Concept 1 N O T A W E L S T A N D S B E L E I D M A A S S L U I S



Vergelijkbare documenten
4 Algemene welstandscriteria

Hoofdstuk 6. Algemene en object gerichte criteria

ALGEMENE WELSTANDSCRITERIA

Welstandsjaarverslag 2006

Inhoudsopgave DEEL C - PROCEDURE 1

Jaarverslag Welstandstoezicht 2010

Bijlage 9 Reglement van orde welstand

1. Benoeming en samenstelling van de welstandscommissie

Reglement van orde van de welstandscommissie

Bijlage 9 Reglement van orde van de welstandscommissie

Reglement van orde van de commissie ruimtelijke kwaliteit. Reglement van orde van de commissie ruimtelijke kwaliteit gemeente Bunnik

1 Inleiding. 1.1 Aanleiding en achtergronden

Jaarverslag Welstandstoezicht : het college van burgemeester en wethouders van Velsen : artikel 12 c van de Woningwet

Reglement van orde van de welstandscommissie Commissie Ruimtelijke Kwaliteit

VOORWOORD EN INLEIDING

behoort bij besluit van de raad van de gemeente Bronckhorst van 23 september 2010, nr /16

Nota van B&W. Inleiding

VERORDENING COMMISSIE RUIMTELIJKE KWALITEIT EN ERFGOED GOOISE MEREN 2016

Scenario's welstandsbeleid Hollands Kroon 25 april Portefeuillehouder L. Franken 17

De r d e w i j z i g i n g

B&W VERSLAG WELSTANDSBELEID 2014

Adviesbureau Ruimtelijke Kwaliteit gemeente Venray 2016

B&W VERSLAG WELSTANDSBELEID 2013

Bijlage 4. Gebruikseisen voor bouwwerken met uitzondering van de niet gemeenschappelijke ruimten in woonfuncties (vervallen)

Aan : Gemeente Venray Van : BMC Datum : 17 juli 2013 Betreft : Welstand in Venray Werkwijze welstandscommissie (ARK)

Schoolstraat 1, Postbus 38, 9780 AA Bedum Internet: - Tel

Adviesbureau Ruimtelijke Kwaliteit gemeente Venray 2009

1. INLEIDING 1.1 Inleiding 1.2 Doel en uitgangspunten welstandsnota 1.3 Leeswijzer

<, I. 1 V1 i L N l t f ' S W A RD. JAARVERSLAG ELST u i. gemeente vaekens ed W s ValkensmM

Bijlage 1. Voorgestelde wijzingen

gelet op het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Monumentenwet 1988 en Erfgoedverordening 2010; besluit:

3 Reglement van orde van de welstandscommissie

WELSTANDSNOTA GEMEENTE BERNHEZE ALGEMEEN DEEL BEBOUWINGSTYPEN

Bijlage 9 Reglement van orde van de commissie ruimtelijke kwaliteit Toelichting

Inhoud presentatie. Inleiding. Opbouw van de welstandsnota. Beoordelingskader. 2 voorbeelduitwerkingen. Procedure

LOKETCRITERIA VOOR LICHTVERGUNNINGPLICHTIGE BOUWWERKEN

Reglement van orde op de welstandscommissie voor de gemeente Beemster

3 Woningwet en Welstand

concept concept concept concept concept Welstandsnota Ten Boer BESCHRIJVING PER GEBIED 1

Bezwaar en beroep bij welstandsadvisering

Aanvullingen Welstandsnota

Nota van B&W. Onderwerp Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit. Bestuurlijke context. B&W-besluit:

Reglement van orde voor het welstandstoezicht van de gemeente Midden-Drenthe 2005.

Bijlage 1b. Reglement van orde van de stadsbouwmeester

Raadsvoorstel 2004/167

Voor de feitelijke informatie wil ik u verwijzen naar de bijgaande discussienotitie.

Reglement van orde van de welstandscommissie. Inhoud

Welstandsnota Vlagtwedde gebieden en criteria

Beeldkwaliteit sport- en recreatiezone De Groote Wielen SO/ROS Sonja de Jong, februari 2004

Jaarverslag Welstand 2013 Gemeente Schinnen

Welstand op maat gemeente Schijndel COLOFON

Bijlage 9 Bouwverordening. Reglement Integrale Kwaliteits Commissie. Gemeente Gennep. Inhoudsopgave

Welstandsnota. Gemeente Gilze en Rijen. SCHOUT rv&b

REGLEMENT voor de welstandscommissie

VOORWOORD EN INLEIDING

Beeldkwaliteitsplan. Denekamp 't Pierik fase 2

Reglement van orde op de welstandscommissie van gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude

DE SNELTOETS- CRITERIA

criteria 1 kozijn- en gevelwijzigingen Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon

Krimpen aan den IJssel

Artikel 9.1 advisering door de Artikel 9.1 De advisering door de welstands- en welstands- en monumentencommissie monumentencommissie (OUD) (NIEUW)

dat vervolgens bij notariële akte van 24 april 1998 is opgericht de Stichting Ruimtelijke Kwaliteit Limburg;

Welstandsnota Gemeente Vlissingen

criteria 6 rolluiken, hekken en luiken Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon

Tijdelijke ontheffing en tijdelijke bouwvergunning

Bouwverordening 2007 Hoofdstuk 9 Welstand Bijlage 9 Reglement van orde van de welstandscommissie

criteria 7 schotel-, spriet- en staafantennes Vereniging tot bevordering, ondersteuning en instandhouding van landschappelijk en stedelijk schoon

Bijlage als bedoeld in de artikelen en 3.1

D *D * Besluit op aangevraagde omgevingsvergunning (geweigerd)

Welstandsnota Katwijk 2012

Betreft achtste serie wijzigingen van de Bouwverordening gemeente Stein 1999

GEVELRECLAME-UITINGEN

DE SNELTOETS- CRITERIA

GRONINGEN, EEN PRONKJUWEEL MET WELSTAND

DE SNELTOETS- CRITERIA 3. DAGLICHT- VOORZIENINGEN IN EEN DAK

Nota Welstandsbeleid Woudrichem

Reglement Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit. gelezen het advies van burgemeester en wethouders van 14 november 2017;

BIJLAGE 9 Reglement van orde van de welstandscommissie Heiloo

DE SNELTOETS- CRITERIA 9. ERF- EN PERCEEL- AFSCHEIDINGEN

GEMEENTE ZUNDERT WELSTANDSNOTA Deel III: Ambtelijke toetsingscriteria

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 januari 2015;

1e wijziging van de reclamerichtlijnen uit de "Welstandsnota Helmond 2013"

Welstandsnota Roosendaal

DE SNELTOETS- CRITERIA

VOORWOORD. Namens het college van burgemeester en wethouders, Jacob Ouderkerken (wethouder)

Bijlage bij de Bouwverordening, hoofdstuk 9 Welstand

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : Datum :

Welstandsnota gemeente Zwartewaterland, versie Deelgebied Naoorlogse woonwijken

DE SNELTOETS- CRITERIA

Verordening op de Commissie voor Welstand en Monumenten Amsterdam 2013

Onderwerp: Welstandsnota gemeente Voerendaal Het vaststellen van de Welstandsnota gemeente Voerendaal 2013.

