Collegebesluit nr. 04/ mei 2004

Transcriptie

1 Collegebesluit nr. 04/ mei 2004 Besluit houdende bekrachtiging van verordening nr. 04/06 houdende de toekenning van investeringssubsidies aan voorzieningen van het beleidsdomein kind en gezin De Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft aangenomen en wij, het College, bekrachtigen hetgeen volgt: 1

2 Verordening nr. 04/06 13 mei 2004 Verordening houdende de toekenning van investeringssubsidies aan voorzieningen van het beleidsdomein kind en gezin I MEMORIE VAN TOELICHTING 1. Algemene toelichting De Vlaamse Gemeenschapscommissie heeft, in opvolging van de Nederlandse Cultuurcommissie (NCC), de bevoegdheid en de opdracht om de realisatie van het kinderdagverblijvenplan in Brussel te finaliseren en bij te sturen naar de actuele situatie. Bovendien kan de Vlaamse Gemeenschapscommissie initiatieven nemen of bestaande initiatieven ondersteunen die een antwoord bieden op specifiek Brusselse noden op het vlak van de kinderopvang, de buitenschoolse opvang en de preventieve zorg. Brussel kende in de jaren zeventig een snelle uitbreiding van Nederlandstalige kinderdagverblijven om voldoende Nederlandstalige kinderopvang te kunnen garanderen. Het Koninklijk Besluit van 5 mei 1971 regelde de uitwerking van een peuterplan dat vestingplaatsen voor opvang van kinderen van 0 tot 3 jaar voorstelt. Een flink deel daarvan werd ingevuld door rijksinstellingen, nadien volgden vrije initiatieven en gemeentelijke voorzieningen. In 1973 krijgt de NCC, nu Vlaamse Gemeenschapscommissie, de bevoegdheid voor deze kinderdagverblijven. Er zijn vandaag in Brussel 83 Nederlandstalige kinderdagverblijven: 32 voorzieningen van het Nederlandstalig Gemeenschapsonderwijs; 16 gemeentelijke initiatieven; 35 vrije initiatieven. Het beleid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie wordt uitgetekend op basis van de manifeste noden in de stad via een voortdurend overleg met de actoren op het veld en via diverse advieswerkgroepen. Eén van de belangrijke noden die werden gesignaleerd was een aangepaste infrastructuur. Door het verlenen van investeringssubsidies helpt de Vlaamse Gemeenschapscommissie talrijke initiatieven om een veilige, aangepaste en klantvriendelijke infrastructuur te verwerven. De bestaande kinderdagverblijven zijn voor het merendeel kleinere voorzieningen met 25 tot 35 plaatsen. Slechts 10% ervan heeft 50 plaatsen of meer. Deze kinderdagverblijven zijn gemiddeld 25 jaar oud en beantwoorden niet meer aan de actuele vraag en noden. Er dringen zich aanpassingswerken aan op het gebied van uitbreiding, veiligheid en toegankelijkheid. Voor haar investeringssubsidies opteert de Vlaamse Gemeenschapscommissie uitdrukkelijk voor een beleid ter ondersteuning van de initiatiefnemer, die maximaal geresponsabiliseerd wordt voor de uitbouw ervan en voor het verdere beheer van de infrastructuur. Aan organisaties en initiatiefnemers wordt gevraagd om in eerste instantie beroep te doen op de VIPA-regeling van de Vlaamse Gemeenschap (Vlaams Infrastructuurfonds voor 1

