Meervoudige intelligentie. Andrea Rutjes Pernel Remmers Suzanne van Gaalen. Werkvormen per intelligentie. Door:



Vergelijkbare documenten
Welke coöperatieve werkvormen gaan we aanleren?

Coöperatief leren Wat is coöperatief leren? Waarom is coöperatief leren belangrijk? Coöperatieve werkvormen

DENKEN DELEN UITWISSELEN (5 min.)

Overzicht van de coöperatieve werkvormen per leerjaar Tweede leerjaar

Stap 1 Voorafgaand aan het bestuderen van een nieuw onderwerp vatten leerlingen in kleine groepjes samen wat ze al van het onderwerp weten.

6. Meningsvorming. doel Kritisch denken voorbereiding op een gesprek over verschillende oplossingen/meningen/enzovoort.

BIJLAGE 5 ACTIVERENDE WERKVORMEN

Wat is Kraak kracht? Kraak kracht

MI-test voor kinderen vanaf ongeveer groep 5

Lesideeën beroepenkaarten WERKEND NEDERLANDS

Structuren. Coöperatief leren

Klap, stamp en sla. Opmerking. Tijd: 1-5 min. Deelnemers: minimaal 2 Materiaal: niets Opstelling: kinderen vormen tweetallen. Verloop van het spel:

5. Klassen-of groepsgesprek

1. Denken-delen-uitwisselen

Onderbouw, groep 1 & 2

Hoe kunnen we WAT ACTIE zodat IETS VERANDERT

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs

Groep "Nog 100 nachtjes slapen" (prentenboek)

en een buitenkring. Voor de leerkracht Van groep 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 Stappen: Coöperatief leren

Handleiding. Hoe ben jij knap? Voor groep 3/4

rekentrainer jaargroep 7 Fietsen op Terschelling. Teken en vul in. Zwijsen naam: reken-wiskundemethode voor het basisonderwijs

9. Schrijfopdrachten

Spreekopdrachten thema 1 Voorstellen

Uitleg bij de spellingskaartjes.

Leerlingen leren hoe ze zelf (zonder hulp van de leerkracht) conflicten constructief kunnen oplossen.

GROEP 1-2. Wat valt er buiten te BELEVEN?!

Dieren deel 1 luisteren en noteren X Muziek noteren X Luisteren O Individueel X Duo 1. Inleiding: Oriëntatie: 3. Delen oefenen:

Spinners. Veel plezier! Juf Els en juf Anke

3. Delen oefenen: De groepjes van 2 verzinnen een eigen melodie en noteren deze op de melodiekaartjes. Ze oefenen dit op hun instrument.

Uitgeverij Schoolsupport

Spelideeën Zondagsschool

Coöperatief leren (CLS) Volgens Dr. Spencer Kagan Verwerkt door Peter Steurs en Natascha Vansteelant

De golf spoelt op het strand. 1. golf 2. strand

augustus 2012 Kwaliteitskaart Coöperatief leren

HOUT EN BOUW. Activerende werkvormen? De leraar doet er toe.

Meer doen met de rijtjesboeken

12. Leerstof samenvatten

afrondende suggesties worden gebruikt om dieper op het onderwerp in te gaan als daar tijd voor is.

LES: Groepjes maken 2

Hoe ben jij KNAP??? >> Doe nu de test! Ga naar de 'Vragenlijst' Howard Gardner

LES 2 THEMA S UIT DE FILM GODS LAM EN PANTOMIME

afrondende suggesties worden gebruikt om dieper op het onderwerp in te gaan als daar tijd voor is.

Een muziekles in aansluiting op het dagproject Een beestenboel op school.

Leerdoel: De leerlingen oefenen met herkennen van symmetrie van verschillende vormen.

Genoeg ruimte? In de methodes

OPDRACHTEN BIJ THEMA 11 BELEID

De hele noot Deze noot duurt 4 tellen

LES: Wie van de drie? 2

Lesbrief les 2 groep 7 en 8 Voed je lijf met de Schijf van Vijf

Spelling: de verdubbelaar

Les Dieren met een baan, thema vermaak

Dalton (samenwerking/ samenwerkend leren) en Coöperatief leren

Natuur in de klas product PLUS-handleiding Uit de bol gaan Groep 1 en 2

LES: Getallenfabriek 2

3. Samenwerkend leren

optellen 1 Doel: plaats bepalen op de getallenlijn 2 Doel: optellen met de rekentekens + en 3 Doel: optellen van concreet naar abstract Herhalen

1. Samen maken we muziek vandaag

VOLLEDIGE INSTRUCTIES LEESVAARDIGHEID

1. CIJFERSPEL 2. DOBBELEN

Muziekslim. Muziekslim

Wat ga je schrijven: een verklarende tekst. Voorbereiden op het schrijven: een film bekijken

(Vak)teksten lezen in vmbo - mbo - Handleiding

CONCEPT TOOL ONTWERPEN IN BEELD VOOR EIGEN GEBRUIK

onderwerp: Ik ruik mensenvlees ( drama- beweging)

Coöperatief leren Verschillende werkvormen:

Didactische structuren

Hogere Orde Denken in de klas! De BloomBox. Handleiding Leerkrachten. De materialen in de BloomBox -

Speels oefenen. Relaties tussen vermenigvuldigsommen. Vermenigvuldigen

WOORDEN VERANDEREN. grap. glas. kras. grijs NIEUWE WOORDEN MAKEN. sterk - kers. ster. Kies een woord uit het woordpakket. gras -

Les 3 Radboud Kids: Meet the professor Voor de leraar

Warming-up Doel: Losmaken van lijf en stem; concentratie vergroten; richten op leraar voor de klas.

