In het westen van Nederland worden de huizen Vroeger heiden ze boomstammen de grond in, tegenwoordig



Vergelijkbare documenten
de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

We spelen in het huis van mijn mama deze keer,

1. Joris. Voor haar huis remt Roos. Ik ben er. De gordijnen beneden zijn weer dicht.

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

Verhaal: Jozef en Maria

Inleiding. Veel plezier!

BIJLAGEN LESPAKKET 1.2

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

R O S A D E D I E F. Arco Struik. Rosa de dief Arco Struik 1

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

Exodus 17,1-7 - Water uit de rots voor mensen met een kort lontje

Dat is een koopje! HOOFDSTUK 8 WOORDEN. Kies het goede woord. Ik ga even naar de... Ik ga sla en tomaten halen. a groenteman b slager

De Samenleving: samen of ieder voor zich? Oefening b. Alle mensen zijn anders en dat moeten we respecteren. 2 Han van Eijk - Leef

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen.

Klein Kontakt. Jarigen. in april zijn:

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Pasen met peuters en kleuters. Jojo is weg


Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.

3 Bijna ruzie. Maar die Marokkanen en Turken horen hier niet. Ze moeten het land uit, vindt Jacco.

De ontelbaren is geschreven door Jos Verlooy en Nicole van Bael. Samen noemen ze zich Elvis Peeters.

afgeven de kleur gaat in de Dit rode overhemd moet je apart wassen, want het g a. andere kleren zitten

Tik-tak Tik-tak tik-tak. Ik tik de tijd op mijn gemak. Ik haast me niet zoals je ziet. Tik-tak tik-tak, ik denk dat ik een slaapje pak.

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.

Kinderfolder ALS JE EEN GELEIDEHOND TEGENKOMT

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

Inhoud. Aan jou de keuze 7. Niet alleen maar een boek 187. Auteurs 191. Dankwoord 197

Er zijn mensen nodig met nieuwe fantasie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Micha kijkt Ruben aan. Hij trekt een gek gezicht. Micha houdt niet van puzzelen, want de puzzels die oma maakt, zijn altijd heel erg moeilijk.

Bijbellezing: Johannes 2 vers Bruiloftsfeest

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Wat kan ik voor u doen?

STEENSOEP OMA VERTELT EEN VERHAAL

Water Egypte. In elk land hebben mensen hun eigen gewoontes. Dat merk je als je veel reist. Ik zal een voorbeeld geven.

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster

Op reis naar Bethlehem

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Deel het leven Johannes 4:1-30 & december 2014 Thema 4: Gebroken relaties

Hoe lang duurt geluk?

Ik ben Sim-kaart. Mobiel bellen groep 5-6. De Simkaart is een meisje, tikkeltje ondeugend en een echte kletsgraag. Aangeboden door

Tuin van Heden.nu 1 Mag ik zijn wie ik ben? Van In 5

eerste communieproject H. Theobaldusparochie, Overloon Hoofdstuk 6 Het leven kan een feest zijn

Thema 2 De Samenleving: samen of ieder voor zich?

Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere

Luisteren: muziek (A2 nr. 7)

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Gevaarlijke liefde. Weet jij wie die jongen is? Zit hij ook bij ons op school? Mooi hè, Kim? Maar wel duur! Ik geloof dat hij Ramon heet!

Vermoord? vroeg Evi angstig. Ongetwijfeld. Maar de directeur... Vermoord, herhaalden we beslist. Daarna hebben ze zijn lichaam ondergedompeld in een

Ik ben Sim-kaart. Mobiel bellen groep 7-8. De Simkaart is een meisje, tikkeltje ondeugend en een echte kletsgraag. Aangeboden door

Voor jou. Verhalen van mantelzorgers. Anne-Rose Hermer

Gezond thema: DE HUISARTS


sarie, mijn vriend kaspar en ik

GODS GEZIN. Studielessen voor 4-7 jarigen

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

0-3 maanden zwanger. Zwanger. Deel 1

Dit is het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie. Dit vindt de ChristenUnie belangrijk voor Nederland. Lees maar!

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

ANNA EN ALEX NEMEN HET OP TEGEN DE VALSEMUNTERS

Als je ergens heel erg bang voor bent, dan heb je angst. Je hebt bijvoorbeeld angst voor de tandarts.

Help, mijn papa en mama gaan scheiden!

Er is toch niemand die jou aardig vindt. SUKKEL.

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

Wat eten we vanavond?

NAAM. Uil kijkt in een boek. Het is een boek over dieren. Er staan plaatjes in. Van elk dier één. Uil ziet een leeuw. En een pauw. En een bever.

H E T V E R L O R E N G E L D

Maatschappelijk werk (alweer)

1. Nooit in orde! Wat moeten wij met u nu aanvangen? Wat moeten wij met u nu doen? Gade gij nu nooit eens luisteren? Ge zijt echt niet te doen!

Antwoorden Thema 5 woonomgeving. Oefening mag 2. moest 3. Mag 4. moeten 5. Mag 6. moeten 7. moet 8. mogen 9. mocht 10.

Geelzucht. Toen pakte een vrouw mijn arm. Ze nam me mee naar de binnenplaats van het huis. Naast de deur van de binnenplaats was een kraan.

De twee zaken waarover je in dit boek kunt lezen, zijn de meest vreemde zaken die Sherlock Holmes ooit heeft opgelost.

Hoe ik talent voor het leven kreeg

futurum (vs) conditionalis perfectum

ANNA EN ALEX NEMEN HET OP TEGEN DE VALSEMUNTERS

Weer naar school. De directeur stapt het toneel op. Goedemorgen allemaal, zegt hij. * In België heet een mentor klastitularis.

Voorwoord. Daarna ging ik praten met Chitra, een Tamilvrouw uit Sri Lanka. Zij zette zich in voor de Tamilstrijd.

Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen

tje was saai. Haar ouders hadden een caravan, waarmee ze ieder jaar in de zomer naar Frankrijk gingen. Ook voor deze zomer was de camping al

nooit Zeer ruw en onvoorzichtig zijn Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen Als een olifant door een porseleinkast gaan

Denkfouten. hoofdstuk 6. De pretbedervers. De zwarte bril

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

A) Schrijf het verbum in de best passende tijd en vorm, eventueel met een hulpverbum

Transcriptie:

P LEMMATICA P 1 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN ± = synoniem = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactische/contextuele eenheid (.)... «= syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement De P(ee) van Piet(er) p.a. pag. par. pers. pk P.S. per adres pagina/bladzijde paragraaf persoon/persoonlijk paardenkracht Post Scriptum, naschrift, vergeten (te schrijven) de p(ee) inhebben/had de p(ee) in/heeft de p(ee) ingehad Sinds die ruzie van vanmorgen heeft ze (er) En gisteren was ze nog in een stralend humeur! behoorlijk de pee in. ± Je kunt zien dat ze de smoor inheeft, ze trekt eengezicht als van een oorwurm! pa/pap/pappa Dag pa, hoe gaat het?, vraagt de student../ ±..\ aan zijn oude heer. Welterusten pap(pa), zegt Nellie../ ±..\ tegen haar vader. Dat boek heb ik van mijn pappa../ «..\ en mijn mamma gekregen. de paal/palen In het westen van Nederland worden de huizen Vroeger heiden ze boomstammen de grond in, tegenwoordig op palen gebouwd. gebruiken ze er beton voor. Aan het begin van de straat staat een paal../ «..\ met wel drie verkeersborden erop. Je kunt daar niet op het trottoir parkeren, de Die staan zó dicht bij elkaar dat je er niet met je auto tussendoor kunt. gemeente heeft er allemaal paaltjes neergezet. Je kunt er wel mooi je fiets tegenaan zetten! De regering wil nu toch paal en perk gaan stellen ± Het wordt wel tijd dat ze dat aan banden gaan leggen. aan het zinloze geweld op straat. Ze hebben het veel te lang op zijn beloop gelaten. Eerst was iedereen wild enthousiast over mijn plan, maar ± Toen het er op aankwam om echt iets te doen, haakte iedereen af. toen puntje bij paaltje kwam, had niemand tijd om te helpen. Toen de acteur zijn tekst kwijt was, stond hij voor paal. ± Hij sloeg een figuur als modder / stond voor gek. het paar/de paren Ik koop een paar schoenen en een paar wanten. ± Ik heb immers twee voeten en twee handen! Die twee vormen best een leuk paar, vind ik. ± Inderdaad, het is een leuk stel. Gaat het koninklijk paar nog naar Rusland? ± Ik geloof dat Koningin Beatrix en Prins Claus volgende week vertrekken. Hoeveel paren kunnen aan die wedstrijd meedoen? ± Er kunnen zich twintig tweetallen inschrijven. Johnny en Rijk: een paar apart! ± Ja, dat is een bekend komisch duo / stel.

