Sociaal ondernemers zijn maatschappelijke vernieuwers, geen koopmannen of dominees Reactie op De Koopman als Dominee. Sociaal ondernemerschap in het publieke domein. In een tijd waar budgetten krimpen, overheden zich terugtrekken en de taakverdeling tussen staat, markt en civil society opnieuw ter discussie staat, wordt met belangstelling gekeken naar initiatieven op het gebied van maatschappelijke vernieuwing en sociaal ondernemerschap. Misschien worden in deze pionierssituaties en experimenteerruimtes ervaringen opgedaan en lessen geleerd die voor de hele samenleving waardevol zijn. Een bijdrage aan deze discussie wordt geleverd in het essay De koopman als dominee. Sociaal ondernemerschap in het publieke domein van de bestuurskundigen Schulz, Van der Steen en Van Twist (Schulz e.a. 2013; essay is te downloaden via www.nsob.nl/wp-content/uploads/de-koopman-als-dominee_compleet.pdf). De samenwerking tussen ondernemers en overheden is een belangrijk thema en wordt mogelijk nog veel belangrijker in de toekomst. Daarom moeten we zorgvuldig nadenken hoe die samenwerking en wisselwerking zo gunstig mogelijk kan verlopen. In deze reactie op het essay van de bestuurskundigen een paar voorstellen, tevens kanttekeningen bij genoemde publicatie. Dynamiek overheid, markt en samenleving Sociaal ondernemers zijn actief op het snijvlak van markt, overheid en samenleving, ook wel civil society genoemd. In deze driedeling, ontwikkeld in de sociale wetenschappen, worden de maatschappelijke taken en verantwoordelijkheden verdeeld (zie Van de Donk 2001, Pestoff & Brandsen, 2008). Deze indeling is ideaaltypisch, met andere woorden, de taakverdeling is niet zozeer ideaal maar gebaseerd op een idee, een constructie die er in de werkelijkheid altijd anders uitziet. In de bestuurskunde is veel onderzoek gedaan naar hybriditeit (Brandsen e.a. 2006, Brandsen &Karré, 2010, 2011): het fenomeen dat organisaties taken en verantwoordelijkheden uit de drie domeinen combineren. Denk aan overheidsorganisaties en gesubsidieerde instellingen die marktwerking invoeren en/of een beroep doen op vrijwilligers en burgers uit de civil society. De taakverdeling tussen overheid, markt en civil society is dus niet, zoals de auteurs van het essay suggereren, een systeem dat in beton is gegoten maar veel meer een dynamische wisselwerking die voortdurend onderhevig is aan onderhandeling, taakverschuiving en vernieuwing. Zo zijn veel taken op het gebied van zorg, welzijn en onderwijs, jarenlang de verantwoordelijkheid geweest van particuliere organisaties (civil society) die deze taken uitvoerden vanuit een levensbeschouwelijke achtergrond. Hieraan herinneren nog de restanten van onze verzuilde samenleving, zoals de tv-omroepen en de talloze instellingen op confessionele grondslag. Vanaf de zestiger jaren zijn veel particuliere instellingen verstatelijkt (WRR, 2012), dat wil zeggen ze voeren beleidsdoelstellingen van de overheid uit en worden ook door de overheid gefinancierd en geïnspecteerd. In de verzorgingsstaat die Nederland in de afgelopen 30, 40 jaar is geworden, is de invloed van de overheid op veel levensterreinen toegenomen. Deze relatief recente ontwikkeling staat momenteel weer ter discussie (zie WRR 2012, RMO 2013). De overheid kan de grote invloed op al die levensterreinen financieel niet meer opbrengen en bezuinigt en reorganiseert waar mogelijk. Dat publieke voorzieningen onder druk staan, komt dus zeker niet door sociaal ondernemers, zoals Schulz e.a. suggereren (o.a. p. 53 en 87) maar doordat het bouwwerk van de verzorgingsstaat topzwaar geworden is. Wel is het interessant dat juist nu in Nederland sociaal ondernemerschap een opkomende sector is, ook al is deze nog klein en heterogeen. Onbekommerd hybride Wat betekent sociaal ondernemerschap voor de maatschappelijke taakverdeling? In ieder geval wordt duidelijk uit taltijke voorbeelden dat sociaal ondernemers bewust en 1