Nederlands in Uitvoering

Zing Een beestenboel op school - beweeg als een beest (lesformat) Een les in aansluiting op het dag project Een beestenboel op school.

PLEINGEIN SPELENDERWIJS IN GESPREK OVER HET SCHOOLPLEIN

Plattegrond van de school Groep 5 rekenen 1

Het geluidenvierkant. De menselijke xylofoon

Optische illusie en gezichtsbedrog

Meervoudige intelligentie test

WERKEN MET VERHALEN VAN DE HODJA

Meervoudige Intelligentie en talenonderwijs: kies meerdere ingangen!

OOSTENRIJK 1 GROEP 7. Muzikale elementen. Volksmuziek. Bron: Alma ten Bruin

11. Rondom toetsen The do-it-yourself quiz. doel Kennis testen. wanneer einde les(senserie) groepssamenstelling vier- of vijftallen

Leeswijzer 7. Hoofdstuk 1. Meervoudige Intelligentie: een brede basis voor Passend onderwijs 9

Deze opdracht doe je met een maatje. Vertel aan elkaar wat je hebt onthouden van de tekst. Gebruik de woorden: Wie? Wat? Welke? Waar? Wanneer? Hoe?

Groep 8 Verdiepingsles: Lagerhuis (dubbele les) Groep 8 Verdiepingsles: Lagerhuis voorbereiding. Leerkrachtinformatie

Reflectiegesprekken met kinderen

Tip. In de herfst en winter is de maan vroeg in de ochtend goed te zien.

LES: Snelle sommen 2. BENODIGDHEDEN Per leerling werkblad Snelle stappen (zie p. 5) potlood, 2 verschillende kleurpotloden, gum AFBEELDING SPELLETJE

Voorbereiding op je bezoek bij het muzieum

Werkvormen Vooraf aan EduMedia

Schooljaar : Spelletjes in je taal- en rekenles

LES: Getallenmuurtje. BENODIGDHEDEN Per leerling werkblad Kies twee blokjes (zie p. 5) potlood en gum AFBEELDING SPELLETJE

Lesbrief Assenstelsels. Versie 1

Sooo! Sooo! viral! viral! toch? toch? In 7 stappen debatteren in de klas over media

Instructie voor Docenten. Hoofdstuk 13 OMTREK EN OPPERVLAKTE

Maarten Stevens

rekenmemory leerliedje Leerliedje (rap) bedenken of oefenen. Levend memory (aantal lln. zijn som en uitkomst en zitten op een bepaalde plek).

Met Talenten aan de slag. Van theoretische basis tot concrete lespraktijk

Boekje met coöperatieve werkvormen

LES: Snelle sommen. BENODIGDHEDEN Per leerling werkblad Snelle stappen (zie p. 5) potlood, 2 verschillende kleurpotloden, gum AFBEELDING SPELLETJE

Transcriptie:

Meervoudige intelligentie Werkvormen per intelligentie Door: Andrea Rutjes Pernel Remmers Suzanne van Gaalen In het kader van de opleiding voor het Dalton-certificaat. Arnhem, januari 2004. 1

WERKVORMEN PASSEND BIJ DE INTRAPERSOONLIJKE INTELLIGENTIE Sneeuwbaleffect: Geschikt voor alle groepen Groepsgrootte: hele klas. Materialen: papier en potlood/pen. - Het actualiseren van voorkennis, oriëntatie op een onderwerp - Groeps en klassenvorming. - luisteren naar elkaar - directe en gelijktijdige interactie - creëren van positieve wederzijdse afhankelijkheid. 1. De leerlingen schrijven één ding op van wat ze weten of geleerd hebben over het onderwerp/thema. 2. Frommel het papier op tot een bal als je klaar bent. 3. Verzamel de ballen van iedereen, schud ze door elkaar en deel ze daarna uit. 4. Als je een sneeuwbal hebt, maak deze dan open, lees wat erop staat, frommel hem weer op en doe ze weer bij elkaar. 5. Je kunt hier zo lang mee doorgaan als leuk is. Ronddelen: Geschikt vanaf groep 4 Groepsgrootte: groepjes van 4 - Het actualiseren van voorkennis, oriëntatie op een onderwerp - Presentatie, informatie uitwisselen en verzamelen. - Groeps en klassenvorming - Sociale vaardigheden: actief luisteren. - Directe en gelijktijdige interactie - Creëren van positieve wederzijdse afhankelijkheid. 1. De leerkracht stelt een vraag of geeft een opdracht. De leerlingen vormen tweetallen en wisselen, beurtelings, antwoorden of ideeën uit. 2. Daarna bespreken de tweetallen de ideeën die ze hadden. 3. Vervolgens vorm je viertallen, waarbij de verschillende tweetallen nagaan welke van hun ideeën uniek waren. 2

4. De leerkracht nodigt een leerling uit om het groepsresultaat te presenteren aan de klas. Koppen bij elkaar: Geschikt vanaf groep 3 Groepsgrootte: groepjes van 4 - Het actualiseren van voorkennis, oriëntatie op en introductie van een onderwerp. - Informatie kiezen, verzamelen, inventariseren en uitwisselen. - Begripsvorming, een gedachtegang opzetten en onder woorden brengen en toetsen, inductief en deductief redeneren. - Meningsvorming, een keuze verantwoorden, creatief denken, oplossingsstrategieën, begrippen verhelderen. Aandachtspunten: - deze werkvorm is ook prima te gebruiken in tweetallen. - Directe en gelijktijdige interactie, gelijkwaardige deelname. - Sociale vaardigheden: actief luisteren, meedenken en doen. - Creëren van positieve wederzijdse afhankelijkheid en betrokkenheid. 1. De leerkracht stelt een vraag en vraagt de leerlingen de vraag te beantwoorden of een oplossing te bedenken voor het probleem. 2. De leerkracht wijst de leerlingen een getal toe van 1 tm. 4 (zoals groepsvorming bij gym) 3. Alle leerlingen denken voor zichzelf na over de vraag over het probleem 4. De leerlingen met dezelfde cijfers gaan in viertallen bij elkaar zitten en bespreken het antwoord of de oplossing die ze bedacht hebben. 5. De leerkracht wijst van ieder groepje één (willekeurig) kind aan en vraagt het antwoord of de oplossingen. Denkhoofd: Geschikt vanaf groep 5 Groepsgrootte: groepjes van twee - Het actualiseren van voorkennis, orientatie op en introductie van een onderwerp - Informatie kiezen, verzamelen, inventariseren en uitwisselen - Nagaan of iets begrepen is 3