LEMMATICA P 2 een paar/ - Ik ben maar een paar dagen ziek geweest. ± Gelukkig duurt zo n koutje meestal maar enkele dagen, na een dag of twee, drie was ik weer beter. (.) Ik geloof dat ik niet genoeg glazen heb. «Hier heb je er een paar van mij. (.) De meeste cursisten zijn met vakantie. «Er zijn er maar een paar thuisgebleven. het paard/de -en Het paard is een edel dier. Het heeft geen poten maar benen en geen bek maar een mond! De cowboy springt op zijn paard en rijdt snel weg. ± Hij geeft zijn ros de sporen en trekt de teugels strak aan. Ook het beste paard struikelt wel eens! ± Iedereen maakt wel eens een fout! De beste breister laat wel eens een steek vallen. Paarden die de haver verdienen, krijgen ze niet. ± Je krijgt niet altijd loon naar werken. Je mag een gegeven paard niet in de bek kijken. ± Je moet geen kritiek hebben op iets dat je cadeau krijgt. Je mag best man en paard noemen. ± Vertel maar gerust hoe het precies in elkaar zit. Er doekjes om winden heeft geen zin. Dat kind is wel erg over het paard getild! ± Iedereen hemelt het altijd zo op, dat het nu een verwaand nest is. De student woont in een oude, verwaarloosde troep! ± Je kunt er niets kapot maken: er ìs bijna niets! Een blind paard kan er geen schade doen. Het bleek dat we het paard achter de wagen ± We hadden de zaak helemaal verkeerd aangepakt en in de verkeerde hadden gespannen. volgorde gewerkt! Het oog van de meester maakt het paard vet. ± Als de baas de zaak in de gaten houdt, levert die de meeste winst op. We hebben gisteren gewerkt als een paard. ± We moesten wel zo enorm hard werken om dat karwei in één dag klaar te krijgen. De schaker sloeg het paard van zijn tegenstander. «Direct daarna was hij zelf een toren en twee pionnen kwijt! Met een prachtige sprong over het paard besloot Hij kwam aanlopen, zette zijn handen op het paard en maakte een de turnkampioen zijn serie oefeningen. dubbele salto! ^ paard, ezel, kameel, bok, os, buffel, hond: dieren die werk doen voor de mens (gedomesticeerde dieren). Meestal zijn het trekdieren of lastdieren. paardrijden/reed.. paard/paard gereden Als je goed wilt leren paardrijden kun je het beste ± Het valt namelijk helemaal niet mee om op een paard te zitten en het naar een manege gaan en daar les nemen. precies te laten doen wat jíj wilt! het paars/ - Paars krijg je door rood en blauw te mengen. ± We noemen die kleur ook violet. Bisschoppen gaan in het paars gekleed../ ±..\ als symbool voor het bloed dat ze bereid moeten zijn te storten voor de Rooms-Katholieke kerk. ^ violet, lila, mauve, purper, zachtpaars zijn tinten/nuances van het paars. paars/-e Paarse tulpen zijn er niet zoveel../..\ als gele en rode. ~ Mijn handen en mijn gezicht waren paars../ «..\ van de kou.

LEMMATICA P 3 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN ± = synoniem = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactische/contextuele eenheid (.)... «= syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement de paashaas/ -hazen De paashaas verstopt../ «..\ de paaseieren in de tuin. Heb je de paashaas in het centrum gezien? ± Bedoel je die kerel in een dierenpak met lange oren en een mandje eieren op z n rug? het pad/de -en Er lopen twee paden langs de autoweg: het ± Die smalle wegen zijn dus voor de voetgangers en de fietsers. voetpad en het rijwielpad. Als het morgen mooi weer is, wil ik vroeg op pad gaan. ± Ik ga er graag zo vroeg op uit. Wat ben jij nog laat op pad! Waarom zit je niet lekker thuis? Tot zijn grote verdriet is zijn dochter op het ± Ze is aan drugs verslaafd en om aan geld daarvoor te komen is ze slechte pad geraakt. in de prostitutie terecht gekomen. Slechte vrienden hebben die jongen op het Er zijn een paar mensen die proberen hem weer op de goede weg verkeerde pad gebracht. te helpen. de pad/ -den Padden zijn een soort kikvorsen. Zij leven op het land. «Kikkers zijn meer waterdieren. de paddestoel/ -en In de herfst groeien er veel paddestoelen in het bos en in grotten. ± Sommige van die zwammen zijn eetbaar, zoals champignons, maar er zijn ook heel giftige. Zulk soort winkels verrijzen als paddestoelen uit de grond. ± Er zijn in heel korte tijd wel tien van die zaken in de stad geopend. de pagina/ - s De titel van het boek staat op de eerste pagina. ± Het verhaal begint op de derde bladzijde. Heeft dat boek 897 pagina s? «Krijg ik nooit uit. Ik heb geen geduld voor zulke dikke pillen. het pak/de -ken De postbode kwam een groot pak brengen. ± Het was een pakket van mijn zuster in Australië. Moet ik een pak melk meebrengen../..\ of een fles? Hij rookt een pakje sigaretten per dag. ± Hij koopt altijd 10 doosjes tegelijk, een slof heet dat. Ik moet dat pak oude kranten naar de container brengen. ± Er ligt alweer een hele stapel in de gang. Mijn broer heeft een pak en twee overhemden gekocht. ± Een grijs kostuum, een wit en een blauw shirt. ~ Als Jantje erg stout is, krijgt hij een pak slaag van z n vader. ± Dan zal hij al menig pak rammel gehad hebben want t ís me een ondeugende aap! ± Zo af en toe een pak voor z n broek heeft hij nodig! Ben je veilig thuis? Dat is een pak van m n hart! ± Da s een hele opluchting, ik maakte me al ongerust! Kop op, niet bij de pakken neerzitten! ± Niet de moed laten zakken! Er komen betere tijden!

LEMMATICA P 4 pakken/pakte/gepakt En, ben je klaar voor je reis? Heb je al gepakt? ± Ja, ik heb net vanmiddag mijn bagage klaargemaakt. Koffers pakken vind ik wel leuk../..\ maar ze uitpakken vind ik vreselijk! De jongen pakt een glas en doet er cola in. Hij drinkt het leeg en zet het dan op het/de aanrecht. Als het vanavond glad is, ga ik niet met de auto, ±..\ of ik neem de bus. dan pak ik de tram../ Ik heb dorst, zullen we een pilsje pakken? ± Goed, we gaan in dit café een biertje drinken. Eindelijk heeft de politie die tasjesdief gepakt. ± Gisteren hebben ze hem gearresteerd. ~ In het spitsuur stonden de mensen op elkaar gepakt in de tram. ± Mannetje aan mannetje stonden ze, als haringen in een ton! ~ Ik heb dat boek in één ruk uitgelezen, het pákte me. ± Vreemd, mij boeide het helemaal niet!../..\ Ik vond er eigenlijk niets aan! Het ventje rukte zich los en het duurde wel even voor ± Buiten adem kon ze hem eindelijk weer grijpen. zijn moeder hem weer te pakken had. ~ De muggen hebben me vannacht vreselijk te pakken gehad../ #..\ m n hele gezicht zit ónder de muggenbeten! ~ Wacht maar, ik krijg jou nog wel te pakken! ± Ik neem je heus wel een keer te grazen! ~ Ik heb al de hele dag geprobeerd hem te pakken te krijgen../ ±..\ maar t is me nog steeds niet gelukt contact met hem te krijgen. ~ Op 1 april hebben we hem toch te pakken genomen! ± Volgens goed gebruik hebben we hem flink voor de gek gehouden. Na die ruzie met haar baas kon ze haar koffers / biezen pakken. ± Ze werd op staande voet ontslagen. Hij voelde zich gepakt toen bleek dat zijn vriendin alléén ± Hij was erg teleurgesteld dat ze niet op hem gewacht had. naar de film was gegaan. Hij heeft het aardig te pakken! ± Hij is al een paar dagen flink ziek! Ze heeft het vreselijk te pakken van die nieuwe leraar. ± Ze is niet de enige die smoorverliefd op hem is. het pakket/de -ten De post is aan de deur geweest met een pakket toen ik niet ± Na vijven kan ik het pak ophalen op het postkantoor. thuis was, hij heeft een briefje achtergelaten. Grote bedrijven geven hun werknemers met Kerst een pakket../ «..\ met allerlei luxe dingen er in. Een kerstpakket! De regering heeft een pakket maatregelen genomen ± Er zijn allerlei voorschriften bedacht om die fraude moeilijker te om de belastingfraude tegen te gaan. te maken. Zit dat medicijn in het ziekenfondspakket? ± Ja, het ziekenfonds betaalt het als de arts het voorschrijft. Als je medicijnen wilt gaan studeren moet je ± Dan moeten wiskunde en scheikunde in de combinatie van je een zwaar (vakken)pakket kiezen. eindexamenvakken zitten. het paleis/de paleizen Koningin Beatrix woont in het paleis Huis ten Bosch, ± Er zijn nog meer vorstenverblijven in ons land: Het Loo en maar ze werkt in het paleis Noordeinde. Paleis Soestdijk bijvoorbeeld. In die buurt staan enorm grote en dure huizen: ± Kasten van huizen die een paar miljoen kosten! paleizen gewoonweg! Als je een arbeidershuisje zoekt, moet je in een andere buurt zijn! Het Paleis van Justitie is../ ±..\ het kantoor van de rechterlijke macht. ^ paleis, villa, bungalow, eengezinswoning, herenhuis, portiekwoning, etage, appartement, flat, arbeidershuisje, hutje: woningen. de pan/ -nen In welke pan moet ik de groente koken? «Neem de roestvrij stalen maar met het glazen deksel. Zal ik de soep in de keuken opscheppen of de pan op tafel zetten? «Laat de soep maar in de pan, op de borden wordt hij zo gauw koud! ~ De prijzen van de huizen rijzen de laatste tijd de pan uit. ± Zo langzamerhand worden de huizen onbetaalbaar. Het leger heeft de vijand in de pan gehakt. ± Vrijwel alle vijandelijke soldaten werden gedood.