onbekommerd hybride zijn. De scheiding tussen de domeinen markt, overheid en civil society is bij hen wel bekend maar niet bruikbaar of vruchtbaar om hun doelen te bereiken. Het stoort hen dan ook niet om die grenzen te overschrijden en uit verschillende domeinen werkwijzen en waarden te ontlenen die voor hun organisatie belangrijk zijn. Zo zijn er voorbeelden van sociaal ondernemers die werken in de markt omdat ze goederen en/of diensten verkopen, daarnaast in de civil society omdat ze gebruik maken van gemeenschapsvorming en inzet van vrijwilligers en ook op het terrein van de overheid omdat ze zich inzetten voor leefbaarheid, zorg en welzijn. Probleemloos switchen ze van rol: van maatschappelijk werker naar manager en van productontwikkelaar naar onderhandelaar of projectmanager. En ja, daarnaast zorgen ze ook nog voor de boekhouding, net zoals andere ondernemers en projectmanagers dat doen (zie p. 108). Om deze rolwisselingen goed te kunnen uitvoeren, werken veel sociaal ondernemers trouwens in tweetallen. Vanwege de hybride praktijken zijn sociaal ondernemingen interessante voorbeelden die de vitaliteit en vernieuwingsmogelijkheden van de samenleving laten zien, ook al zijn de organisaties vaak (nog) klein en is de bedrijfsvoering lang niet altijd stabiel. Hun good practices en ondernemersverhalen zijn aansprekend en inspirerend, zowel voor andere ondernemers als ook voor geïnteresseerde burgers en bestuurders. Hybriditeit en transparantie De auteurs van het essay spreken niet over hybriditeit maar wel over transparantie. Ze beschuldigen sociaal ondernemers zelfs van een gebrek aan transparantie (p. 123). Naar mijn mening is hier sprake van een begripsverwarring. Sociaal ondernemers baseren hun business model en hun inkomsten op een veelheid aan bronnen. Naast omzet in geld, kunnen dat bronnen zijn als sociaal en cultureel kapitaal, tijd, deskundigheid, goederen, grondstoffen, complementair geld, donaties, subsidies e.d. (zie ook Jonker, 2013). Dit betekent dat deze ondernemingen samengesteld zijn als hybride arrangementen maar niet dat het hun ontbreekt aan transparantie. Gebrek aan transparantie treedt pas op als organisaties niet of onvoldoende kunnen verantwoorden hoe ze aan hun resources komen en wat ze ermee doen. Van zo n gebrek aan transparantie is bij sociaal ondernemingen geen sprake. Deze ondernemingen maken net als andere ondernemers begrotingen en (financiële) jaarverslagen die ze indienen bij de Kamer van Koophandel. Als zij gebruik maken van subsidies moeten ze die net als andere organisaties, verantwoorden. Ook als zij een beroep doen op fondsen of gebruik maken van crowdfunding moeten zij inzicht geven in hun financiële positie en businessmodel. Hybriditeit in bedrijfsvoering is mijns inziens dus geen bedreiging maar een kans, ook maatschappelijk. Hybride organisaties zijn experimenteerruimtes, plaatsen van good practices die voor overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties interessant en waardevol zijn, zeker nu de bestaande maatschappelijke taakverdeling en financieringsgrondslag barsten vertoont. Dus hoe meer goede voorbeelden van hybride organisaties, hoe beter. Maatschappelijk gat Als we in onze samenleving tot een nieuwe, wellicht meer hybride taakverdeling willen komen, is een goede samenwerking tussen partijen nodig. En daar zitten wel een paar problemen, aldus de auteurs van genoemd essay. Deze problemen hebben vaak te maken met communicatie en wederzijds begrip. De auteurs stellen dat sociaal ondernemers als ze hun onderneming starten, geen inmenging wensen van de overheid maar in een later stadium soms wel bij de overheid aankloppen (p. 83 e.v.). Mijns inziens hoeft dit geen probleem te zijn als in de communicatie en onderhandeling aandacht is voor ieders taak en eigenaarschap (zie ook WRR, 2012). Zoals ook Schulz e.a. opmerken, beginnen veel sociaal ondernemers hun bedrijf vanuit een particulier belang, een persoonlijke ervaring. Maar wel één die aansluit bij een maatschappelijk gat. Zij constateren dat gat bij een bestaande situatie (in staat, markt of civil society) omdat bepaalde waarden die door de ondernemer als belangrijk of onmisbaar 2