Welstandsbeleid gemeente Asten

LOKETCRITERIA VOOR LICHTVERGUNNINGPLICHTIGE BOUWWERKEN

VOOR LICHTVERGUNNINGPLICHTIGE BOUWWERKEN

Bijlage 1 Gegevens en bescheiden aanvraag bouwvergunning

Welstandsnota Haren groningen augustus 2003

Documentenlijst Besluit (P) (GG)

weigering van de gevraagde omgevingsvergunning voor Nieuwe Uitleg 12

Hoofdstuk 2 De aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen

1 Inleiding. Aanleiding. 1.1 Aanleiding

Transcriptie:

Concept 1 N O T A W E L S T A N D S B E L E I D M A A S S L U I S 2 0 0 4

INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING 1.1 VOORWOORD 1.2 VOORGESCHIEDENIS 1.3 DOEL EN UITGANGSPUNTEN 1.4 LEESWIJZER 2 WELSTANDSZORG 2.1 ALGEMEEN 2.2 WELSTAND EN ANDERE BELEIDSVLAKKEN 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit 2.2.2 Bebouwde gebieden 2.2.3 Niet bebouwde gebieden 3 WONINGWET 2003 3.1 ALGEMEEN 3.2 WELSTANDSNOTA 4 WELSTAND IN MAASSLUIS 4.1 ALGEMEEN 4.2 WELSTANDSCOMMISSIES 4.3 WELSTANDSADVISERING 4.3.1 Taak welstandscommissies 4.3.2 Werkwijze welstandscommissies 4.4 EXCESSENREGELING 5 WELSTANDSCRITERIA 5.1 ALGEMEEN 5.2 ALGEMENE WELSTANDSCRITERIA 5.3 GEBIEDSGERICHTE WELSTANDSCRITERIA 5.4 OBJECTGERICHTE WELSTANDSCRITERIA 5.5 WELSTANDSCRITERIA VOOR KLEINE BOUWWERKEN 5.5.1 Erfafscheidingen 5.5.2 Dakkapellen 5.5.3 Aan - of uitbouwen 5.5.4 Vrijstaande bouwwerken 5.5.5 Dakopbouwen 5.5.6 Overige vergunningsvrije bouwwerken 5.6 NIET GEVOELIGE GEBIEDEN BIJLAGE 1 BEGRIPPENLIJST BIJLAGE 2 STRAATNAMENREGISTER (met verwijzing naar gebieden) BIJLAGE 3 OVERZICHTSKAART 1 INLEIDING 2

1.1 VOORWOORD In deze nota Welstandsbeleid 2004, die de Nota s Welstandsbeleid 2000 - Algemeen en Kleine Bouwwerken vervangt, wordt het aangepaste welstandsbeleid van de gemeente Maassluis uiteengezet. Welstandsbeleid 2004 is geformuleerd vanuit de overtuiging dat het publieke belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving door de lokale overheid moet worden behartigd. Een aantrekkelijke, goed verzorgde, bebouwde omgeving verhoogt immers de belevingswaarde en de economische waarde van het onroerend goed. Ook het vestigingsklimaat wordt hierdoor versterkt. Zoals bekend mag ingevolge artikel 12 van de Woningwet het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk niet in strijd zijn met redelijke eisen van welstand. Het bouwwerk wordt hierbij niet alleen op zichzelf, maar ook in relatie tot zijn omgeving beoordeeld. Het grootste punt van kritiek was de vermeende willekeur bij de beoordeling van bouwplannen, waardoor burgers onvoldoende konden weten waar zij aan toe waren, en het niet openbaar vergaderen. In de Nota Welstandsbeleid 2000 - Algemeen en in het bijzonder de Nota Welstandsbeleid 2000 - Kleine Bouwwerken is aan deze bezwaren al enigermate tegemoet gekomen. In de gewijzigde Woningwet per 1 januari 2003 is in artikel 12a opgenomen dat de gemeenteraad een welstandsnota vaststelt. Voortaan mogen alleen welstandseisen worden gesteld op basis van een nota die juridisch, procedureel en inhoudelijk voldoet aan de eisen die daaraan in de gewijzigde wet worden gesteld. De inwerkingtreding van deze wet is aanleiding om het bestaande welstandsbeleid inhoudelijk te verbeteren en aan te passen aan de thans geldende juridische uitgangspunten en voorschriften, zodat het functioneren en de inrichting van de welstandscommissies geen onduidelijkheden meer oproept. De datum 1 juli 2004 is bepaald als uiterste datum waarop nieuw beleid moet zijn bekendgemaakt. Indien dit niet het geval is zijn op grond van de bouwverordening de huidige welstandsnota s van toepassing. 1.2 VOORGESCHIEDENIS. De sloopwoede in de periode 1800-1880 is aanleiding voor de in 1883 opgerichte A.N.W.B. om als eerste de aandacht te vestigen op het wel-staan van gebouwen en de harmonie tussen architectuur en landschap. In 1912 wordt de Bond Heemschut opgericht, die een negatief geformuleerde welstandsbepaling opstelt. Deze bepaling houdt in dat een gebouw uit het oogpunt van welstand, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving, geen aanstoot mag geven en wordt door verschillende gemeenten ingevoerd op basis van de Gemeentewet. Dergelijke voorschriften zijn niet verplicht maar worden geacht op basis van de Woningwet van 1901 te zijn genomen. In 1920 wordt de Schoonheidsraad opgericht, die gemeenten, die hierover een bepaling in de bouwverordening hebben opgenomen, desgevraagd advies geeft. Later, in 1929, nemen regionale commissies deze taak over. In artikel 85, lid 2 van de Woningwet 1965, wordt de gemeenteraad verplicht om een deskundig college aan te wijzen voor het schriftelijk uitbrengen van advies omtrent de toepassing van de welstandsvoorschriften. Hierbij wordt uitgegaan van het positieve effect van een welstandsadvies of wel het voldoen aan redelijke eisen van welstand. In de (model)bouwverordening van 1968 worden deze voorschriften verder uitgewerkt. In 1983 wordt door de toenmalige minister van VROM, Winsemius, het actieprogramma deregulering van de bouwregelgeving gestart en als onderdeel hiervan wordt voorgesteld het opnemen van welstandseisen in de bouwverordening niet langer in de Woningwet te verplichten. De subjectieve interpretatie van het begrip redelijke eisen en de vertraging die een dergelijke adviesprocedure tot gevolg heeft, zouden hiermede in de toekomst kunnen worden voorkomen. Ten behoeve van gevoelige gebieden zou de gemeenteraad nog altijd over 3

