In het kader van het Friese Merenproject worden tevens twee eilandjes in de Morra aangelegd. Mede door de aanleg van de eilandjes wordt, mogelijke, verstoring van rustende watervogels in de Morra voorkomen. In het kader van het Beheerplan Natura 2000 gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving is een deel van het gebied gelegen tussen de eilandjes en de ingang naar de Bakhuistervaart bestemd als rustgebied voor watervogels. De eilandjes schermen het vaarverkeer af van het gebied gelegen tussen de eilandjes en de ingang naar de Bakhuistervaart. Daarnaast is en wordt er in het kader van het Friese Merenproject in de omgeving van de Fluessen en de Morra landbouwgrond aangekocht en omgezet in water. Deze nieuwe wateren worden ingezet als rustgebied voor watervogels. Door bovengenoemde maatregelen zijn negatieve effecten ten gevolge van het gebruik van de tweede sluiskolk van de Johan Frisosluis uitgesloten. - 11 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

B. Vogelrichtlijnsoorten: niet broedvogels en broedvogels OFO A119 A151 A160 Porseleinhoen Kemphaan Wulp Mogelijke effecten op onder B genoemde Vogelrichtlijnsoorten OFO Door toename van het aantal vaarbewegingen,door cumulatie, kunnen significant negatieve effecten op watervogels van het Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving door toenemende verstoring niet op voorhand worden uitgesloten. In de praktijk te verwachten (significante) verstorende effecten op onder B genoemde Vogelrichtlijnsoorten OFO Het Porseleinhoen,de Kemphaan en de Wulp foerageren op de Friese waardgronden en hebben hun slaapplaatsen langs de kustlijn van de Friese waardgronden, op grote afstand van Stavoren. Hiervoor worden geen effecten verwacht die samenhangen met een toename van de recreatievaart. Deze soorten kunnen echter wel in de omgeving van het binnendijks gronddepot voorkomen. Door het depot in de directe nabijheid van reeds aanwezige verstoringsbronnen aan te leggen worden geen extra effecten op deze soorten verwacht. Het depot komt op ca. 300 meter van het N2000-gebied IJsselmeer en wordt door de IJsselmeerdijk en een grote jachthaven met voorzieningen daarvan gescheiden. Habitatrichtlijnsoorten OFO H1318 H1340 Meervleermuis Noordse woelmuis Mogelijke effecten op Habitatrichtlijnsoorten OFO: Meervleermuis. Hoewel het plangebied buiten het Natura 2000 gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving ligt, kunnen foeragerende Meervleermuizen tijdens de werkzaamheden tijdelijk, verstoord worden. Noordse woelmuis De aanleg van de tweede sluiskolk en toename van het vaarverkeer kunnen een verslechterend effect op het habitat van de Noordse woelmuis hebben. In de praktijk te verwachten effecten op de Habitatrichtlijnsoorten OFO: Omdat (blijkens het verlichtingsplan) tijdens de werkzaamheden en tijdens het gebruik van de sluis geen gebruik gemaakt wordt van lichtbronnen die uitstralen over het water is verstoring van genoemde soorten zelfs in de kwetsbaarste periode (1 april 1 november) uitgesloten. Habitats van soorten (natuurlijke habitats) en Habitat typen OFO Gelet op de afstand tot de planlocatie worden verslechterende effecten op de habitats van bovengenoemde soorten tijdens de aanleg van de tweede sluiskolk uitgesloten geacht. Verslechterende effecten door een, mogelijke, toename van het vaarverkeer wordt gelet op de - 12 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

