VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD



Vergelijkbare documenten
UITBREIDING VOORSCHOOLSE KINDEROPVANG 2008 ADVIES LOKAAL BESTUUR VOOR HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. Versie 23 april 2008

VERENIGDE VERGADERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE. Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen

VLAAMS PARLEMENT HANDELINGEN COMMISSIEVERGADERING COMMISSIE VOOR BINNENLANDSE AANGELEGENHEDEN, HUISVESTING EN STEDELIJK BELEID

Commissievergadering nr. C13 OND1 ( ) 8 oktober 2009

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

zittingsjaar Handelingen Commissievergadering Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie

40 jaar Vlaams parlement

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

BIJLAGE. Motivering van het voorliggende convenant

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

zittingsjaar Handelingen Commissievergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebeleid

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

61 HOOFDROLSPELERS 30 JAAR VGC

Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS)

61 HOOFDROLSPELERS 30 JAAR VGC

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE PARLEMENT VOOR 17-PLUSSERS INTEGRAAL VERSLAG. Vergadering van donderdag 4 oktober Debat over:

BULLETIN VAN MONDELINGE VRAGEN EN ANTWOORDEN VRAGENUURTJE VAN 2015

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE PARLEMENT VOOR 17-PLUSSERS INTEGRAAL VERSLAG. Vergadering van donderdag 27 september 2012.

In de communicatie naar onze inwoners wordt er steeds gesproken over een woonzorgcampus.

Vormingspakket Energie. De Lokale Adviescommissie en afsluiten van energie

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.2 - November

H$+3F$+/-I.%;:BAAB;7AA%

betreffende een betere ondersteuning van de mantelzorg in het Vlaamse beleid

Hoge Raad voor Vrijwilligers over het EYAA 2012 (European Year of Active Ageing 2012)

Deel het leven Johannes 4:1-30 & december 2014 Thema 4: Gebroken relaties

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

6.2.1 Dealen met afleiding onderweg

Toespraak van Sven Gatz. Minister van Cultuur, Jeugd, Media en Brussel. Viering 80 jaar Doktersgild Van Helmont. Brussel, zaterdag 1 oktober 2016

VLAAMS PARLEMENT HANDELINGEN COMMISSIEVERGADERING COMMISSIE VOOR BRUSSEL EN DE VLAAMSE RAND

1. Kan de minister meedelen aan hoeveel ouders uit Brussel deze folder is uitgedeeld?

Het huis van de angst en het huis van de liefde Preek van Jos Douma over Romeinen 8:15

VAN MONDELINGE VRAGEN EN ANTWOORDEN

L' école wordt nieuwe Vlaamse methodeschool in hartje Brussel

34Vraaggericht werken

Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994;

6.1 Wat doet de senior bij een plotse verslechtering van de gezondheid? Meerdere mogelijkheden konden aangekruist worden.

[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster

VLAAMS PARLEMENT HANDELINGEN COMMISSIEVERGADERING COMMISSIE VOOR BUITENLANDSE EN EUROPESE AANGELEGENHEDEN

BRUSSELSE HOOFDSTEDELIJKE RAAD. Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen

vergadering C99 zittingsjaar Woordelijk Verslag Commissievergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/092

Aan de orde is het VAO Persoonsgebondenbudget (AO d.d. 21/11).

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD Commissievergaderingen Agenda. Commissie voor Onderwijs en Vorming. Woensdag 23 januari 2019 om 14.

V L A A M S P A R L E M E N T

Persconferentie Capaciteitsuitbreiding in het Nederlandstalig Brussels basisonderwijs

1. Graag had ik volgende gegevens ontvangen betreffende de arbeidsmigratie in de social profit:

VERENIGDE VERGADERING VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE. Bulletin van de interpellaties en mondelinge vragen

Gelet op de artikelen 127, 128, 135, 136, 163, 166 en 178 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari 1994;

Ideeën presenteren aan sceptische mensen. Inleiding. Enkele begrippen vooraf

HC zd. 22 nr. 32. dia 1

Collegebesluit nr. 04/ mei 2004

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

CONVENANT BETREFFENDE EEN GEZAMENLIJKE AANPAK VAN OUDERENMIS(BE)HANDELING VOOR HET VLAAMSE GEWEST, DE VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE EN DE PROVINCIES

Tabel 1. Overzicht van de Vlaamse woonzorgcentra - stand van zaken op 31/12/2013

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen;

TOESPRAAK VAN HILDE CREVITS VLAAMS MINISTER VAN OPENBARE WERKEN, ENERGIE, LEEFMILIEU EN NATUUR 24 januari 2008

Slotwoord Jongerenmediadag

standpunt noodhulp 18 augustus 2009

Dialogen website Motiveren tot rookstop

Kinderen met een handicap op de schoolbanken

Decreet van 19 maart 2004 betreffende het lokaal sociaal beleid (met uitvoeringsbesluit) HOOFDSTUK I - Algemene bepalingen en definities

Commissievergadering nr. C146 OND15( ) 16 februari

JAARVERSLAG

10 tips over besluitvorming

Voorlopig verslag plenaire vergadering Vlaams Parlement dd. 9 mei 2012

VLAAMS PARLEMENT HANDELINGEN COMMISSIEVERGADERING COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, VORMING EN WETENSCHAPSBELEID

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

Functiebeschrijving: Deskundige (m/v)

1 Ben of word jij weleens gepest?

Addendum 1 horende bij de beleidsovereenkomst tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor de periode

zittingsjaar Handelingen Commissievergadering Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie

vergadering C90 LAN5 zittingsjaar Handelingen Commissievergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 december 2007 over het wapenexportbeleid.

In de eeuwigheid van het leven waarin ik ben is alles volmaakt, heel en compleet en toch verandert het leven voortdurend. Er is geen begin en geen

Voorstel van resolutie. betreffende het verplicht aanbieden van cursussen eerste hulp bij ongevallen (EHBO) in het lager en secundair onderwijs

Verslag van de bijeenkomst Mannen Emancipatie in het Turks Museum d.d. 30 november 2013

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK PARLEMENT

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

Dit moet gemotiveerd worden in het projectvoorstel en wordt mee beoordeeld bij de evaluatie.

Verslag van een ervaringsdeskundige. Nu GAP-deskundige.

Splitsing van BHV zonder toegevingen

VLAAMS PARLEMENT. COMMISSIEVERGADERING HANDELINGEN Nr. 133 Commissie voor Onderwijs en Gelijke Kansen 13 maart 2014 Uittreksel

Het Croqqer Cookbook: krijg samen meer voor elkaar

HANDELINGEN C102 OND9. Zitting januari 2009 COMMISSIEVERGADERING. C102OND915 januari

Organiseren van samenwerking in het jeugddomein

Mijn énige vraag luidt: Kan er aan de gemeenteraad een uitgebreid verslag van dit werkbezoek gegeven worden?

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 5, 1, I, 2, 3, 4 en 5 ;

GBS 'Alt-Hoeselt' schoolwerkplan deel 3 : pedagogisch - didactische aspecten 1

Vlaams Parlement - Vragen en Antwoorden - Nr.7 - April

Ontwerp van decreet ( ) Nr juni 2012 ( ) stuk ingediend op

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

Verslag ouderavond FIT(s) OP DE KRING

DEEL 1. WERKBOEK 5 Eigen keuze Monique van Dam YOU: De keuze is aan jou!

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD

360 feedback 3.1 M. Camp Opereren als lid van een team Omgaan met conflicten Omgaan met regels

Openingsgebeden INHOUD

Toespraak staatssecretaris H.A.L. van Hoof bij de opening van de miniconferentie O&O-fondsen op 10 september 14.00u in Den Haag

Transcriptie:

VLAAMSE GEMEENSCHAPSCOMMISSIE DE RAAD ZITTING 2006-2007 Nr. 13 INTEGRAAL VERSLAG VERGADERING VAN VRIJDAG 30 MAART 2007 OCHTENDVERGADERING INHOUD MOTIE VAN AANBEVELING (R.v.O., art. 61)......................................... 315 van mevrouw Carla Dejonghe, de heren Fouad Ahidar en Walter Vandenbossche tot besluit van de op 20 maart 2007 gehouden interpellaties over de toestand van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en over de resultaten van de onderwijsinspectie in Brussel Stuk 365 (2006-2007) Nr.1 Bespreking......................................................................... 315 Sprekers : mevrouw Carla Dejonghe, de heren Dominiek Lootens-Stael en Walter Vandenbossche Stemming.......................................................................... 316 INTERPELLATIES (R.v.O., art. 60)................................................... 316 van de heer Jos Van Assche tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Ambtenarenzaken, betreffende het welzijn van de Nederlandstalige bejaarden in Brussel van de heer Jean-Luc Vanraes tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Ambtenarenzaken, met betrekking tot de woonzorgzones in het Brusselfonds Sprekers : de heren Jos Van Assche, Jean-Luc Vanraes, mevrouwen Marie-Paule Quix, Brigitte De Pauw en Brigitte Grouwels, collegelid

DISCUSSIENOTA (R.v.O., art. 50).................................................... 324 van de heer Fouad Ahidar (Stuk 359 (2006-2007)-Nrs 1 en 2) : Hoe waarborg je de anderstalige leerlingen een (Nederlands)talig kader buiten de school(m)uren? Bespreking......................................................................... 324 Sprekers : mevrouw Carla Dejonghe, verslaggever, de heren Fouad Ahidar, Dominiek Lootens- Stael, Guy Vanhengel, collegevoorzitter, Walter Vandenbossche en mevrouw Adelheid Byttebier INTERPELLATIE (R.v.O. art. 60)..................................................... 330 van de heer Dominiek Lootens-Stael tot de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Beroepsopleiding en Ambtenarenzaken, tot mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Ambtenarenzaken en tot de heer Pascal Smet, collegelid bevoegd voor Cultuur en Patrimonium ; met betrekking tot het management van de administratie en de reorganisatie van het personeel Sprekers : de heren Dominiek Lootens-Stael en Guy Vanhengel, collegevoorzitter VRAAG (R.v.O., art. 57).............................................................. 331 van mevrouw Carla Dejonghe aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Ambtenarenzaken, in verband met Taverne Groot Eiland ACTUALITEITSVRAGEN (R.v.O., art. 59)............................................. 332 van de heer Erland Pison aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Ambtenarenzaken, betreffende de VGC-politiek ten aanzien van gesluierd VGCpersoneel van de heer Jan Béghin aan mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor Welzijn, Gezondheid en Ambtenarenzaken, over de nieuwe plaatsen in de kinderopvang van de heer Frédéric Erens aan de heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter bevoegd voor Onderwijs, Beroepsopleiding en Begroting, betreffende de beslissing van de openbare omroep VRT om de 11 juli-viering in Brussel, niet meer uit te zenden BIJLAGEN......................................................................... 340 TREFWOORDENREGISTER....................................................... 341