wordt ervaren, worden genegeerd. Bijvoorbeeld de initiatiefnemer van de Thomashuizen merkte dat er wel een standaardaanbod aan zorg voor zijn zoon beschikbaar was maar dat dit niet aansloot op de behoeften van zijn zoon. De waarde gelijkheid (één aanbod voor iedereen) kwam in botsing met de waarde maatwerk (variëteit in aanbod toegesneden op de behoefte). Op basis van die ervaring en op basis van de veronderstelling dat ook anderen zo n ervaring hebben of herkennen (vaak ondersteund door rapporten en onderzoeken), begint iemand een sociaal onderneming. Persoonlijke kwaliteiten, ervaring, netwerk etc. doen dan de rest. Zo n maatschappelijk gat of botsing van waarden komt niet alleen voor binnen het domein van de overheid maar kan ook in de markt voorkomen. De initiatiefnemers van ruil- en deeldiensten zoals Peerby en Thuisafgehaald, merken dat reguliere bedrijven hun klanten vooral zien als individuele en passieve consumenten die slechts hun portemonnee moeten trekken om steeds weer producten af te nemen. De waarde van welvaart en comfort (heel veel goederen en diensten beschikbaar tegen betaling) komt in botsing met de waarde van overvloed en gemeenschapszin (mensen hebben overvloed aan goederen en talenten die ze graag willen delen met anderen). Die laatste waarde wordt genegeerd door reguliere bedrijven en zo ontstaat een maatschappelijk gat dat door deel- en ruildiensten kan worden gevuld. De inzet van internetfaciliteiten, een vrolijk imago en veel positieve reacties van deelnemers, doen dan de rest. Sociaal ondernemers spelen in op het feit dat mensen sociale wezens zijn die graag met anderen in verbinding staan en iets voor een ander over hebben. Ze doen een beroep op de empathische en altruïstische kant van mensen, een beroep dat door overheid en bedrijfsleven veel minder wordt (werd?) gedaan. Ook op het terrein van de civil society springen sociaal ondernemers in gaten die traditionele verenigingen laten liggen. Bijvoorbeeld de vele nieuw opgerichte zorg- en energiecoöperaties van bewoners, combineren traditionele functies van verenigingen, zoals onderling contact en gemeenschapsvorming, met het financiële voordeel van gezamenlijke inkoop en het maatschappelijke voordeel van samen sterk staan. Ze spelen in op het toenemende zelfbewustzijn (eigenaarschap) van een wijk, dorp of stad, de onderlinge deskundigheid en de wil om gezamenlijk verantwoordelijkheid te dragen. Kortom, sociaal ondernemingen springen in maatschappelijke gaten die overheidsorganisaties, bedrijven en/of maatschappelijke organisaties laten vallen. Die gaten ontdekken de ondernemers vaak op basis van persoonlijke ervaringen maar ze blijven niet in het persoonlijke hangen. Ze ontwikkelen een organisatiemodel waarin werkwijzen en methoden uit de markt, civil society en/of de overheid worden gecombineerd om te komen tot hybride arrangementen, hybride ondernemingen. Vaak innovatief en origineel maar daarnaast ook zakelijk, professioneel en transparant. Het verschil maken en ook samenwerken Sociaal ondernemers willen het verschil maken. Hun originele bedrijfsconcept, hun persoonlijke verhaal en betrokkenheid, hun bedrijfsprincipes en hun speelse en frisse aanpak vormen de belangrijkste onderdelen van hun branding en identiteit en onderscheiden hen van gevestigde organisaties die, veel meer dan zij, kunnen terugvallen op kapitaal, marktaandeel, kennis, netwerken en/of traditie. Het verschil maken wil echter niet zeggen dat sociaal ondernemers zich afzetten tegen of zich afkeren van gevestigde organisaties. Om een maatschappelijke verandering tot stand te brengen, moeten en willen ze samenwerken met een groot netwerk aan partners. In die samenwerking willen sociaal ondernemers hun identiteit uitdragen en het verschil maken, dat maakt hen tot wat ze zijn en bepaalt hun onderscheidende inbreng. Tegelijk zijn sociaal ondernemers, net als andere ondernemers, steeds op zoek naar opdrachten en projecten. In een opdrachtgever-opdrachtnemer relatie met respect voor ieders deskundigheid, kunnen ze samenwerken met partners uit overheid of bedrijfsleven. Uit de verhalen van veel ondernemers blijkt dat zij uiteindelijk wel partners vinden die hun vitaliteit en eigenheid waarderen maar dat er ook ervaringen zijn van frustratie en teleurstelling als de sociaal onderneming toch weer in een zwart-wit hokje 3