afstand tussen het mogelijk leefgebied van de Noordse woelmuis tot de vaarroutes eveneens uitgesloten geacht. Habitats van soorten OFO Er zijn geen, mogelijke, verslechterende effecten op de relevante delen van de habitats van genoemde soorten in het betreffende N2000-gebied. Habitattypen OFO (natuurlijke habitats) H3150 H6430 Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden ruigten en zomen Subtype A Moerasspirea Subtype B Harig wilgenroosje Rompgemeenschap (riet- en ruigteoevers): geen doelstellingen Mogelijke effecten op Habitattypen OFO (natuurlijke habitats): Een toename van de scheepvaart kan tot verslechtering van genoemde habitattypen leiden. In de praktijk te verwachten effecten: Er zijn gelet op de afstand tussen de gebieden waar de bovengenoemde habitattypen voorkomen en de afstand tot de vaargeulen geen verslechterende effecten op de relevante delen van de habitattypen te verwachten. B3. Zienswijzen Van de mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze hebben It Fryske Gea, HISWA en RECRON gebruik gemaakt. De overigen hebben van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. B3.1. Bespreking van de ingediende zienswijzen en reacties Er is bij brief van 18 april 2012, kenmerk 12-9538-pk, (ontvangen op 20 april 2012) een zienswijze ingediend door It Fryske Gea. In deze zienswijze, ingeboekt onder nummer 1001433, geeft It Fryske Gea aan het vreemd te vinden niet eerder in het voortraject te zijn benaderd en geen verzoek te hebben ontvangen voor toestemming voor de inrichting van een gronddepot. Verder geeft It Fryske Gea aan dat het terrein waarop het depot is gepland deel uitmaakt het gebied de Súdermarpolder, een gebied met een weidevogeldoelstelling. It Fryske Gea vreest dat het depot huisvesting zal gaan bieden aan predatoren (vossen). Het depot zal een sterk verstorende invloed hebben op de omgeving hetgeen ten nadele is van de weidevogels. Daarnaast past het depot niet in het landschap. In een mail van 10 mei 2012 geeft It Fryske Gea aan dat met uitvoerder Ballast Nedam afspraken zijn gemaakt over de inrichting van het gronddepot en de waterstand in het weidevogelgebied. De afspraken betreffen het aanleggen van een drietal kunstbouwburchten t.b.v. predatoren (vossen e.d.), het niet verlagen van de waterstand in de omgeving van het depot en overleg door It Fryske Gea met de eigenaar van het perceel inzake de kunstbouwburchten. Aangegeven wordt dat als de provincie ook akkoord is er voor It Fryske Gea geen aanleiding meer is om de aanleg van het gronddepot tegen te houden. Naar aanleiding hiervan merken wij op dat It Fryske Gea de zienswijze m.b.t. verstoring van de omgeving en het niet passen van het (tijdelijke) depot in het landschap niet handhaaft. - 13 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

Verder merken wij op nog daargelaten of dit relevant is in het kader van de beoordeling van een aanvraag om vergunning op grond van de NB-wet - dat van een verlaging van de grondwaterstand geen sprake zal zijn. Ook de zienswijze over predatoren betreft in dit kader geen belangen, die de NB-wet beoogt te beschermen. Overigens is een kunstbouwburcht geen op grond van de Flora- en faunawet/besluit beheer en schadebestrijding dieren toegestaan middel voor het gebruik waarvan ontheffing kan worden verleend. In een mail van 10 mei 2012, ingeboekt onder nr. 1004423, geven HISWA en RECRON aan dat op bladzijde 19 van de Ecologische beoordeling door Altenburg en Wymenga verwezen wordt naar een eerder onderzoek van Altenburg en Wymenga waarin staat aangegeven dat door cumulatie significante negatieve effecten op watervogels niet kunnen worden uitgesloten. Onder verwijzing naar het conceptbeheerplan Natura 2000, waarin geconstateerd wordt dat er geen sprake is van negatieve significante verstoring door de watersport wordt verzocht de tekst van de ecologische beoordeling aan te passen. Wij merken in de eerste plaats is dat wij de tekst van de ecologische beoordeling niet kunnen wijzigen. Daarnaast wijzen wij er op dat in de alinea s volgend op de door HISWA/RECRON aangehaalde alinea reeds wordt vermeld dat