LEMMATICA P 5 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN ± = synoniem = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactische/contextuele eenheid (.)... «= syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement de pan/ -nen, vervolg M n vader gaf m n broer een enorme uitbrander ± Mij gaf hij ook een flink standje. en ik kreeg ook een veeg uit de pan. ^ kookpan, braadpan, steelpan, snelkookpan, koekenpan, poffertjespan, stoompan: allemaal pannen. Door de storm zijn er heel wat pannen van het dak gewaaid. ± Gek eigenlijk, die losse dakbedekking in n land waar t bijna altijd waait! ~ Wat maken jullie weer n lawaai! De pannen vliegen van het dak! ± Het huis is te klein! Zo, jullie zijn voor vannacht onder de pannen! ± Gelukkig, jullie zijn uit de zorgen: jullie hebben nu even onderdak. Wat een ongelooflijke pan is het hier! ± Wat heb je weer een rommel gemaakt! Een puinhoop! de paniek/ - De brand in de bioscoop veroorzaakte een grote paniek:../..\ alle mensen wilden in doodsangst tegelijk naar buiten. Vooral de rookontwikkeling zaaide paniek. ± Die dikke walm deed veel angst ontstaan. Iedereen vluchtte in paniek de zaal uit. ± Doodsbang probeerde iedereen weg te komen. de panne/ - Onderweg zagen we verschillende auto s met panne ± Dat lijkt me zó erg om met pech langs de weg te staan en te moeten langs de kant staan. wachten op de wegenwacht! de pannenkoek/ -en Ik houd niet zo erg van die dikke, Hollandse pannenkoeken. ± Die Franse, flinterdunne crêpes vind ik wél lekker! Wat zal ik bakken, pannenkoeken of drie-in-de-pan? ± Doe maar van die dunne pannenkoekjes, flensjes! ^ crêpes, drie-in-de-pan, flensjes, pannenkoeken: in de koekenpan gebakken nagerechten. de pantoffel/ -s In huis draag ik geen schoenen, maar pantoffels. ± s Zomers draag ik muiltjes en s winters dichte, warme sloffen. ~ Die man zit enorm onder de pantoffel. ± Hij heeft thuis niets te vertellen, z n vrouw is de baas,../ ±..\ hij is dus een pantoffelheld! het papier/de -en Goedkoop papier, zoals krantenpapier, wordt Gelukkig kan oud papier goed gerecycled worden, anders bleef er geen van hout gemaakt. boom over! Zet dat plan van jou maar eens op papier! ± Als je het opschrijft, kan iedereen er aandacht aan besteden. Op papier lijkt het een prachtig plan../..\ maar in de realiteit zal er weinig van terecht komen, vrees ik. (Het) papier is geduldig,../ ±..\ dat spreekt je niet tegen. Op papier kun je alles beweren / bij elkaar fantaseren. Hij had al lang op reis moeten zijn maar zijn papieren ± Vooral voor dat ene land moet hij veel officiële stukken laten zien. zijn nog steeds niet in orde. Bij de grens vroegen ze naar mijn papieren. Hé wat vreemd, bij mij maakten ze een gebaar van: rij maar door! ± Nou, Ik moest mijn paspoort laten zien. ~ Zij weet nog niet of ze die baan krijgt maar ze heeft ± Ze heeft o.a. een prima getuigschrift van haar vorige baas. wel goede papieren.

LEMMATICA P 6 het papier/de -en, vervolg Als je een goede parfum wil kopen, loopt dat al gauw ± Daar komen bankbiljetten aan te pas,../ in de papieren...\ dat red je niet met alleen kleingeld/muntgeld. de paraplu/ - s Steek meteen je paraplu maar op, t regent al! ± Handig hoor, zo n regenscherm! Een parasol zullen we niet nodig hebben, de zón zien we vandaag niet. pardon Pardon mevrouw, heb ik u pijn gedaan? ± Mijn excuses, ik keek niet goed uit! Pardon, mag ik u even passeren? ± Neemt u mij niet kwalijk, mag ik er even langs? Pardon meneer, weet u ook hoe laat t is?../ ±..\ Sorry (dat ik u lastigval), maar mijn horloge staat stil. ± t Spijt me, maar ik weet het ook niet. het parfum/de -s Er zijn maar twee parfums die ik lekker vind../ ±..\ alle andere geurtjes, duur of goedkoop, kunnen me gestolen worden. Toen de vrouw de lift instapte hing er een wolk ± Ze had zeker pas een fles van dat dure reukwater gekregen. van parfum om haar heen. parkeren/parkeerde/geparkeerd Om te slagen voor je rijexamen moet je correct kunnen parkeren. ± Je moet je auto op de goede manier neer kunnen zetten. Mág je hier je auto wel parkeren? ± Ik dacht dat het verboden was om hem hier te laten staan. ~ Als ik boodschappen moet doen, kan ik de kinderen ± Die vind het wel leuk als ik ze een poosje bij haar achterlaat / stal. bij mijn moeder parkeren. het parket/de -ten In veel flats is het verboden parket te leggen. ± Zo n harde, houten vloerbedekking geeft te veel geluidsoverlast. Alleen als je zo n vloer zwevend laat leggen, mag het wél. ^ vloerbedekking: tapijt, een vloerkleed, parket, linoleum, vinyl, zeil, plavuizen. Je brengt me met die vraag in een lastig parket. ± Ik wéét het antwoord, maar ik moet het nog geheim houden; ik vind dat een moeilijke situatie / ik sta voor een dilemma! De Officier van Justitie is de hoogste ambtenaar van het parket. ± Officieel heet dat het Openbaar Ministerie. de parkiet/ -en In Nederland kennen we parkieten alleen als ± In andere landen, zoals Australië, vliegen die kleine papegaaien vrij huisdieren in een kooitje. rond, zoals hier de mussen. ^ parkieten, mussen, papegaaien, meeuwen, spreeuwen, merels, eksters: een paar soorten vogels. het parlement/de -en Eens in de vier jaar kiest het volk een nieuw parlement. ± Het heet daarom ook de volksvertegenwoordiging. De taak van het parlement is het controleren van de regering. # De regering kan alleen voorstellen voor een nieuwe wet indienen, de Tweede Kamer en daarna ook nog de Eerste Kamer der Staten Generaal moeten die voorstellen dan goed- of afkeuren.