- Begripsvorming, inductief en deductief redeneren, creatief denken, oplossingen voor een probleem bedenken - Directe en gelijktijdige interactie, gelijkwaardige deelname - Sociale vaardigheden: overleggen, actief luisteren, meedenken en doen - Creëren van positieve, wederzijdse afhankelijkheid en betrokkenheid. 1. De leerkracht stelt een vraag en vraagt de leerlingen de vraag te beantwoorden of een oplossing te bedenken voor het probleem. 2. Alle leerlingen denken voor zichzelf na over de vraag of het probleem, 3. Op een teken van de leerkracht overleggen tweetallen die in de buurt van elkaar zitten, met elkaar over het antwoord of de oplossing die ze bedacht hebben. 4. De leerkracht wijst één willekeurig kind aan en vraagt het antwoord of de oplossingen. Gedachtelezen: Geschikt vanaf groep 5 Groepsgrootte: hele klas - groeps- en klassenvorming - Directe en gelijktijdige interactie, gelijkwaardige deelname - Oefenen van sociale vaardigheden: actief luisteren, meedenken en doen - Creëren van positieve wederzijdse afhankelijkheid en betrokkenheid 1. De leerling neemt een getal in gedachten dat groter of gelijk is aan 2 en kleiner of gelijk is aan 9. 2. Hij vermenigvuldigt dat getal met 9 3. De leerling telt de twee getallen van de uitkomst bij elkaar 4. Hij trekt er 5 vanaf 5. De leerling zoekt dan bij het getal dat overblijft naar de daarbij corresponderende letter uit het alfabet (A=1, B=2, enz.) 6. Hij bedenkt de naam van een land dat bij die letter hoort 7. Hij bedenkt dan een naam van een dier waarvan de naam begint met de tweede letter van dat land; dat mag geen vogel- of vissennaam zijn 8. Welke kleur heeft dat dier? 9. De leerling vertelt aan zijn partner wat hij gevonden heeft. 4

WERKVORMEN PASSEND BIJ DE MUZIKAAL RITMISCHE INTELLIGENTIE Het ritme van Geschikt voor groep 3 4 5. Groepsgrootte: hele klas - groeps- en klassenvorming - Directe en gelijktijdige interactie, gelijkwaardige deelname - Oefenen van sociale vaardigheden: actief luisteren, meedenken en doen - Creëren van positieve wederzijdse afhankelijkheid en betrokkenheid 1. De leerlingen zitten in een grote kring (deze opdracht kun je ook in verschillende kleinere kringen uitvoeren) 2. Eén van de leerlingen begint een bepaald ritme te klappen, bijvoorbeeld twee keer in de handen klappen. 3. Alle leerlingen klappen dit na en de buurman van de eerste leerling voegt er hierna nog een bepaald ritme aan toe, bijvoorbeeld twee keer in de handen klappen, eenmaal met de handen op de knie. De hele groep doet dit na. 4. De volgende leerling voegt er opnieuw iets aan toe, bijvoorbeeld twee keer in de handen klappen, eenmaal met de handen op de knie en twee maal knippen met de vingers. Tafeltjes zingen: Geschikt vanaf groep 4 Groepsgrootte: groepjes van 4 - groeps- en klassenvorming - begripsvorming - Uitwisselen van informatie - Directe en gelijktijdige interactie, gelijkwaardige deelname - Oefenen van sociale vaardigheden: actief luisteren, meedenken en doen. - Creëren van positieve en wederzijdse afhankelijkheid en betrikkenheid 1. Gebruik de uitkomsten van verschillende tafels (bijvoorbeeld 3, 6, 9, 12, enz. 7, 14, 21, 28, enz.) en vraag aan de viertallen om deze tafeluitkomsten in een bekend melodietje te verwerken) 2. De verschillende groepen presenteren hun liedje aan de hele klas en regelmatig worden de liedjes gezongen. 5

Ritme: Geschikt vanaf groep 1 Groepsgrootte: hele klas - groeps- en klassenvorming - Directe en gelijktijdige interactie, gelijkwaardige deelname - Sociale vaardigheden: meedenken en doen - Creëren van positieve en wederzijdse afhankelijkheid en betrokkenheid 1. Alle leerlingen zitten in de kring 2. De leerkracht ontwerpt een bepaald ritme: alle leerlingen slaan tweemaal op hun dijen, klappen twee keer met hun handen en knippen eenmaal met de vingers van de rechterhand en eenmaal met de vingers van de linkerhand. 3. Als iedereen dat ritme heeft overgenomen, begint het spel. Eén van de leerlingen begint. 4. Deze leerling zegt zijn naam op de eerste knip van de vingers en de naam van een tweede leerling op de tweede knip 5. Degene wiens naam op de tweede knip genoemd is, gaat verder, noemt zijn eigen naam op de eerste knip en die van een andere leerling op de tweede. 6. Degene van wie de naam op de tweede knip genoemd is, mag een nieuw ritme aangeven als hij/zij dat wil. Groepsyell: Geschikt vanaf groep 4 Groepsgrootte: groepjes van 4 - verbetering groepsklimaat - gelijkwaardige deelname - creeeren van positieve wederzijdse afhankelijkheid - oefenen van sociale vaardigheden 1. De leerkracht vraagt ieder groepslid zijn/haar naam of eigenschappen van hem/haar in te passen in een yell of lied dat hij/zij daarna aan de hele groep presenteert. Wat ook kan:leerlingen werken aan kleine groepjes om een yell te maken over een bepaald onderwerp. Eerst bedenken de leerlingen woorden en zinnen die met de leerstof te maken hebben. Dan verzinnen ze een ritme, waarbij de belangrijke 6