er in het kader van het Friese Merenproject en het in concept zijnde Natura 2000-beheerplan verschillende mitigerende maatregelen zijn uitgewerkt om negatieve effecten tegen te gaan. Geconcludeerd wordt dat er geen conflicten zijn met de Natuurbeschermingswet ten aanzien van de aangewezen natuurwaarden van het Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken e.o. en ook dat als gevolg van de capaciteitsuitbreiding geen significant negatief effect zal optreden op de instandhoudingsdoelstelling van het Natura 2000-gebied. (Er is daarmee geen sprake van een ontwikkeling die belemmeringen meebrengt voor doorontwikkeling van watersportrecreatie in Fryslân). C. Conclusie Op grond van de voortoets en de voorgaande verstorings- en verslechteringstoets staat vast dat de aanleg van een tweede sluiskolk met bijbehorende voorzieningen, op de door u aangegeven wijze, geen significante negatieve effecten zal veroorzaken op de beschermde natuurwaarden. Ook de landschappelijke waarden worden naar ons oordeel niet op onacceptabele wijze aangetast. Door het stellen van voorschriften en beperkingen, worden de te verwachten schadelijke gevolgen voor de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied voldoende voorkomen. - 14 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

Bijlage 2 NATURA 2000 IJsselmeer (nr 072) 20-06-2010 1. Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet. De Europese Unie wil de biologische variatie waarborgen door de natuurlijke leefgebieden van de wilde flora en fauna in stand te houden. Daartoe wordt een netwerk van Speciale Beschermingszones (SBZ s) opgericht. Dit netwerk, dat door de lidstaten wordt aangewezen, heet Natura 2000. In Nederland wijst de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid hiervoor gebieden aan als Natura 2000 gebied. Zij bevatten de SBZ s die via de Vogelrichtlijn (VR) uit 1979 zijn ingesteld en de SBZ s die via de Habitatrichtlijn (HR) uit 1992 worden ingesteld. Vogelrichtlijn. In artikel 4.1 en Bijlage I van de Vogelrichtlijn worden de vogelsoorten genoemd die in Europa bijzondere bescherming behoeven. Artikel 4.2 VR gaat in op de bescherming van overige trekvogelsoorten in de lidstaten. In de SBZ s van de Vogelrichtlijn moeten de populaties van de wilde broed- en trekvogels worden beschermd. Habitatrichtlijn. De Habitatrichtlijn bevat een viertal bijlagen. In bijlage I (habitats) en bijlage II (dier- en plantensoorten) worden de habitats en soorten genoemd waarvoor SBZ s moeten worden aangewezen. In bijlage IV worden de dier- en plantensoorten genoemd die ook buiten SBZ s een bijzonder strikte bescherming genieten (in Nederland geschiedt dat op basis van de Flora- en Faunawet). Sommige habitattypen en soorten zijn prioritair : zij lopen het gevaar te verdwijnen. Zij zijn in de bijlagen van de HR met een sterretje (*) gekenmerkt. Natuurbeschermingswet 1998. De bescherming van Natura 2000 gebieden in Nederlandse wetgeving wordt stapsgewijs vormgegeven: 1. Een gebied wordt door Nederland aangemeld bij de EU, die het betreffende gebied vervolgens op een lijst van te beschermen gebieden zet. 2. Daarna wordt het gebied door de minister van LNV in een aanwijzingsbesluit aangewezen als Natura 2000-gebied. 3. Nadat het gebied definitief is aangewezen moet een beheerplan worden opgesteld door het bevoegd gezag in het betreffende gebied in samenspraak met alle betrokken partijen in en om het gebied. Dit alles is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998. Uiteindelijk zullen in Nederland 167 Natura 2000 gebieden worden beschermd. Op de website van het Regiebureau Natura 2000 (www.natura2000.nl) kan de actuele status van de aanwijzingen en de beheerplannen van alle gebieden worden gevolgd. Uiterlijk december 2013 moeten er definitieve beheerplannen zijn voor de Nederlandse N2000 gebieden. Voor 5 gebieden op de Noordzee hangt het verdere verloop af van het moment dat zij op de officiële Europese lijst van te beschermen gebieden worden geplaatst door de EU. - 15 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