LEMMATICA P 7 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN ± = synoniem = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactische/contextuele eenheid (.)... «= syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement de particulier/ -en Particulieren kunnen geen inkopen doen bij de MAKRO. Je moet een bedrijf hebben om daar inkopen te kunnen doen. Je kunt daar als particulier niet terecht. ± Als privé persoon kun je daar niets kopen. particulier/ -e Sinds 1 januari ben ik particulier verzekerd. Ik verdien nu te veel om in het ziekenfonds te zitten. Particuliere belangen moeten vaak wijken../..\ voor het algemeen belang. ± Persoonlijke belangen worden soms geschaad door een maatregel die voor bijna iedereen gunstig is. de partij/ -en In die opera is vooral de partij voor de alten ± Het gedeelte dat zij moeten zingen kent grote verschillen in ontzettend moeilijk. toonhoogte. ~ In die discussie blies hij zijn partij flink mee. Soms doet hij zijn mond niet open../ ±..\ maar deze keer liet hij z n mening duidelijk horen. De bemiddelaar probeerde de partijen dichter ±..\ maar het lukte niet om de tegenstanders een compromis te laten bij elkaar te brengen../ sluiten. Hoeveel partijen zitten er nu in het parlement? ± Er zitten nu 10 politieke groeperingen in de Kamer. Op welke partij heb jij gestemd? ± Ik heb mijn stem aan de PvdA gegeven. Als er iets bijzonders te doen is, is zij altijd van de partij. ± Ze doet altijd mee. Haar zus schittert meestal door afwezigheid. Ik vind het erg moeilijk om in dat conflict partij te kiezen. Ik blijf liever onpartijdig. ± Aan wie moet ik mijn steun geven? Gaat ze met Hans trouwen? Nou, dat is een goede partij! ± Hij is steenrijk, knap en ook nog eens heel aardig! Er was een mooie partij voetbal op de TV. ± Echt een prachtige wedstrijd! Zullen we een partijtje schaken? ± Ik heb meer zin in een potje scrabble. ~ Moet je tegen Simon spelen? Dat is toch geen partij voor jou! ± Hij is lang zo goed niet als jij! Moet je nu alweer naar een partij(tje)? ± Dat is, geloof ik, al het derde feest(je) deze maand. De politie heeft een enorme partij cocaïne in beslag genomen. ± t Is één van de grootste hoeveelheden harddrugs die ze ooit onderschept hebben. ~ Hij wérd me toch een partij kwaad! ± Zó verschrikkelijk boos had ik m nog nooit gezien! pas Kennen jullie elkaar pas? Ik dacht dat jullie al lang verloofd waren. ± Welnee, we kennen elkaar nog maar heel kort. We gaan pas over een jaar trouwen../ ±..\ dat duurt nog een hele tijd! Ik heb hem pas nog gezien,../ ±..\ nog maar twee of drie dagen terug. Ik heb pas de helft van dat boek gelezen. Jij hebt het zeker al uit? Je mag pas TV kijken als je huiswerk af is. ± Eerder niet! ~ Dát is pas voetballen! ± Fantastisch, wat kan die jongen goed voetballen!

LEMMATICA P 8 de pas/ -sen Met drie of vier passen was hij bij me. ± Hij hoefde maar een paar stappen te zetten. Door gebrek aan geld moeten ze voorlopig pas ± Ze kunnen op het ogenblik niet verder want ze moeten allerlei op de plaats maken met de bouw van hun huis. materialen kopen en het geld is op! Ze zouden t liefst maar dóórgaan, maar helaas! Er is in de bergen zóveel sneeuw gevallen, ± Alleen de laagst gelegen doorgangen zijn nog open. dat de meeste passen afgesloten zijn. Toen haar baas merkte wat ze van plan was, ± Hij zorgde ervoor dat haar plannetje niet kon worden uitgevoerd / heeft hij haar de pas afgesneden. hij belette haar om het ten uitvoer te brengen. de pas (het paspoort)/ -sen (de -en) Ik moet een nieuw paspoort aanvragen,../ ±..\ ik heb mijn huidige pas laten verlopen. Op Schiphol controleert de marechaussee de paspoorten ± Als je dat reisdocument niet bij je hebt mag je het land niet in of uit. van de reizigers. (het) pas/ - Ik zal die zaak op de volgende vergadering te pas brengen. ± Ik zal de kwestie zeker te berde brengen / aan de orde stellen. Te pas en te onpas begint hij over zijn zoon in Amerika. ± Hij denkt niet eerst na of het het juiste moment is of niet. Dat extraatje van zijn baas kwam goed van pas. ± Zo vlak voor de feestdagen kon hij dat goed gebruiken. Zeg, die grote mond van jou komt niet te pas! ± Je mag niet zo brutaal zijn, denk erom! Bij die studie komt heel veel wiskunde te pas. ± Daar heb je veel wiskunde bij nodig / daar komt veel wiskundig inzicht bij kijken. Als het in haar kraam te pas komt, is ze erg vriendelijk ± Als ze er zelf belang bij heeft, is ze poeslief. tegen iedereen. de paskamer/ -s Mevrouw, waar zijn de paskamers? Ik wil kijken of de maat van deze broek goed is. het paspoort >>> de pas de passagier/ -s De stewardess brengt alle passagiers een kopje koffie. ± Sommige reizigers drinken liever thee. Het personeel drinkt op een ander tijdstip koffie. Alle passagiers../ «..\ en de hele bemanning zijn bij het ongeluk met het grote schip omgekomen. passen/paste/gepast Dat is dan H 7,50 mevrouw. Kunt u het misschien passen?../..\ Ik heb bijna geen wisselgeld. ± Ja hoor, hier hebt u een briefje van vijf en nog twee munten, precies gepast. In die automaat moet je met gepast geld betalen. Je krijgt geen wisselgeld terug. Kan ik hier ergens passen? ± Ik wil kijken of de maat van deze broek goed is. Past u hem maar in het pashokje, meneer. ± Neemt u deze ook mee, dan kunt u die ook proberen. ~ Met veel passen en meten kregen we alle bagage ± Als je maar met overleg te werk gaat, veel schikken en herschikken, toch in de auto. lukt t wel!

LEMMATICA P 9 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN ± = synoniem = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactische/contextuele eenheid (.)... «= syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement passen/paste/gepast, vervolg Met passen en meten wordt de meeste tijd versleten. ± De voorbereidingen kosten vaak de meeste tijd. Mijn moeder weet overal een mouw aan te passen. ± Voor ieder probleempje bedenkt ze wel een oplossing. Ik denk dat die broek zal passen. ± Ja hoor, ik neem hem mee, die maat is goed. Ik probeer thuis wel of hij me past. Als hij me te groot of te klein is, ga ik hem ruilen. Die vier schalen passen in elkaar. ± De één is steeds net iets groter dan de ander. Die twee mensen passen goed bij elkaar. ± Ze vormen een heel goed stel samen. Het is een mooie trui, maar hij past niet bij je. ± Hij staat je niet, t is niet jouw stijl. Ze moet vanavond op de buurkinderen passen. ± Hun ouders moeten uit en nu gaat zij voor ze zorgen. Dat is nu al de derde keer dat je past! Ik kan er niets aan doen, ik heb steeds slechte kaarten. Als ik kon, zou ik heus wel wat bieden! Ik pas ervoor om zolang op je te wachten. ± Daar heb ik absoluut geen zin in, dat doe ik niet! Als ik meer tijd heb, maakt t me niet uit, dan wacht ik wel. passeren/passeerde/gepasseerd (hebben & zijn) Op een tweebaansweg is het gevaarlijk om te passeren. ± Je hebt te weinig ruimte om de auto die voor je rijdt voorbij te gaan. Pardon, mag ik even passeren? ± Mag ik even voor u langs? «Natuurlijk, ga uw gang! Het brandende schip werd gezien door een passerende olietanker. ± Wat een geluk dat die tanker daar net langskwam. Toen zijn collega die hogere functie kreeg, ± Hij vond, dat hij ook een kans had moeten krijgen. voelde hij zich gepasseerd. de patiënt/ -en De dokter onderzoekt de patiënt. ± Het gaat goed met de zieke, hij is bijna genezen. Bent u een patiënt van dokter Bakker? ± Ja, ik ben al een jaar bij hem onder behandeling. Volgende patiënt!, riep de dokter. ± Komt u maar, t is uw beurt. de pauze/ -n, -s Tussen het tweede en derde lesuur hebben we n kwartier pauze. ± Lekker even bijkomen met een kop koffie. Ik ga even pauze houden, hoor! ± Even niets doen, ik kan niet meer! Er is een half uur pauze tussen de twee bedrijven ± In die onderbreking kunnen de acteurs zich verkleden en worden de van het toneelstuk. decors veranderd. Het publiek gaat naar de foyer om iets te drinken. de pech/ - Hij heeft de laatste tijd steeds pech met zijn auto. ± Iedere keer heeft hij wéér panne. (.) De bus reed net voor m n neus weg! «Wat een pech, zeg! het peil/de -en In 1953 bereikte het water in Zeeland het hoogste peil ± Het water kwam op een hoger niveau dan ooit tevoren die eeuw. van de vorige eeuw. De waterstanden in de rivieren wordt aangegeven met ± Afgekort A.P., de gemiddelde waterhoogte in het open water rond bv: 2m boven Amsterdams peil. Amsterdam, het IJ.