woorden of zinnen benadrukt worden. Tenslotte voegen ze het ritme aan hun yell toe, gewoonlijk in de vorm van stampen, klappen, bonzen of met de vingers knippen. Er kunnen bewegingen geïntegreerd worden bij de yell om ook de lichamelijk-kinesthetische intelligentie te stimuleren. Leerliedjes: Geschikt vanaf groep 5 Groepsgrootte: groepjes van twee - Verbetering groepsklimaat - Bevorderen van muzikaal ritmische vaardigheden - Beheersing van de leerstof - Onthouden op lange termijn 1. leerkracht bepaalt het onderwerp, waarover de leerlingen een liedje moeten schrijven. De leerlingen kunnen liedjes schrijven over welke leerstof dan ook. De leerkracht zoekt een bekende melodie uit voor de leerlingen, of de leerlingen verzinnen zelf een melodie (bijvoorbeeld: Vader Jacob, O Denneboom, Poesje Mauw, Klein Klein Kleutertje) 2. Leerlingen brainstormen over ideeën. Ze bedenken woorden, zinnen en ideeën die te maken hebben met het onderwerp. Bijvoorbeeld: eten. Het duo schrijft woorden op stukjes papier als: watermeloen, lunch, honger, lekker, snacks, de maaltijd is klaar. 3. De duo s schrijven songteksten van hun liedjes. Ze spelen met de ideeen die ze op hun stukje papier hebben geschreven door ze op de juiste manier te rangschikken zodat ze in de melodie passen. Ze oefenen het liedje voordat zij het aan de anderen laten horen. 4. De leerlingen zingen hun liedje met hun partner. Het is handig om het publiek voor het zingen van het liedje een kopie van de songtekst te geven, zodat zij het zowel ziet als hoort. * Achtergrondmuziek: Er zijn onderzoeken die suggereren dat door muziek stress afneemt, het leren en vasthouden van het geleerde verbetert (Campbell, 1997; Jensen 1995). Verschillende soorten muziek kunnen gebruikt worden om de leerlingen tot rust te laten komen, om een les- of dagdeel te starten, een bepaalde cultuur te exploreren, een werkstuk te verlevendigen, een stemming te creëren en uiteraard om leerlingen energie te geven. 7

WERKVORMEN PASSEND BIJ DE VERBAAL LINGUISTISCHE INTELLIGENTIE Brainstorm: Geschikt vanaf groep 3. Groepsgrootte: groepjes van 4. Materialen: kaarten met de letters van het alfabet. - Het actualiseren van voorkennis, oriëntatie op een onderwerp. - Groeps en klassenvorming. - Luisteren naar elkaar - Directe en gelijktijdige interactie. - Creëren van positieve wederzijdse afhankelijkheid 1. Leerling 1 neemt een letterkaart en bedenkt zoveel mogelijk woorden die met het onderwerp te maken hebben en die beginnen met deze letter. 2. Als hij/zij niets meer weet, geeft hij/zij de kaart aan leerling 2. 3. Leerling 2 gaat verder en geeft vervolgens de kaart aan nummer 3 enz. 4. Iedere keer als je de kaart doorgeeft, tellen de leerlingen zachtjes in zichzelf: eenentwintig, tweeëntwintig, drieëntwintig, en geven dan de kaart door. 5. Leerling 4 houdt de score van de genoemde woorden bij (dubbele woorden tellen niet) 6. Als leerling 3 is geweest, begint er weer een nieuwe ronde, met een nieuwe letter, dan begint nummer 2, enz. Het gaat erom in de volgende ronde een hogere score te halen. Bingo: Geschikt vanaf groep 5 Groepsgrootte: groepjes van 4 Materialen: papier en potlood/pen. - Presentatie, informatie uitwisselen en verzamelen - Groeps- en klassenvorming Aandachtspunten: - Te gebruiken bij bijvoorbeeld het aanleren van woordpakket - Goed te hanteren als activiteit waarbij je moet flitsen voor automatisering van kennis. - Sociale vaardigheden: luisteren naar elkaar 8