13e vergadering Vrijdag 30 maart 2007 Vergadering van vrijdag 30 maart 2007 OCHTENDVERGADERING De vergadering wordt om 9u15 geopend. Voorzitter : de heer Jean-Luc Vanraes MOTIE VAN AANBEVELING (R.v.O., art. 61) van mevrouw Carla Dejonghe, de heren Fouad Ahidar en Walter Vandenbossche tot besluit van de op 20 maart 2007 gehouden interpellaties over de toestand van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel en over de resultaten van de onderwijsinspectie in Brussel Stuk 365 (2006-2007) Nr. 1 Bespreking Mevrouw Carla Dejonghe. In deze motie van aanbeveling vragen we dat de collegevoorzitter tevens bevoegd voor Onderwijs samen met de Vlaamse minister van Onderwijs en in samenwerking met alle betrokken partners op het terrein, een ronde-tafelconferentie organiseert met betrekking tot het Nederlandstalige onderwijs in Brussel. Met de motie willen we duidelijk aangeven dat de VGC een belangrijke verantwoordelijkheid draagt voor het Brussels Nederlandstalig onderwijs. We willen eveneens aangeven dat alle politieke verantwoordelijken in Brussel ook daadwerkelijk bereid zijn om die verantwoordelijkheid volledig te dragen. De ronde-tafelconferentie moet als doel hebben : het vinden van positieve maatregelen om het Brussels Nederlandstalig onderwijs nog beter te ondersteunen. Ook moet er worden gezocht naar manieren om de bestaande omkadering beter te integreren in de lessen. De resultaten van het inspectierapport moeten in de juiste context worden geplaatst. De laatste dagen is duidelijk gebleken dat Vlaams minister Frank Vandenbroucke hervormingen wil doorvoeren in het hele Vlaamse onderwijs en niet enkel in Brussel. We denken dat Brussel hierin het voortouw kan nemen. Als Brusselaars mogen we ons in dit debat niet onbetuigd laten. We zijn dan ook voorstander van een ronde-tafelconferentie en we willen dat er een kader kan worden gecreëerd om de leerlingen die voor ons onderwijs kiezen nog beter te begeleiden. Want dat is uiteindelijk het doel van het onderwijs : leerlingen zoveel mogelijk ontplooiingskansen bieden. De heer Dominiek Lootens-Stael. We kunnen ons vinden in de motie zoals ze is neergelegd. Alleen vinden we het jammer dat er niet wordt verwezen naar de. Dat zou kunnen worden opgelost door een amendement van de meerderheid. Op deze manier zouden ook de Raad en de politieke verantwoordelijken aan Vlaams-Brusselse zijde bij de ronde-tafelconferentie worden betrokken, wat ook in het debat aan bod kwam. Over het algemeen gaan we akkoord met de tekst, maar we vinden het spijtig dat de Raad niet wordt vernoemd. 30 maart 2007 315

De heer Walter Vandenbossche. Het gaat hier om een initiatief dat zowel vanuit Vlaanderen als door de VGC aandachtig wordt gevolgd. Ik stel voor om de tekst te behouden zoals hij is. De bespreking is gesloten. STEMMING De motie van aanbeveling wordt eenparig aangenomen door de 15 aanwezige leden. Hebben ja gestemd : Fouad Ahidar, Jan Béghin, Adelheid Byttebier, Jos Chabert, René Coppens, Carla Dejonghe, Brigitte De Pauw, Frédéric Erens, Dominiek Lootens-Stael, Erland Pison, Marie- Paule Quix, Valérie Seyns, Jos Van Assche, Walter Vandenbossche, Jean-Luc Vanraes. De vergadering, geschorst om 9u20, wordt hervat om 9u31. Voorzitter : de heer Jos Chabert INTERPELLATIES (R.v.O. art. 60) VAN DE HEER JOS VAN ASSCHE TOT ME- VROUW BRIGITTE GROUWELS, COLLEGE- LID BEVOEGD VOOR WELZIJN, GEZOND- HEID EN AMBTENARENZAKEN, betreffende het welzijn van de Nederlandstalige bejaarden in Brussel VAN DE HEER JEAN-LUC VANRAES TOT MEVROUW BRIGITTE GROUWELS, COLLE- GELID BEVOEGD VOOR WELZIJN, GE- ZONDHEID EN AMBTENARENZAKEN, met betrekking tot de woonzorgzones in het Brusselfonds De heer Jos Van Assche. Is het niet hemeltergend dat de VGC sinds 1989 verantwoordelijk is voor de Vlamingen in het Brussels hoofdstedelijk gewest, terwijl het aanbod aan voorzieningen voor Nederlandstalige bejaarden in het jaar 2007 nog altijd quasi op één hand te tellen is? Meer specifiek heb ik het hier over het aanbod voor de bejaarde Vlamingen in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Op regelmatige basis hoor ik op plechtige bijeenkomsten of lees ik in officiële beleidsverklaringen en andere prozaïsche stukken hoezeer de VGC en het College in de weer zijn voor de Vlamingen in Brussel en voor al wie een beroep doet op de Nederlandstalige voorzieningen in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Wat de rusthuizen betreft, zijn die Nederlandstalige voorzieningen zo goed als onbestaande. Vlaamse bejaarden hebben sinds heuglijke tijden wel altijd de mogelijkheid gehad om zich aan te passen, zich te integreren in de Franstalige logica van dit gewest. Met andere woorden : ze moeten noodgedwongen kiezen voor Franstalige instellingen of voor de zogenaamde tweetalige instellingen. Is het niet godgeklaagd dat collegelid Brigitte Grouwels en het College niet alle macht en kracht gebruiken om te zorgen dat de verplicht tweetalige diensten en voorzieningen ook echt tweetalig zijn? Bij mijn weten doet collegelid Brigitte Grouwels soms het tegenovergestelde en zorgt zij regelmatig voor een bijkomende verzwakking. Als het collegelid amper aandacht heeft voor of nauwelijks bekommerd is om de wettelijk verplichte tweetaligheid, rijst de vraag of zij er zich dan nog op kan beroepen dat het lot, de opvang en de omkadering van de Brusselse Vlamingen haar nauw aan het hart ligt. Dat kan zij in elk geval niet als zij nog verder toelaat dat zowat de helft van de tweetalige rusthuizen niet in orde is met het gebruik van het Nederlands en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie er blijkbaar maar niet in slaagt om ervoor te zorgen dat de rusthuizen, waarvoor zij bevoegd is, terecht tweetalig zijn. Nu ligt het project van de woonzorgzones voor. Als alles goed zou gaan, zullen een aantal Brusselse senioren hier in een niet al te verre toekomst terecht moeten kunnen komen. Vlaams minister Bert Anciaux schijnt er zowaar zelfs op te rekenen dat er reeds dit jaar een aantal bouwaanvragen zullen goedgekeurd worden. Collegelid Brigitte Grouwels zal het mij en het Vlaams Belang niet ten kwade kunnen duiden dat wij wat minder enthousiast en optimistisch zijn. Wat mij persoonlijk betreft is de realisatie van deze woonzorgzones iets wat enkel op lange of op middellange termijn kan worden ge- 316 30 maart 2007

Van Assche realiseerd. Als de betrokken zones er al ooit zullen komen. Ronduit gezegd ben ik over dit alles zeer sceptisch. Ik was dit trouwens ook toen enkele jaren geleden de ronkende plannen voor het kangoeroewonen aan de orde werden gesteld. Hoeveel van die kangoeroewoningen werden er ondertussen effectief gerealiseerd? Zoals men kan vermoeden is dit louter een retorische vraag. Ik verwacht niet echt een antwoord. Een eerlijke repliek zou voor het hele College en de meerderheid wel eens vrij significant en pijnlijk kunnen zijn. In ieder geval ben ik ervan overtuigd dat er niet veel kangoeroewoningen totstandkwamen in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Het opzet van de kangoeroewoningen illustreert dat het nu eenmaal niet volstaat om oogverblindende projecten aan te kondigen om er ook effectief op het terrein veel van te merken. Volgens ons is er echter nog iets erger aan de hand. We vinden dat collegelid Brigitte Grouwels niet altijd haar echte missie voor ogen heeft. Regelmatig onderkent zij de ware behoeften van de Vlamingen te weinig. Soms verliest zij zelfs ronduit de ware bestaansreden van deze instelling uit het oog. Ook nu zijn er enige aanwijzingen dat dit aan het gebeuren is. Zo ziet het ernaar uit dat de voorzitter van de VGC, de heer Jean-Luc Vanraes, zijn voorkeur in dit project eerder laat afdwalen naar bicommunautaire initiatieven of plannen met een sterke lokale inbreng. Hij stelt deze plannen en initiatieven boven een zuiver Vlaams initiatief. Ik vraag me dus af in hoeverre de toekomstige woonzorgzones in de eerste plaats Vlamingen van dienst zullen zijn. Ik kan het alleen maar hopen. Vanzelfsprekend vindt de Vlaams Belang-fractie het zeer positief dat Vlaams minister Bert Anciaux het aantal Nederlandstalige senioren als criterium hanteert om voor deze of gene vestigingsplaats voor een woonzorgzone te opteren. Wij hopen alleen maar dat hij in deze materie voet bij stuk zal houden. Bij schaarse middelen moeten de Vlaamse bejaarden in de eerste plaats de doelgroep zijn. Kunnen die schaarse middelen trouwens niet beter in traditionele rusthuizen worden geïnvesteerd? Volgens de Brusselse Bouwfederatie zou België meer dan 3 miljoen zestigplussers tellen in 2050. Om al deze senioren ooit te kunnen huisvesten zouden er jaarlijks ongeveer 80 nieuwe rusthuizen moeten bijkomen. In het Brussels hoofdstedelijk gewest zouden er zeker een tiental rusthuizen van minimaal 72 bedden moeten worden bijgebouwd. Dat belet natuurlijk niet dat iemand die zich aansluit bij dit voorliggende Vlaams project, ook een beroep kan doen op Vlaamse realisaties. Ik denk dat op die manier zowel de Vlamingen als de andere gemeenschappen worden geholpen. Het lijkt er volgens de Vlaams Belang-fractie trouwens sterk op dat deze andere gemeenschappen bij een aantal collega-raadsleden primeren op de Vlaamse inwoners van deze regio. Voor hun opstelling laten zij zich immers leiden door de wet van het getal. Het aantal allochtone ouderen is de afgelopen 10 jaar immers ook in het Brussels hoofdstedelijk gewest meer dan verdubbeld. De meeste van deze bejaarden wonen nog thuis en krijgen hulp van hun kinderen. In de loop van de komende jaren zal dit echter zeker veranderen. De stap naar een rusthuis ligt bij vele allochtonen nog vrij gevoelig. Toch is er steeds meer behoefte aan hulp bij de verzorging van deze oudere allochtonen. Met dit gegeven voor ogen lijken de woonzorgzones voor deze doelgroep een interessant en plausibel initiatief. In de veronderstelling dat de woonzorgzones er ooit zullen komen, vraag ik me af of collegelid Brigitte Grouwels bij de totstandkoming ervan prioritair rekening zal houden met de Brusselse Vlamingen. De heer Jean-Luc Vanraes. Ik moet bekennen dat ik me wat ongemakkelijk voel met deze interpellatie. Begin deze week hebben we een Samenwerkingscommissie gehad om over dit onderwerp te discussiëren. We weten natuurlijk allemaal dat we zouden moeten interpelleren in het Vlaams Parlement om te weten te komen welke middelen kunnen worden aangewend. Maar dat is een taak voor onze Vlaams-Brusselse volksvertegenwoordigers in het Vlaams Parlement, hier aanwezig. We weten ook dat het binnen de VGC de taak is van collegelid Brigitte Grouwels om, rekening houdend met de reële behoeften van de Brusselaars, te trachten zoveel mogelijk te bereiken. Met het indienen van een interpellatie stel ik natuurlijk de 30 maart 2007 317