LEMMATICA P 10 het peil/de -en, vervolg ~ De service in dat restaurant is beneden peil. ± De bediening is daar onder de maat. ~ De overheid moet ervoor zorgen dat de kwaliteit Het is immers slecht voor het land als dat onderwijs achteruitgaat. van het onderwijs op peil blijft. ~ De stemming stijgt, het peil daalt. ± Naarmate het feest langer duurt en er meer (alcohol) gedronken wordt, wordt de stemming vrolijker maar men gaat zich minder netjes gedragen. peinzen/peinsde/gepeinsd I ze zit te peinzen De oude man zat te peinzen voor het raam,../ ±..\ denkend aan het leven dat achter hem lag en aan zijn vrouw die al jaren geleden gestorven was. peinzen over II zij zit te peinzen over haar voorlaatste vriend Ik peins er niet over om daar alleen naar toe te gaan! ± Geen haar op m n hoofd! / Ik moet er niet aan denken! / Ik pieker er niet over! de pen/ -nen Met wat voor soort pen schrijf je t liefste, ± t Liefste met een vulpen met een dunne, gouden punt. met een balpen of met een vulpen? Hier is pen../ «..\ en papier, dan kun je een brief aan Tante Greet schrijven. Ik moet morgen een opstel inleveren maar ik ± t Lukt me niet om een behoorlijk verhaal op te schrijven. krijg geen pen op papier. Het is me een rommel in haar kamer, dat is ± Daar kan ik geen woorden voor vinden, t is onbeschrijfelijk! met geen pen te beschrijven! Die vakantie zat al lang in de pen. ± We waren het al heel lang van plan../..\ maar nu komt het er toch echt van. ^ schrijfgerei: pen, vulpen, balpen, rollerpen, fineliner, potlood, vulpotlood, krijt(je). Heb jij een paar pennen 4 voor me? Ik wil een wollen sjaal breien. ± Toevallig heb ik nog een stel naalden van die dikte. Die trui staat al maanden op de pennen. Ik ben er wel aan begonnen, maar hij is nog niet af. het pensioen/de -en Tot aan zijn 65-ste had hij een hoog salaris en nu ± Gelukkig is het nu zo geregeld, dat iedereen die boven de 65 is, toch heeft hij een goed pensioen. recht heeft op een inkomen. Bij dat bedrijf kun je al met pensioen gaan als ± Veel mensen vinden het heerlijk om te stoppen met werken terwijl je 60 jaar bent. ze nog gezond en fit zijn. ± Voor anderen betekent het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd een regelrechte ramp. Die zouden nog graag een aantal jaren doorwerken. Die mensen kunnen dan ook langer van hun «Ze maken mooie reizen, gaan nog leuke cursussen doen of gaan pensioen genieten: een prachtige tuin aanleggen, alles voor hun plezier. Als je een jaar werkt bij die zaak, heb je al recht op pensioen. ± Je bouwt dan pensioenrechten op. Als een bedrijf moet inkrimpen en personeel ontslaan, ± Men noemt dat dan vervroegd pensioneren. worden vaak de oudere werknemers met pensioen gestuurd.

LEMMATICA P 11 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN ± = synoniem = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactische/contextuele eenheid (.)... «= syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement het pension/de -s Een kamer in een pension is meestal goedkoper # Je hebt wel minder privacy en luxe en je moet eten wat de pot schaft: dan een kamer in een hotel. er is geen uitgebreide menukaart! ± Als je langere tijd ergens moet wonen is kost en inwoning voordeliger dan een hotel. t Is hier geen pension hoor!, zei vader boos ± Als je soms denkt dat je maar kunt komen en gaan wanneer t jóu tegen zijn zoon. uitkomt... dan heb je t echt mis! ^ het pension, het hotel, het zomerhuisje, de tent, de caravan: plek om tijdelijk te wonen. Zoek je een kamer met pension? Nee, ik zoek alleen een kamer, voor mijn eten kan ik zelf wel zorgen. de peper/ -s Omdat de peper van zo ver weg moest komen../ ±..\ was die specerij vroeger peperduur. Er zit zoveel peper in die saus../ «..\ dat je de tranen in de ogen schieten. Zó scherp! Als je de soep te flauw vindt, hier is peper../ «..\ en zout. Sambal wordt gemaakt van die rooie pepertjes,../ ±..\ kleine?????????????????? ^ peper, kaneel, komijn, nootmuskaat, foelie, kruidnagel: kruiden. per De treinkaartjes worden per 1 januari 5 % duurder. ± Dan al? Ik dacht dat het met ingang van 1 april was! Die broodjes kosten 50 eurocent per stuk. ± Kost één broodje 50 eurocent? Dat is duur, zeg! We gaan eens per maand naar Amsterdam../ ±..\ en we gaan ook iedere maand een keer naar Delft. Gaan jullie dan per trein? ± Naar Amsterdam wel, maar naar Delft gaan we met de bus. Stuur dat pakje maar per post naar me toe. ± Nee joh, ik kom t wel bij je brengen, met de post duurt t langer en kost t meer! Wilt u deze brief per omgaande beantwoorden? Ja, ik zal u per kerende post antwoord geven, zo spoedig mogelijk dus. Hoeveel mensen wonen er per vierkante kilometer ± Gemiddeld wonen er meer dan 400 mensen op één in Nederland? vierkante kilometer, dat is dus erg dichtbevolkt. Wilt u geloven dat ik u per ongeluk op uw tenen trapte? U denkt toch niet dat ik dat met moedwil / expres deed? De postbode bracht het pakje per abuis op nr. 6 en niet op nr. 9. ± Deze vergissing kwam doordat hij het pakje op z n kop had gehouden. Wil je per se bij het raampje zitten? Nee hoor, voor mij hoeft dat niet zo nodig. perfect/ -e De atleten zijn in een perfecte conditie. ± Ze zijn in een volmaakte vorm. Mijn auto is perfect in orde../ «..\ er mankeert helemaal niets aan. Perfect! ± Niets op aan te merken! Waardeloos! de periode/ -n ( -s) Het KNMI verwacht voor de komende dagen ± Het ziet er naar uit dat de zon steeds een flinke tijd tijd zal schijnen perioden met zon, maar ook een paar buien. en dat het af en toe even gaat regenen. De auteur beschrijft in zijn nieuwe boek één ± In die fase van zijn bestaan zag hij het leven helemaal niet meer zitten. van de somberste perioden uit zijn leven.

LEMMATICA P 12 permanent/ -e Enkele ambassades worden permanent bewaakt. ± Daar staat voortdurend politie voor de deur. Men wil door die permanente aanwezigheid ± Die onafgebroken bewaking vergt wel veel politiepersoneel! de veiligheid van de ambassade garanderen. de permanent/ - De vrouw wil weer eens krullen in haar haar, ± Die krullen blijven tenminste een tijdlang zitten al is voor altijd wel ze neemt een permanent(je). wat veel gezegd. ^ wassen, knippen, scheren, drogen, föhnen, kleurspoelen, verven, bijpunten, blonderen, permanenten: kapperswerk. het perron/de -s De trein naar Haarlem vertrekt van het vierde perron. ± Dat is wel een fijne plek om te staan wachten, met een koffiekamer en een krantenkiosk. Bij spoor 6 heb je dat niet. de pers/ - Die krant komt net van de pers. ± Hij is nog maar pas gedrukt. Als de koningin ergens een officieel bezoek brengt, ± Journalisten, fotografen, TV-verslaggevers, kortom: de media is de pers ook altijd aanwezig. zijn present. Zijn nieuwe boek heeft een goede pers. ± Alle kritieken in de media zijn heel lovend. Alleen de Telegraaf had een vernietigende recensie. de pers/ -en Bij het ter perse gaan van deze krant was er ± Toen de krant werd gedrukt, wist men nog niet hoe de verkiezing nog geen uitslag van de verkiezing bekend. was afgelopen. De (druk)persen draaien, de kranten zijn weer op tijd klaar.?????????????????????????????? persen/perste/geperst Nu nog één keer voorzichtig persen../ «..\ en de baby is er, zei de verloskundige tegen de barende vrouw, t hoofdje is er al! Zal ik een sinaasappel voor je persen? ± Je kunt heel veel sap uit één zo n vrucht drukken. Je mag je broek wel eens persen, er zit geen vouw meer in! ± Ik zal het morgen doen, dan moet ik de hele was strijken. het personeel/ - De directeur van het bedrijf geeft een feest ± Alle medewerkers zijn uitgenodigd, van hoog tot laag. voor het gehele personeel. Heeft dat bedrijf veel personeel? ± Dat kun je wel stellen, er werken wel 1000 man! het personeelslid/de -leden Ieder personeelslid wordt persoonlijk door ± Voor elke medewerker / werknemer afzonderlijk heeft hij een de directeur toegesproken. vriendelijk woord. de persoon/ -sonen Er zitten drie personen in de wachtkamer: ± Soms zitten er veel meer mensen op de dokter te wachten. een man, een vrouw en een meisje. De toegangsprijs is H 15,- per persoon (p.p.). ± Iedereen moet dus vijftien euro betalen om binnen te komen.