- Directe en gelijktijdige interactie - Creëren van positieve wederzijdse afhankelijkheid. 1. Iedere leerling schrijft voor zich op een verticaal gevouwen blaadje een tiental geleerde woorden. 2. De eerste leerling dicteert de tien woorden die de andere leerlingen opschrijven. 3. Nadat de leerlingen de woorden opgeschreven hebben, dicteert de tweede leerling zijn/haar tien woorden.. Ook nu weer schrijven de anderen deze op. 4. Dit herhaalt zich totdat iedereen aan de beurt is geweest. 5. Dan gaan de leerlingen na welke woorden ze zelf opgeschreven hadden en strepen de gelijke woorden door die anderen dicteerden. 6. De leerlingen controleren de overige woorden op fouten en strepen ze, als ze fout zijn, door. 7. Vervolgens gaan de leerlingen na hoeveel woorden er nog niet doorgestreept zijn en hoeveel woorden de totale groep had. Groepsinterview: Geschikt vanaf groep 5 Groepsgrootte: groepjes van méér dan twee (bij voorkeur even aantal) - Het actualiseren van voorkennis, oriëntatie op een onderwerp, reflectie, terugblik. - Presentatie, informatie uitwisselen en verzamelen - Meningsvorming, creatief denken, oplossingsstrategieën - Groeps- en klassenvorming - Zelfstandige verwerking - Sociale vaardigheden: luisteren naar, en vragen stellen aan elkaar - Directe en gelijktijdige interactie - Samenvatten wat de ander vertelde - Creëren van positieve wederzijdse afhankelijkheid 1. De leerkracht geeft aan over welk onderwerp men elkaar gaat interviewen. Daarna vorm je tweetallen. 2. Ieder bedenkt voor zichzelf welke vragen men aan de ander wil gaan stellen. De vragen schrijf je op. 3. In ieder tweetal stelt de een, in een bepaalde tijd, aan de ander de bedachte vragen. Men probeert ook door te vragen als het antwoord erg kort of onduidelijk is. De regel: Als je een vraagt krijgt die je niet wilt 9

beantwoorden, beantwoord dan de vraag zoals je die had willen krijgen, biedt ruimte voor het open houden van het gesprek. 4. Binnen de tweetallen wissel je van rol. 5. Je wisselt de bevindingen binnen de gehele groep uit. De leerkracht vraagt aan een aantal leerlingen wat men van de gesprekspartner gehoord heeft. Spreek en luister: Geschikt vanaf groep 5 Groepsgrootte: groepjes van twee - Het actualiseren van voorkennis, oriëntatie op en introductie van een onderwerp - Informatie kiezen, verzamelen, inventariseren en uitwisselen - Herhalen, begeleiden oefening, nagaan of iets begrepen is. - Meningsvorming, een keuze verantwoorden - Zelfstandige verwerking, reflectie - Een gedachtegang opzetten en onder woorden brengen - Begripsvorming, inductief en deductief redeneren, creatief denken, oplossingen voor een probleem bedenken. - Directe en gelijktijdige interactie, gelijkwaardige deelname - Sociale vaardigheden: overleggen, actief luisteren, meedenken en doen, op elkaar wachten, stellen van open vragen. - Creëren van positieve wederzijdse afhankelijkheid en betrokkenheid. 1. De leerkracht stelt een vraag of introduceert een onderwerp 2. Eén van de twee leerlingen van een tweetal reageert hierop, waarbij de ander nauwkeurig luistert. 3. Op een teken van de leerkracht wisselen de rollen en gaat de andere leerling verder terwijl de eerste nauwkeurig luistert. 4. Als het eerste teken gegeven is, zet de tweede leerling het betoog van de eerste leerling in diens lijn voort of beantwoordt hij/zij de vraag verder, voordat hij/zij met een nieuw idee komt. 5. Je wisselt verschillende keren en de strijd tussen de wisselingen kan verschillen (en soms niet te voorspellen zijn). Woordenslang: Geschikt vanaf groep 5 Groepsgrootte: groepjes van 4 Materialen: een samengesteld woord (telefoonkaartententoonstellingsoverzichtscatalogus) 10

- Het actualiseren van voorkennis, oriëntatie op een onderwerp, reflectie, terugblik - Presentatie, informatie uitwisselen en verzamelen - Groeps- en klassenvorming. - Luisteren naar elkaar - Directe en gelijktijdige interactie - Creëren van positieve wederzijdse afhankelijkheid 1. De leerkracht nodigt de groepen uit om zoveel mogelijk kleine woorden te halen uit een lang woord. 2. De leerlingen mogen de letters herschikken 3. Geef aan wanneer de tijd (bijna) voorbij is. 4. Vertel aan de hele klas hoeveel woorden je gevonden hebt. 5. Probeer de volgende keer nog meer woorden te vinden. 11

WERKVORMEN PASSEND BIJ DE LICHAMELIJK KINESTHETISCHE INTELLIGENTIE Formatie De docent geeft de groepjes een opdracht: Vorm de hoofdletter A of Gebruik jullie lichamen om het zonnestelsel uit te beelden. Leerlingen bundelen hun krachten, beslissen wie waar moet staan of bewegen om de opdracht uit te voeren. Het vormen van letters is erg geschikt voor groep 3/4, bijvoorbeeld ter introductie van een nieuwe (hoofd)letter. Dit kan ook met cijfers, of zelfs woorden. Ook wiskundige begrippen (cirkel, vierkant, driehoek etc.) kunnen dmv. formatie gevormd worden. Eens/oneens cirkel De groep staat in één grote cirkel. De docent staat in het midden en doet een uitspraak over een belangrijk thema zoals De doodstraf moet worden afgeschaft (bovenbouw). Leerlingen bewegen om aan te geven of ze het eens of oneens zijn met die stelling. Als een leerling het er helemaal mee een is, gaat hij dichtbij de docent staan, als hij het oneens is blijft hij op de omtrek van de cirkel. Leerlingen discussiëren met anderen die dicht bij hen staan over het onderwerp. In één oogopslag kunnen leerlingen zien hoe anderen over het onderwerp denken. Na een aantal rondes over verschillende onderwerpen is het ook mogelijk dat leerlingen zelf naar het midden komen en een stelling uiten. Deze werkvorm is een goede basis voor discussie, debat en onderlinge steun. Teamhints Dit is een populair spel dat succesvol toegepast kan worden in de klas om de lichamelijk-kinesthetische intelligentie te ontwikkelen. Het spelen in kleine groepjes bevordert actieve deelname. Iedere leerling krijgt een woord, bijvoorbeeld een bepaald begrip. In kleine groepen beeldt iedere leerling zijn woord uit. De teamleden moeten dan het woord raden. De leerlingen beelden om de beurt iets uit of maken gebruik van 12