Vanraes politiek van collegelid Brigitte Grouwels niet in vraag. Ik wil daarentegen trachten om, samen met haar, na te denken over de evolutie van wat men woonzorgzones pleegt te noemen. Verder wil ik met haar nadenken over de evolutie van de hulp die men moet bieden aan de senioren die helaas niet meer in staat zijn om zichzelf te behelpen. We weten intussen allemaal dat er gelukkig maar de jongste jaren een evolutie gekomen is in de hulp en omkadering van senioren. Deze nieuwe omkadering vertrekt vanuit het idee dat mensen zo lang mogelijk moeten proberen thuis te blijven, mits de nodige thuishulp en thuiszorg. Als de situatie echt precair wordt, moet ervoor gezorgd worden dat al deze bejaarden opgevangen worden in homes en rust- en verzorgingstehuizen. Vandaar dat het idee van de woonzorgzones opdook. Daarbij probeert men de bejaarde eerst zo lang mogelijk in zijn thuisomgeving te laten. Dit impliceert niet alleen thuishulp en thuiszorg, maar ook dat men de totale leefomgeving aanpast o.m. de straten en de voetpaden. Bij het VGC-werkbezoek aan de woonzorgzones van Wervik hebben we dit kunnen vaststellen. Met een aangepaste leefomgeving kunnen de bejaarden op een gezellige en normale manier thuis verder leven en zijn ze niet opgesloten bij hun tv. Vandaag stellen de woonzorgzones eens te meer het beleid ten aanzien van de senioren in vraag. Ik herinner me immers dat we in de Raad ongeveer vijf jaar geleden al nadachten over welke houding men in Vlaanderen tegenover de Brusselse bejaardenzorg zou aannemen. Vijf jaar geleden konden we beschikken over het Vlaams-Brusselfonds. Toen verklaarde men dat we het Vlaams-Brusselfonds ook konden aanwenden om nieuwe initiatieven voor senioren te ontwikkelen. Helaas is dit aanvankelijk niet gebeurd, blijkbaar omdat er te weinig initiatieven waren. Volgens mij waren er wel voldoende initiatieven, maar heeft men toen verzaakt om in te spelen op de voorstellen. Op deze manier heeft men jaarlijks 5 miljoen euro verloren. Dit bedrag had besteed kunnen worden aan de woonzorgzones, investeringen in homes of in andere initiatieven voor senioren. Gelukkig is het Centrum van de Derde leeftijd destijds met een initiatief gekomen, dat werd gesteund door onze toenmalige collegeleden en door de ministers van het Brussels hoofdstedelijk gewest en Vlaanderen. Men constateerde dat er bepaalde zones waren met een grote concentratie Vlaamse senioren. Deze zones zou men prioritair behandelen. Het is immers normaal dat, met beperkte middelen, een aantal prioriteiten vastgelegd worden. Op die manier bepaalt men dan waar men het nuttigst kan interveniëren. Op basis van deze studie heeft men een aantal initiatieven aangekondigd. We zijn nu echter al twee jaar later. Zoals gezegd hadden we op maandag 26 maart 2007 een vergadering van de Samenwerkingscommissie, waar we niet konden interpelleren. Ik heb vriendelijk een aantal vragen gesteld die beantwoord werden. Ik onthield me ervan om kritisch te reageren op de geformuleerde antwoorden. Dit was de passende houding. Collegelid Brigitte Grouwels zal nu echter als doorgeefluik moeten fungeren. Zij zal een aantal van mijn kritieken moeten overmaken aan de Vlaamse overheid. Ik ben verbaasd over het feit dat men stelt dat er uit Vlaanderen middelen zullen komen. Ook Vlaams minister van Welzijn Inge Vervotte beweert dit. Men spreekt tevens van een publiek- private samenwerking. Afgelopen maandag werden mijn vragen hierover echter niet beantwoord. Als men over een aantal middelen beschikt, moet men die optimaal gebruiken. Jaren geleden hebben we voorgesteld dat de overheid gronden zou kopen en die met recht van erfpacht ter beschikking zou stellen van private ondernemers die homes uitbaten. Dat impliceert dat de koper van de gronden na 20 of 30 jaar ook eigenaar wordt van de gebouwen. Intussen weten we dat men in Vlaanderen staat te popelen om te kunnen investeren in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Ik was verrast dat minister Inge Vervotte vertelde dat de Vlaamse overheid de homes wel zelf zou bouwen. Ik weet niet of dit een optimale aanwending is van de beschikbare middelen. Indien we de privé-sector aanspreken, kunnen we het overschot van onze middelen aanwenden voor andere investeringen. Zo kunnen we meer aandacht besteden aan het oostelijke en zuidelijke deel van Brussel. Ik begrijp niet waarom men spreekt over publiek-private samenwerking terwijl men aangeeft dat er geen homes zullen worden gebouwd in samenwerking met de private sector. 318 30 maart 2007

Vanraes Het enige Vlaamse Brusselse ziekenhuis wordt uitgebaat door een private instelling, de VUB. Dit ziekenhuis functioneert goed. Indien een Vlaamse investeerder een home wil bouwen in Brussel, zal de kwaliteit eveneens gewaarborgd blijven. Verder wordt er gesproken over woonzorgzones, gekenmerkt door het uitrusten van huizen en voetpaden aangepast aan de noden van de senioren. Daarvoor is samenwerking nodig met de lokale overheden. Welke initiatieven worden er genomen om die samenwerking tot stand te brengen? Minister Anciaux vermeldde bedrijven voor sociale economie. Ik vroeg hoe men Vlaams personeel zal vinden dat kan worden ingeschakeld in die bedrijven, maar mijn vraag bleef onbeantwoord. Niet lang geleden werden de bedrijven voor sociale economie opgericht in het Brussels hoofdstedelijk gewest, maar zoals altijd heeft de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie een tekort aan middelen. De invulling van de projecten is echter erg moeilijk. Men is van plan te werken met Vlaamse bedrijven voor sociale economie door de Vlaamse overheid erkend, maar hoe zal dat concreet gebeuren? Is er Nederlandskundig personeel dat kan worden aangeworven in Brussel? Er kunnen momenteel zelfs geen verpleegsters en hulpverpleegsters worden gevonden die Nederlands spreken. We kregen een duidelijk antwoord over de beschikbare middelen. Ik verwijs naar het uitvoeringsbesluit met betrekking tot het Vlaamse Brusselfonds. Indien kredieten worden aangewend voor initiatieven die onder de bevoegdheid vallen van een ander lid van de Vlaamse regering, dan worden zij op de reguliere begroting ingeschreven. Ik denk dat we over een hefboom beschikken om middelen vrij te maken. Ik geef opbouwende kritiek omdat ik vind dat de beperkte middelen optimaal moeten worden aangewend om zoveel mogelijk Vlamingen te helpen in het Brussels hoofdstedelijk gewest. Ik ben het oneens met de heer Jos Van Assche, die beweert dat ik het accent leg op meer co-communautaire samenwerking. Er moeten zowel monoals bicommunautaire instellingen zijn. Indien er een probleem rijst voor de financiering van projecten of wegens een groot aantal senioren, moet er worden samengewerkt met de gemeenten en de OCMW s. Samenwerking met de OCMW s betekent niet dat de Vlaamse overheid haar bevoegdheid deels moet afstaan. Het is perfect mogelijk om een gebouw op te trekken waarin zowel mono- als bicommunautaire voorzieningen zijn. Ik heb tijdens de Samenwerkingscommissie enkel gezegd dat er tegen 2010 nieuwe regels zullen gelden voor rust- en verzorgingstehuizen, waardoor er meer tehuizen zullen worden gebouwd. We kunnen van die gelegenheid gebruikmaken om te zien of samenwerking tussen de mono- en bicommunautaire initiatieven mogelijk is. Zo wordt het mogelijk om meer te investeren in het zuiden en het oosten van Brussel. Tijdens de zitting van de Samenwerkingscommissie zei minister Bert Anciaux dat hij voorstellen over initiatieven in het zuiden en het oosten van Brussel zou bestuderen. Ik zal enkele voorstellen overmaken en zien hoe de minister daarop reageert. Welke middelen worden er in de toekomst vrijgemaakt om vanuit de VGC de werking van de projecten mee te financieren? Kan het collegelid zich vinden in de planning van minister Bert Anciaux? Het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) zal worden aangewend voor de financiering van de woonzorginfrastructuur. Weet het collegelid of minister Bert Anciaux daarover een protocol heeft afgesloten met de Vlaamse minister voor Welzijn? Welke initiatieven worden er genomen om tot samenwerking te komen met de lokale besturen? Een goed beleid moet worden gevoerd voor alle Brusselaars. Komen er bicommunautaire initiatieven opdat er een betere geografische spreiding komt in Brussel van de woonzorgcentra? Door samenwerking kan er een betere concentratie komen van de dienstverlening voor senioren en zorgbehoevenden. Welke maatregelen kunnen er worden genomen om samen te werken met de privé-sector? Heeft het collegelid weet van investeringsplannen vanuit de private sector? Mevrouw Marie-Paule Quix. Ik denk dat de heer Jean-Luc Vanraes een aantal terechte opmerkingen heeft gemaakt. Het is me echter niet duidelijk wat hij bedoelt met het verschil tussen een concentratie van dienstverlening en de inrichting van een woon- 30 maart 2007 319

Quix zorgzone. Naar mijn mening is dit deels een semantisch verschil. Het is evident dat er een horizontaal beleid wordt gevoerd dat aandacht besteedt aan de inrichting van de omgeving. De woonzorgzones zijn echter in eerste instantie bedoeld om Nederlandstalige senioren de kans te geven om ook in hun eigen taal voorzieningen te vinden. Indien de zones worden ingericht, zullen ook flankerende maatregelen, zoals het aanleggen van voetpaden en het oplossen van het mobiliteitsprobleem, worden aangepakt. Ik heb er geen probleem mee dat de lokale besturen daarbij worden betrokken, maar dat is niet zo voor de hand liggend. De heer Jean-Luc Vanraes is OCMW-voorzitter van Ukkel, maar in de andere Brusselse gemeenten is men jammer genoeg niet zo flexibel en ruimdenkend. Ik denk bijvoorbeeld aan de zorgverzekering. Zo weigeren bepaalde OCMW s om voor hun Vlaamse residenten de zorgverzekering aan te vragen. Het moet mogelijk zijn dat privé-investeerders in Brussel rust- en verzorgingstehuizen en serviceflats inrichten. Sommigen worden echter afgeschrikt door het Brusselse institutionele kluwen en de bijkomende administratieve rompslomp. In 2010 zullen de nieuwe normen van kracht worden, maar ik vrees dat verschillende bestaande rust- en verzorgingstehuizen daaraan niet zullen voldoen. Wat zal er met die senioren gebeuren? Misschien moeten er specifieke acties worden gevoerd om investeerders aan te trekken. Het vinden van Nederlandskundig personeel blijft moeilijk. Ik blijf er mij over verbazen dat dit probleem steeds weerkeert. Men neemt wel maatregelen, maar zij genereren te weinig resultaten. Brussel telt een ontzettend hoog percentage werklozen. Men moet er toch 1.000 mensen kunnen toe aanzetten een zorgfunctie op te nemen en om daartoe een specifieke opleiding, inclusief taalopleiding, te volgen. Er moeten meer specifieke opleidingen komen en een meer gerichte rekrutering. Maandag werd in de Samenwerkingscommissie opgemerkt dat de Noordrand als prioritair voor woonzorgzones werd geselecteerd, maar dat men ook flexibel wil zijn. Indien er zich in het zuiden van Brussel een opportuniteit voordoet, zou die kunnen primeren op een initiatief dat werd gepland voor het noorden van het gewest. Ik had graag meer vernomen over gerichte opleidingen en over initiatieven die Vlaamse investeerders naar Brussel kunnen aantrekken. Mevrouw Brigitte De Pauw. Namens mijn fractie wil ook ik enkele bekommernissen verwoorden inzake de uitbouw van de woonzorgzones. In de Samenwerkingscommissie vernamen we welke plannen minister Bert Anciaux heeft. De heer Jean-Luc Vanraes pleitte voor een goede samenwerking met de lokale besturen. Ik onderschrijf dat voorstel hoewel dit niet evident is. Er moet ook een goede samenwerking nagestreefd worden met de bestaande diensten voor semi-residentiële opvang en voor thuiszorg. Maandag had ik de indruk dat men vooral de creatie van nieuwe diensten benadrukte, die in de diverse zones worden uitgebouwd. In tegenstelling tot onze Franstalige collega s namen wij vroeger de beslissing om niet te kiezen voor lokale, maar wel voor regionale dienstverlening. Dit betekent natuurlijk niet dat onze diensten op het lokale niveau niet aanwezig zijn. In de commissievergadering van maandag werd vooral gesproken over lokale dienstencentra. Ik heb echter niets gehoord over zorgknooppunten, over de drie erkende regionale dienstencentra die een specifieke werking hebben voor de uitbouw en het omkaderen van de thuiszorg, en over het schrijven van de zorgplannen. Het is niet altijd noodzakelijk om fysiek in een bepaalde wijk aanwezig te zijn. Er bestaan voldoende middelen, bijvoorbeeld de informatica, om een zorgaanbod te creëren en overleg te plegen. Het belangrijkste is dat alle partners, organisaties en diensten worden samengebracht en een samenwerking tot stand komt. Een ander punt is het infrastructurele aspect van de woonzorgzones. Na een werkbezoek te Wervik kwam vooral tot uiting dat een continu zorg-aanbod essentieel is om mensen zo lang mogelijk thuis te houden. Pas als dat niet langer kan, moet worden doorverwezen naar een semi-residentiële of residentiële setting. Ik richt deze opmerkingen en positieve bedenkingen over het zorg-aanbod vanuit het Brussels 320 30 maart 2007