LEMMATICA P 13 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN ± = synoniem = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactische/contextuele eenheid (.)... «= syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement de persoon/ -sonen, vervolg De burgemeester in eigen persoon heeft de onderscheiding Meestal doet een ambtenaar zoiets namens hem../ uitgereikt. ±..\ maar deze keer deed hij het het zelf. Voor dat karwei is Karel de aangewezen persoon. ± Hij heeft ervaring met zulk werk en hij heeft er tijd voor, kortom: hij is de meest geschikte figuur. persoonlijk/ -e We zullen zoveel mogelijk rekening houden met..\ maar we moeten in de eerste plaats het algemeen belang persoonlijke belangen,../ in het oog houden. De dingen die in die brief staan, zijn strikt persoonlijk../ ±..\ daar heeft verder niemand iets mee te maken. In een persoonlijk gesprek kunt u uw sollicitatie ± In zo n gesprek van mens tot mens kunnen wij elkaar nader toelichten. beter leren kennen. Mijn persoonlijke mening is... ± Ik vind zelf... Vraag je dat aan mij persoonlijk../..\ of in t algemeen? ± Ja, ik vraag t jou op de man af. Ken jij die man persoonlijk? ± Ik heb hem nooit in levenden lijve ontmoet,../..\ ik heb alleen veel verhalen over hem gehoord. De uitslag van het onderzoek wordt aan iedereen ± Het resultaat wordt aan iedere proefpersoon apart meegedeeld. persoonlijk bekendgemaakt. de persoonlijkheid/ -heden Op het festival waren allerlei vooraanstaande ± Er liepen heel wat bekende figuren uit dat wereldje rond. persoonlijkheden uit de theaterwereld aanwezig. Die vader heeft door zijn grote persoonlijkheid ± Door zijn sterke karakter drukt hij een stempel op hun innerlijke groei. een enorme invloed op de ontwikkeling van zijn kinderen. de pessimist >>> het probleem het pessimisme/ - Alles wat die man zegt, getuigt van een enorm pessimisme. ± Zijn zwaarmoedigheid kent werkelijk geen grenzen! de pest/ - >>> de p inhebben De pest komt in Europa gelukkig niet meer voor. ± In vroeger eeuwen zijn er talloze mensen aan die besmettelijke ziekte, die door ratten wordt verspreid, bezweken. ^ cholera, pest, pokken, gele koorts, tyfus: zeer besmettelijke ziektes, die meestal als epidemie in korte tijd zeer veel dodelijke slachtoffers maken. de pet/ -ten Ik zet m n pet op, t is koud buiten. Ik heb pas zo n nieuw hoofddeksel gekocht, met oorkleppen. De jongen zet zijn pet op../ «..\ met de klep naar achter; dat hoort tegenwoordig! Vroeger moesten arbeiders hun pet afnemen voor de directeur../ #..\ uit beleefdheid. Dat is een prestatie om je pet(je) voor af te nemen. ± Daar moet je echt respect voor hebben!

LEMMATICA P 14 de pet/ -ten, vervolg Van de maatregelen die de regering de laatste tijd neemt, Ik heb meer waardering voor de voorstellen van de linkse heb ik geen hoge pet op. oppositiepartijen. Je zult niet ver met je studie komen als je er zo Je zult het serieuzer moeten aanpakken. met de pet naar blijft gooien. ± Je dóét maar wat! Zonder enige zorg of aandacht! Morgen is Ellie jarig, wie gaat er met de pet rond? ± Wie haalt er bij alle collega s wat geld op om een bloemetje te kopen? (.) Van dat onderdeel van de wiskunde snap ik helemaal niets! «Gooi het maar in mijn pet(je)! Het gaat me gewoon boven m n pet. ± Het is te moeilijk voor mij! ^ hoofddeksels: de pet, de hoed, de muts, de helm, de alpinomuts, de bivakmuts, de basketballpet. de peuk/ -en Wat een smerig gezicht is dat toch, al die peuken ± Ja, en die afgebrande sigaretten stinken ook en die stompjes sigaar in de asbak! zijn nog veel erger! Heb jij misschien een peuk voor me? ± Ik heb een enorme zin een in sigaretje, maar de mijne zijn op. (.) Heb je die vuile borden dagen laten staan? «Wat ben je toch een (vies)peuk! de peuter/ -s Een peuter is een kind van 2 à 3 jaar. «t Is geen baby meer, maar ook nog geen kleuter. de pianist/ -en Elke avond speelt die pianist in een andere stad ^ Violisten, cellisten, al die musici hebben zo n slopend, reizend leven. met een ander orkest. de piano/ - s Soms speelt de pianist op een oude, valse piano «..\ dat is wel wat anders dan op een glanzende vleugel in een donkerbruine, Amsterdamse kroeg,../ in het Concertgebouw! ± Het klavier ziet er nog redelijk uit, maar de snaren...? Eerdaags hoef je ze niet eens meer te stemmen, die Je ziet alleen een toetsenbord op pootjes. elektronische piano s: die hebben ook geen eigen klankkast meer. de piek/ -en De alpinist wil ook de hoogste piek van t bergmassief beklimmen. ± Hij heeft die puntige bergtop niet eerder bedwongen. De grafiek van de olieprijzen toont vaak pieken../..\ en dalen. ± De laatste tijd zijn er nog al wat van die uitschieters. Ik ga nu weg want ik wil vóór de piek thuis zijn. ± In het spitsuur, tussen half vijf en zes, is het zó druk op de weg, dan staan er kilometers lange files. Dat parkeren hier kost drie piek per uur! ± Als ik twee uur blijf staan kost me dat dus H 6,-! Een piek is net zo veel als vijf 20-centmunten. ± Ja, het is allebei een gulden. Een riks min een piek was vroeger een daalder. ± Een rijksdaalder min een gulden was ƒ 1,50. pienter/ -e Dat is een pientere jongen. ± Hij begrijpt de dingen snel, hij is heel slim. Maar deze keer reageerde hij nogal onnozel. Ze keek me met pientere oogjes aan. ± Dat bijdehandje had me al lang door!

LEMMATICA P 15 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN ± = synoniem = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactische/contextuele eenheid (.)... «= syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement piepen/piepte/gepiept (hebben & zijn) De jonge vogels piepen in het nest. Ze laten horen dat ze honger hebben. Zoals de ouden zongen, piepen de jongen. ± Kinderen proberen hun ouders na te doen. In zo n oud huis piepen de deuren vaak. ± Dan denk je dat er muizen zitten, die geven net zo n geluid. Nou zeg, niet direct zo piepen, hoor! ± Wees nou maar niet bang, dat hondje doet je niets. ~ Als je hulp nodig hebt hoef je maar te piepen! ± Als je je mond opendoet kom ik eraan! Nu vind je het allemaal nog makkelijk maar ± Je zult zien dat je er dan anders over denkt. een paar maanden verder piep je wel anders. ~ Nu nog even de borden in de kast en dan is de zaak gepiept! ± Dan zijn we klaar! ^ dierengeluiden: blaffen(honden), blaten(schapen), brullen(leeuwen), kakelen(kippen), kraaien(hanen), loeien(koeien), miauwen(katten), piepen(muizen/jonge vogels), snateren(eenden), zingen(vogels), balken(ezels). piepklein/ -e Hij woont in een piepklein huisje midden in de stad. Zijn ouders wonen in een enorm grachtenpand../ ±..\ maar hij heeft nauwelijks ruimte om z n bed neer te zetten. de pijl/ -en De Indianen schieten met pijl../ «..\ en boog. Ze gingen er als een pijl uit de boog vandoor. ± Zo snel als ze konden maakten ze dat ze wegkwamen. Toen zijn eerste plan werd verworpen, was hij niet ± Hij had nog genoeg andere ideeën om de zaak voor elkaar te krijgen, ontmoedigd: hij had nog meer pijlen op z n boog. hij was niet voor één gat te vangen. Er staan pijlen op de weg getekend../..\ om aan te geven hoe je moet voorsorteren. Volg de pijlen maar../..\ dan kom je op het goede punt uit. de pijn/ -en Hebt u veel pijn?, vroeg de dokter aan de patiënt, ± Ja dokter, alles doet me zeer!, antwoordde de man. die pas geopereerd was. De pijn in mijn hoofd is t ergste, zuchtte hij. ± Die hoofdpijn maakt me gek. ~ Met pijn in het hart namen we afscheid. ± Het afscheid nemen deed ons veel verdriet. ~ Met pijn en moeite heeft hij zijn doel bereikt. ± Het heeft erg veel moeite gekost, maar hij is er toch gekomen. pijn doen/deed pijn/pijn gedaan Doet het pijn als ik hier druk? ± Ja, au, dat doet zeer! Zijn keel doet pijn. ± Hij heeft pijn in zijn keel / keelpijn. ~ Het afscheid doet pijn. ± Het is moeilijk / verdrietig om afscheid te nemen. Heeft de tandarts je veel pijn gedaan? Hij had me een verdoving gegeven, dus t viel wel mee, maar t was toch geen pretje. ~ Het doet me pijn om je zo verdrietig te zien. ± Ik vind het ellendig dat je zo n verdriet hebt. Heb je je pijn gedaan, toen je je stootte? ± Ja, ik heb me lelijk bezeerd.