2. Bevoegdheid. Om te voorkomen dat activiteiten schadelijke gevolgen hebben voor de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied moeten bevoegde autoriteiten deze vooraf toetsen (de zg. Habitattoets). In Nederland is e.e.a. als volgt geregeld: 1. De minister van LNV wijst ingevolge artikel 10a van de Nb-wet gebieden aan ter uitvoering van de VR en de HR. 2. Ingevolge artikel 1 sub n,1 0 jo. artikel 2 lid 1 en/of artikel 2a lid 2 Nb-wet 1998 zijn wij bevoegd om een vergunning op basis van artikel 19d te verlenen of te weigeren. 3. Een project of andere handeling behoeft een vergunning als deze, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor zo n aangewezen gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Dat blijkt uit artikel 19d, lid 1, gelezen in samenhang met lid 2, van de Nb-wet. 4. Bij het verlenen van zo n vergunning verplicht artikel 19e van de Nb-wet ons om rekening te houden met de gevolgen die een project of andere handeling, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, kan hebben voor het aangewezen gebied. Als deze afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, moet alvorens wij een besluit nemen op de aanvraag een passende beoordeling worden gemaakt van de gevolgen voor het gebied. Deze toets wordt aangeduid als de Habitattoets. De verplichting daartoe vloeit voort uit de HR. 5. Een passende beoordeling is verplicht voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een gebied, wanneer op grond van objectieve gegevens niet kan worden uitgesloten dat het afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen heeft voor dat gebied. (Aldus het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, in zijn arrest van 7 september 2004 in zaak C-127/02 [AB 2004, 365]). In gevallen waarin een plan of project weliswaar gevolgen heeft voor het gebied, maar de instandhoudingsdoelen daarvan niet in gevaar brengt bestaat die verplichting niet. Een vergunning kan dan met de lichtere verstorings- en verslechteringstoets worden verleend, als door het stellen van voorschriften en beperkingen de te verwachten gevolgen naar ons oordeel voldoende kunnen worden voorkomen. 3. Aanwijzingsbesluiten IJsselmeer De minister van LNV heeft het IJsselmeer op 23 december 2009 ingevolge artikel 10a van de Nb-wet aangewezen als Natura 2000 gebied, ter uitvoering van de VR en de HR. Met dit besluit wordt het gebied IJsselmeer aangewezen als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn. Tevens worden met dit besluit de besluiten tot de aanwijzingen van Friese IJsselmeerkust en IJsselmeer als speciale beschermingszones onder de Vogelrichtlijn, inclusief de daarbij behorende Nota van toelichting, gewijzigd. De aanwijzing van IJsselmeer als Wetland is door dit besluit niet gewijzigd. De instandhoudingsdoelen voor het Natura 2000 gebied IJsselmeer staan in de tabel aan het eind van deze gebiedsbeschrijving. Ingevolge artikel 15a, tweede en derde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 vervalt van rechtswege de status van de hieronder opgesomde aangewezen natuurmonumenten. a. Het beschermd natuurmonument Stoenckherne is aangewezen op 14 mei 1982 (NLB/GS/GA-51414; Stcrt. 1982, nr. 128); b. Het staatsnatuurmonument Stoenckherne is aangewezen op 22 december 1986 (NMF/N 86-13 951; Stcrt. 1987, nr. 2); c. Het beschermd natuurmonument Friese IJsselmeerkust is aangewezen op 4 december 1991 (NBLF-91-3121; Stcrt. 1991); d. Het staatsnatuurmonument Friese IJsselmeerkust is aangewezen op 4 december 1991 (NBLF 91-3119; Stcrt. 1991); e. Het staatsnatuurmonument De Ven is aangewezen op 3 juni 1980 (NLB/N39832; Stcrt. 1980, nr. 115). Op grond van artikel 15 a, lid 3 heeft de instandhoudingsdoelstelling voor het Natura 2000-gebied, voor het gedeelte waarop de aanwijzing als beschermd natuurmonument betrekking had, mede betrekking op de - 16 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

