Duurzaamheid van de plaatsingen (artikel in het blad Werk & Inkomen, december 2006) Kennismemo



Vergelijkbare documenten
Langdurige werkloosheid Harriët Havinga 1

KENNISMEMO. Tabel 1 Prognose doorstroom naar de Bijstand. Ed Berendsen T (020)

Verkenning van de gevolgen van een verhoging van de pensioenleeftijd

UWV Kennisverslag

Ontwikkelingen arbeidsmarkt: Uitzendbureau? Kans op werk!

KM Verkenning van de gevolgen van de voorgestelde wijziging van de pensioenleeftijd voor de volumes in de sociale zekerheid.

UWV Tijdreeksen 2018

Op verzoek van de divisie AG is de klachtanalyse zoals beschreven in UKV 2007-I

KM 09/03 ZW ramingen 2009 I. Inleiding KENNISMEMO

Vraaggestuurde re-integratie: methode of mythe? Arjan Heyma (SEO Economisch Onderzoek) 27 mei 2011

UWV Tijdreeksen 2017

KM 09/12 ZW ramingen 2009 II

KM Over slaagpercentages en. re-integratiedoelstellingen. Conclusie

Het belang van begeleiding

KM 08/11 ZW ramingen 2008-II. Inleiding KENNISMEMO

KM 07/19 ZW ramingen 2007-III. Inleiding KENNISMEMO

UWV Kennisverslag

Ex arbeidsongeschikten werkzaam als zelfstandige

re-integratie presentatie ten behoeve van congres reuma werkt op 17 mei 2011 Jan van den Berg Boudewijn Röling

WGA-instroom grote werkgevers in 2011

KM 08/20 ZW ramingen 2008-III. Inleiding KENNISMEMO

KM 07/14 ZW ramingen 2007-II. Inleiding KENNISMEMO

Ik wil weer aan het werk met een individuele re-integratieovereenkomst Als u zelf uw re-integratie wilt regelen

Nulmeting 60%-doelstelling Uitstroom naar ar werk (voorlopige cijfers)06

Tweemeting Uitstroomdoelstelling re-integratieondersteuning Voorlopige cijfers 2006 en eerste halfjaar 2007

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarapportage 2008

WGA-instroom grote werkgevers in 2012

Groothandel II Beleidsinformatie 4e kwartaal 2003

Weer aan het werk als uitzendkracht: vaker wisseling van baan en sector na werkloosheid Jeroen van den Berg en Hester Houwing (UWV)

Ik wil weer aan het werk met een individuele re-integratieovereenkomst. Als u zelf uw re-integratie wilt regelen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

KOSTENEFFECTIVITEIT RE-INTEGRATIETRAJECTEN

KENNISMEMO. Ed Berendsen T (020) Ed.Berendsen@uwv.nl. Katinka van Brakel T (020) Katinka.vanBrakel@uwv.nl

Meerdere keren zonder werk

KM 08/06 ZW ramingen 2008-I

Feiten en cijfers Wajong

Businesscase WAO. 1. Inleiding. 2. Pilot en uitvoerbaarheid

Gezondheidsbeleving en werkhervatting 35-minners (april 2010) Aanleiding

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2007

Zachte factoren en werkhervatting

Tabellenboek klantcontacten arbeidsadviseur

Vluchtelingen in Nederland Stromen op de arbeidsmarkt Linda Muller, Jeroen van den Tillaart en Caroline van Weert

LAAGGELETTERDHEID IN DEN HAAG

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014

WGA-instroom grote werkgevers in 2013

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Nieuwe Start Zonder Risico-verzekering

VOOR RE-INTEGRATIE EN TIJDELIJK INKOMEN

Modernisering Ziektewet Hoofdlijnen van de wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (BeZaVa)

Modernisering Ziektewet. Wet BeZaVa. Waarom Modernisering Ziektewet. door Anja Heijstek

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2006

KENNISMEMO. Datum 20 mei Van KENNISCENTRUM Tanja Slot T (020) Tanja.Slot@uwv.nl

Kwantitatieve informatie Eerste vier maanden 2015 UWV

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013

KENNISMEMO 08/03. Waarom en wat

Na de WW duurzaam aan het werk?