bijv. een dobbelsteen. Als leerlingen meerdere woorden krijgen, kunnen er vele rondes worden gespeeld. Door deze werkvorm kunnen kinderen met taal bezig zijn op een lichamelijke manier: op deze manier dient het dus de ontwikkeling van de lichamelijke intelligentie als de taalontwikkeling. Ook geschikt om spreekwoorden aan te leren en te oefenen. Mix-bevries-groep Iedereen staat op en duwt zijn stoel door het lokaal om te 'mixen'. De docent roept: Bevries en iedereen staat stil, klaar om groepen te vormen. De docent stelt een vraag en naar aanleiding daarvan worden de groepen gevormd. De docent kan bijvoorbeeld vragen Hoeveel letters zitten er in het woord chocola? Leerlingen haasten zich om groepjes van zeven te vormen door handen vast te houden. Leerlingen die niet bij een groepje horen worden de gevonden voorwerpen : overige leerlingen die vooraan in de klas gaan staan. Een regel is dat leerlingen niet twee keer achter elkaar bij de gevonden voorwerpen kunnen horen. Een andere manier is met behulp van een aanwijzing. Bij aardrijkskunde kan bijvoorbeeld de volgende aanwijzing op het bord staan: Noord=2, Oost=3, Zuid=4, West=5. De vraag kan iets zijn als: Aan welke kant van Spanje ligt Portugal? De leerlingen haasten zich om groepjes van 5 te vormen. Deze werkvorm wekt het best als de groepjes die kunnen vormen kleiner zijn dan zes. Er kan ook gebruik worden gemaakt van muziek: zodra de muziek stopt bevriezen de leerlingen en vormen daarna groepjes als antwoord op de al eerder gestelde vraag. Rollenspel en uitbeelden Leerlingen krijgen inzicht in het leven van bepaalde personen en hun gedachtewereld als ze een rol spelen. Een voorbeeld is het maken van 'situatiekaartjes': een ongeval, hooligans, een aerobic les, een begrafenis, een belangrijke ondertekening etc. De kinderen beelden de situaties uit en de andere groepjes raden wat ze uitbeelden. Ook 13

kunnen de kinderen elkaar in een houding zetten, en de kinderen die in een houding gezet zijn raden dan wat zij uitbeelden. Een ander voorbeeld: de kinderen krijgen een opdracht om met hun groep (door leerkracht ingedeeld) informatie te verzamelen, en vervolgens beelden ze die situatie of bekende personen uit. Daarbij wisselen ze relevante informatie uit met de andere kinderen in de klas. Denk hierbij aan uitvinders, ontdekkingsreizigers, sportmensen, leiders, muzikanten etc. 14

WERKVORMEN PASSEND BIJ DE NATURALISTISCHE INTELLIGENTIE Gelijk/ongelijk Elk tweetal krijgt twee voorwerpen die in sommige opzichten gelijk zijn en in andere verschillend. Bijv. een blad van een plataan en een eikenblad, een mot en een vlinder, een roos en een madeliefje etc. De leerlingen zitten zo dat ze elkaars voorwerpen niet kunnen zien. De partners werken samen om alle overeenkomsten en alle verschillen tussen de twee voorwerpen te beschrijven en te noteren. Als de leerlingen klaar zijn, vergelijken ze hun voorwerpen om te zien welke andere overeenkomsten en verschillen ze nog kunnen vinden. Dit is een goede techniek om aandacht te leren schenken aan details, een primaire vaardigheid binnen de naturalistische intelligentie. Kijk-schrijf-gesprek Ieder groepje (2-4 kinderen) krijgt een voorwerp zoals een bloem, keukengerei of een oude schoen. Ze krijgen twee minuten de tijd om het te bekijken. Het doel is om ieder detail vast te leggen in hun visuele herinnering. Daarna wordt het voorwerp weggehaald. De leerlingen maken zo goed mogelijk een beschrijving van het voorwerp vanuit hun geheugen. Tenslotte gebruiken ze de beschrijvingen als basis voor een bespreking van de kenmerken van het voorwerp. Na het gesprek kunnen de leerlingen het voorwerp weer bekijken om te zien hoe nauwkeurig ze waren of wat ze gemist hebben. Kijk-teken-tweepraat Leerlingen bekijken eerst individueel een voorwerp, bijvoorbeeld een blaadje onder een vergrootglas, een cel onder de microscoop, een ster of een boom in de verte door een telescoop of gewoonweg een worm met het blote oog. Terwijl ze het voorwerp bestuderen tekenen de leerlingen het. Dan komen twee leerlingen die hetzelfde voorwerp hebben bestudeerd en getekend bij elkaar. Ze noemen om de beurt eigenschappen van het voorwerp. Tweetallen kunnen observaties vergelijken met een ander tweetal. 15

Kijk-schrijf-tweepraat/vierpraat Leerlingen bestuderen eerst zelfstandig voorwerpen of iets anders. Ze schrijven hun bevindingen op. De leerlingen gaan bijvoorbeeld allemaal naar het schoolplein om het gedrag van mieren te observeren. Ze houden gedetailleerde notities bij van hun observaties. Als ze terugkomen in de klas, maken ze met deze informatie een gedetailleerde beschrijving. Leerlingen vormen groepjes van 2 en bespreken hun observaties. Als alternatieve werkvorm is ieder teamlid (van een groep van 4) een ander onderwerp te bestuderen. Een leerling observeert het gedrag van mieren, een ander de soorten gras op het veld, een ander de bloemen rond de school en een ander de bomen. Leerlingen leggen hun observaties vast, maken een beschrijving, wisselen wat ze geleerd hebben uit met hun groepsleden (Expertmodel). Op deze manier leren leerlingen observatiestrategieen kennen en leren ze van alles over andere natuurlijke verschijnselen via leeftijdsgenoten. Rubriceren: Venn Diagram Stuk voor stuk worden allerlei voorwerpen geplaatst in een Venn Diagram totdat de verzamelingen in cirkel 1 of 2 zijn onderverdeeld. Waar de beide cirkels overlappen daar hebben de voorwerpen kenmerken die voor beide categorieën gelden. De kinderen gaan met elkaar overleggen (2/3-tallen) of zij de spullen in twee 'categorieën' kunnen verdelen. Bijvoorbeeld: Je hebt een tafel met de volgende spullen: balpen, potlood, houtskool, steen, etui, schrift, inktvulling, schelp, gum, schaar (met plastic handvat) Cirkel 1: Cirkel 2: Beide: balpen potlood houtskool inktvulling schrift steen gum schaar schelp 16