kunnen gaan tot vaststelling van een welstandsverordening op grond van artikel 168 van de Gemeentewet. Na luide protesten van stedenbouwkundigen en architecten wordt echter op 28 juni 1984 de motie Van Noort aangenomen waarin is bepaald dat er ter bescherming van de visuele kwaliteit van de bebouwde omgeving een welstandsbeleid noodzakelijk is waarvoor de gemeenteraad verantwoordelijkheid draagt. Voor de gemeente Maassluis wordt de vereniging Dorp, Stad en Land al in 1930 aangewezen als de instantie, die is belast met het uitbrengen van adviezen betreffende de welstand. Deze stichting verzorgt de welstandsadvisering voor circa 90 gemeenten in de provincies Zuid- Holland en Zeeland. Met de Woningwet 1965 wordt het inwinnen van een deskundig advies, op grond van artikel 85 landelijk verplicht. Mede als gevolg van enige irritatie over de welstandstoetsing is op 3 juli 1990 de werkwijze met betrekking tot welstandsadviezen, met inbegrip van de jurisprudentie hierover, in een nota vastgelegd. Met name de invloed van de in 1992 herziene Woningwet is daarna aanzienlijk geweest en mondde uit in de nota Welstandsbeleid 2000 - Algemeen en Welstandsbeleid 2000 - Kleine bouwwerken. Maassluis was hiermede misschien wel de eerste gemeente, die al openbaar vergaderde en die gebiedsgerichte en loketcriteria heeft vastgesteld. 1.3 DOEL EN UITGANGSPUNTEN Het doel van deze welstandsnota is het leveren van een bijdrage aan het behoud en versterken van de aantrekkelijkheid van de bebouwde omgeving van de gemeente. Door te beschikken over welstandsbeleid heeft de gemeente een effectief, controleerbaar en klantvriendelijk instrument waarover burgers, opdrachtgevers en ontwerpers in een vroeg stadium kunnen worden geï nformeerd over de criteria die bij de welstandsbeoordeling van bouwplannen een rol spelen. De redelijke eisen van welstand van artikel 12 van de Woningwet zijn zoveel mogelijk in concrete criteria vertaald, want voor de beantwoording van de vraag of deze eisen hoog, gemiddeld of laag moeten zijn, zijn de kenmerken en eigenschappen van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan van groot belang. Welstandsbeleid moet uit te leggen zijn en de uitvoering moet openbaar en controleerbaar zijn. De criteria dienen ertoe om bouwplannen, die het aanzien van de gemeente schaden, te kunnen weren. Opdrachtgevers en ontwerpers kunnen criteria echter ook gebruiken als opstap naar betere bouwplannen, met bijbehorende discussie over de schoonheid van het ontwerp in zijn context. Belangrijk is dat de nota ook voor burgers leesbaar en begrijpelijk is. De welstandsnota vormt namelijk ook een grond om niet aan een bouwvergunning mee te werken. Maatschappelijk draagvlak voor welstandsbeleid is dan ook van groot belang. De Nota Welstandsbeleid 2004 dient uiteraard tevens deel uit te maken van het totale Ruimtelijke Kwaliteitsbeleid van de gemeente. Afstemming op bestaande beeldkwaliteitsplannen en bestemmingsplannen is daarom noodzakelijk. 1.4 LEESWIJZER In hoofdstuk 1 zijn een voorwoord, een stukje voorgeschiedenis, het doel en een leeswijzer aangegeven. 4

In hoofdstuk 2 wordt de situatie met betrekking tot de welstandszorg op zichzelf en in relatie andere beleidsterreinen beschreven. In hoofdstuk 3 wordt een uiteenzetting gegeven van de wijzigingen van de Woningwet in 2003, die betrekking hebben op welstand. In hoofdstuk 4 zijn de nieuwe verantwoordelijkheden van de gemeente aangegeven bij de vaststelling en uitvoering van welstandsbeleid, zoals de inhoud van het welstandsadvies en de werkwijze van de commissies. In hoofdstuk 5 zijn de welstandscriteria, die door burgemeester en wethouders en de welstandscommissies worden gehanteerd, weergegeven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in algemene, gebiedsgerichte en objectgerichte criteria, alsmede in criteria voor kleine bouwwerken. De bijlagen worden gevormd door: Bijlage 1. Begrippenlijst Bijlage 2. Straatnamenregister (met verwijzing naar gebieden) Bijlage 3. Excessenlijst Bijlage 4. Overzichtskaart Hoe kan eenvoudig het voor een pand van toepassing zijnde beleid worden gezocht? - Via het straatnamenregister kan het van toepassing zijnde gebied worden gevonden. - De inhoudsopgave geeft aan waar een gebied in de nota kan worden gevonden. - Per gebied zijn een gebiedsbeschrijving, een waardebepaling / bestemmingsplan (nen), het welstandsniveau en de welstandscriteria aangegeven. - Voor veelvoorkomende kleine bouwwerken zijn de welstandscriteria van hoofdstuk 5.5. van toepassing. (pagina 69) 5

2. WELSTANDSZORG 2.1 ALGEMEEN 6

De wijziging van de Woningwet in 1992 bracht met name met zich dat een driedeling werd ingevoerd van vergunningsvrije, meldingsplichtige en vergunningsplichtige bouwwerken. In artikel 12, lid 1, van deze wet is verplicht gesteld dat bouwwerken moeten voldoen aan redelijke eisen van welstand, zowel op zichzelf als in relatie tot de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan. In artikel 44 is het niet voldoen aan redelijke eisen van welstand als weigeringsgrond opgenomen. In het samenstel van de Woningwet (artikel 12) en bouwverordening (artikel 9.1) is het vereiste vastgelegd met betrekking tot de aspecten waarop acht moet worden geslagen. Dit betrof: a) de aanvaardbaarheid van het bouwwerk in relatie tot de karakteristiek van reeds aanwezige bebouwing, de openbare ruimte, het landschap dan wel de stedenbouwkundige context. b) massa, structuur, maat en schaal, detaillering, materiaalkeuze en kleurstelling. c) samenhang in het bouwwerk of de bouwwerken voor wat betreft de onderlinge relatie tussen de samenstellende delen daarvan. In de door de gemeenteraad vastgestelde Nota Welstandbeleid 2000 Algemeen en de Nota Welstandsbeleid Kleine Bouwwerken is handen en voeten gegeven aan deze vereisten. De welstandszorg voor de Binnenstad c.a. en de zorg voor de monumenten is door de gemeenteraad opgedragen aan de commissie Beschermd Stadsgezicht. Deze commissie wordt gevormd door vijf externe, onafhankelijke, deskundige leden, die zijn benoemd, te weten een gedelegeerde architect van de Welstandscommissie, een restauratie-architect namens de Welstandscommissie, een plaatselijke architect, een restauratiearchitect en een vertegenwoordiger van de Historische Vereniging Maassluis. Voor ieder lid is een plaatsvervangend lid benoemd. De welstandszorg voor de overige gebieden van Maassluis wordt verzorgd door de Welstandscommissie van de Stichting Dorp, Stad en Land. In de herziene Woningwet van 2003 zijn deze aspecten in een dwingender vorm teruggekomen. Gemeenten worden verplicht eigen beleid c.q. welstandscriteria vast te stellen en zullen, meer dan thans het geval is, vooraf de gewenste kwaliteit moeten hebben bepaald. In opdracht van de rijksbouwmeester is een onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor verbetering van de doelmatigheid en inzichtelijkheid van welstandsadvisering. Welstandsbeleid op een nieuwe leest dient te worden gebaseerd op: - de welstandsbeoordeling binnen een inhoudelijk kader plaatsen. - de mogelijkheid geven voor rechtszekerheid biedend overleg. - de kwaliteit van de advisering verhogen. - het scheppen van heldere procedures. 2.2 WELSTAND EN ANDERE BELEIDSVLAKKEN 2.2.1 Ruimtelijke kwaliteit De ruimtelijke ontwikkeling voor Maassluis is in eerste aanzet bepaald in het Provinciale Streekplan Rijnmond van 1996. Maassluis heeft haar ruimtelijk beleid nader uitgewerkt in de Structuurvisie Maassluis 2000+ Voor Maassluis is thans het in de maak zijnde Streekplan Rotterdam 2020 van groot belang, dat naar verwachting niet eerder dan in 2005 zal zijn vastgesteld. Maassluis ontwikkelt tegelijkertijd een op de laatste ontwikkelingen aangepaste structuurvisie. Op grond hiervan kunnen onder andere de plannen Het Balkon, De Haven, De Burgemeesterswijk, De Dijk en De Loggia, alsmede de plannen voor de vier winkelcentra (Binnenstad, Palet, Koningshoek en Westeinde) worden ontwikkeld. Ook de nu nog Maaslandse Dijkpolder maakt hiervan deel uit. Interne en externe stedenbouwkundigen coördineren de ontwikkeling deze plannen. 7