doelstellingen ten aanzien van het behoud, herstel en de ontwikkeling van het natuurschoon of de natuurwetenschappelijke betekenis van het gebied zoals bepaald in het vervallen besluit. 4. Gebiedsbeschrijving. 1 Het IJsselmeer in zijn huidige vorm is ontstaan door afsluiting van de voormalige Zuiderzee, de aanleg van de Afsluitdijk, voltooid in 1932, de aanleg van de IJsselmeerpolders (voltooid in 1968) en tenslotte de aanleg van de Houtribdijk, voltooid in 1976. Na de aanleg van de Afsluitdijk is het water binnen enkele maanden verzoet, en sindsdien ontbreekt een brakke overgangszone naar de zee. De faunagemeenschappen zijn vervangen door een zoetwatergemeenschap met twee in de voedselketen cruciale sleutelsoorten, de Driehoeksmossel en de Spiering. Langs de Friese kust (voormalig intergetijdengebied) is er sprake van substantiële ondieptes met waterplanten en buitendijkse slikken en platen. Het grootste deel van het water wordt aangevoerd door de IJssel. Het mondingsgebied is meer dynamisch met geulen tot 9 meter diep en grotendeels zandig sediment. Het doorzicht wordt voor een groot deel bepaald door algen en is in het algemeen relatief hoog. Het waterpeil is gefixeerd, maar door het grote oppervlak van het meer kan de wind een aanzienlijke scheefstand (orde grootte een meter) veroorzaken die tevens resulteert in een zekere peildynamiek. De vroegere kweldergebieden hebben hier en daar nog zilte en brakke milieus. In de natte terreindelen treedt moerasvorming. Op de overgang van water en land en op de laagliggende delen van de oude platen komt rietland voor. Bij verdere successie verruigt het rietland en vindt opslag van wilg plaats. Vooral op de hogere delen ontwikkelen struweel en bos. De graslanden zijn soortenrijk, vooral op kalkrijk, vochtig substraat. Het IJsselmeer is van grote nationale en internationale betekenis voor watervogels, met name voor vis- en bodemfauna-etende soorten (die o.a. foerageren op driehoeksmosselen). Het IJsselmeer is van grote betekenis als slaapplaats voor grasetende watervogels die in de omgeving foerageren. De ondiepten langs de Friese kust zijn van belang voor plantenetende vogels, terwijl dit gebied ook van belang is als slaapplaats voor vogels die binnendijks foerageren. Het gebied is van belang voor verschillende soorten broedvogels. De vogels broeden verspreid langs de kusten op natuurontwikkelingslocaties en buitendijkse gebieden langs de Friese en Noord-Hollandse kust als de Makkumerwaarden en De Ven bij Enkhuizen. De Makkumerwaarden zijn ook van betekenis als broedgebied van broedvogels van moerassig grasland. In de hieronder volgende tabel staan de kwalificerende habitats en soorten uit het aanwijzingsbesluit. In de kolom kwal. is aangegeven of er voor het oppervlakte en de kwaliteit een behoudsdoelstelling geldt (=) of een uitbreidings- of herstelopgave (+). IJsselmeer, kwalificerende habitats en soorten Nr Naam doel Kwal. Habitatrichtlijn: habitattypen (bijlage I) H3150 Meren met krabbenscheer en fonteinkruiden = = H6430 Ruigten en zomen (subtypen A: moerasspirea en B: harig wilgenroosje); = = H7140 Overgangs- en trilveen (subtypea: trilvenen) = = Habitatrichtlijn: soorten (bijlage II) H1163 Rivierdonderpad = = = H1318 Meervleermuis = = = H1340 Noordse woelmuis > > = H1903 Groenknolorchis = = = Vogelrichtlijn: broedvogels (in paartjes) 1 Kaarten: zie www.minlnv.nl - 17 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