Aan het werk met re-integratieondersteuning

KENNISMEMO 07/02 Indicatieve quick scan van participatiepotentieel UWV klanten. 1 Aanleiding. 2 Inleiding en samenvatting KENNISMEMO

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2005

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

KM Wie zijn de Overige Flexwerkers en hoe gaan zij om met het risico op ziekteverzuim.

Kwantitatieve informatie Eerste acht maanden 2018 UWV

Tweede Kamer der Staten-Generaal

KENNISMEMO 07/10. Over slaagpercentages en re-integratiedoelstellingen; 1 Aanleiding. 2 Schatting KENNISMEMO

Werkt begeleiding naar werk?

Begrippenbijsluiter It takes two to tango

10. Veel ouderen in de bijstand

szw Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2004

BIJLAGEN. Wel of niet aan het werk. Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten

Kwantitatieve informatie Eerste acht maanden 2017 UWV

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, BESLUIT:

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW

Kwantitatieve informatie Eerste vier maanden 2017 UWV

Modernisering Ziektewet

Ongekende mogelijkheden

Ik wil weer aan het werk met een Individuele re-integratieovereenkomst. Als u zelf uw re-integratie wilt regelen

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Het antwoord op uw personele vraagstuk

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Kwantitatieve informatie Eerste vier maanden 2018 UWV

Kwantitatieve informatie Eerste acht maanden 2015 UWV

Met invloed meer werk. Vervolgonderzoek naar het effect van klantinvloed op de re-integratie van herbeoordeelde WAO-gerechtigden

KENNISMEMO 07/09 De groep WIA 35-min in kaart gebracht

Ouderen op de arbeidsmarkt: 60+ ers en 40+ ers

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Kwantitatieve informatie Eerste vier maanden 2014 UWV

Kwantitatieve informatie Eerste acht maanden 2014 UWV

Factsheet Wajong: Informatie over Wajonginstroom in 2010

Samenvatting van het onderzoek naar De Voorspellende Waarde van Fasering

Tabelservice monitor arbeidssituatie mensen met een chronische ziekte of beperking, 15 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd

KENNISMEMO. Liesbeth Vis T (020) Liesbeth.vis@UWV.nl. Resultaten van onderzoek op basis van UWV subsidie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

UWV Kwartaal Verkenning 2008-III

Kwantitatieve informatie 1 e vier maanden 2008

Transcriptie:

Datum 5 december 2006 Aan RvB Directeur SBK Directeur IR Directeur WW Directeur AG Plv. Directeur C&C CC Jan Stalman Van KENNISCENTRUM Britt Spaan T (020) 687 3188 britt.spaan@uwv.nl 1 van 9 Onderwerp Kennismemo 06/26 Duurzaamheid van de plaatsingen (artikel in het blad Werk & Inkomen, december 2006) Aanleiding In het oktobernummer van het blad Werk en Inkomen [Keten van inkomen, activering en reïntegratie ], dat door Kluwer wordt uitgegeven, verschijnt onderstaand artikel van een medewerker van het kenniscentrum UWV. Dit artikel is op verzoek van de redactie van dat blad geschreven en is voor een groot deel gebaseerd op de paragraaf over de duurzaamheid van de plaatsingen uit het hoofdstuk Werk dat in de UKV 2006-III is verschenen. Re-integratietraject succesvol afgerond; klant heeft werk hervat, maar voor hoe lang? Een analyse over de duurzaamheid van de in 2002-2004 gerealiseerde plaatsingen Britt Spaan 1 UWV begeleidt haar uitkeringsgerechtigde ontslagwerklozen en arbeidsgehandicapte klanten bij het re-integratieproces. In het re-integratieproces wordt zoveel mogelijk de kortste weg naar werk gevolgd. Maar in welke mate genereert deze kortste weg naar werk ook een duurzame arbeidsinpassing? Deze analyse geeft enig inzicht in hoe het personen op de arbeidsmarkt vergaat na het volgen van een re-integratietraject; hoe duurzaam is de arbeidsinpassing na het succesvol afronden van een traject? En hoe vergaat het eigenlijk de mensen die een re-integratietraject niet succesvol hebben afgerond? Blijven zij tot in lengte van dagen inactief of vinden zij toch weer de weg terug naar regulier werk? In deze analyse wordt in beschrijvende zin de duurzaamheid van de arbeidsinpassing van personen die tussen april 2002 en juli 2004 een traject al dan niet succesvol hebben afgerond onder de loep genomen. Daarmee heeft deze analyse betrekking op een situatie van enkele jaren geleden, een periode die wordt gekenmerkt door het begin van SUWI, de oprichting van UWV en de overgang naar marktwerking en (gedeeltelijke) resultaatsfinanciering van de re-integratiedienstverlening. Vergeleken met die situatie is de re-integratiepraktijk met de introductie van de IRO en re-integratiecoach inmiddels ingrijpend gewijzigd. 1 Werkzaam bij het kenniscentrum van UWV. Zij schrijft dit verhaal op persoonlijke titel.