3 Persoonsgebonden Aangelegenheden). Hiermee wordt de band gemaakt met de Vlaamse Gemeenschap en wordt de aanvullende rol van de Vlaamse Gemeenschapscommissie benadrukt. De investeringssubsidie van het VIPA is een bijdrage in de totale kosten voor de infrastructuur. De VGC kan hierbij een aanvulling geven tot maximum 100% van de kosten. Niet alle kinderdagverblijven komen in aanmerking voor VIPA-subsidies. VIPA subsidies zijn voorbehouden voor de door Kind en Gezin erkende kinderdagverblijven van het vrije initiatief. De kinderdagverblijven van het gemeenschapsonderwijs, door Kind en Gezin erkend als Particuliere OpvangInitiatieven (POI s) zijn voor de kosten van infrastructuurwerken aangewezen op de middelen van de RAGO (Raad voor het Gemeenschapsonderwijs). De VGC kan hierbij een aanvulling geven conform de regeling van VIPA-dossiers. De door Kind en Gezin erkende gemeentelijke kinderdagverblijven zijn aangewezen op het Stedenfonds waarin het vroegere investeringsfonds werd opgenomen. De regeling van het investeringsfonds is opgenomen in de beleidsovereenkomst van het Stedenfonds onder SD5-0D1 en SD5-OD2. De bijzondere modaliteiten zoals bepaald in de omzendbrief van 17 januari 1997 blijven van kracht. Voor zowel de gemeentelijke kinderdagverblijven als deze van het gemeenschapsonderwijs wil de Vlaamse Gemeenschapscommissie, rekening houdende met de beschikbare budgetten, investeringssubsidies toekennen voor verfraaiing en uitrusting. In de loop der jaren is vanuit andere vormen van kinderopvang de vraag naar ondersteuning beduidend toegenomen. Het betreft volgende voorzieningen waar kinderen terecht kunnen van 0 tot 12 jaar; de preventieve kinderzorg met de consultatiebureaus en het INLOOP-team; de initiatieven voor buitenschoolse opvang; de nieuwe initiatieven die inspelen op de problemen van kinderen en gezinnen in de grootstad rekening houdende met de veranderde maatschappelijke situatie en met de vragen van de gebruikers op het werkveld. Voor deze deelsectoren wil de Vlaamse Gemeenschapscommissie ondersteuning bieden om positieve impulsen te geven en om een leefbaar en kwalitatief toekomstperspectief te garanderen. Ook hier wil zij, rekening houdende met de beschikbare budgetten, tegemoet komen aan een aantal noden qua verfraaiing of uitrusting, temeer daar de Vlaamse Gemeenschap voor deze deelsectoren niet tussenkomt via VIPA. Het is aangewezen om voor het investeringsbeleid van de Vlaamse Gemeenschapscommissie een regelgevend kader te maken via een verordening en uitvoeringsbesluit(en), onder meer op het vlak van planning, het bepalen van prioriteiten, de afstemming ervan op het beleid van de Vlaamse Gemeenschap en het bepalen van bestuurlijke en administratieve procedures. Dit regelgevend kader voor investeringssubsidies heeft betrekking op de persoonsgebonden aangelegenheden, meer bepaald de voorzieningen van het beleidsdomein kind en gezin, en de bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschapscommissie ter zake. 2. Artikelsgewijze toelichting Artikel Onder investering wordt verstaan: - aankoop: aankoop van bouwgrond of een gebouw; - bouw: het realiseren van een nieuwbouw; - uitbreiding: het realiseren van een nieuwbouw aan of bij een reeds bestaande constructie; - verbouwing: elke materiële ingreep, met uitzondering van uitbreiding alsook de onderhoudswerken, tot het verbeteren of vernieuwen van een bestaande infrastructuur; 2

4 - uitrusting: onroerende goederen door bestemming, materiaal voor de inrichting van een gebouw, doch geen verbruiksgoederen; - meubilering: roerende goederen die kaderen in het opstarten van een initiatief; - verfraaiing : alle werkzaamheden met het oog op het verfraaien van een bestaande infrastructuur; het verbeteren van de veiligheid; Artikel Het Nederlands karakter van een vereniging zal, ter voorbereiding van de besluitvorming van het College, beoordeeld worden door de administratie en de advieswerkgroep. Zij zullen hierbij letten op: - de erkenning van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en/of de Vlaamse Gemeenschap - de organisatie van de vereniging; - de taal van de publicaties; - de uitstraling en de inplanting van de activiteiten. 6 Een investeringsplan is wat men in het decreet inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden van 16 maart 1999 onder een Masterplan verstaat. Eénzelfde dossier voor de Vlaamse Gemeenschap of voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie volstaat bijgevolg. Het investeringsplan geeft een overzicht van het globale concept: - het bouwdossier stricto sensu; - het financiële dossier i.f.v. de economische leefbaarheid en dit in een evolutief kader. Artikel 7.- Om het bedrag van de investeringssubsidie te bepalen zal rekening gehouden worden met: - de inkomsten van de initiatiefnemer, van welke aard dan ook, en in het bijzonder met de afschrijvingsvergoeding; - de afschrijvingen en opwaarderingen; - de door de Vlaamse Gemeenschap subsidieerbare bruikbare ruimte (en dit in tegenstelling tot de zogenaamde verloren ruimte). II VERORDENING Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1.- Deze verordening regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de gecoördineerde grondwet van 17 februari Artikel 2.- In deze verordening gelden volgende definities : 1 investering : kosten voor bouw, uitbreiding, verbouwing, aankoop van een grond of gebouw, uitrusting, verfraaiing, meubilering; 3