A017 Aalscholver 8.000 = = A021 Roerdomp 7 > = A034 Lepelaar 25 = A081 Bruine kiekendief 20 = = A119 Porseleinhoen 15 = = A137 Bontbekplevier 10 = = A151 Kemphaan 20 > > A193 Visdief 2.000 = = A292 Snor 40 = = A295 Rietzanger 990 = = Vogelrichtlijn: niet-broedvogels (seizoensgemiddelden / seizoensmaxima) A005 Fuut 1.300 = = A017 Aalscholver 8.100 = = A034 Lepelaar 30 = = A037 Kleine zwaan 20 / 1.600 = = A039 Toendrarietgans = = A040 Kleine rietgans 30 = = A041 Kolgans 4.400 / 19.000 A043 Grauwe gans 580 = = A045 Brandgans 1.500 / 26.200 A048 Bergeend 210 = = A050 Smient 10.300 = = A051 Krakeend 200 = = A052 Wintertaling 280 = = A053 Wilde eend 3.800 = = A054 Pijlstaart 60 = = A056 Slobeend 60 = = A059 Tafeleend 310 = = A061 Kuifeend 11.300 = = A062 Topper 15.800 = = A067 Brilduiker 310 = = A068 Nonnetje 180 = = A070 Grote zaagbek 1.300 = = A125 Meerkoet 3.600 = = A132 Kluut 20 = = A140 Goudplevier 9.700 = = A151 Kemphaan 2.100 / 17.300 A156 Grutto 290 / 2.200 = = A160 Wulp 310 / 3.500 = = A177 Dwergmeeuw 50 = = A190 Reuzenstern 40 = = A197 Zwarte stern 23.000 = = = = = = = = - 18 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

Bijlage 2 OUDEGAASTERBREKKEN, FLUESSEN EN OMG. (nr 010) 17-10-2011 1. Natura 2000 en de Natuurbeschermingswet. De Europese Unie wil de biologische variatie waarborgen door de natuurlijke leefgebieden van de wilde flora en fauna in stand te houden. Daartoe wordt een netwerk van Speciale Beschermingszones (SBZ s) opgericht. Dit netwerk, dat door de lidstaten wordt aangewezen, heet Natura 2000. In Nederland wijst de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid hiervoor gebieden aan als Natura 2000-gebied. Zij bevatten de SBZ s die via de Vogelrichtlijn (VR) uit 1979 zijn ingesteld en de SBZ s die via de Habitatrichtlijn (HR) uit 1992 worden ingesteld. Vogelrichtlijn. In artikel 4.1 en Bijlage I van de Vogelrichtlijn worden de vogelsoorten genoemd die in Europa bijzondere bescherming behoeven. Artikel 4.2 VR gaat in op de bescherming van overige trekvogelsoorten in de lidstaten. In de SBZ s van de Vogelrichtlijn moeten de populaties van de wilde broed- en trekvogels worden beschermd. Habitatrichtlijn. De Habitatrichtlijn bevat een viertal bijlagen. In bijlage I (habitats) en bijlage II (dier- en plantensoorten) worden de habitats en soorten genoemd waarvoor SBZ s moeten worden aangewezen. In bijlage IV worden de dier- en plantensoorten genoemd die ook buiten SBZ s een bijzonder strikte bescherming genieten (in Nederland geschiedt dat op basis van de Flora- en Faunawet). Sommige habitattypen en soorten zijn prioritair : zij lopen het gevaar te verdwijnen. Zij zijn in de bijlagen van de HR met een sterretje (*) gekenmerkt. Natuurbeschermingswet 1998. De bescherming van Natura 2000 gebieden in Nederlandse wetgeving wordt stapsgewijs vormgegeven: 4. Een gebied wordt door Nederland aangemeld bij de EU, die het betreffende gebied vervolgens op een lijst van te beschermen gebieden zet. 5. Daarna wordt het gebied door de minister van LNV in een aanwijzingsbesluit aangewezen als Natura 2000-gebied. 6. Nadat het gebied definitief is aangewezen moet een beheerplan worden opgesteld door het bevoegd gezag in het betreffende gebied in samenspraak met alle betrokken partijen in en om het gebied. Dit alles is vastgelegd in de Natuurbeschermingswet 1998. Uiteindelijk zullen in Nederland 167 Natura 2000 gebieden worden beschermd. Op de website van het Regiebureau Natura 2000 (www.natura2000.nl) kan de actuele status van de aanwijzingen en de beheerplannen van alle gebieden worden gevolgd. Uiterlijk december 2013 moeten er definitieve beheerplannen zijn voor de Nederlandse N2000 gebieden. Voor 5 gebieden op de Noordzee hangt het verdere verloop af van het moment dat zij op de officiële Europese lijst van te beschermen gebieden worden geplaatst door de EU. - 19 / 21 - Ons kenmerk: 01003118