2 van 9 Enkele begrippen verhelderd UWV is verantwoordelijk voor de re-integratie van de WW populatie en de AG populatie. De WW populatie bestaat uit ontslagwerklozen die tenminste 6 maanden een werkloosheidsuitkering ontvangen. De AG populatie bestaat uit arbeidsgehandicapten die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangen (WAO, WAZ of Wajong) of ontslagwerklozen waarvan is vastgesteld dat zij arbeidsgehandicapt zijn. Arbeidsgehandicapt is iemand die in verband met een ziekte of een gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid. Een succesvol afgerond re-integratietraject wil zeggen dat de uitkeringsgerechtigde ontslagwerkloze of arbeidsgehandicapte klant nadien een arbeidsovereenkomst voor tenminste 6 maanden heeft verkregen. In dit verband wordt ook wel gesproken van een plaatsing 2. Een niet succesvol afgerond re-integratietraject wil zeggen dat de klant weliswaar een (volledig) re-integratietraject afgerond heeft, maar dat het traject niet geleid heeft tot een nieuwe arbeidsovereenkomst. De uitkeringsgerechtigde is dan niet geplaatst. Als maatstaf voor de duurzaamheid van de arbeidsinpassing wordt de arbeidsparticipatiegraad genomen. De arbeidsparticipatiegraad is hier gedefinieerd als het aandeel van de geplaatsten dat op enig tijdstip na plaatsing in een dienstverband werkzaam is. Het geeft de mate aan waarin geplaatsten op een bepaald moment na afronding van het traject (nog) actief zijn op de arbeidsmarkt. Werkhervatting gere-integreerden veelal duurzaam Allereerst is gekeken naar het verloop van het werkzame leven van personen die na het volgen van een re-integratietraject geplaatst zijn. Middels bestandskoppelingen is achterhaald in welke mate deze personen op enig moment na afronding van het reintegratietraject werkzaam zijn in een regulier dienstverband 3. Het verloop van de gemiddelde arbeidsparticipatiegraad van personen die na afronding van een reintegratietraject geplaatst zijn, wordt in figuur 1 getoond. Hierbij worden de verschillende groepen, ontslagwerklozen en arbeidsgehandicapten, apart gepresenteerd. Vanwege de ongunstige conjuncturele omstandigheden van de afgelopen jaren, worden ook de jaren waarin het traject is afgerond apart gepresenteerd. 2 Een plaatsing wordt in de administratieve bestanden van UWV geregistreerd en geteld als het reintegratiebedrijf aan UWV terugmeldt dat de persoon een arbeidsovereenkomst voor tenminste 6 maanden heeft verkregen. Vervolgens wordt nagaan of deze plaatsing voldoet aan de definitie-eisen die UWV hanteert. 3 Hierbij is wel enig kanttekening op zijn plaats, want voor deze analyse waren alleen gegevens over reguliere dienstverbanden beschikbaar. Regulier in die zin dat personen in dienst zijn bij een werkgever. Dit heeft als consequentie dat personen die na het volgen van een traject het werkzame leven hervat hebben als zelfstandig ondernemer niet in de analyses zichtbaar zijn. Met als gevolg dat de hier gepresenteerde arbeidsparticipatiegraad als het ware een ondergrens aangeeft.