De Pauw Overleg Thuiszorg (BOT) tot collegelid Grouwels. Tijdens de commissievergadering van enkele dagen geleden bracht het collegelid werkgroepen ter sprake. Welke criteria worden gehanteerd bij de samenstelling ervan? Met welke relevante ervaring op het terrein wordt rekening gehouden? Voor het overige sluit ik mij aan bij de vragen die de heer Jean-Luc Vanraes heeft gesteld. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid. De problematiek van de woonzorgzones houdt ons intensief bezig. We hebben er in de Raad een tijd geleden al een korte toelichting over gegeven. Ook bij de nieuwe Vlaamse gemeentebesturen is het thema al aan bod gekomen. Begin deze week gaf ik samen met Vlaams minister Bert Anciaux in de Samenwerkingscommissie een volledige voorstelling van de bedoelingen met de woonzorgzones en de wijze waarop we deze willen realiseren. Ik heb de nadruk gelegd op het feit dat het een gezamenlijk initiatief is. De uitbouw van de woonzorgzones moet een samenspel worden tussen de Vlaamse ministers Anciaux en Vervotte en mezelf. Daarmee heb ik meteen duidelijk te kennen gegeven dat ik mij volop kan terugvinden in de uitbouw en planning van het dossier. Het is van groot belang om dit welzijnsbeleid voor ouderen op een systematische wijze en toekomstgericht aan te pakken. De VGC is bij dit opzet een zeer actieve partner. Ik zal hier de inhoud van de conclusies van de samenwerkingscommissie niet herhalen. Daarvoor verwijs ik naar het schriftelijke verslag. Ik kan de heer Van Assche onmiddellijk geruststellen. Het project richt zich wel degelijk tot de Vlaamse senioren. Alleen de planning al bewijst dit. We starten met de woonzorgzones op de locatie waar het grootste aantal Nederlandstalige senioren wonen, namelijk de noordelijke rand van Brussel. Wat het zuiden en oosten van de stad betreffen, kan er nog tijdens deze legislatuur een proefproject van start gaan. We kijken uit naar een goed voorstel en willen dit graag realiseren in samenspraak met de verantwoordelijken uit de zuid- en oostrand. Ik richt mij daarbij uiteraard tot de Vlaamse schepenen en OCMW-voorzitters. Er zijn al middenveldgroepen die mij hierover aangesproken hebben. Er is dus zeker belangstelling voor. We kunnen daarvoor nog de nodige middelen vinden als er in die omgeving een goed initiatief op tafel ligt. Ik ben blij dat de heer Van Assche erkent dat onze aanpak van woonzorgzones ook goed kan uitdraaien voor andere bejaarden. Ik denk dan vooral aan allochtone senioren. Dat is een positieve stap. De Nederlandstalige senioren vormen ons hoofdobjectief, maar het initiatief staat uiteraard ook open voor andere senioren. Een belangrijke factor in de woonzorgzones is het rusthuis. De rusthuizen waarmee wordt samengewerkt, hebben allemaal de taaltoets doorstaan. Dankzij Home-Info hebben we een lijst van rusthuizen die een correcte dienstverlening in het Nederlands garanderen. Home-Info heeft de lijst opgesteld vanuit een jarenlange ervaring bij het werken met dergelijke voorzieningen voor senioren. We kunnen ons echter vandaag niet tot de Vlaamse rusthuizen beperken, er zijn er in Brussel immers slechts drie met een Vlaamse erkenning. We zouden dan zeker niet tegemoet kunnen komen aan de behoeften die er zijn en zouden onze woonzorgzones niet kunnen realiseren op de manier die we zelf wensen. Of rusthuizen bij hun erkenningaanvraag de keuze maken om zich aan te sluiten bij de Vlaamse Gemeenschap of bij de Cocof of opteren voor een bico-profiel, heeft in de eerste plaats niet te maken met een taalkeuze, maar is vaak ingegeven door louter economische motieven. Zo zijn de bouwnormen voor rust- en verzorgingstehuizen strenger in Vlaanderen dan ze zijn in geval van een erkenning door de Cocof of in geval van een bico-erkenning. Dat brengt natuurlijk met zich mee dat de Vlaamse rusthuizen nu al dichter bij de nieuwe normering voor rusthuizen staan en in 2010 makkelijker dan de andere rusthuizen in orde zullen zijn. Er zijn dus wel degelijk Nederlandstalige rusthuizen in Brussel die geen aansluiting hebben gevraagd bij de Vlaamse Gemeenschap. Een samenwerking met bicommunautaire initiatieven voor zover zij de taalkeuze van de patiënt erkennen blijft aangewezen. Naast een correcte behandeling en dienstverlening in de Nederlandse taal, is er de bijkomende eis dat het rusthuis moet aangesloten zijn bij de Vlaamse zorgverzekering. Zo kom ik automatisch bij de suggestie die de heer Vanraes formuleerde, om samen te werken met de 30 maart 2007 321

Grouwels bicommunautaire initiatieven en lokale besturen. Waar mogelijk proberen we de lokale besturen bij de uittekening van de woonzorgzones te betrekken. We hebben bij de afbakening rekening gehouden met de gemeentegrenzen, ook al werd er verleden maandag een voorbeeld aangehaald dat men soms toch op de grens tussen twee zones kan terechtkomen. Voor de site in Neder-Over-Heembeek lopen er gesprekken met Brussel-stad en voor Ganshoren zitten we rond de tafel met de gemeente en het OCMW. Mevrouw Quix stelde dat het niet altijd gemakkelijk is om met lokale besturen samen te werken. Daarvan is er een recent voorbeeld. Zo dachten we dat we op goede weg waren in Etterbeek. In de praktijk blijkt het iets moeilijker te verlopen. Op dit ogenblik lichten we het initiatief vanuit de Vlaamse Gemeenschap en de VGC uitgebreid toe bij de lokale besturen zodat er geen misverstanden over ontstaan. Er wordt geopteerd voor samenwerking met privépartners. Voor de zones Anderlecht, Neder-Over- Heembeek, Ganshoren en Laken zijn er al gesprekken aan de gang met een aantal privé-partners. Het is echter nog te vroeg om hierop vandaag dieper in te gaan. Gesprekken voeren en onderhandelen is één zaak, komen tot een concrete overeenkomst is al een stap verder en zo ver zijn we nog niet. Het gaat hierbij op de eerste plaats om de bouw van rusthuizen. Er lopen een tweetal initiatieven van privé-partners die met een Vlaamse erkenning rusthuizen willen opstarten. Privé-partners willen immers niet altijd een beroep doen op VIPA-middelen omdat de procedures dikwijls lang aanslepen. Vervolgens is er de vraag van de heer Vanraes over sociale economie en de wijze waarop men hiervoor Nederlandstaligen kan mobiliseren. Opleidingen zijn voorhanden in het Vlaamse circuit in Brussel. Zij bereiden voor op een beroep en werken tegelijk aan het taalaspect. We willen zeker en vast de Nederlandse taal bijbrengen zodat de mensen die de opleiding volgen, ook in het beroep dienstbaar kunnen zijn. Er loopt op dit ogenblik een experiment voor polyvalente verzorgenden. De VDAB zal dit project voortzetten. Er zijn werkgroepen opgericht die het proces moeten ondersteunen, zoals Werkgroep 3 Rekrutering en Opleiding. Daarin zetelen mensen van de VDAB en Tracé Brussel. Er is ook samenspraak met de BDGA. Er wordt overlegd welke opleidingen de mensen die worden voorbereid op zorgberoepen, precies nodig hebben. De mensen die in deze opleidingen terechtkomen, zijn doorgaans werkzoekenden, vaak van buitenlandse afkomst. Ik ben ervan overtuigd dat het zinvol is om hierin te investeren. Dit lijkt me een betere optie dan personeel uit Polen of andere landen hierheen te halen. Nog in antwoord op de interpellatie van de heer Jean-Luc Vanraes benadruk ik dat het wel de bedoeling is om bij de creatie van de woonzorgzones te streven naar een synergie tussen de middelen voor het investeringsplan van de VGC en die van het Brusselfonds. Het investeringsplan omvatte reeds een aantal projecten. In Ganshoren staat de VGC bijvoorbeeld in voor de aankoop van een dienstencentrum. De financiering voor de bijkomende zorginfrastructuur in de woonzorgzones is afkomstig van het VIPA, het Brusselfonds en de privé-sector. Er wordt dus complementair gewerkt. In verband met het VIPA zijn er gesprekken geweest tussen de Vlaamse ministers Anciaux en Vervotte. Men is bereid een inspanning te doen om via het VIPA de achterstand in de Brusselse welzijnsvoorzieningen weg te werken. Het kabinet van minister Vervotte maakt deel uit van de stuurgroep en participeert ad hoc in de werkgroepen. Dat is een waarborg voor een goede coördinatie. Ik meen hiermee ook te hebben geantwoord op de vragen van mevrouw Marie-Paule Quix over de opleidingen voor verzorgend personeel en het aantrekken van Vlaamse investeerders voor initiatieven in Brussel. Aan mevrouw Brigitte De Pauw antwoord ik dat de samenwerking met bestaande diensten het uitgangspunt is van de woonzorgzones. In eerste instantie wordt nagegaan welke dienstverlening al beschikbaar is. De woonzorgzones worden trouwens gecreëerd rond bestaande voorzieningen. Dat is ook de reden waarom we beginnen in het noorden van Brussel : het aanbod is daar groter. De thuiszorgdiensten spelen een zeer belangrijke rol. We gaan immers uit van het principe dat senioren zo lang mogelijk in hun eigen huis moeten blijven wonen. Een dienstencentrum kan een aanvullende 322 30 maart 2007