Ruimtelijk beleid en ruimtelijke kwaliteit worden verder vastgelegd in bestemmingsplannen. In Maassluis zijn dit 37 plannen. Onder 2.4 van dit hoofdstuk wordt ook ingegaan op de relatie van welstandszorg met andere beleidsvlakken. Het begrip ruimtelijke kwaliteit is geï ntroduceerd in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening (1988). Een aanzet voor ruimtelijk kwaliteitsbeleid en welstandsbeleid vormen de rijksnota s Architectuurbeleid van 1991 en Belvedère (van 1999). In de laatste nota wordt, naast de gebruikswaarde en de toekomstwaarde, ook de culturele waarde als element van de ruimtelijke kwaliteit aangegeven. Onder architectuur wordt verstaan het ontwerpen van gebouwen die zijn onderworpen aan een esthetische doelstelling, waarbij de functie de vorm bepaalt en niet andersom, en waarbij de relatie met de omgeving nadrukkelijk is betrokken. Mede door de nota Architectuurbeleid is het begrip beeldkwaliteit verder uitgewerkt als een methode waarmee vooraf de gewenste kwaliteit kan worden vastgelegd. Op verschillende manieren kan vorm worden gegeven aan het vastleggen van de gewenste kwaliteit. Eén daarvan is het beeldkwaliteitsplan, waarin zowel de bebouwde omgeving als de openbare ruimte worden bezien. Met een beeldkwaliteitsplan kan het gewenste kwaliteitsniveau vooraf worden aangegeven. Met name voor het historische gebied van de Binnenstad/Haven en de directe relatie met de omgeving is het vastleggen van de gewenste ruimtelijke kwaliteit van groot belang. Reeds bij het opstellen van een Ontwikkelingsvisie voor de Binnenstad c.a. is in ruime mate aandacht besteed aan ruimtelijke kwaliteit. Ook het beleid met betrekking tot rijks en / of gemeentelijke monumenten is van groot belang voor de ruimtelijke kwaliteit. Het proces voor het daadwerkelijk bereiken van de gewenste kwaliteit wordt mede versterkt door een vroegtijdige inschakeling van de commissie Beschermd Stadsgezicht Maassluis bij de planvorming. 2.2.2 Bebouwde gebieden. In bestemmingsplannen wordt verwezen naar de gewenste kwaliteit, deze welstandsnota en eventuele beeldkwaliteitsplannen. Omdat het welstandsbeleid juridisch ondergeschikt is aan het bestemmingsplan, bepaalt het bestemmingsplan formeel de ruimte van het welstandsadvies. De tendens in de eerstvolgende herziening van de Wet Ruimtelijke Ordening is dat een bestemmingsplan feitelijk allesomvattend moet zijn. Daarom is het dringend gewenst om in vast te stellen bestemmingplannen aandacht aan de Nota Welstandsbeleid 2004 en de daarin genoemde plangebieden te besteden. Met name monumentenzorg en reclamebeleid, als onderdeel van de bebouwde gebieden, zijn hierbij raakvlakken die de kwaliteit in grote mate beï nvloeden. Over de monumentenzorg, als belangrijk onderdeel van de ruimtelijke kwaliteitszorg, is door de gemeenteraad besloten om over te gaan tot een actief gemeentelijk monumentenbeleid en hiertoe is, gelet op het afgeronde inventarisatieproject voor mogelijk gemeentelijke monumenten, een eerste aanzet gegeven. De gemeente Maassluis telt 38 rijksmonumenten en zal naar verwachting ook 100 á 150 gemeentelijke monumenten kunnen gaan tellen. Deze monumenten maken voor een groot deel uit van het beschermde gebied ingevolge het bestemmingsplan Binnenstad, maar zijn ook daarbuiten gelegen. Al deze monumenten zijn als zodanig van groot belang voor de ruimtelijke kwaliteit Maassluis. Per gebied worden het beleid en de criteria voor de daarin gelegen monumenten aangegeven. De Commissie Beschermd Stadsgezicht Maassluis is niet alleen aangewezen als welstandscommissie, maar ook als monumentencommissie in het kader van de monumentenverordening, die adviseert over aanvragen monumentenvergunning. In de Nota Reclamebeleid van 1990 is aangegeven dat deze is gericht op het voorkomen van reclamevormen, die het aanzien van de gemeente aantasten. Voor gedefinieerde soorten reclame, dus ook reclame aan gebouwen, zijn beoordelingsaspecten en plaatsingsrichtlijnen opgesteld. Ook deze nota wordt aangepast aan de veranderde inzichten en juridische basis. 8

2.2.3 Niet bebouwde gebieden. In bestemmingsplannen wordt verwezen naar de gewenste kwaliteit, deze welstandsnota en eventuele beeldkwaliteitsplannen. Formeel is dit identiek aan de bebouwde omgeving, maar voor de niet bebouwde omgeving worden andere aspecten beschouwd. - Buitengebied / Landschap. De omvang van agrarische bedrijvigheid wordt geringer en recreatief gebruik legt extra druk op het buitengebied. Deze ontwikkelingen leiden al snel tot ongewenste verstedelijking van het buitengebied, waarbij de cultuurhistorische waarde van het gebied onaanvaardbaar wordt aangetast. Het wordt dan ook noodzakelijk geacht dat de cultuurhistorische aspecten een rol spelen bij de welstandsbeoordeling van bouwplannen in het buitengebied. Reclame-uitingen zijn hier niet toegestaan. - Stedelijk openbaar gebied. Voor de volgende onderdelen van het stedelijke openbare gebied is welstandszorg van groot belang. Steeds vaker wordt dit belang ingezien en wordt vooraf getoetst aan de voorhanden zijnde criteria en beoordelingsaspecten. Reclameuitingen aan bouwwerken, geen gebouw zijnde. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om kunstwerken, lantaarnpalen, abri s, enz.. Voor deze soorten reclame zijn in de Nota Reclamebeleid beoordelingsaspecten en plaatsingsrichtlijnen opgesteld. Standplaatsen. Bij het standplaatsenbeleid is het gewenst dat de locaties vooral ten aanzien van hun relatie met de omgeving worden beoordeeld. Straatmeubilair. Het gaat hier bijvoorbeeld om zitbanken, hekwerken en verwijsborden. Uit het oogpunt van integrale kwaliteitszorg voor openbare ruimte is het gewenst dat de Welstandscommissie bij de opzet van inrichtingsplannen wordt betrokken. Bestratingen. De soort, kwaliteit en het kleurtoepassing zijn van groot belang voor de esthetische uitstraling van een laan, weg of straat. Uit het oogpunt van integrale kwaliteitszorg voor openbare ruimte is het gewenst dat de Welstandscommissie bij de opzet van de inrichtingsplannen wordt betrokken. Met name voor gebied 14, het beschermde gebied, is dit van groot belang. Groenvoorzieningen. De gemeente voert een actief beleid met betrekking tot groenvoorzieningen. Het beleid is vastgelegd in een groenstructuurplan. In het kader van een integrale ruimtelijke kwaliteitszorg is het gewenst de Welstandscommissie bij een eventuele herziening van het groenstructuurplan te betrekken. 9