3 van 9 Figuur 1: Verloop gemiddelde arbeidsparticipatiegraad van succesvol gereïntegreerden % 100 Ontslagwerklozen 100 % Arbeidsgehandicapten 90 Jaar van plaatsing 2002 90 80 2003 80 2004 70 70 60 6 12 18 24 30 36 42 60 6 12 18 24 30 36 42 Maanden na afronding van traject Maanden na afronding van traject Gekeken naar de personen die hun re-integratietraject in 2002 met succes afgerond hebben is 72% van de ontslagwerklozen na 3,5 jaar nog (of weer) actief op de arbeidsmarkt. Dit hoeft overigens niet in het dienstverband van plaatsing te zijn. Het is goed mogelijk dat mensen in die 3,5 jaar al eens of meerdere keren van baan veranderd zijn, maar ze zijn in ieder geval nog actief op de arbeidsmarkt. Voor de arbeidsgehandicapte die na afronding van het re-integratietraject een nieuw dienstverband verkregen hebben, is de gemiddelde arbeidsparticipatiegraad over de hele linie wat lager. Toch is ook 68% van de in 2002 gereintegreerde arbeidsgehandicapten na 3,5 jaar nog altijd op de arbeidsmarkt aanwezig. Verder kan zowel voor de geplaatste ontslagwerklozen als voor de geplaatste arbeidsgehandicapten worden vastgesteld dat na 24 maanden nog gemiddeld 75 % werkt, ongeacht het jaar van plaatsing. Voor de gere-integreerde ontslagwerklozen laat figuur 1 verder zien dat de gemiddelde arbeidsparticipatiegraad elk plaatsingsjaar toeneemt. Het patroon van de participatiegraad is voor de geplaatsten uit 2002 en 2003 tot 2,5 jaar na plaatsing vrijwel gelijk. Het verschil van de participatiegraad tussen plaatsingsjaren kan door velerlei factoren veroorzaakt worden. Een belangrijke rol speelt natuurlijk de conjunctuur; de situatie op de arbeidsmarkt was in 2002 en 2003 duidelijk slechter dan daarna. Voor de verschillende plaatsingsjaren betekent dit dat zij een jaar na plaatsing te maken hadden met steeds verder verbeterende omstandigheden. Andere factoren zoals de samenstelling van de populatie of de steeds beter functionerende re-integratiemarkt leveren echter ook een bijdrage. Opvallend is dat het verloop van de arbeidsparticipatiegraad van de gere-integreerde arbeidsgehandicapten nauwelijks wordt beïnvloed door het plaatsingsjaar. Met andere woorden de arbeidsparticipatiegraad van de arbeidsgehandicapten reageert minder (snel) op veranderingen in de conjunctuur dan die van de ontslagwerklozen. Hoewel er een aantal voor de hand liggende hypotheses zijn die dit kunnen verklaren, zijn dit vraagstukken die moeilijk te onderzoeken zijn. Een verklaring zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat arbeidsgehandicapten in de perceptie van werkgevers een vlekje hebben en daardoor veel minder aantrekkelijk voor hen zijn om een vacature op te vullen dan werklozen. Ze staan als het ware laatste in de rij om aangenomen te worden en moeten concurreren met heel wat aantrekkelijkere kandidaten.