Grouwels rol spelen. Er wordt vanzelfsprekend ook rekening gehouden met de gewestelijke diensten, die overigens vertegenwoordigd zijn in de werkgroepen. Tot nu toe is er in Brussel maar één regionaal dienstencentrum dat over een erkenning beschikt, met name IRIS-Thuiszorg. (Onderbrekingen van mevrouw Brigitte De Pauw) We hebben contact met alle dienstverlenende instanties. Het regionale dienstencentrum maakt deel uit van de tweede werkgroep en de dienstverlening ervan is zeker een belangrijke factor bij de creatie van de woonzorgzones. Het BOT heeft een aantal terechte opmerkingen gemaakt, onder meer in verband met de planning van de woonzorgzones. Die opmerkingen betroffen vooral het gebruik van de correcte terminologie. De teksten zullen worden aangepast op basis van de opmerkingen van het BOT. Het BOT heeft tot 13 april 2007 de tijd om opmerkingen te maken. Nadien bekrachtigt de stuurgroep de plannen. Wat de vrees voor een overdreven nadruk op infrastructuur betreft, onderstreep ik dat de woonzorgplanner nu eenmaal tot opdracht had om een plan op te stellen voor het infrastructurele aspect. Het is dan ook logisch dat dit sterk naar voren treedt. Momenteel wordt er gewerkt aan de koppeling met de haal- en brengdiensten en de thuiszorg. De opdracht van de werkgroepen bestaat erin om dit goed te coördineren. De lokale dienstencentra, die partner zijn voor de thuiszorg, zullen een belangrijke rol spelen. Er is ook een werkgroep rond thuiszorg en mobiliteit, en een andere rond rekrutering en verzorgenden. Elke werkgroep bestaat uit een vaste kern van vijf mensen : de ministers Anciaux, Vervotte en Grouwels hebben elk een vertegenwoordiger, dan is er nog een vertegenwoordiger van de Vlaamse administratie en de voorzitter van de overleggroep Lokaal Sociaal Beleid. Per thema wordt deze werkgroep aangevuld met deskundigen, mensen die al jaren actief zijn in de sector. We staan aan het begin van een structurele aanpak van het welzijnsbeleid gericht op senioren. Dit initiatief zal nog groeien. Ik geloof sterk in deze aanpak : enerzijds oog voor de noodzakelijke infrastructuur, anderzijds voor de diensten en voortdurende aandacht voor de reacties van het werkveld. Mijns inziens zetten we vandaag een belangrijke stap. De heer Jos Van Assche. Ik kan me niet van de indruk ontdoen dat de woonzorgzones vooral dienstig zijn voor de senioren die het nog betrekkelijk goed stellen, dat wil zeggen : relatief welgesteld, goed te been en mentaal in orde. (Samenspraken) Ik vermoed dat de woonzorgzones er zullen zijn tegen de tijd dat ik er een beroep op zal moeten doen. (Gelach) Mijn fractie is er alleszins niet van overtuigd dat de plannen zullen worden gerealiseerd in de nabije toekomst. Is het niet mogelijk dat het geheel van woonzorgzone, infrastructuur en ondersteunende diensten niet meer kost dan opname in een rusthuis? In het verslag heb ik gelezen dat ook de OCMW-secretaris van Wervik die opmerking heeft gemaakt. Volgens mij is dit inderdaad het geval als het totaalplaatje wordt bekeken. Heel wat mensen zullen uit de boot vallen omdat ze niet over de nodige middelen beschikken. Heel wat bejaarden, zeker Vlaamse bejaarden in Brussel, zijn alleenstaand en leven in precaire omstandigheden. Mevrouw Brigitte De Pauw. De kosten die voor thuiszorg in rekening worden gebracht, zijn afhankelijk van het inkomen. De heer Jos Van Assche. Mevrouw Brigitte De Pauw verdedigt weer de typische Caritasinstelling. (Samenspraken en protest) Hoe dan ook zal de betrokken bejaarde een behoorlijk bedrag moeten ophoesten. Nu al kunnen veel bejaarden het zich financieel niet veroorloven om zich te laten opnemen in een rusthuis en moeten hun kinderen bijspringen. Mevrouw Brigitte De Pauw verwijt mij een gebrek aan terreinkennis, maar ze lijkt mij evenzeer weinig vertrouwd met de realiteit. De heer Jean-Luc Vanraes. Ik ben blij dat er werk wordt gemaakt van een plan, maar vind wel dat de VGC een aantal jaren heeft verloren. Dat heb ik daarstraks al gezegd. De thuiszorg kampt met een groot personeelsgebrek. Zelfs als we de mono- en bicommunautaire middelen optellen, is er nog een groot tekort. Veel 30 maart 2007 323

Vanraes mensen die thuiszorg verlenen, hebben Brussel verlaten omdat de markt er voor hen niet rendabel is. Ze kunnen als zelfstandige in Brussel hun brood niet verdienen met verpleging in het kader van thuiszorg. Door onder meer het fileprobleem kunnen ze minder patiënten bezoeken in deze stad dan in niet-grootstedelijke gebieden. Er is dringend nood aan een betere organisatie van de mensen die in deze sector actief zijn. Daarom heb ik in de commissie voorgesteld om na te gaan of het mogelijk is om op basis van het Zorgnet tot een betere organisatie van de thuiszorg te komen. Ik ben het helemaal eens met het standpunt van het collegelid over bedrijven voor sociale economie. Het is nu zaak om een dergelijk bedrijf op te richten. Zal de VGC daarvoor instaan? Zal Vlaanderen geld geven? Dit bedrijf voor sociale economie zal er ook voor moeten zorgen dat de langdurig werklozen die er aan de slag gaan, een opleiding krijgen. Ik verwacht niet onmiddellijk een antwoord op deze vraag, want het was me duidelijk dat Vlaams minister Bert Anciaux ook niet goed wist welke richting hij uit wilde. Het is misschien wel nuttig om grondig na te denken over de implicaties van dergelijke voorstellen voor men ermee naar buiten treedt. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid. In het plan van de VGC wordt voorzien in een initiatief in Anderlecht voor zwaar zorgbehoevende en dementerende bejaarden. Uiteraard is iedereen bezorgd om de kostprijs : die mag niet te hoog zijn. Het concept van de woonzorgzone laat echter ook zorg op maat toe, het is niet zoals in een rusthuis, dat een alomvattende zorg aanbiedt. Ook dat kan een element vormen in de kostprijsberekening. Het vinden van personeel voor die initiatieven blijft een bekommernis, ook voor Pro Medicis. Wat de thuisverpleging betreft, bestaat er in het centrum van Brussel al een aantal initiatieven van verplegers die hun werkterrein hebben afgebakend op wijkniveau. Zij kennen zo de fileproblemen niet meer. Dat is een nieuw concept in de thuisverpleging, dat zich misschien nog verder kan ontwikkelen. Die woonzorgzones zouden daarbij kunnen helpen, samen met Zorgnet en de andere initiatieven. Ook op het terrein, vanuit de sector zelf, wordt dus heel actief en creatief nagedacht over het probleem van het tekort aan verpleging aan huis in Brussel. De incidenten zijn gesloten DISCUSSIENOTA (R.v.O., art. 50) HOE WAARBORG JE DE ANDERSTALIGE LEERLINGEN EEN (NEDERLANDS)TALIG KADER BUITEN DE SCHOOL(M)UREN? VAN DE HEER FOUAD AHIDAR Stuk 359 (2006-2007) Nrs. 1 en 2 Bespreking Mevrouw Carla Dejonghe, verslaggever. Ik heb netjes mijn huiswerk gemaakt en een volledig verslag opgesteld. Gezien de tijdsnood en het feit dat er zodadelijk nog een commissievergadering zal plaatsvinden, verwijs ik echter naar het verslag dat zo neem ik aan iedereen heeft gelezen. Voorzitter : de heer Jean-Luc Vanraes De heer Fouad Ahidar. Het is niet mijn bedoeling om het hele discours uit de commissie Onderwijs te herhalen. Het uitgangspunt van onze nota is duidelijk : Nederlands màg leuk zijn. Een anderstalig kind kan zijn kennis van het Nederlands ook oefenen en bijleren in zijn vrije tijd. Zo wordt de Nederlandse taal iets leuks. De taal is dan niet langer een drempel om de lessen op school te volgen. De taal wordt ook een instrument om mee te kunnen volgen, om met elkaar te kunnen praten, om zich te emanciperen. Als we het hebben over het Nederlands buiten de schoolmuren, hebben we het eigenlijk ook over gelijke kansen in het onderwijs. Niemand twijfelt er nog aan : meer Nederlands in de vrije tijd zal een kind ook op school vooruit helpen. De knuffelwaarde van het Nederlands is een begrip geworden dat iedereen kent. Hoe liever een 324 30 maart 2007

Ahidar kind Nederlands spreekt, hoe beter het Nederlands zal kunnen spreken. In de commissie Onderwijs was er een brede consensus. Ja, het Nederlandstalig onderwijs kent een grote instroom van anderstalige leerlingen. Ja, we moeten die leerlingen tijdens de lesuren helpen om het Nederlands onder de knie te krijgen. Ja, we moeten blijven streven naar gelijke kansen voor alle leerlingen. En ja, de vrije tijd kan daarbij helpen. Streven naar gelijke onderwijskansen houdt alle bestuursniveaus bezig : zowel Vlaams minister Frank Vandenbroucke als collegevoorzitter Guy Vanhengel als collegelid Pascal Smet. Ieder wil vanuit zijn bevoegdheid en mogelijkheden die gelijke onderwijskansen realiseren. Het Brussels Nederlandstalig onderwijs moet dezelfde eindtermen blijven halen als het Nederlandstalig onderwijs in Vlaanderen, zegt Vlaams minister Frank Vandenbroucke. Extra begeleidingsmaatregelen voor het Brussels onderwijs blijven nodig, verklaart collegevoorzitter Guy Vanhengel. De WMKJ s moeten zich toeleggen op kinderen uit het Nederlandstalig onderwijs, oppert collegelid Pascal Smet. Ieder werkt vanuit zijn bevoegdheid aan gelijke onderwijskansen. Deze discussienota was een aanzet om met elkaar van gedachten te wisselen. We hebben het in onze nota dan ook klaar en duidelijk gesteld : voor anderstalige kinderen in het Nederlandstalig onderwijs is de vrije tijd heel belangrijk. Nog heel wat mogelijkheden blijven onbenut. We beseffen nu hoe belangrijk die vrije tijd wel is. De instroom van anderstalige leerlingen in ons onderwijs heeft tot gevolg dat we voor genoeg vrijetijdsinitiatieven moeten zorgen, dat we de weg naar die activiteiten moeten wijzen en dat we de ouders erbij moeten betrekken. Met de discussienota hebben we onze aanbevelingen kenbaar gemaakt. Werken aan gelijke kansen heeft niet alleen te maken met onderwijs, maar ook met vrije tijd. De discussie is nog volop aan de gang. We hopen dat het onderwerp levendig blijft. Onze fractie heeft trouwens een resolutie klaar als sluitstuk van deze discussienota. We zullen die resolutie voorstellen na de komende ronde-tafelconferentie over onderwijs. We hebben in elk geval onze stem laten horen. We hopen dat we één en ander in gang hebben gezet, al zal de discussie over gelijke kansen en de realisatie ervan nooit helemaal afgerond zijn en dat is maar goed ook. We moeten blijven nadenken over de manier waarop we een goede samenleving kunnen realiseren. In het begin van de bespreking in de commissie Onderwijs zeiden sommigen dat het onmogelijk is om gelijke kansen aan te bieden. Dat klinkt al heel snel als laten we ons niet met die of die leerlingen bezighouden, want dat is te moeilijk, te vervelend, te ingewikkeld of te duur. Dat is volgens ons echter al te gemakkelijk. De overheid moet ernaar streven om wél gelijke kansen aan te bieden, welke taal een kind ook spreekt, met welk intellect een kind ook is geboren of uit welke sociale klasse het ook komt. Wij geloven dat de instroom van anderstalige kinderen in ons onderwijs een grote troef is. We mogen blij zijn dat onze Nederlandstalige scholen zoveel succes kennen. Ik geloof dat al de jongeren die in onze scholen Nederlands leren, de beste ambassadeurs van Vlaanderen zijn. We hebben er dus alle belang bij om die jongeren zo goed mogelijk te begeleiden. We moeten investeren in de generatie die nu groot wordt op onze schoolbanken. Als die leerlingen goed Nederlands leren, zullen ook de Vlamingen in Brussel daarvan de vruchten plukken. De heer Dominiek Lootens-Stael. Ik zal niet herhalen wat reeds in de commissie werd gezegd maar ik wil toch enkele punten onder de aandacht brengen. Het is in elk geval de verdienste van de discussienota dat ze het probleem erkent en dat het wordt aangekaart. De discussienota is gebaseerd op een enquête en pretendeert nergens wetenschappelijk te zijn. Het kan dus nuttig zijn om hier en daar de toestand op het terrein verder te onderzoeken, maar dat is misschien een taak voor het College. De scholen waarop de enquête is gebaseerd, situeren zich hoofdzakelijk in gemeenten of buurten waar zeer veel en ik excuseer me bij de collegevoorzitter van de open partij voor het gebruiken van dit woord allochtonen te vinden zijn. Indien men hetzelfde onderzoek zou uitvoeren in scholen in bijvoorbeeld Woluwe of Watermaal-Bosvoorde, zou men mijns inziens tot heel andere bevindingen komen. Daar zijn ook allochtonen, zij het in veel mindere mate. 30 maart 2007 325