WERKVORMEN PASSEND BIJ DE LOGISCH MATHEMATISCHE INTELLIGENTIE Zoek mijn systeem: Zoek mijn systeem is een werkvorm die gebruikt wordt voor het ontwikkelen van begrip, het oplossen van problemen in een team en het inductief redeneren. Voor deze werkvorm tekent de docent 2 kaders op het bord. Er worden verschillende items in deze kaders getekend of geschreven die gebaseerd zij op een 'regel. Bijvoorbeeld in het ene kader even en in het andere kader oneven, of de tafel van 3 en de tafel van 2. De kinderen proberen de regel te vinden. Er wordt telkens aan elk kader een item toegevoegd. In tweetallen zoeken de kinderen naar mogelijke regels. Als een team denkt dat het de regel gevonden heeft, mag er iemand naar het bord komen om daar een nieuw item aan beide kaders toe te voegen. Als het onjuist is, wordt het antwoord uitgeveegd, als het antwoord wel juist is gaan de andere teams door totdat ze de regel weten. Hoe laat ben ik? (Variant van wie ben ik). Deze werkvorm ontwikkelt het inductief redeneren, de probleemoplossende vaardigheden en stimuleert effectieve vraagstelling. De kinderen tekenen een grote en een kleine wijzer op een klok. Deze wordt op de rug van een ander kind geplakt, zonder de tijd te laten zien. De kinderen lopen rond en stellen aan een partner om beurten ja/ nee vragen, totdat ze een nee als antwoord krijgen. Daarna gaan ze op zoek naar een nieuwe partner om er achter te komen welke tijd hun klok aangeeft. TweeVergelijk: Deze werkvorm stimuleert de logisch-mathematische intelligentie d.m.v. het vergelijken van antwoorden en daagt tweetallen uit om nieuwe ideeën te bedenken. De kinderen werken in tweetallen om een lijst met ideeën samen te stellen. Ze proberen bijvoorbeeld sommen te bedenken waarvan de uitkomst 17

24 is. Beiden schrijven om de beurt een nieuwe som op. Nadat ze een lijst van sommen hebben gemaakt, vormen ze samen met een ander tweetal een groepje van vier. De tweetallen vergelijken hun sommen, om te zien welke som alleen één van de paren had verzonnen en welke sommen beide paren hadden. Als groepje van vier proberen de leerlingen dan aanvullende sommen te bedenken die geen van beide tweetallen had gevonden. Rekenen met noten: Deze logisch-mathematische activiteit bevordert ook de muzikaal-ritmische intelligentie. Met een verklarende notenlijst rekenen de kinderen met muzieknoten: optellen (het aantal tellen per regel), aanvullen van patronen (welke noot komt erna) of bijvoorbeeld aangeven of de waarde van een aantal noten samen groter dan, minder dan of gelijk aan een volgende notenreeks is. Een muzikale context maakt deze activiteit zinvol en constructief. Vergelijken en Tegenstellen: In twee elkaar overlappende kaders noteren de kinderen overeenkomsten en verschillen tussen twee onderwerpen. Dat kan over van alles gaan, van voetbal en tennis tot een eikenboom en een roos. Ze schrijven alle dingen die alleen het voetbal kent in het voetbalkader, en de tennisdingen in het tenniskader In het overlappende deel noteren de kinderen alle dingen die voor beide opgaan. 18

WERKVORMEN PASSEND BIJ DE VISUEEL RUIMTELIJKE INTELLIGENTIE Doe mij na: Doe mij na is een erg sterke visueel-ruimtelijke didactische werkvorm omdat een beroep gedaan wordt op richtinggevoel, ruimtelijke begrippen en verhoudingen, visuele informatie, visuele communicatie en visuele voorstelling. De kinderen vormen koppels, waarbij één de zender is en één de ontvanger. Beide partners beschikken over identiek materiaal om een ontwerp te creëren ( blokjes, krijtjes, legpuzzels, mozaïektegeltjes, speelkaartfiguurtjes). De tweetallen zitten afgescheiden door een scherm. De zender creëert zijn ontwerp zonder dat de ontvanger het ziet. De ontvanger moet proberen het ontwerp identiek na te maken op grond van de beschrijvingen van de zender. Visuele aanwijzingen zijn hierbij erg belangrijk. Om te slagen moet de ontvanger visualiseren wat wordt omschreven. De kinderen controleren na afloop het resultaat en wisselen daarna van rol. Analytische en verbale vaardigheden kunnen verbeterd worden door gebruik van speelstukken die veel op elkaar lijken, met kleine verschillen. Beschrijf het kasteel (of iets anders): De kinderen werken in tweetallen. Ieder krijgt een getekende afbeelding, bijvoorbeeld van een kasteel. Elk kind beschrijft zo goed mogelijk op papier hoe de afbeelding eruit ziet. Daarna geeft ieder zijn beschrijving aan de ander, zonder de afbeelding erbij. Diegene moet proberen volgens de beschrijving een tekening te maken, die de oorspronkelijke afbeelding zo dicht mogelijk benadert. Als dat is gebeurd, vergelijken de kinderen de tekeningen en bespreken hoe ze de beschrijving beter hadden kunnen maken. Dicht bij mij: De kinderen tekenen een kleine cirkel in het midden van een blad waarin ze ik schrijven. Daaromheen komt een middelgrote cirkel, en daar weer omheen een grote cirkel. Ze tekenen zichzelf in het midden van de cirkel waar ik staat. Daarna tekenen ze de mensen om zich heen die het meest voor ze betekenen 19