4 van 9 Re-integratietraject gevolgd, niet geplaatst, en dan? Het is een bekend gegeven dat niet iedereen die een re-integratietraject gevolgd heeft ook daadwerkelijk na afronding van het traject een nieuwe baan weet te krijgen. Het aantal niet succesvolle trajecten is doorgaans groter. Maar betekent een niet succesvol traject dan ook dat deze mensen helemaal niet meer de weg terug naar werk vinden? In welke mate komen deze mensen überhaupt weer aan het werk en hoe duurzaam is die nieuwe werkperiode vergeleken met de groep mensen die het re-integratietraject wel met een plaatsing hebben afgerond? Evenals bij de groep mensen die na het re-integratietraject een nieuw arbeidsovereenkomst hebben verkregen, kunnen we ook bij de groep niet-geplaatsten middels bestandskoppelingen nagaan of ze de weg terug naar regulier werk hebben gevonden. Ook hierbij is de gemiddelde arbeidsparticipatiegraad een maatstaf voor het verloop van het werkzame leven en de duurzaamheid daarvan. Figuur 2 laat het verloop van de gemiddelde arbeidsparticipatiegraad zien (van alle plaatsingsjaren tezamen) van zowel de groepen die het re-integratietraject wel met een plaatsing hebben afgerond en de groepen die na het reintegratietraject niet snel een nieuwe arbeidsovereenkomst verkregen hebben. Een aantal zaken vallen direct op: 1. Ten eerste valt op dat een behoorlijke groep mensen die het traject zonder plaatsing hebben afgerond op termijn ook weer aan het werk is. 2. Ook is duidelijk te zien dat het patroon van de arbeidsparticipatiegraad voor geplaatsten en niet-geplaatsten anders is. Zo neemt de arbeidsparticipatiegraad af met het verstrijken van de tijd. Terwijl bij niet-geplaatsten sprake is van een langere aanlooptijd. 3. Daarnaast valt ook nog op dat de gemiddelde arbeidsparticipatiegraad van de nietgeplaatsten voor arbeidsgehandicapten lager is dan die van de niet-geplaatste ontslagwerklozen. Bovendien is het verschil in participatiegraad vrijwel constant. Figuur 2: Verloop arbeidsparticipatiegraad na afronding reintegratietraject % 100 90 80 70 60 50 40 30 20 geplaatste arbeidsgehandicapte geplaatste ontslagwerklozen niet geplaatste ontslagwerklozen niet geplaatste arbeidsgehandicapten 10 0 6 9 12 15 18 21 24 27 30 33 36 Maanden na afronding van re-integratietraject