Lootens-Stael Dat leidt er misschien juist toe dat de allochtonen er meer inspanningen zullen doen om het Nederlands machtig te worden, dan in situaties waarin de groep groter is. De heer Fouad Ahidar. We hebben het niet over allochtonen, maar over anderstaligen. De afkomst speelt geen rol. De heer Dominiek Lootens-Stael. Ik durf toch het onderscheid te maken tussen Franstaligen en allochtonen, zoals ook de heer Erland Pison deed in de commissie Onderwijs. Ten eerste omdat voor vele allochtonen het Nederlands de derde of de vierde taal is, terwijl het voor veel Franstaligen de tweede taal is. Ten tweede spelen er bij allochtonen ook andere factoren, zoals de etnisch-culturele factor, een rol. Dat bleek onlangs ook uit een studie. Voor de Franstaligen is dat niet het geval. Er is dus een onderscheid tussen enerzijds allochtonen in Woluwe of Watermaal-Bosvoorde en anderzijds allochtonen in Sint-Jans-Molenbeek of Sint-Gillis : daar leven ze samen in grotere groepen en zullen ze buiten de schooltijd minder met Nederlandstaligen omgaan. Dat is de situatie. Of er oplossingen zijn, is weer een andere vraag, maar het zou in ieder geval nuttig zijn om het te weten. Een andere opmerking die ik in de commissie heb gemaakt, is dat er ook eens moet worden nagedacht over het Nederlands binnen de schoolmuren en binnen de schooluren. Ook wat dat betreft stellen zich in heel wat scholen problemen : op de speelplaats wordt dikwijls meer Frans dan Nederlands gesproken. Waar zijn we dan mee bezig als we het hebben over het Nederlands buiten de schooluren en -muren? Men kan dus het best bekijken wat de problemen precies zijn en wat er aan gedaan kan worden. Mijns inziens hebben heel wat problemen te maken met een gebrek aan motivatie : dat is het sleutelwoord dat ik ook in de commissie heb gebruikt. Nogal wat anderstalige ouders ik gebruik nu het woord anderstalig want ik spreek over anderstalige ouders in het algemeen schrijven hun kinderen in in het Nederlandstalig onderwijs, vaak omwille van toevallige omstandigheden. Zo kan de Nederlandstalige school dichtbij zijn, of heeft de Franstalige school in de omgeving een slechtere reputatie dan de Nederlandstalige. Er zijn natuurlijk ouders die doelbewust kiezen voor het Nederlandstalig onderwijs, omdat ze weten dat de kwaliteit ervan beter is en omdat ze zich ervan bewust zijn dat het Nederlands als tweede of derde taal veel grotere kansen biedt op de arbeidsmarkt. Ik ben er echter van overtuigd dat ook heel wat ouders die keuze niet bewust maken, dat ze door toevallige omstandigheden of andere factoren kiezen voor een Nederlandstalige school. Dan loopt het uiteraard fout. Er is immers een gebrek aan motivatie. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter. Dat is toch iets nieuw. 15 jaar geleden zou die keuze door zoals de heer Dominiek Lootens-Stael dit noemt toevallige omstandigheden nooit gemaakt zijn. Die keuze was altijd anders. De heer Dominiek Lootens-Stael. Zelfs al is het nieuw, ik stel toch vast dat het zo is. Nogal wat ouders kiezen niet doelbewust voor het Nederlands, maar kiezen voor een school om andere redenen. Dan beginnen de problemen door het gebrek aan motivatie. De heer Fouad Ahidar. Zoeken de Vlamingen dan ook niet eerder naar een school in de buurt? De heer Dominiek Lootens-Stael. Ik kies zeer bewust een Nederlandstalige school voor mijn kinderen omdat het Nederlands mijn moedertaal is en ik wil dat mijn kinderen school volgen in het Nederlands. Ik zoek dus niet de dichtstbijzijnde school, want anders zouden mijn kinderen in een Franstalige school zitten. Nogal wat anderstalige ouders ouders van vreemde kinderen kiezen voor een Nederlandstalige school, terwijl die kinderen daar zelf vaak niet om gevraagd hebben. Wanneer er geen motivatie is, beginnen de problemen. Dan is er uiteraard ook geen motivatie om na de schooluren een beetje Nederlands mee te pikken in een jeugdbeweging of bij de speelpleinwerking, want ze is er al niet tijdens de schooluren. De heer Fouad Ahidar. Hebt u dat gevraagd aan al die allochtonen? Hoe weet u dat? Praat u met hen? Voelt u echt aan dat zij niet overtuigd zijn om bewust die keuze te maken of hebt u een nieuw vooroordeel gevonden? 326 30 maart 2007

De heer Dominiek Lootens-Stael. Ik heb vier kinderen die het Nederlandstalig onderwijs doorlopen hebben of er nog volop inzitten. Ik heb dus wel wat ervaring. Ik zie ook wat er op school gebeurt. Ik hoor wat leerkrachten en directie zeggen. Er is wel degelijk een probleem. Ik zie ook dat sommige ouders zich op een oudercontact niet in het Nederlands kunnen uitdrukken. Als ouders zich niet eens kunnen uitdrukken in het Nederlands, als zij niet eens goedendag en goedenavond kunnen zeggen aan de leerkracht op het oudercontact, hoe wilt u dan dat diezelfde ouder zijn kinderen begeleidt bij het maken van huistaken of het voorbereiden van proefwerken en dergelijke? Wij leveren als overheid een geweldige inspanning om kwaliteitsvol Nederlandstalig onderwijs te verstrekken. Ik denk dat wij dan ook mogen eisen dat diegenen die daarop ingaan en daarvan gebruikmaken, daartegenover op hun beurt een inspanning plaatsen, bijvoorbeeld dat minstens één van de ouders het Nederlands leert. We gaan het die mensen niet kwalijk nemen dat ze geen Nederlands kennen, maar ze moeten dan wel de inspanning leveren om het te leren. Wij stellen hen ook een uitgebreid aanbod ter beschikking. Wij vragen alleen dat ze daarop zouden ingaan en ik denk dat we ze zelfs ertoe mogen verplichten. Wanneer men wil gebruikmaken van het Nederlandstalig onderwijs voor zijn kinderen, mogen wij daartegenover stellen dat één van beide ouders het Nederlands moet leren, zodat hij of zij zijn of haar kinderen kan opvolgen en begeleiden in het onderwijs. Dat is in het belang van de ouders en zeker in het belang van de leerlingen. Alle inspanningen die wij leveren om na de schooluren en buiten de schoolmuren een aanbod Nederlands te verstrekken, blijven onvoldoende als die motivatie er niet is. Als we de ouders en, via de ouders, de kinderen niet motiveren ook de kinderen moeten immers gemotiveerd zijn om dat Nederlands machtig te worden kan het aanbod dat wij na de schooluren verstrekken, nooit volstaan. Motivatie is hier het sleutelwoord en daaraan moeten wij werken. Tot slot wil ik nog even terugkomen op het voorstel dat het Vlaams Belang al lang heeft gedaan en waarvan ik nu vaststel dat ook de minister van Onderwijs erop begint in te gaan. Wij mogen verwachten dat leerlingen in de klas kunnen volgen in de Nederlandse taal. Zij mogen niet zorgen voor een taalachterstand bij de andere leerlingen. Men kan dat verhelpen via de taalbadklassen, waarvan wij al lang voorstanders zijn. Ik denk dat we er niet voor moeten terugschrikken om kinderen te onderwerpen aan een taaltest. Wanneer blijkt dat zij niet in staat zijn om dat beetje Nederlands te begrijpen dat hen in staat moet stellen om te kunnen volgen in de les, moeten wij hen oriënteren naar taalbadklassen waar zij eventueel een jaar extra ondergedompeld worden in het Nederlands, om daarna wel op een behoorlijke wijze de les te kunnen volgen in de reguliere klassen. Daarvan moet ook werk gemaakt worden, want voor de kinderen die het Nederlands werkelijk onvoldoende beheersen om de les te kunnen volgen, zal het aanbod dat wij buiten de schoolmuren en buiten de schooluren bieden, niet volstaan om hen voldoende Nederlands bij te brengen om de Nederlandstalige leerlingen te kunnen volgen. Mevrouw Carla Dejonghe. Wij vinden het in ieder geval heel positief dat deze discussienota de problemen aankaart. De heer Lootens-Stael heeft het daarover net al gehad. Misschien kan wetenschappelijk onderzoek wel helpen bij de aanpak van de problemen. De VUB heeft daarin al een zekere expertise opgebouwd. De materie is beleidsoverschrijdend. Het is belangrijk dat iedereen aan hetzelfde zeel trekt. In de commissie heb ik het gehad over het woordje knuffelwaarde. Ik vind dat een fantastisch woord. Het moet inderdaad de eerste zorg zijn dat kinderen het Nederlands leren appreciëren. Als leerkracht heb ik er ook altijd op gelet dat de leerlingen in de eerste plaats zeer graag naar de les Nederlands kwamen. In tegenstelling tot wat de heer Lootens-Stael zegt, kiezen de meeste anderstalige ouders volgens mij bewust voor het Nederlandstalig onderwijs. In sommige gevallen zal het kind dan extra gemotiveerd moeten worden om het Nederlands te leren, omdat gewoonlijk niet het kind, maar de ouders de schoolkeuze maken. Als ze hun kinderen naar het Nederlandstalig onderwijs sturen, moeten de ouders weten dat ze voor kwaliteit kiezen, maar ook voor een duidelijk engagement van hun kant. Het is belangrijk dat de school dit duidelijk maakt aan de ouders. De lessen Nederlands voor ouders lijken op het eerste gezicht weinig succes te hebben. Dit is dan ook een concept dat nog moet groeien en alle steun verdient. 30 maart 2007 327