profit/nonprofit of bedrijf/ngo of ondernemer/vrijwilliger moet worden geduwd. Ook de auteurs van het essay hebben die neiging. Koopmannen en dominees Ten slotte nog iets over de titel van het essay: De koopman als dominee. Ten eerste wordt de keuze voor deze titel in de tekst nergens uitgewerkt. In ons land worden de koopman en de dominee soms als combinatie en soms ook als tegenstelling gepresenteerd. Nederland wordt wel gezien als een land waar de waarden van koopmannen en die van dominees elkaar in een spannend evenwicht houden. Daarbij vertegenwoordigen koopmannen de handelsgeest en dominees de ethische geest, niet de sociale zoals in het essay wordt verondersteld. Naar mijn mening zijn sociaal ondernemers geen koopmannen of vrouwen en ook geen dominees; ze zijn vernieuwers die maatschappelijke gaten constateren en daarop inspelen door waarden die elkaar leken uit te sluiten, opnieuw te combineren. Zoals goed doen en geld verdienen, een combinatie die de auteurs van het essay bedenkelijk en zelfs onmogelijk vinden. Ook zien ze sympathie en zachtaardigheid (de zachte kant) en zakelijkheid (de harde kant) als een verraderlijke tegenstelling. Iemand die sympathiek wil overkomen, kan niet tegelijkertijd zakelijk zijn, dat is bedrieglijk voor de consument of de burger, vinden de bestuurskundigen. Met deze redenering doen ze de creativiteit van burgers en professionals tekort en gaan ze te veel op de (preek)stoel staan. Er zijn genoeg historische voorbeelden te vinden dat goed doen en geld verdienen heel goed samen gaan. Zo zijn de colleges van Oxford, die nu samen de prestigieuze universiteit van die stad vormen, allemaal voorbeelden van particulier initiatief. Door kamers te verhuren, land te verpachten en producten te verbouwen, werd geld verdiend om de scholen te bouwen, het onderwijs te financieren en de bibliotheek te vullen. Studenten van rijke afkomst betaalden naar vermogen zodat beurzen beschikbaar waren voor begaafde, minder rijke studenten. Ook talloze levensbeschouwelijke instellingen verkopen producten en diensten om geld te verdienen voor zorg, onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Recente voorbeelden van deze combinatie zijn te vinden in social venturing en filantropie (zie ook Kievit, 2011). Laten we, alvorens te oordelen over deze combinatie, opletten hoe ondernemers het geld verdiene én het goed doen verantwoorden. In die verantwoording komen de integriteit, de effectiviteit en de transparantie tot uiting Daaruit kan ook blijken dat bepaalde waarden die in tegenspraak leken, in de praktijk gecombineerd worden. Die verantwoording vragen we al van overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties en kunnen we in toenemende mate vragen van alle hybride arrangementen die sociaal ondernemers samenstellen om te werken aan een vitale samenleving. Referenties * Brandsen, T., Donk van de, W., & Kenis, P. (2006). Meervoudig bestuur. Publieke dienstverlening door hybride organisaties. Den Haag: Lemma. * Brandsen, T. & Karré, P. M. (2010). Hybride organisaties: een overzicht van het onderzoek in de Nederlandse Bestuurskunde. Bestuurswetenschappen 2. 71-85. * Brandsen, T. & Karré, P.M. (2011). Hybrid Organizations: No Cause for Concern? International Journal of Public Administration (34) 827-836. * Donk van de, W. (2001). De gedragen gemeenschap. Over katholiek maatschappelijk organiseren de ontzuiling voorbij. Universiteit van Tilburg. * Jonker, J (eds.) (2013). Nieuwe businessmodellen. Niet alles van waarde is weerloos. Radboud University Nijmegen. * Kievit, H. (2011). Social Venturing Entrepreneurship, een plaatsbepaling. Dissertatie Nijenrode Business Universiteit, Breukelen. * Pestoff, V. & Brandsen, T. (eds), (2008). Co-production. The Third Sector and the Delivery of Public Services. London: Routledge. * Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, (2013). Terugtreden is vooruitzien. Maatschappelijke veerkracht in het publieke domein. Den Haag. 4
* Schulz, M., Steen van der, M. & Twist van, M. (2013). De koopman als dominee. Sociaal ondernemerschap in het publieke domein. Den Haag: Boom, Lemma. * Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, (2012). Vertrouwen in burgers. Amsterdam: University Press. Marianne Dagevos PhD Sociaal ondernemerschap in Nederland, Radboud Universiteit Nijmegen september 2013 5