5 van 9 Grote groep niet-geplaatsten is op termijn wel werkzaam Het is duidelijk dat een niet succesvol afgerond traject niet per definitie inhoudt dat de persoon helemaal niet meer aan het werk komt. De vraag in welke mate de niet-geplaatsten dan alsnog op eigen kracht de weg terug naar werk vinden, kan niet eenduidig uit de figuur afgelezen worden. Het doet namelijk geen uitspraken over welk deel van de personen die het traject niet succesvol afgerond hebben er in de totale periode nooit meer in een reguliere dienstverband gewerkt heeft. Figuur 2 geeft wel aan welk percentage van een bepaalde groep op elk gegeven moment na afronding van het traject werkt. Daarover kan gezegd worden dat gemiddeld tussen de 30% (arbeidsgehandicapten) en 40% (ontslagwerklozen) van de mensen die hun re-integratietraject zonder een plaatsing hebben afgerond weer aan het werk is. Eigenlijk bestaat de groep niet-geplaatsten uit twee subgroepen, namelijk een die wel weer op termijn aan het werk gekomen is, en een groep die in de beschouwperiode helemaal niet meer in een regulier dienstverband werkzaam geweest is. Tabel 1 laat dit onderscheid wel zien. Daaruit blijkt dat voor 57% van de hele groep ontslagwerklozen die een traject afgerond heeft, geen plaatsing gerealiseerd is. Van deze groep niet-geplaatsten heeft ruim 80% tenminste één baan(tje) gevonden heeft. Kijken we naar de hele ontslagwerklozen die een re-integratietraject afgerond heeft dan heeft slechts 10% in de beschouwperiode geen reguliere baan gevonden 4. Voor de hele groep arbeidsgehandicapten die een traject heeft afgerond is voor 62% van hen geen plaatsing gerealiseerd. Maar kijken we verder in de tijd dan blijkt dat uiteindelijk 20% van de hele groep arbeidsgehandicapten die een re-integratietraject heeft afgerond helemaal niet meer werkzaam geweest is in een reguliere baan bij een werkgever. Tabel 1: Wat gebeurt er na afronding re-integratietraject? afgeronde re-integratietrajecten WW-traject AG-traject % % totaal afgeronde trajecten 100 100 waarvan geplaatst 43 38 niet geplaatst 57 62 waarvan op termijn wel nieuw 47 42 dienstverband verkregen ook op termijn geen nieuw 10 20 dienstverband verkregen Totaal niet geplaatsten maar op termijn wel weer werkzaam 82 (47% t.o.v. 57%) 68 (42% t.o.v. 62%) Geplaatsten zijn meer aan het werk en zijn ook langer aan het werk Het patroon van de arbeidsparticipatiegraad van de geplaatsten en niet-geplaatsten is ook verschillend. Bij geplaatsten is er sprake van een trendmatige afname van de arbeidsparticipatiegraad, terwijl er bij niet-geplaatsten een aanloopeffect zichtbaar is. Mensen die het re-integratietraject succesvol hebben afgerond komen dus sneller aan het werk. Dit is inherent aan de definitie van een succesvol traject, namelijk dat na afronding van het traject een nieuwe arbeidsovereenkomst is aangegaan. Daardoor is het logisch dat deze groep mensen zeker in de beginperiode na afronding van het re-integratietraject een hogere arbeidsparticipatiegraad heeft. Echter, de groep personen die het re-integratietraject niet met succes hebben afgerond bereiken niet dezelfde mate van arbeidsparticipatie, zeker niet in de eerste 4 jaar na het traject. In vergelijking met geplaatsten hervat de groep nietgeplaatsten die alsnog een baan vindt gemiddeld 7-9 maanden later het werk (resp. de 4 Het is mogelijk dat een deel hiervan op termijn alsnog als zelfstandig ondernemer is gaan werken, maar daarover hebben wij geen gegevens.

6 van 9 groep ontslagwerklozen en de groep arbeidsgehandicapten). Verder laat de arbeidsparticipatiegraad van de groep niet-geplaatsten zien dat het patroon na anderhalf jaar vrijwel constant is. Het feit dat de gemiddelde arbeidsparticipatiegraad van de nietgeplaatste ontslagwerklozen 40% is, maar dat ruim 80% ooit een baan gevonden heeft, betekent dat de mobiliteit in deze groep veel groter is dan bij de wel geplaatsten. Met andere woorden de mensen die het re-integratietraject niet succesvol afgerond hebben, vallen vaker terug in perioden van inactiviteit. Grofweg geschat hebben niet-geplaatste ontslagwerklozen ongeveer de helft van de tijd geen regulier werk en voor de arbeidsgehandicapten is dit een kleine 60% van de tijd. Daaruit blijkt dat geplaatsten duurzamer het werk hervatten dan degenen die het traject niet succesvol afgerond hebben. Werklozen en arbeidsgehandicapten hebben in ieder geval in zoverre baat bij een traject dat personen die een traject wel succesvol afronden in meerdere mate, eerder en langer het werk hervatten. Personen die het re-integratietraject afgerond hebben zonder een plaatsing zijn echter wel activeerbaar gezien het feit dat ruim 80% van de niet-geplaatste ontslagwerklozen na het traject ooit een baan(tje) heeft gehad. Dit roept vervolgens de vraag op waarom er voor deze groep dan geen plaatsing gerealiseerd is waardoor ze het werk direct na afronding van het traject hervatten. Een manier om daar meer zicht op te krijgen is door de groepen op persoonskenmerken te vergelijken. Kenmerken geplaatsten versus niet-geplaatsten Door koppeling van bestanden kunnen de groepen op de volgende kenmerken vergeleken worden: persoonskenmerken zoals leeftijd, geslacht, diagnose (bij de arbeidsgehandicapten), opleiding, arbeidsverleden, en bedrijfstak van werkhervatting. Tabel 2 geeft de procentuele verdeling weer van de afgeronde re-integratietrajecten naar de groep die wel en de groep die niet geplaatst is. Deze laatste groep is verder onderscheiden naar de niet-geplaatsten die na afronding van het traject wel werkzaam geweest is in minimaal een baan en de groep niet-geplaatsten die helemaal niet werkzaam is geweest in een reguliere baan. De tabel levert voor de groep ontslagwerklozen en arbeidsgehandicapten het volgende beeld op: Risico op een niet-succesvol WW-traject groter bij Risico op een niet-succesvol AG-traject groter bij ouderen ouderen etnische minderheden etnische minderheden laag opgeleiden vrouwen die uitgevallen zijn wegens productie-/onderhoudsmedewerkers of ziekte als gevolg van zwangerschap beveiligingsmedewerkers/oud-militairen laag opgeleiden personen die gaan werken via productie of onderhoudsmedewerkers uitzendwerk personen die gaan werken via uitzendwerk