Dejonghe De school moet zelf geen aanbod creëren, maar als doorgeefluik functioneren. Wel zou er een grotere afstemming mogelijk moeten zijn tussen enerzijds de school en anderzijds de liefst plaatselijke Nederlandstalige sportclubs, jeugdverenigingen, muziekacademies en vooral de bibliotheek, die momenteel voor vele ouders toch een eerste tussenstap is. Georganiseerde en regelmatige bezoeken van klasjes aan de bibliotheek tijdens de schooluren, blijken een goede stimulans voor kinderen om nadien met hun ouders zelf langs te komen. Jeugdverenigingen, sportverenigingen, speelpleinen, enzovoort draaien allemaal op vrijwilligers. Dat zijn soms zeer jonge mensen. Het is onmogelijk om hen te belasten met een talige opdracht, maar dat is ook niet nodig. Wanneer we spreken over een talig kader buiten de schoolmuren, hebben we het eigenlijk over een ander taalregister. Het gaat daarbij niet om grammaticale correctheid, maar wel om communicatieve correctheid. Hiermee moet rekening gehouden worden. Het belangrijkste daarbij is een consequente houding ten opzichte van het Nederlands. Als iemand zich buiten de schoolmuren aansluit bij een sportof jeugdvereniging, moet hij of zij Nederlands spreken. Het is, vanwege die vrijwilligheid, moeilijk om dit af te dwingen. Het spreekt voor zich dat het weinig nut heeft anderstalige kinderen in Nederlandstalige verenigingen te laten meedoen, als ze daar onderling Frans spreken. Wat dat betreft moeten ook de vrijwilligers gesensibiliseerd worden, maar natuurlijk moeten we ervoor uitkijken dat we hiervan geen dwingende maatregel maken. Een gebrekkige opvolging van thuis uit, heeft ook vaak te maken met de gebrekkige alfabetiseringsgraad van de ouders. Dat moeten we in ons achterhoofd houden wanneer er gecommuniceerd wordt. Wij zijn er geen voorstander van om specifiek Nederlandstalige sportclubs in Brussel uit te bouwen, omdat sport nu eenmaal niet taalgebonden is. Wij zijn wel sterke voorstanders van sportieve naschoolse opvang voor kinderen, met daarvoor opgeleide en eventueel vergoede animatoren. Volgens ons moet het mogelijk zijn dat de VGC daarvoor een pool sportleerkrachten aanlegt, die in samenwerking met bijvoorbeeld een vijftal Nederlandstalige scholen, in sportopvang voorziet. Ook kan er via de Vlaamse schepenen en gemeenschapscentra gedacht worden aan activiteiten om jongeren, maar ook ouderen op een aangename en spontane manier met het Nederlands in contact te brengen. De heer Walter Vandenbossche. Ik sluit mij aan bij de tussenkomsten van de heer Ahidar en mevrouw Dejonghe, maar roep tegelijkertijd op om toch ook aandacht te hebben voor een aantal specifieke groepen. Zo worden de adolescenten niet vermeld in dit document. Er zijn bovendien ook reacties gekomen van verenigingen op het terrein die niet vermeld zijn in het document. Ik denk dat we daarmee ook rekening moeten houden. Er wordt hier nogal plaatsvervangend gedacht, terwijl we ook de eigen creativiteit van een aantal mensen moeten ondersteunen. Ik herhaal mijn pleidooi dat ik al in de commissie heb gehouden. We hebben er alle belang bij om op het terrein te gaan kijken om vast te stellen met de betrokkenen zelf wat er te doen is. De mensen van De Buiteling zeggen dat er geen eenduidig model is. Dat is volgens mij correct. Er zijn verschillende modellen en we moeten die zo opportuun mogelijk en op vraag van het terrein proberen tot stand te brengen. Mevrouw Adelheid Byttebier. Ik wil eigenlijk doorgaan op wat de laatste spreker gezegd heeft over die verschillende modellen. In de discussienota wordt inderdaad gerefereerd aan good practices. Hoe kan het Nederlands buiten de schooluren en schoolmuren gestimuleerd worden? Er zijn ook in Brussel zelf door het schoolopbouwwerk al heel wat good practices opgebouwd. We hoeven dat niet echt in het buitenland of buiten Brussel te zoeken. Mijnheer Ahidar, Groen! wil u in de eerste plaats feliciteren met deze discussienota, vooral omdat het een gelegenheid biedt om een debat te voeren over Brusselse taalkwesties bij kinderen en jongeren. Moeten kinderen Nederlands kennen? Dat is natuurlijk een retorische vraag. Het is boeiender zich af te vragen op welke manier dat moet gebeuren. Hoe kunnen kinderen en jongeren het best de Nederlandse taal machtig worden? U hebt dat goed geïntroduceerd. Het moet al spelenderwijs gebeuren. Het moet leuk zijn. 328 30 maart 2007

Byttebier Daarbij moeten we er ons voor hoeden onszelf en de kinderen niet in een harnas te steken. Het is heel belangrijk dat er een affiniteit is met de taal die ze op school leren en met het Nederlands dat ze ook later, hopelijk als tweetaligen, goed zullen kunnen gebruiken. Als men daaruit de conclusie trekt dat alles in duidelijk Nederlands moet gebeuren, rijst de vraag hoe men het Nederlands leert. Daarover hebben wij een andere mening. U weet dat Groen! het heel belangrijk vindt dat mensen een affiniteit hebben met de moedertaal. Daarom verdedigen wij ook de formule van onderwijs in eigen taal en cultuur, het OETC. Dat systeem wordt al twintig jaar jaarlijks als proefproject hernieuwd. Ondertussen zijn daar al enkele generaties kinderen en jongeren gepasseerd, waarbij de moedertaal of thuistaal of het nu Turks of Spaans is in eerste instantie gebruikt wordt om een affiniteit met taal te krijgen en een begrip te krijgen van de grammatica. Geleidelijk wordt dan het Nederlands bijgebracht. Men begint bijvoorbeeld met veel Turks en een beetje Nederlands en men eindigt, in de laatste jaren, met weinig Turks en veel Nederlands, juist om de affiniteit met taal positief te ondersteunen. In die zin vinden wij dat het soms heel rigide taalgebruik van scholen ook moet bekeken worden. Ik denk aan brochures, waarvan wij heel rechtlijnig zeggen dat ze alleen in het Nederlands kunnen. Begrijp ons niet verkeerd. Ouders en kinderen moeten mee op weg worden gezet. Wanneer men de keuze voor het Nederlands maakt, moet men zeker ook de ouders mee hebben ; maar als ouders het Nederlands niet begrijpen, moet men hen ook helpen om die stappen te zetten. Zeggen dat men thuis alleen maar Nederlands mag spreken en alleen naar Ketnet mag kijken, zal niet leiden tot wat we samen willen bereiken. Mijn eerste lessen Frans waren vreselijk omdat de leerkracht ervoor koos alleen Frans te spreken. De manier waarop we het Nederlands aanbrengen, zal bepalend zijn. Met het onderzoek van de heer Ahidar kunnen we iets doen. Negen procent van de anderstalige ouders is op de hoogte van het buitenschoolse aanbod. Hoeveel Nederlandstalige ouders zijn ervan op de hoogte? We hebben een referentiegroep nodig om gepaste conclusies te trekken. Anderzijds heeft 34 procent van de anderstalige ouders wel een kind in een sportclub. We moeten ons concentreren op de leuke buitenschoolse activiteiten om Nederlands aan te leren. Groen! gaat om principiële redenen helemaal niet akkoord met het voorstel om de Franstalige deelwerking van de WMKJ s af te bouwen. Als we de deelwerking afbouwen, begraven we de 300.000- norm waar we hard voor gevochten hebben. We zijn er al twee regeerperiodes in geslaagd de Vlaamse Gemeenschap te overtuigen haar verantwoordelijkheid op te nemen voor één derde van de Brusselse bevolking. Als we dat zelf beperken tot het Nederlandstalige onderwijs, lopen we een risico. Ik hoop dat de meerderheid daar eens goed over nadenkt. De heer Fouad Ahidar. Die norm is belangrijk, maar de toekomst van de kinderen is voor mij nog veel belangrijker. Mevrouw Adelheid Byttebier. Ik stel voor het schoolopbouwwerk uit te nodigen op een hoorzitting. Het schoolopbouwwerk is actief in Brussel en heeft ervaring. Schoolopbouwwerk heeft een dvd gemaakt om ouders inzicht te verlenen in meertalig opvoeden. In Elsene en Etterbeek heeft schoolopbouwwerk een rittenkaart ontwikkeld die ouders en kinderen toegang verleent tot vrijetijdsactiviteiten. Een ander initiatief is de vrijetijdsmarkt. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter. Ik zal het kort houden omdat het interessante debat al grotendeels in commissie is gevoerd. Ik feliciteer de heer Ahidar met zijn document en het boeiende debat dat erdoor op gang is gekomen. Ik citeer vaak uit zijn discussienota omdat het past in het debat dat we op dit ogenblik voeren. Dit mooie initiatief heeft ons daarin geholpen. Eén van de belangrijkste conclusies van dit debat is dat er geen zaligmakende formule is om goed te functioneren in onze situatie. Vlaanderen heeft de 300.000-norm unaniem vooropgesteld. De Vlaamse Gemeenschap wil een inspanning leveren voor bijna één derde van de Brusselse bevolking. Omdat er in Brussel geen 300.000 mensen meer zijn met een volledig Nederlandstalige achtergrond, gaat bijna de helft van die inspanning naar mensen met een anderstalige achtergrond. We moeten dat doen omdat Brussel onze stad en hoofdstad is. Diversiteit is onvermijdelijk. Diversiteit betekent in het onderwijs dat we gebruik maken van uiteenlopende methodes. De ene leerling is de andere niet. De 30 maart 2007 329