3. WONINGWET 2003 3.1 ALGEMEEN De Woningwet 2003 kent een nieuwe categorie-indeling in bouwwerken. De oorspronkelijke driedeling in vergunningsplichtige, meldingsplichtige en vergunningsvrije bouwwerken is vervangen door een tweedeling van vergunningsplichtige en vergunningsvrije 10

bouwwerken. Binnen de vergunningsplichtige bouwwerken wordt onderscheid gemaakt tussen regulier - en lichtvergunningsplichtige bouwwerken. De termijn, waarbinnen op een aanvraag moet zijn besloten is voor een regulier bouwwerk twaalf weken en voor een lichtvergunningsplichtig bouwwerk zes weken. Welke bouwwerken vergunningsvrij zijn en welke bouwwerken lichtvergunningsplichtig zijn is in verband met de omvang niet in de wet zelf aangegeven maar in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB, Besluit 410 van 13 juli 2002) opgenomen. In deze AMvB zijn omschrijvingen opgenomen voor lichtvergunningsplichtige veranderingen aan bouwwerken zoals het aanbrengen van dakkapellen, dakramen, bijgebouwtjes en gevelwijzigingen. Ten behoeve van deze lichtvergunningsplichtige bouwwerken zijn de zogenaamde sneltoetscriteria geformuleerd. Deze zijn vermeld bij de welstandscriteria onder 5.5. en worden gezien als een verzameling standaard oplossingen die in elk geval geen bezwaren zullen oproepen. Dit zijn dermate concrete criteria dat iedere bouwer, professioneel of niet, zelf kan zien of zijn bouwplan voldoet aan die criteria en een bouwvergunning niet mag worden geweigerd. 3.2 DE GEMEENTERAAD. De nieuwe Woningwet geeft meer verantwoordelijkheid aan het gemeentebestuur. De gemeentelijke welstandsnota wordt vastgesteld door de gemeenteraad. Vanaf het moment dat de welstandsnota door de gemeenteraad is bekendgemaakt vindt de welstandsbeoordeling van bouwplannen plaats aan de hand van de criteria, die in de welstandsnota zijn vastgelegd. De werking van het in de nota vastgelegde beleid wordt door de gemeenteraad geëvalueerd aan de hand van het jaarlijks, door de Welstandscommissie en de commissie Beschermd Stadsgezicht, uit te brengen verslag over de wijze waarop uitvoering is gegeven aan het welstandstoezicht. In dit verslag komen aan de orde: - de wijze waarop door het college van burgemeester en wethouders is omgegaan met welstandsadviezen, - welke bouwaanvragen niet zijn voorgelegd aan de welstandscommissie en op grond van welke criteria. - in welke gevallen is overgegaan tot bestuursdwangaanschrijving op grond van strijdigheid met het beleid inzake redelijke eisen van welstand. Op grond hiervan zal worden bezien of aanpassing van de welstandsnota gewenst is. 3.3 HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS. De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het afgeven van een bouwvergunning ligt nog altijd bij burgemeester en wethouders. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het welstandsoordeel, dat tot stand komt aan de hand van de welstandsnota en de daarin opgenomen criteria. Burgemeester en wethouders volgen in hun oordeel in principe het advies van de welstandscommissie, daarop zijn de volgende uitzonderingen mogelijk. - Op inhoudelijke gronden, omdat zij van oordeel zijn dat de Welstandscommissie of de commissie Beschermd Stadsgezicht de criteria niet juist heeft geï nterpreteerd of toegepast, dan wel zij tot een ander oordeel komen dan de commissie. In voorkomend geval kan de bouwaanvraag in heroverweging worden voorgelegd aan de Welstandscommissie indien aanvullende planinformatie beschikbaar komt of worden voorgelegd aan een andere onafhankelijke welstandsdeskundige voor een second opinion. Veelvuldig gebruik van deze mogelijkheid zal het oordeel van de Welstandscommissie echter uithollen en is derhalve niet gewenst. - Op advies van de welstandscommissie (hardheidsclausule). Hiervan kan sprake zijn indien een aanvraag weliswaar niet voldoet aan de gebiedsgerichte criteria, maar wel aan de algemene criteria, en de architectonische en ruimtelijke kwaliteiten in bijzondere mate bijdragen aan de kwaliteit van de omgeving. 11

De Welstandscommissie zal in haar advies moeten motiveren waarom zij meent dat het plan toch niet of wel strijdig is met redelijke eisen van welstand, ondanks dat niet of wel wordt voldaan aan de criteria van de nota, maar wel de algemene criteria. - Op grond van andere zwaarwegende gronden van economische of maatschappelijke aard, gelet op artikel 44, lid 1d, van de Woningwet. Afwijkingen van het welstandsadvies worden in de beslissing op de aanvraag bouwvergunning gemotiveerd en schriftelijk ter kennis gebracht van de welstandscommissie. 3.4 WELSTANDSCOMMISSIE. De eerste taak van een welstandscommissie is om het wettelijk advies aan burgemeester en wethouders uit te brengen omtrent de vraag of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk wel of niet in strijd is met redelijke eisen van welstand. De tweede wettelijke taak van de Welstandscommissie is om jaarlijks een verslag op te stellen van de werkzaamheden van de commissie. De welstandscommissie kan hierin onder meer aanbevelingen doen ter bijstelling van het welstandsbeleid. 3.5 BEZWAREN Belanghebbenden kunnen bezwaar aantekenen tegen de beslissing van burgemeester en wethouders over een aanvraag bouwvergunning binnen zes weken na het betreffende besluit. In de bezwaarschriftenprocedure heroverwegen burgemeester en wethouders het besluit, na advies te hebben ingewonnen van de commissie voor de bezwaar - en beroepschriften. Belanghebbenden worden in dat geval uitgenodigd om tijdens een hoorzitting hun standpunten nader toe te lichten, waarna burgemeester en wethouders binnen acht weken beslissen op het bezwaar. Lopende de procedure kan de Welstandscommissie om een toelichting worden gevraagd en kan hoor en wederhoor leiden tot een bijstelling van het advies. Belanghebbenden die het oneens zijn met het uiteindelijke besluit kunnen hiertegen binnen een termijn van zes weken, na het betreffende besluit, in beroep gaan bij de rechtbank. 3.5 EXCESSENREGELING. Op grond van artikel 19 van de Woningwet kunnen burgemeester en wethouders repressief optreden tegen een bouwwerk dat in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand. De eigenaar van een dergelijk bouwwerk kan worden aangeschreven om die strijdigheid op te heffen. De criteria hiervoor moeten in deze nota zijn opgenomen. Deze regeling is er niet voor bedoeld om de plaatsing van vergunningsvrije bouwwerken tegen te gaan. 4. WELSTAND IN MAASSLUIS 4.1 ALGEMEEN In hoofdstuk 3 zijn de belangrijkste veranderingen in de Woningwet 2002 aangegeven. Als gevolg van deze veranderingen ondergaat het bestaande welstandsbeleid van de gemeente Maassluis enige aanpassing. In dit hoofdstuk wordt de organisatie en de werkwijze met 12