2. Bevoegdheid. Om te voorkomen dat activiteiten schadelijke gevolgen hebben voor de natuurlijke kenmerken van het betrokken gebied moeten bevoegde autoriteiten deze vooraf toetsen (de zg. Habitattoets). In Nederland is e.e.a. als volgt geregeld: 6. De minister van LNV wijst ingevolge artikel 10a van de Nb-wet gebieden aan ter uitvoering van de VR en de HR. 7. Ingevolge artikel 1 sub n,1 0 jo. artikel 2 lid 1 en/of artikel 2a lid 2 Nb-wet 1998 zijn wij bevoegd om een vergunning op basis van artikel 19d te verlenen of te weigeren. 8. Een project of andere handeling behoeft een vergunning als deze, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor zo n aangewezen gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Dat blijkt uit artikel 19d, lid 1, gelezen in samenhang met lid 2, van de Nb-wet. 9. Bij het verlenen van zo n vergunning verplicht artikel 19e van de Nb-wet ons om rekening te houden met de gevolgen die een project of andere handeling, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, kan hebben voor het aangewezen gebied. Als deze afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of handelingen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied, moet alvorens wij een besluit nemen op de aanvraag een passende beoordeling worden gemaakt van de gevolgen voor het gebied. Deze toets wordt aangeduid als de Habitattoets. De verplichting daartoe vloeit voort uit de HR. 10. Een passende beoordeling is verplicht voor elk plan of project dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een gebied, wanneer op grond van objectieve gegevens niet kan worden uitgesloten dat het afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen heeft voor dat gebied. (Aldus het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, in zijn arrest van 7 september 2004 in zaak C-127/02 [AB 2004, 365]). In gevallen waarin een plan of project weliswaar gevolgen heeft voor het gebied, maar de instandhoudingsdoelen daarvan niet in gevaar brengt bestaat die verplichting niet. Een vergunning kan dan met de lichtere verstorings- en verslechteringstoets worden verleend, als door het stellen van voorschriften en beperkingen de te verwachten gevolgen naar ons oordeel voldoende kunnen worden voorkomen. 3. Aanwijzingsbesluiten Oudegaasterbrekken, Fluessen e.o. De meren, riet- en boezemlanden hebben in de loop van de jaren een status als natuurgebied verkregen door verschillende officiële aanwijzingsbesluiten. De begrenzing van het voorgestelde Natura 2000-gebied neemt deze aanwijzingsbesluiten over. Natura2000 In december 2010 heeft het Ministerie van EL&I het aanwijzingsbesluit gepubliceerd waarmee de Oudegaaster Brekken e.o. is aangewezen als Natura2000-gebied. In het besluit worden de Vogelrichtlijnsoorten, de habitats en de soorten van de Habitatrichtlijn (bijlage I en II) samengevoegd tot kwalificerende habitats en - soorten en worden de instandhoudingsdoelen benoemd. 4. Gebiedsbeschrijving. Het Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken e.o. heeft betrekking op de grote wateren (Brekken, Morra en Fluessen) en de oevers, rietlanden en boezemlanden. Ook het grote graslandgebied van de Samenvoeging is opgenomen in de begrenzing. Het gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen e.o. bestaat uit een aantal grote meren en plassen en omringende oeverlanden en polders. Het gebied ligt in het Lage Midden, een laaggelegen veen en klei-op-veengebied in midden Friesland, dat tussen de hogere zandgronden in het oosten en de kleigronden in het westen ligt. - 20 / 21 - Ons kenmerk: 01003118