7 van 9 Tabel 2: Afgeronde trajecten naar persoonskenmerken (april 2002 tm juni 2004) Afgeronde WW-trajecten Afgeronde AG-trajecten succesvol niet succesvol niet succesvol succesvol niet succesvol niet succesvol wel dienstverband geen dienstverband wel dienstverband geen dienstverband % % % % % % geslacht man 45 46 9 38 42 20 vrouw 40 49 11 37 43 20 leeftijd t/m 24 jaar 51 47 2 47 40 13 25 t/m 34 jaar 51 43 7 41 43 17 35 t/m 44 jaar 48 44 7 39 42 19 45 t/m 54 jaar 38 51 11 34 42 23 55 t/m 64 jaar 15 60 24 19 46 35 minderheid* niet etnisch 44 46 10 42 41 17 etnisch 32 58 10 24 51 24 diagnose geen diagnose 41 47 12 aangeboren 46 33 21 bewegingsapparaat 36 42 22 hart & vaat 32 42 25 letsel 40 39 21 psyche 37 38 25 zwangerschap 35 40 25 overig 34 41 25 opleidingsniveau* laag 33 56 12 34 45 21 middel 44 47 9 43 42 15 hoog 50 41 9 46 39 15 arbeidsverleden* leiding bestuurders 53 37 10 46 39 15 beveiliging politie militair 32 55 14 38 43 19 verkoop bedienend 47 42 11 41 43 16 administratief beleidsadviserend 44 46 11 41 41 18 verzorgend heelkundig 47 45 8 46 40 14 transport opslag 41 49 10 42 42 16 onderwijs onderzoek 47 45 8 43 41 17 productie onderhoud 36 54 9 35 46 20 bedrfstk werkhervatting Landbouw,Visserij,Voeding 33 67 37 63 Bouw en Hout 51 49 39 61 Industrie sec 43 57 44 56 Winkelbedrijf en Groothandel 55 45 48 52 Transport 49 51 52 48 (Financ.) Dienstverlening 54 46 49 51 Uitzend 36 64 35 65 Gezondheid 55 45 56 44 Overheid Onderwijs 62 38 58 42 Overheid overig 60 40 51 49 Overig bedrijf en beroep 45 55 46 54 overig 59 41 59 41 Totaal 43 47 10 38 42 20 * Informatie verkregen door bestandskoppeling met CWI gegevens Ouderen zijn de zwakste schakel op de arbeidsmarkt Moeilijk plaatsbare ontslagwerklozen zijn in eerste instantie mensen afkomstig uit etnische minderheidsgroepen, ouderen, laag opgeleiden, mensen met vooral productiewerk als arbeidsverleden, en mensen die werkzaam zijn via een uitzendbureau. Het aandeel succesvol afgeronde trajecten bij deze groepen is namelijk relatief laag. Maar, een behoorlijk percentage van deze groepen vindt later op eigen kracht alsnog een baan. Van de nietgeplaatste laag opgeleide ontslagwerklozen bijvoorbeeld vindt 82% (56% t.o.v. 68%) op eigen kracht een baan. Uiteindelijk heeft maar 12% van de laag opgeleide ontslagwerklozen na afronding van een re-integratietraject helemaal geen reguliere baan gehad. Dit