betrekking tot welstand in zijn geheel uiteengezet. In grote lijnen blijven de gebiedsindeling en de welstandscriteria echter gehandhaafd. 4.2 DE WELSTANDSCOMMISSIES Maassluis kent twee welstandscommissies, die als zodanig in artikel 9.1 van de bouwverordening zijn opgenomen. Dit zijn de Welstandscommissie van de Stichting Dorp, Stad en Land en de commissie Beschermd Stadsgezicht Maassluis (commissie BSM). De Welstandscommissie adviseert over bouwvoornemens en bouwaanvragen voor regulier vergunningsplichtige bouwwerken, als bedoeld in artikel 44, eerste lid onder d, van de Woningwet en lichtvergunningsplichtige bouwwerken, die niet zijn gelegen in het gebied van de Binnenstad c.a. (Gebied 14) als genoemd in deze nota. Een gemandateerde architect van de Welstandscommissie bezoekt de gemeente iedere veertien dagen en heeft de bevoegdheid om de gemeente over bouwplannen in positieve zin te adviseren aan de hand van een toetsingsformulier. Het rooster van de openbare vergaderingen, waarin bouwplannen worden beoordeeld, wordt in een huis-aan-huis blad gepubliceerd. Informatie over welke specifieke plannen in de betreffende vergadering worden behandeld is bij bouw en woningtoezicht te verkrijgen. In het geval van strijdigheid met redelijke eisen van welstand wordt het bouwplan voorgelegd aan de Regionale Welstandscommissie, die bestaat uit een vijftal architecten. Deze commissie behandelt bouwplannen voor een aantal gemeenten, waaronder Maassluis en geeft in tegenwoordigheid van de betreffende ontwerper een mening over de aanvaardbaarheid van het betreffende bouwplan. Deze mening wordt schriftelijk aan de gemeente kenbaar gemaakt. Indien geen consensus wordt bereikt wordt het betreffende plan voorgelegd aan de Grote Welstandscommissie in Rotterdam, die wordt gevormd door tenminste vijf architecten. Een ambtelijke contactpersoon is aangewezen voor de Welstandscommissie van de Stichting Dorp, Stad en Land en de gemandateerde architect. Het reglement op de Welstandscommissie bepaalt het volgende. - de samenstelling van de Welstandscommissie is standaard en hierin hebben geen burgers zitting, - de gemeente handelt lichtvergunningsplichtige bouwaanvragen, die in overeenstemming zijn met de welstandscriteria, zelf af. - de Welstandscommissie voert de volgende niet wettelijke taken desgevraagd uit; a. voert onder regie van de gemeente noodzakelijk overleg over in voorbereiding zijnde bouwplannen (collegiaal overleg), b. brengt adviezen uit over in voorbereiding zijnde structuurplannen, bestemmingsplannen en beeldkwaliteitsplannen, c. adviseert over stedenbouwkundige en architectonische ontwikkelingen, die van belang zijn voor de ruimtelijke kwaliteit van de gemeente. d. adviseert over excessen, e. geeft voorlichting over de ruimtelijke kwaliteit, - de behandeling van de bouwaanvragen is openbaar en publicatie hiervan vindt plaats in een huis aan huis blad. - de Welstandscommissie vergadert roulerend in de regio, - zowel opdrachtgevers / ontwerpers, als direct belanghebbenden hebben spreekrecht tijdens de vergadering / behandeling van de Welstandscommissie. De commissie Beschermd Stadsgezicht Maassluis (commissie BSM) bestaat op grond van de verordening commissie Beschermd Stadsgezicht uit vijf deskundige leden, die onafhankelijk zijn ten opzichte van het gemeentebestuur. De samenstelling van deze 13

commissie omvat tenminste twee leden namens de Welstandscommissie van de Stichting Dorp, Stad en Land, één restauratie-architect, één architect en één historicus met affiniteit voor Maassluis, die worden benoemd, geschorst of ontslagen door de gemeenteraad. Een genoegzaam aantal plaatsvervangers wordt door de gemeenteraad benoemd. De commissie BSM adviseert over bouwvoornemens en bouwaanvragen voor regulier vergunningsplichtige bouwwerken, als bedoeld in artikel 44, eerste lid onder d, van de Woningwet en bijzondere lichtvergunningsplichtige bouwwerken, die zijn gelegen in het gebied van de Binnenstad c.a. als genoemd in de verordening en deze nota. Behoudens de verordening op de commissie Beschermd Stadsgezicht Maassluis is het genoemde reglement op de welstandscommissies ook op deze commissie van toepassing. Een ambtelijke secretaris is voor deze commissie aangewezen. De ambtelijke secretaris zorgt ervoor dat de vergaderingen van de commissie openbaar kunnen plaatsvinden aan de hand van een agenda, die tijdig bekend wordt gemaakt. De secretaris zorgt voorts voor voldoende planinformatie en situatieve gegevens, voor de nodige achtergrondinformatie, voor de schriftelijke adviezen naar de belanghebbenden en een eventuele plantoelichting. De secretaris is het eerste aanspreekpunt en geheugen van de commissie, die zorgt voor een consistente advisering en uitvoering van het welstandsbeleid, en bereidt het jaarverslag voor. 4.3 WELSTANDSADVISERING 4.3.1 Taak In het welstandsadvies wordt door de commissie gemotiveerd uitgesproken of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, zowel op zichzelf als in relatie tot de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, wel of niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. De Welstandscommissie en de commissie Beschermd Stadsgezicht Maassluis baseren zich daarbij op de werkwijze en de criteria, die zijn opgenomen in deze welstandsnota. Tot de taken van de commissie Beschermd Stadsgezicht Maassluis behoort tevens het geven van ongevraagde welstandsadviezen over alle ontwikkelingen met betrekking tot de kwaliteit van de bebouwde en niet bebouwde omgeving van de Binnenstad c.a. De commissie Beschermd Stadsgezicht Maassluis is tevens aangewezen als monumentencommissie op grond van de monumentenverordening. 4.3.2 Werkwijze De Welstandscommissie. De ambtelijke contactpersoon en de gemandateerd architect van de Welstandscommissie hebben een spilfunctie bij het verwerken van de adviesaanvragen in de gemeente. De gemandateerd architect van de Welstandscommissie voert de eerste gesprekken met de betrokken ontwerper(s) en / of planindieners. De gemandateerd architect heeft de bevoegdheid om over bouwplannen in positieve zin te adviseren. In het geval van twijfel over het voldoen aan redelijke eisen van welstand wordt het bouwplan voorgelegd aan de Regionale Welstandscommissie en indien nodig aan de Grote Welstandscommissie. Een ambtelijke contactpersoon is aangewezen voor deze commissies en de gedelegeerde architect. De beraadslagingen met de aanvrager of gemachtigde vinden plaats op basis van hoor en wederhoor. Indien gewenst kunnen de welstandscommissies en de welstandsgedelegeerde besluiten over een advies niet openbaar te beraadslagen. De vergaderingen van de 14