LEMMATICA P 16 pijnlijk/ -e Met die pijnlijke knie kun je niet goed lopen. ± Met die zere knie kun je beter thuis blijven. Waarom trek je zo n pijnlijk gezicht? «Wat is er? Heb je ergens pijn? ~ Hij heeft veel pijnlijke herinneringen aan zijn jeugd. Hij zal toch ook wel gelukkige / zoete herinneringen hebben? ~ Na zijn woorden viel een pijnlijke stilte:../..\ niemand wist iets te zeggen. ~ Ik durf niet naar hun financiële situatie te vragen. ± Iedereen voelt zich daar ongemakkelijk bij. Ik vind dat een pijnlijk onderwerp. Het is bij die mensen altijd zo pijnlijk netjes. Alles ligt op zijn plaats, er staat geen stoel scheef, net een toonkamer. Ik hou van een beetje rommelig, dat vind ik gezellig! pijnloos/ -loze De behandeling bij de tandarts was pijnloos,../ ±..\ ik voelde er helemaal niets van. De vorige keer deed het toch pijn, ik ging door de grond. de pijp/ -en De oude heer rookt graag een pijp. s Avonds na het eten stopt hij tabak in de kop en steekt hem dan zorgvuldig aan. Daar zul jij nog een zware pijp aan roken. ± Dat zal jou nog veel last bezorgen / zuur opbreken. ^ rookgerei: de pijp, de sigaar, de sigaret, het shagje. Het regenwater komt door die pijp van het dak naar beneden. ± Die buis noemen we dan ook de regenpijp. Die nieuwe spijkerbroek heeft nauwe pijpen:../..\ als je je schoenen aanhebt, krijg je hem niet aan of uit. pijpen (Alleen infinitief) Hij vindt dat iedereen naar zijn pijpen moet dansen. ± Iedereen moet maar doen wat hij zegt: hij fluit, de andere mensen dansen op zijn wijsje. pijpen/pijpte/gepijpt Je gaat me toch niet vertellen dat je die vent ± Maak je maar geen zorgen, ik heb m zelfs niet gezoend, laat staan gepijpt hebt, hè? dat ik m met m n mond heb klaargemaakt... pijpenstelen regenen t Regent pijpenstelen, neem je paraplu mee,../ ±..\ anders word je kletsnat: t giet! pik(ke)donker/ -e t Licht viel uit en dus was het pikdonker in de kamer:../ ±..\ we konden geen hand voor ogen meer zien. t Was een pikdonkere nacht:..\ t was nieuwemaan en er was geen ster te zien. Als de maan vol is en je ziet veel sterren, dan is het juist een heldere nacht. pikken/pikte/gepikt Die vogel kan zo gemeen met zijn snavel pikken. ± Als hij je flink met die snavel raakt, vóél je dat. De kippen pikken de graankorrels uit de hand van de boerin. ± Met hun snavel pakken de kippen die korrels op. ~ Ik pik dat onbehouwen gedrag van jou niet (langer). ± Ik accepteer niet (meer) dat je je zo slecht gedraagt! ~ Dát pik ik niet! ± Dat néém ik niet! / accepteer ik niet!

LEMMATICA P 17 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN ± = synoniem = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactische/contextuele eenheid (.)... «= syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement pikken/pikte/gepikt In zulke omstandigheden probeert iedereen ± Iedereen wil gebruik maken van de situatie en er beter van worden. een graantje mee te pikken. Zo n mooie, nieuwe fiets wordt t éérst gepikt. ± Je kunt veel beter een oude fiets gebruiken, die wordt niet zo gauw gestolen. de piloot/ -loten De piloot bestuurt het vliegtuig en../ «..\ de chauffeur bestuurt de auto. de (het) pils/ - Wil je een pilsje of wil je koffie? ± Ik heb wel zin in een biertje. Ober, mag ik twee grote pils van u? ± We hebben dorst en willen een groot glas bier! Wilt u een vaasje of een????? bier? ^ bier, wijn, sherry, port, vermouth: licht/zwak-alcoholische dranken. de pink/ -en Bij die valpartij heeft hij z n pink gebroken. ± Nu loopt hij met z n kleinste vinger in een groot gipsverband. Als een boer het over z n pink heeft../ ±..\ bedoelt hij waarschijnlijk een kalf van ± 1 jaar. Dat kind is bij de pinken! ± Echt een slimmerik / een bijdehandje! ^ de pink, de ringvinger, de middelvinger, de wijsvinger en de duim: de vijf vingers aan je hand. Pinksteren (het pinksterfeest) Zes weken na Pasen is het Pinksteren. De christenen vieren dan de neerdaling van de Heilige Geest op de twaalf apostelen van Christus. Dat zal wel gebeuren als Pasen en Pinksteren op één dag vallen! ± Met Sint-juttemis, als de kalveren op het ijs dansen, nooit dus. ^ Kerstmis, Pasen en Pinksteren zijn de belangrijkste christelijke feestdagen. de pionier/ -s De blanke pioniers in het wilde Westen van Amerika ± Die eerste blanken die zich daar vestigden, hebben veel traden hard op tegen de Indianen. oorspronkelijke bewoners gedood. Einstein was één van de pioniers van de moderne fysica. ± Met zijn studies heeft hij baanbrekend werk verricht voor de huidige wetenschap. de piramide/ -n, -s Waar denk jij het eerste aan bij het woord piramide? ± Aan een wiskundig lichaam of../ ±..\ aan een graftombe met die vorm voor een Egyptische farao? ^ piramide, blok, kubus, kegel, bol: wiskundige lichamen.