Vanhengel ene leerkracht is de andere niet. De ene school is de andere niet. De ene wijk is de andere niet. Zoeken naar een uniek onderwijssysteem dat het gepaste resultaat garandeert, is onmogelijk. We zullen ons altijd moeten aanpassen aan interne en externe factoren. Dat vereist goede debatten en vernieuwende inzichten. Deze discussienota en dit debat zijn in dit opzicht bijzonder interessant. - De bespreking is gesloten. INTERPELLATIE (R.v.O. art. 59) VAN DE HEER DOMINIEK LOOTENS- STAEL TOT DE HEER GUY VANHENGEL, COLLEGEVOORZITTER BEVOEGD VOOR ONDERWIJS, BEROEPSOPLEIDING EN AMBTENARENZAKEN EN TOT MEVROUW BRIGITTE GROUWELS, COLLEGELID BE- VOEGD VOOR WELZIJN, GEZONDHEID EN AMBTENARENZAKEN EN TOT DE HEER PASCAL SMET, COLLEGELID BEVOEGD VOOR CULTUUR EN PATRIMONIUM met betrekking tot het management van de administratie en de reorganisatie van het personeel. De heer Dominiek Lootens-Stael. Op 12 januari 2007 had de heer Frédéric Erens het over het hervormingsplan van de VGC-administratie. Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid bevoegd voor onder meer Ambtenarenzaken, heeft toen gezegd dat het plan binnen afzienbare tijd klaar zou zijn en in de Raad zou worden besproken. Alles zou volgens het schema afgehandeld worden. Onze verbazing was groot toen we vernamen dat collegevoorzitter Guy Vanhengel in de zetel van de Raad een persconferentie wou geven over dit plan zonder de Raad op voorhand te informeren. Wij zouden het wel vernemen in de weekendkrant of in de krant van volgende maandag. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter. Het zou niet de eerste keer zijn dat in de zetel van de Raad iets gebeurt waar de raadsleden niet van op de hoogte zijn. De heer Dominiek Lootens-Stael. Dat klopt, maar ik denk dat we hier wel iets mee te maken hebben. Ik heb het niet over privé-aangelegenheden. Voor één keer heeft men gezegd dat de Raad geïnformeerd zou worden. Wij vinden het daarom niet kunnen dat we dat in de media moeten vernemen. Mijn interpellatieverzoek heeft blijkbaar voor inkeer gezorgd. Binnen het College is het inderhaast tot een vergelijk gekomen om de Raad te informeren in een commissievergadering vóór de persconferentie. We hopen dat we voortaan geen interpellatieverzoeken meer hoeven in te dienen om geïnformeerd te worden. Het College moet de Raad informeren vooraleer zich tot de pers te richten. De heer Guy Vanhengel, collegevoorzitter. De administratie speelt een uiterst belangrijke rol in de werking van het College. Het College moet kunnen steunen op een goed functionerende en resultaatgerichte administratie die het beleid voorbereidt en uitvoert. De audits en doorlichtingen van de voorgaande jaren, de vragen vanuit het beleid, de interne en externe perceptie, gaven aan dat de werking van de administratie op een aantal vlakken niet meer voldoet aan de noden op het terrein en aan de verwachtingen van het beleid. Verandering is noodzakelijk. De invoering van een mandaatsysteem voor de leidend ambtenaar en de directeurs begin 2006, alsook de aanstelling van de heer Eric Verrept als nieuwe Leidend ambtenaar, vormden het startschot van dit veranderingsproces. De nieuwe Leidend ambtenaar diende binnen de zes maanden een managementplan en operationeel plan voor te leggen aan het College. Dat gebeurde op 20 maart 2007. Het managementplan en operationeel plan zijn een beleids- en beheersinstrument waarin de heer Verrept zijn engagementen voor de duur van zijn mandaat vertaalt in strategische en operationele doelstellingen en omzet in te leveren prestaties. De centrale doelstelling in het managementplan is de hervorming van de huidige organisatie in een meer dienstbare, transparante en efficiënte administratie. Bijgevolg wordt een nieuw organisatieconcept ingebouwd waarin een structureel antwoord wordt gegeven op de nood aan een transversale aanpak van de beleidsmateries en de nood aan on- 330 30 maart 2007

Vanhengel derbouwd cijfer- en feitenmateriaal. Het concept zorgt ook voor een doorgedreven zakelijk beheer. Essentieel in een reorganisatie is de cultuur- en mentaliteitswijziging. Deskundigheid, responsabilisering en engagement vormen de basiselementen van de nieuwe beleidscultuur. Straks wordt een ruime toelichting gegeven in de commissie. Het is niet altijd eenvoudig om binnen het College uit te maken wie als eerste geïnformeerd moet worden. Er zijn ook redenen om de ambtenaren als eersten te informeren. De Raad vraagt ook om als eerste geïnformeerd te worden. Daarnaast zijn er nog de nieuwsgierige media. Om iedereen zo goed mogelijk te behandelen, hebben we ons voorgenomen dat op één dag te doen. De Leidend ambtenaar zal straks uitleg geven aan de Raad. De heren en dames van de pers die nog vragen hebben, kunnen die vanmiddag aan ons stellen. Daarna zal de Leidend ambtenaar zijn plan ook toelichten voor het voltallige personeel. Zo proberen we op een correcte manier het plan aan iedereen bekend te maken. De voorzitter. De Raad is heel inventief geweest om alle puzzelstukjes samen te doen vallen. Daarom volgt onmiddellijk na deze vergadering een commissievergadering waarop de genomen managementopties zullen worden toegelicht. Het incident is gesloten. VRAAG (R.v.O., art. 57) Taverne Groot Eiland Mevrouw Carla Dejonghe. Taverne Groot Eiland is een sociale werkplaats voor laaggeschoolden. Het gaat om een werkgelegenheidsproject in de horeca. De zaak is gelegen aan de Anspachlaan, een uitstekende locatie. Aanvankelijk maakte het samen met het Centrum Algemeen Welzijnswerk Groot Eiland deel uit van één vzw, maar die werd gesplitst. Het CAW is momenteel eigenaar van het gebouw waarin de taverne zich bevindt. De VGC subsidieert de taverne tot en met 2013. Normaal gezien zou de huurovereenkomst tussen de taverne en het CAW dan ook tot 2013 moeten lopen. Nu blijkt echter dat, nadat de VGC al aanzienlijke sommen investeerde in de renovatie van de keuken en dergelijke, het CAW de taverne de deur wil wijzen en er een receptie/onthaalruimte wil inrichten. De huurovereenkomst met de taverne zou eenzijdig tot 2008 verkort zijn, zonder dat de VGC hiervan op de hoogte werd gebracht. Intussen vraagt het CAW wel dat de VGC voor 40 procent bijdraagt in de geplande verbouwing van hun gebouw. Gezien de lage huurprijs die de taverne momenteel betaalt, wordt het uitzonderlijk moeilijk een geschikte alternatieve locatie te vinden. Wij vinden het ook bijzonder asociaal van het CAW de taverne zomaar op straat te zetten. De VGC investeerde bovendien aanzienlijke sommen geld om dit project levensvatbaar te maken en ook het CAW ontvangt subsidies van de VGC. Waarom werd de VGC er door het CAW Groot Eiland niet van op de hoogte gebracht dat de huurovereenkomst tussen CAW en de vzw Taverne werd ingekort tot 2008? Hoeveel subsidies ontving het CAW de afgelopen jaren van de VGC? Zal de VGC bijdragen in de kosten van de geplande verbouwing? Zal de vzw Taverne een andere locatie moeten zoeken? Mevrouw Brigitte Grouwels, collegelid. Ik wil graag beginnen met een woordje uitleg. De oorspronkelijke huurovereenkomst die werd afgesloten tussen De Overmolen en de vzw Groot Eiland die de taverne uitbaatte, liep oorspronkelijk tot 2013. Bij de toekenning van de investeringssubsidie door de VGC was deze termijn vooropgesteld omdat minimaal een gebruiksperiode van 18 jaar moet gegarandeerd zijn om aanspraak te kunnen maken op investeringsmiddelen. Bij de overname van het gebouw door het CAW Groot Eiland werd met alle huurders een nieuw huurcontract afgesloten voor een termijn van 9 jaar. Daardoor loopt het huidige contract van taverne Groot Eiland af op 30 oktober 2008 of bijna vijf jaar vroeger dan oorspronkelijk gepland. Deze verandering van de huurperiode is nooit gemeld aan de VGC. 30 maart 2007 331

Grouwels Het gaat hier duidelijk over nalatigheid vanuit het CAW. Bij bevraging hieromtrent bij CAW Archipel kregen we de volgende uitleg : Bij de aankoop van het gebouw door de vzw Polyvalent Centrum Groot Eiland, werd niet alleen de huurovereenkomst van de vzw Taverne Groot Eiland vernieuwd, maar ook de huurovereenkomst met de vzw IRIS, sociaal verhuurkantoor en de vzw Home Info. De drie huurovereenkomsten werden vernieuwd, aangezien er een nieuwe eigenaar was. Er is toen niet stilgestaan bij de door de VGC toegekende investeringssubsidie en er was toen ook geen enkele intentie om de huurovereenkomst niet te verlengen, laat staan de taverne voortijdig of later geen plaats meer te geven. Het lijkt me duidelijk dat in deze de vzw Taverne Groot Eiland zelf niet helemaal vrijuit gaat. Ze zijn medeverantwoordelijk voor de huidige situatie aangezien ze een huurovereenkomst, die hen minder lang huurrechtzekerheid gaf, mee ondertekend hebben en de VGC daarvan niet op de hoogte brachten. Inmiddels zijn er een aantal jaren verlopen en verkeert het gebouw in een slechte staat. Een grondige renovatie is noodzakelijk. Het CAW hoopt hiervoor in de eerste plaats een beroep te kunnen doen op VIPA-middelen van de Vlaamse Gemeenschap. Deze tussenkomst bedraagt ongeveer 60 procent van de kostprijs. Aangezien de vzw zelf niet over de nodige financiële middelen beschikt, overweegt zij aan de VGC een vraag te stellen tot het bekomen van een aanvullende investeringssubsidie. Wat het bouwdossier betreft was er reeds een eerste contact met het VIPA. Op advies van de administratie en de architect van het VIPA zelf, wordt sterk aangeraden om een grondige en dringende renovatie of zelfs afbraak en daarna nieuwbouw te realiseren. Er wordt aangedrongen om de benedenruimte te benutten voor een beter onthaal voor de cliënten. Het voldoet absoluut niet meer aan de huidige normen. Het CAW heeft voor de uitbouw van een dergelijk volwaardig onthaal veel meer ruimte nodig op de gelijkvloerse verdieping. De vzw Taverne Groot Eiland zal indien het CAW de geplande verbouwing doorvoert een nieuwe locatie moeten zoeken. Aangezien de geplande verbouwingswerken niet meteen kunnen worden uitgevoerd, lijkt een overgangssituatie onderhandelbaar. Op basis van de uitkomst van deze gesprekken kan hieromtrent later een standpunt worden meegedeeld. Het is duidelijk dat wij, de VGC, verwachten dat de aangegane engagementen worden nagekomen of dat subsidies voor de resterende periode worden terugbetaald. Dit zijn elementen die in de onderhandeling ook op tafel liggen. Mevrouw Dejonghe vroeg eveneens naar de subsidies die het CAW van de VGC ontvangt. De totale subsidie voor de werkingsjaren 2003-2006 bedraagt tussen 186.384,92 euro in 2003 en 295.925,84 euro in 2006. Ik wil erop wijzen dat dit voor het geheel van de werking van het CAW is waarin heel wat projecten zijn ondergebracht. Dit kan niet rechtstreeks in verband worden gebracht met de vzw Taverne Groot Eiland. Ik kan de details van de betoelaging geven in bijlage. Daarin is duidelijk te zien welke projecten betoelaagd worden. Tot slot kan ik melden dat dit dossier door de administratie en de medewerkers van collega Vanhengel en mezelf van heel nabij wordt gevolgd. ACTUALITEITSVRAGEN (R.v.O., art. 59) VGC-politiek ten aanzien van gesluierd VGC-personeel De heer Erland Pison. De Standaard van maandag 26 maart 2007 meldt dat het collegelid in haar hoedanigheid van staatssecretaris van Gelijke kansen, een wijziging van het arbeidsreglement aankondigt, waardoor ambtenaren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tijdens de uitoefening van hun werk geen hoofddoek mogen dragen. Dit verbod geldt zowel voor onthaal- en loketfuncties als voor de functies die niet in contact staan met het publiek, ook de backoffice genoemd. Met het strengste arbeidsreglement van alle overheden zou het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een voortrekkersrol spelen om in alle omstandigheden van de 332 30 maart 2007