8 van 9 percentage wijkt maar weinig af van het gemiddelde van de totale groep afgeronde WW reintegratietrajecten. Hetzelfde geldt voor de groep etnische minderheden. Ouderen (> 55 jaar) daarentegen vinden ook op eigen kracht duidelijk minder vaak een baan dan het gemiddelde van de trajectgroep. Dit betekent dat deze groep de grootste afstand tot de arbeidsmarkt had en houdt. Voor de arbeidsgehandicapten geldt eenzelfde conclusie. Overigens zijn mensen die in een laagconjunctuur werkloos waren, qua samenstelling kansrijker dan wat we voor de nabije toekomst in een hoogconjunctuur verwachten. In een hoogconjunctuur zal de samenstelling van het UWV klantenbestand veranderen en gemiddeld genomen als persoon kansarmer zijn dan in een laagconjunctuur. De beteren worden immers niet of minder snel werkloos of vinden snel en veelal op eigen kracht een baan. Dit betekent dat UWV in een hoogconjunctuur te maken krijgt met een veel moeilijker te re-integreren groep ontslagwerklozen, namelijk een groep harde-kern-werklozen bestaande uit vooral ouderen en/of laagopgeleiden. Het is dan ook de vraag of de duurzaamheid van de werkhervattingen die voortkomen na het volgen van een reintegratietraject zoals die nu uit deze analyse gebleken is, ook in de toekomst gerealiseerd zal kunnen worden.

9 van 9 Bijlage Overzicht KENNISMEMO S 2005 05/01 Eigen risicodragers WAO/WIA 05/02 RWI rapport de weg terug: van arbeidsongeschiktheid naar werk 05/03 Reïntegratiemarkt en UWV in vogelvlucht 05/04 Doorstroom van WW naar WWB per regio 05/05 Stelselherzieningen in WW sinds 2003 (artikel in W&I) 05/06 WW kwartaalramingen 2005 IV 05/07 AO Kwartaalramingen 2005 IV 2006 06/01 ZW Kwartaalramingen 2005 IV 06/02 Werkloosheid in de regio Haaglanden 06/03 Ontwikkelingen bij WAJONG 06/04 Vraaggericht re-integreren en arbeidsmarktprognoses (artikel in W&I) 06/05 Startnotitie WAJONG 06/06 WW Kwartaalramingen 2006 I 06/07 AO Kwartaalramingen 2006 I 06/08 Dossierstudie WIA 80-100 06/09 WIA Kwartaalramingen 2006 I 06/10 ZW Kwartaalramingen 2006 I 06/11 Vaststelling en evaluatie van effectiviteit van reïntegratiemaatregelen voor WW cliënten 06/12 Eerste verkenningen WIA 06/13 Steekproeftrekking onderzoek zittend bestand WW 06/14 Uitstroomkansen in WIA 06/15 Klantontwikkelingen UWV [eerdaags te verschijnen] 06/16 Herbeoordeling van werkende WAO ers 06/17 Re-integratie na herbeoordeling (artikel in het blad re-integratie ) 06/18 Instroom in WW na ontslag van werknemers met Wiw- of ID-baan 06/19 WW Kwartaalramingen 2006 II 06/20 AO Kwartaalramingen 2006 II 06/21 ZW Kwartaalramingen 2006 II 06/22 De oudere werknemer (artikel W&I) 06/23 Klachten; stand van zaken en benchmark met andere publieke instellingen 06/24 Witte fraude bij jongeren 06/25 Langdurige werkloosheid (artikel in W&I) 06/26 Duurzaamheid plaatsingen (artikel in W&I) 06/27 Startnotitie vangnet ZW 06/28 Eerste bevindingen onderzoek Zittend Bestand: beroepsmogelijkheden en risico op regelovertreding [eerdaags te verschijnen]