LEMMATICA P 18 het pistool/de -tolen Nederlandse politieagenten hebben altijd eenpistool bij zich. Britse agenten zijn ongewapend. Hij richtte zijn pistool op de winkelier en eiste geld. ± Hij bedreigde de winkelier met een vuurwapen / hij hield hem onder schot. ^ het pistool, de revolver, het geweer, de buks, : vuurwapens. de pizza/ - s Heb jij wel eens een pizza gegeten in die pizzeria op de hoek? ± Ja vaak! Ik houd wel van zo n Italiaanse broodkoek met kaas, tomaten en allerlei andere dingen als groente, ham, vis of ei. de plaat/platen Toen door de storm een ruit was stukgewaaid, ± Toevallig stond er nog een stuk van de goede maat in de kelder. zette vader er zolang een plaat hardboard in. De bovenkant van de tafel is een vrij dikke, glazen plaat. ± Je moet wel voorzichtig zijn met zo n tafelblad. ~ Die jongen heeft een plaat voor z n hoofd,../ ±..\ hij begrijpt niet dat hij andere mensen kwetst met zijn botte uitspraken en je kunt hem dat ook niet aan zijn verstand brengen. Hij heeft n bord voor z n kop. Dat prijsje uit de loterij was maar een druppel ± Dat geld was zó weer verdwenen, ze hadden veel méér geld nodig op een gloeiende plaat. voor de verbouwing van hun huis. Toen de politie kwam om hem te arresteren, ± Hij had lont geroken en was gevlucht. had de dief de plaat gepoetst. In de klas hangen allerlei mooie platen aan de muur. ± Onder andere een prachtige foto van een bergmassief in Zwitserland. In dat boek staan een heleboel platen../ «..\ ter illustratie bij de tekst. Er staan van die leuke plaatjes in dat nieuwe kinderboek. ± Wie heeft die illustraties eigenlijk getekend? ~ Wat een mooi meisje is dat! Een plaatje gewoon! ± Ja, vind jij het ook zo n beeldje? Twintig jaar geleden draaiden we een plaat als we thuis «Wie had er toen al van een C(ompact)D(isc) gehoord? naar muziek wilden luisteren. Toen zetten we een plaatje op. de plaats/ -en Weet jij in welke plaats hij nu woont? ± Ik weet alleen, dat hij in een stad (een dorp ) in Overijssel woont. Morgen zal het op verschillende plaatsen in het land vriezen. ± Het zal dan ook hier en daar glad worden. Dit is een goede plaats voor dat schilderij. ± Hier is de beste plek om t op te hangen. Ze wil graag naar een cursus Nederlands maar ± Alle scholen zitten overvol en hebben zelfs wachtlijsten. er is nergens plaats. Ze kan dus nergens terecht. Het is een mooie kast maar hij neemt wel érg veel plaats in. ± Hij is zó groot, kijk eens wat een ruimte hij in beslag neemt. Zou er nog plaats zijn in de bioscoop? Vast niet, hij is iedere voorstelling uitverkocht. Ik wil graag twee plaatsen op de derde rij. ± Mooi meneer, er zijn daar nog net twee stoelen vrij. Is deze plaats vrij? ± Sorry, deze stoel is bezet. De Koningin neemt plaats in de Gouden Koets. ± Prins Claus gaat naast haar zitten. Neemt u plaats, mevrouw. ± Gaat u zitten. Als er voor u geen stoel meer is, sta ik m n plaats aan u af. ± Dan bied ik u mijn stoel aan. ~ Na drie jaar in het eerste elftal heeft hij z n ± Zo gaat dat nu eenmaal: iedereen moet uiteindelijk plaats maken voor plaats af moeten staan aan een jong talent. de volgende generatie! ~ Mijn vader is verhinderd te komen en nu kom ik in zijn plaats. ± Ik zal hem zo goed mogelijk vervangen. ~ We gaan naar Frankrijk in plaats van (i.p.v.) naar België. ± De plannen zijn dus veranderd: niet België, maar Frankrijk is ons reisdoel. (.) Joh, dat kun je toch niet doen, een oude dame zo behandelen! «Je kent je plaats niet, man! Je hoort tegen zo iemand op te kijken,... je moet haar minstens met respect behandelen.

LEMMATICA P 19 = letterlijk ~ = figuurlijk = uitdrukking vaktaal '"... '"= (nog) geen ABN ± = synoniem = antoniem «= complement ^ = hypero- & hyponiemen = nadere specificatie # = andere relaties../..\ = syntactische/contextuele eenheid (.)... «= syntactisch/contextueel open plaats plus synt. /cont. complement de plaats/ -en, vervolg (.) Ik heb verschrikkelijk de pee in:../ «..\ In de eerste plaats heb ik hoofdpijn en in de tweede plaats kan ik nergens m n sleutels vinden. ~ Ik vind dat een excuus hier wel op z n plaats is. ± Een verontschuldiging zou hier passend zijn. Welnee, dat is toch nergens voor nodig! ~ De basketballer voelde zich in zijn nieuwe club ± Hij voelde zich meteen helemaal op z n gemak / thuis. direct op z n plaats. In zijn vorige club was dat anders, daar had hij zich lang als een kat in een vreemd pakhuis gevoeld. U kunt de kaartjes ter plaatse bestellen../..\ maar u kunt ze ook elders reserveren, bij een voorverkoopbureau. het plaatsbewijs/de -bewijzen De conducteur controleert de plaatsbewijzen. ± Man, doe niet zo deftig, hij komt de kaartjes knippen! plaatselijk/ -e Temperatuur van 9 C in het noorden tot 14 C Morgen zal het in het hele zuiden 14 C worden. plaatselijk in het zuiden. Behalve de plaatselijke krant../..\ lezen we ook een landelijk dagblad. Die zanger is nu nog alleen plaatselijk bekend. ± Alleen de mensen in z n eigen woonplaats kennen m. Maar je zult zien dat hij wereldberoemd wordt! plaatsen/plaatste/geplaatst Mevrouw, waar moeten we deze kast plaatsen? ± Zet u hem maar hier neer. Er is al vaak een artikel van hem in een ± De redactie van dat blad neemt niet gauw zo n stuk op, daar worden wetenschappelijk tijdschrift geplaatst. hoge eisen aan gesteld. Ik heb een advertentie in de ViaVia geplaatst. ± In dat blad kun je gratis een advertentie zetten. ~ Haar gezicht komt me wel bekend voor maar ik ± Ik weet absoluut niet meer wanneer en waar ik haar gezien heb. kan haar niet plaatsen. Zijn club heeft zich geplaatst voor de finale! ± Ze hebben de eindstrijd bereikt. plaatsvinden/vond.. plaats/plaatsgevonden In Den Haag vinden vaak grote demonstraties plaats. ± Gisteren was er nog een betoging van de vakbonden van verpleegkundigen voor een betere CAO. Wanneer heeft die wedstrijd plaatsgevonden? Nooit, hij is geannuleerd. het plafond/de -s Als je het plafond gaat schilderen../..\ moet je een oud laken op de vloer leggen. Die man is zó lang, hij kan met gemak bij het plafond. ± Hij kan met zijn vingers de zoldering aanraken. ~ Na die laatste salarisverhoging zit ik aan m n plafond. ± Ik zit aan m n maximum voor deze functie.

LEMMATICA P 20 plagen/plaagde/geplaagd Hij houdt ervan anderen te plagen../ ±..\ maar als hij zelf een beetje gepest wordt, is hij meteen kwaad. Dan zit hij meteen op de kast! Pardon, mag ik u even plagen? ± Sorry, ik moet u even lastig vallen. Ik word nu al dagenlang door een afschuwelijke kiespijn geplaagd. ± Het is al de vierde dag dat ik door die ellendige pijn gekweld word. de plak (het plakje)/ -ken ( -s) Ik wil wel een plak(je) cake bij de koffie../ ±..\ of een snee(tje) koek. Geef mij maar een plakje komkommer../ ±..\ en een schijfje tomaat op m n boterham. Wil je een plak kaas op je boterham? Ik heb liever een blokje kaas uit het vuistje. Mag de kleine een plakje worst, mevrouw? ± Ja hoor slager, maar geef hem niet zo n dikke schijf! Vroeger gebruikten schoolmeesters een plak ± Dat was een ronde schijf hout aan een stok waarmee de kinderen om stoute kinderen te straffen. een pak voor hun broek kregen. Die man zit bij z n vrouw onder de plak. ± Hij heeft bij haar niets in te brengen, t is een echte pantoffelheld. Alles moet gebeuren zoals zíj dat wil! plakken/plakten/geplakt Hè, die zegels plakken niet! ± Ze blijven helemaal niet zitten! Wat is t warm, m n handen plakken van de hitte! ± Alles blijft aan m n handen kleven. ~ Die mensen blijven altijd zo plakken! ± Als ze op visite komen, blijven ze zitten tot iedereen al lang weg is. Je moet ze gewoon de deur uitkijken. Als je dat éne plaatje hier plakt,../ ±..\ dan kun je dat andere hier lijmen, naast de tekst. Denk erom een postzegel op de brief te plakken. ± Ik haal er net één van het kaartje om m er op te doen. het plan/de -nen De cursisten hebben een plan voor het schoolfeest: ± Lijkt jou dat ook een goed idee? eerst samen eten, dan een disco. Hebben jullie al plannen voor de vakantie? ± Wij denken erover naar Engeland te gaan. Zijn jullie van plan om lang weg te blijven? ± Ja, we willen zeker drie weken wegblijven. Hij heeft altijd grootse plannen. ± Helaas komt er van die voornemens bijna nooit iets terecht. Dat plan voor de nieuwe tunnel is onbetaalbaar. ± Er zal een ander ontwerp gemaakt moeten worden. De schoolleiding moet nu een plan van aanpak schrijven. ± Het bestuur wil precies weten hoe men het beoogde doel (minder spijbelaars) wil verwezenlijken. ~ Die idealen staan tegenwoordig nog maar op het tweede plan. ± Die behoren niet meer tot de hoogste prioriteit. de plank/ -en In de zagerij zagen ze de bomen tot planken. ± Die plakken hout gaan dan naar fabrieken waar er o.a. vloeren en meubels van gemaakt worden. Nu sla je toch de plank mis! Je slaat de spijker op de kop! ± Je vergist je! Echt! Van dik hout zaagt men planken. >>> het hout Ik ben zo stijf als een plank! M n vriendin is ontzettend lenig../ ±..\ maar ik kan me niet soepel bewegen. Die kast heeft vier losse planken. ± Je kunt die schappen dus op elke gewenste hoogte leggen. De handdoeken liggen op de onderste plank van de kast. ± Helemaal onderin de kast.