commissie en de welstandsgemandateerde over bouwaanvragen zijn openbaar, maar zonder inspraakmogelijkheid voor niet direct belanghebbenden. De Regionale Welstandscommissie vergadert om de veertien dagen. De welstandsgemandateerde voor Maassluis adviseert de gemeente eveneens om de veertien dagen. Adviezen worden schriftelijk uitgebracht op daartoe bestemde volgformulieren in begrijpelijke taal. Het rooster van deze vergaderingen wordt in De Schakel bekend gemaakt. Bij bouw - en woningtoezicht kan nadere informatie worden ingewonnen over de te behandelen bouwplannen. De commissie Beschermd Stadsgezicht Maassluis. De vergaderingen van de commissie over bouwaanvragen zijn openbaar, maar zonder inspraakmogelijkheid voor niet direct belanghebbenden. Iedere openbare vergadering is er een half uur inspraakmogelijkheid. De beraadslagingen met de aanvrager of gemachtigde vinden plaats op basis van hoor en wederhoor. Indien gewenst kan de commissie besluiten over een advies niet openbaar te beraadslagen. Deze commissie vergadert om de zes weken. Indien lichtvergunningsplichtige bouwaanvragen aanpassing behoeven en de afdoeningtermijn van zes weken in het gedrang komt is het namens de Stichting Dorp, Stad en Land gemandateerde commissielid gemachtigd deze adviesaanvraag af te handelen. Adviezen worden schriftelijk uitgebracht op daartoe bestemde formulieren in begrijpelijke taal. Het rooster en de agenda van deze vergaderingen wordt in De Schakel bekend gemaakt. Bij bouw - en woningtoezicht kan hierover informatie worden ingewonnen. Welstandsadviezen. Welstandsadviezen, zowel positief als een negatief, worden altijd voorzien van een deugdelijke en leesbare motivering. Uit het oogpunt van rechtszekerheid kunnen bij een vervolgbeoordeling geen nieuwe opmerkingen naar voren worden gebracht, die al in een eerder stadium onderkend hadden kunnen en of moeten zijn. Andere argumenten dan die van welstand kunnen niet naar voren worden gebracht. In een welstandsadvies wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen bezwaren die ondervangen dienen te worden en suggesties die de kwaliteit van het bouwplan ten goede komen. Een welstandsadvies kan de volgende strekkingen hebben: - een bouwwerk voldoet gemotiveerd aan redelijke eisen van welstand; - een bouwwerk voldoet gemotiveerd aan redelijke eisen van welstand; vrijblijvende suggesties kunnen worden gedaan voor de verhoging van de kwaliteit. - een bouwwerk voldoet gemotiveerd niet aan redelijke eisen van welstand; - een bouwwerk voldoet gemotiveerd niet aan redelijke eisen van welstand; aangegeven wordt welke ingrijpende wijziging(en) in de uitwerking dan wel uitgangspunten nodig zijn om aan redelijke eisen van welstand te voldoen. Indien meer informatie of een toelichting van de ontwerper nodig is kunnen aanvullende gegevens of nadere uitleg worden gevraagd binnen een te stellen termijn. De ambtelijke secretaris is hiervoor verantwoordelijk. Vooroverleg. Ontwerpers en plannenmakers wordt de mogelijkheid geboden om, voorafgaand aan de formele bouwvergunningsaanvraag, collegiaal vooroverleg te plegen met een welstandscommissie over de interpretatie van de welstandscriteria in relatie tot het betreffende bouwplan. Vooroverleg kan pas plaatsvinden als er duidelijkheid bestaat over de planologische aanvaardbaarheid. Ook het vooroverleg kan slechts plaatsvinden op basis van goede gegevens omtrent situatie, aansluitende bebouwing of terreinen, plangegevens, enz. Bij grote projecten kan een maquette worden verlangd. Vooroverleg is niet openbaar. 15

Supervisie. De gemeente kan voor bepaalde ontwikkelingsgebieden een supervisor aanstellen, die de ruimtelijke en esthetische kwaliteit voor het gebied stimuleert en begeleidt. Bij de aanstelling van een supervisor dient een heldere taakstelling zorg te dragen voor een goede afstemming tussen de stedenbouwkundige supervisie en de welstandsbeoordeling. Onderscheiden worden een integrale supervisor, een ontwerpende supervisor en een beherende supervisor. 4.4 EXCESSENREGELING De gemeente heeft er voor gekozen om het nieuwe beleid als richting gevend vast te stellen. Aan eerder toegestane bouwwerken kunnen geen rechten meer worden ontleend. Indien het uiterlijk van een bouwwerk in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van het betreffende bouwwerk op grond van artikel 19 van de Woningwet verzoeken om die strijdigheid op te heffen binnen een te stellen termijn. Van een exces is sprake als er een zeer grote strijdigheid bestaat met de in deze nota opgenomen criteria. Voorbeelden hiervan zijn het toepassen van armoedige materialen, het groter bouwen dan is aangegeven en het afwijken van een verleende vergunning. In het gemeentelijke handhavingsbeleid dient een hoge prioriteit te zijn gegeven aan het voorkomen en signaleren van excessen op locaties, die voor het openbare gebied van de gemeente van belang zijn. In het bijzonder zijn dit de gebieden die behoren bij het werkgebied van de commissie beschermd stadsgezicht en de buitengebieden. Deze gebieden zijn aangegeven als gevoelige gebieden met de aanduiding 1. Artikel 19 van de Woningwet geeft het college van burgemeester en wethouders de mogelijkheid in het geval van ernstige ontsiering aan te schrijven dat bouwwerken binnen een te bepalen termijn moeten gaan voldoen aan redelijke eisen van welstand. In het geval van ernstige ontsiering kan tegen zowel vergunningsvrije (repressief) als vergunningsplichtige bouwwerken worden opgetreden. Een advies van een welstandsdeskundige is hierbij niet vereist, maar voor een goede onderbouwing van een aanschrijving wel noodzakelijk. Hoewel het een bekend gegeven is dat door het gemeentebestuur niet snel gebruik zal worden gemaakt van dwangmatige middelen ter bereiking van een gewenste situatie, zal aan handhaving meer aandacht moeten worden besteed, teneinde ruimtelijk kwaliteitsbeleid en welstandsbeleid te laten slagen. In dit kader kan worden overwogen om over te gaan tot een éénmalige opschoning - / legalisatie actie, die de nodige duidelijkheid met betrekking tot handhaving zal verschaffen. 5 WELSTANDSCRITERIA 5.1 ALGEMEEN Bij de welstandscriteria wordt onderscheid gemaakt tussen algemene, gebiedsgerichte en objectgerichte criteria, alsmede criteria voor veelvoorkomende kleine bouwwerken. 16