(bijvoorbeeld familie) het dichtst bij zich. Vervolgens tekenen ze de mensen die minder voor hen betekenen verder van zich vandaan. Deze visueelruimtelijke activiteit bevordert de interpersoonlijke intelligentie. Vergroten door vierkanten: Om een plaatje te vergroten door vierkanten moet je een raster van vierkante ruitjes over het oorspronkelijke plaatje tekenen. Daarna moet je een groter ruitjesraster tekenen waarbij de lengte en de breedte van ieder ruitje hetzelfde zijn, bijvoorbeeld twee keer zo groot als het oorspronkelijke raster. Teken het plaatje na met het raster als hulpmiddel. De ik-mobiel: De kinderen maken een mobiel over zichzelf. Ze maken tekeningen van hun lievelingsonderwerpen: lievelingsboek, -film, -popgroep,- instrument, -vak, - toetje, -kleur, -sport, -tv-programma. Deze knippen ze uit en maken met touw en een kleerhanger een mobiel. Deze visueel-ruimtelijke activiteit bevordert de intrapersoonlijke intelligentie. 20

WERKVORMEN PASSEND BIJ DE INTERPERSOONLIJKE INTELLIGENTIE Team Interview: Bij team Interview oefenen kinderen vragen stellen en formuleren. In kleine groepjes krijgt iedere leerling de beurt om in de spot te staan. Een leerling staat op, de groepsleden stellen vragen. De vragen kunnen te maken hebben met een bepaald onderwerp of ze kunnen persoonlijk zijn. Bijvoorbeeld met interviewkaartjes over persoonlijke favorieten. Er zijn per groepje van vier vier verschillende interviewkaarten beschikbaar, met vragen over bijvoorbeeld wat is je hobby en waarom, je lievelingskleur, - auto, -dier, -sport, -artiest enz. Elk teamlid krijgt een kaart. Een teamlid staat op om geïnterviewd te worden. Iedereen stelt zijn vragen, inclusief de geïnterviewde. Daarna staat de volgende teamgenoot op om geïnterviewd te worden. Iedereen geeft zijn interviewkaart aan de persoon die rechts van hem zit, zodat de vragen rouleren. Ze gaan hiermee door totdat elke teamgenoot geïnterviewd is over hun favorieten en totdat elke persoon alle vier de kaarten heeft gehad. Genummerde koppen bij elkaar: Deze didactische werkvorm creëert actieve participatie en schakelt de interpersoonlijke intelligentie in. De leerlingen werken in een groep samen om de vragen van de leerkracht te beantwoorden. De leerkracht stelt een (herinnerings- of open) vraag, de leerlingen steken de koppen bij elkaar om de vraag te bespreken en te zorgen dat ze allemaal het antwoord weten. De leerkracht noemt een getal tussen de 1 en de 4 en wijst dan een groep aan. De leerling uit die groep met dat nummer geeft dan het antwoord van zijn groep. Geef door: Een leerling van ieder groepje wordt uitgekozen om het lokaal te verlaten. De lee rkracht legt iets uit of geeft informatie aan de overgebleven leerlingen. De afwezige leerlingen keren terug naar hun groep. Groepsleden leren hen wat ze hebben gemist toen ze weg waren. Omdat daarna de afwezige leerlingen van elk groepje van de leerkracht 21

quizvragen te beantwoorden krijgen, zijn de teamleden goed gemotiveerd de leerstof goed over te brengen en wordt het mogelijk na te gaan hoe de leerlingen elkaar de informatie overbrengen. Praatkaartjes: Praatkaartjes reguleren de communicatie en geven elke leerling een gelijke kans om zijn ideeën te uiten. Iedere leerling heeft een praatkaartje (blanco kaartje). Leerlingen leggen hun kaartje in het midden van de tafel als ze gaan praten. Ze kunnen in willekeurige volgorde het woord nemen, maar ze kunnen geen tweede keer praten totdat alle Praatkaartjes in het midden liggen. Als alle Praatkaartjes in het midden liggen (als iedereen heeft gesproken) worden ze weer verdeeld en kan iedereen weer in willekeurige volgorde spreken. Dobbelsteen: Je maakt een dobbelsteen met op de 6 vlakken: wie, waarom, hoe (elk 2 keer) of aangevuld met wat, waar/ wanneer, welke. Op de andere dobbelsteen zet je: is, heeft, doet, kan, zal, zou. - Informatie kiezen, verzamelen, inventariseren en uitwisselen - Begripsvorming, inductief en deductief redeneren - Een gedachtegang opzetten en onder woorden brengen - Zelfstandige verwerking - De leerlingen werken in groepjes van vier. - Een leerling rolt de dobbelstenen en formuleert een vraag met woorden op de dobbelstenen - De andere groepsleden beantwoorden de vraag en schrijven de antwoorden op. - Dit herhaalt zich: met de klok mee komt ieder aan de beurt. - Dit herhaalt zich totdat de tijd om is - De leerkracht nodigt een leerling uit om een beperkt aantal vragen en antwoorden van de groep te presenteren aan de klas. 22