De algemene criteria liggen ten grondslag aan de gebiedsgerichte criteria en worden tevens toegepast in het geval een plan niet of niet volledig voldoet of kan voldoen aan de gebiedscriteria. Hierbij worden de volgende welstandsniveaus onderscheiden: 1. Gevoelige en / of bijzondere gebieden. Deze gebieden hebben een bijzondere cultuurhistorische, landschappelijke, stedenbouwkundige of architectonische karakteristiek. Nieuwe ingrepen worden hier extra zorgvuldig beoordeeld. 2. Reguliere welstandsgebieden. Gebieden die om een normale zorgvuldige afstemming vragen van nieuwe bouwkundige ingrepen. Binnen reguliere gebieden kunnen geheel of gedeeltelijk welstandsvrije gebieden worden onderscheiden. Dit zijn gebieden, die in het geheel niet (A) of nauwelijks zichtbaar (B) zijn vanaf de openbare weg en / of niet openbaar zijn. Deze welstandsnota bevat geen criteria voor projecten, die de bestaande ruimtelijke structuur doorbreken. In dergelijke gevallen is een concreet stedenbouwkundig plan, met bijbehorende esthetische kwaliteit, onontbeerlijk. De hieruit voortvloeiende algemene welstandscriteria op grond van bijvoorbeeld een beeldkwaliteitsplan dienen als aanvulling op de welstandsnota te worden vastgesteld, met in achtneming van de reguliere inspraakmogelijkheden. Na de ontwikkelingsfase van een project moet worden bezien welke gebiedsgerichte criteria voor het betreffende gebied moeten worden vastgesteld. 5.2 ALGEMENE WELSTANDSCRITERIA In deze paragraaf worden de algemene welstandscriteria weergegeven. Deze zijn gebaseerd op de notitie Architectonische kwaliteit van Prof. Ir. Tj. Dijkstra. a. de relatie tussen vorm, gebruik en constructie. (algemeen) Van een bouwwerk dat niet strijdig is met redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast zijn eigen samenhang en logica heeft. Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. De uiterlijke verschijningsvorm van een bouwwerk kan dan ook niet los worden gezien van het gebruik. Gebruik en constructie zijn de basis voor iedere vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorsprong. Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben, zoals de omgeving en de associatieve betekenis van de vorm in de sociaal-culturele context. Als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit. Beoordelingsaspecten: -Herkenbaarheid gebruik. -Duidelijkheid vormentaal. 17

b. de relatie tussen bouwwerk en omgeving. (situatie) Van een bouwwerk dat niet in strijd is met redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de landschappelijke - of openbare ruimte en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is. Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de openbare ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context. Het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Beoordelingsaspecten: -Positie en afstand in relatie tot de kavelgrootte, andere bouwwerken en openbare ruimte. -Bij positie wordt gelet op de rooilijn, de marges en de differentiatie. -De afstand betreft vooral de onderlinge afstand tussen gebouwen. c. de sociaal-culturele context. (associatie) Van een bouwwerk dat niet in strijd is met redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en / of associaties naar eerder of elders gerealiseerde vormen. De kracht van een ontwerp ligt vooral in de wijze waarop verwijzingen en / of associaties zijn geï nterpreteerd en verwerkt. Associatieve betekenissen (herkenning betekenissen) zijn van groot belang om de omgeving te begrijpen als de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis of als representant van een stijl. Deze aspecten zijn belangrijk want zij vormen de geschiedenis van de toekomst Beoordelingsaspect: -De wijze waarop verwijzingen en / of associaties zijn geï nterpreteerd en verwerkt d. evenwicht tussen helderheid en complexiteit. (massa en vorm) Van een bouwwerk dat niet strijdig is met redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat. Een belangrijke eis voor een ontwerp is dat er structuur in het beeld is aangebracht. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat ontstaat. Symmetrie, ritme en herkenbare maatreeksen en materialen maken het de 18

waarnemer mogelijk om de grote hoeveelheid informatie, die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld. Het streven naar helderheid mag niet in een te grote simpelheid, want een bouwwerk moet de waarnemer blijven intrigeren en prikkelen en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beroep worden gedaan op de creativiteit van de voorbijganger. De begrippen helderheid en complexiteit worden bij het ontwerpen van bouwwerken van oudsher ingebracht als complementaire begrippen. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in een evenwichtige en spanningsvolle relatie. Beoordelingsaspecten: -Opbouw van de hoofdmassa. De bovenbelijning en begrenzingen van een gebouw. -Ruimteprofiel. Karakteristiek van een dwarsprofiel. -Samenstelling van de massa. Compositie van de hoofdvolumes. -Kapvorm en richting. Toepassing soort kap. -Vormbehandeling. Kenmerken van de vormkarakteristiek. e. schaal - en maatverhoudingen. (gevelkarakteristiek) Van een bouwwerk dat niet strijdig is met redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen Ieder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de betekenis van de bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken. De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. Bewust of onbewust worden de maatverhoudingen van een bouwwerk ervaren, maar waarom de maatverhoudingen in het ene geval wel harmoniëren of spannender zijn en in het andere geval niet, valt nauwelijks aan te geven. Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterke samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben. De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen samen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Toegevoegde elementen zoals een dakkapel, een (vergunningsplichtige) zonnecollector of een aanbouw kunnen zo dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en / of de vlakverdeling dat zij het beeld van het bouwwerk zelf en de relatie met de omgeving, ernstig verstoren. Beoordelingsaspecten: -Gerichtheid en oriëntatie. Wisselwerking tussen gebouw en openbare ruimte. -Geleding. Het hoofdaccent van de gevelindeling. -Indeling. De vorm en maatverhouding van de gevelindeling. -Plasticiteit. Reliëf, vormen en maatverhoudingen van geveldelen zoals neggen, kolommen en penanten. 19

f. materiaal, kleur, textuur en licht. (detaillering) Van een bouwwerk dat niet strijdig is met redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, kleur, textuur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken. Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht of wel de finishing touch, het bouwwerk wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot hetgeen lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Deze keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Materialen en kleuren dienen niet los te staan van het ontwerp en kunnen niet alleen een decoratieve functie te hebben. Materialen en kleuren geven ondersteuning aan de architectonische vormgeving en mogen een juiste interpretatie van de aard en ontstaansperiode van het bouwwerk niet in de weg staan. Beoordelingsaspecten: -Gaafheid. Verstoring of verbetering van het straatbeeld. -Materiaalgebruik. De uitdrukking van het materiaalgebruik. -Kleurtoepassing. De typering van het kleurgebruik. -Ornamentuur. Typering van de verrijking van de gevel. 5.3 GEBIEDSGERICHTE WELSTANDSCRITERIA De gebiedsindeling van de nota Welstandsbeleid 2000 is onverkort gehandhaafd, omdat met name de leeftijdsbepaling van de diverse gebieden, met hun typering en structuur, heeft geleid tot deze indeling. De lijnen van ontwikkeling zijn duidelijk en per gebied aangegeven. Voor de 22 gebieden, zoals aangegeven op de bijbehorende gebiedenkaart, wordt per gebied aangegeven of het een gevoelig of regulier gebied betreft en met welke kenmerkende waarden bij de ontwikkeling van bouwplannen rekening moet worden gehouden. Per gebied wordt het ambitieniveau (beoordelingskader) aangegeven. De gevoelige en niet gevoelige gebieden in relatie tot kleine bouwwerken zijn onverkort gehandhaafd. Met A aangegeven gebieden zijn in het geheel niet zichtbaar van af de openbare weg door geheel gesloten bouwblokken. Met B aangegeven gebieden zijn vrijwel niet zichtbaar vanaf de openbare weg door vrijwel gesloten bouwblokken. Per gebied zijn ook de daarbinnen gelegen rijksmonumenten aangegeven. Het beoordelingskader omvat: -een gebiedsbeschrijving, -een waardebepaling, met verwijzing naar vigerend(e) bestemmingsplan(nen) -het welstandsniveau en -de welstandscriteria. Zie kaart Bijlage 3 20