5 2 investeringssubsidie : subsidie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie als bijdrage in de kostprijs of de financiering van een investering, overeenkomstig de bepalingen van deze verordening; 3 subsidiebeslissing : de verbintenis om voor een investering een investeringssubsidie toe te kennen, waarbij het bedrag van de subsidie wordt vastgelegd; 4 project : het deel van de geplande infrastructuur, zoals omschreven in het investeringsplan, waarvoor een subsidiebeslissing wordt gevraagd door de initiatiefnemer; 5 initiatiefnemer : vereniging zonder winstoogmerk, gemeente, gemeenschapsonderwijs voor een initiatief binnen het beleidsdomein kind en gezin; 6 het College : het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie; 7 de administratie : de administratie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie Hoofdstuk 2 Voorwaarden tot het bekomen van een investeringssubsidie Artikel 3.- Het College verleent investeringssubsidies aan initiatiefnemers die werkzaam zijn in de sector van het beleidsdomein kind en gezin voor de kosten voor aankoop van bouwgrond of een gebouw, voor bouw, uitbreiding, verbouwing, verfraaiing, uitrusting en meubilering, en dit binnen de perken van de beschikbare kredieten, onder de voorwaarden en volgens de procedure zoals bepaald in het uitvoeringsbesluit. Artikel 4.- Verenigingen of instellingen kunnen een investeringssubsidie ontvangen indien zij: 1 voor hun werking erkend zijn door de Vlaamse Gemeenschapscommissie en/of door de Vlaamse Gemeenschap; 2 hun maatschappelijke zetel of vestingplaats in het Brusselse hoofdstedelijk gewest hebben; 3 als Nederlandstalig kunnen beschouwd worden; 4 werkzaam zijn in de sector van het beleidsdomein kind en gezin en inrichter zijn van het initiatief; 5 aan een reële nood of behoefte beantwoorden en, als het om nieuwe initiatieven gaat, zich inpassen in het bestaande Nederlandstalige netwerk van voorzieningen van het beleidsdomein kind en gezin in het Brusselse hoofdstedelijke gewest; 6 een investeringsdossier indienen; 7 het bewijs leveren dat zij al de nodige inspanningen hebben geleverd bij een andere overheid om de investeringskosten geheel of gedeeltelijk te dekken; 8 het project realiseren op het grondgebied van het Brusselse hoofdstedelijke gewest; 9 eigenaar zijn of beschikken over een zakelijk recht gedurende minstens 20 jaar of een huur- of 4

6 erfpachtovereenkomst kunnen voorleggen die nog minstens 20 jaar loopt op het onroerend goed waarvoor een aanvraag werd ingediend indien het een aanvraag betreft voor kosten voor bouw, uitbreiding, verbouwing, uitrusting, meubilering. Artikel 5.- Het College bepaalt jaarlijks een planning, rekening houdend met het investeringsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, waarin de prioriteiten voor de toekenning van investeringssubsidies worden bepaald op basis van de noden, de voorliggende dossiers en in functie van de beschikbare kredieten en zal hiervoor het advies van de bevoegde werkgroep inwinnen. Hoofdstuk 3 Subsidiëring Artikel De subsidiabele kosten betreffen de kosten voor aankoop, bouw, uitbreiding, verbouwing, uitrusting, verfraaiing, meubilering. 2 Andere kosten, zoals ondermeer onderzoeks-, notaris-, architect- of registratiekosten en kosten voor de veiligheidscoördinator worden uitdrukkelijk uitgesloten van subsidiëring. 3 Voor initiatiefnemers die geen eigenaar zijn van het gebouw wordt alle eigenaaronderhoud, zoals bepaald door het burgerlijk recht, uitdrukkelijk uitgesloten van betoelaging. 4 Meerwerken en/of bijkomende leveringen worden evenmin gesubsidieerd. Artikel Als de initiatiefnemer een subsidiebelofte of subsidiebeslissing van de Vlaamse Gemeenschap heeft voor de subsidiëring van de investeringskosten in het kader van het Vlaams Investeringsfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA), zal de investeringssubsidie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie een aanvullend bedrag uitmaken tot maximaal 100 % van de subsidiabele kosten op basis van de voorwaarden zoals bepaald in het uitvoeringsbesluit. 2 Als de initiatiefnemer ressorteert onder het gemeenschapsonderwijs zal de investeringssubsidie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie eveneens een aanvullend bedrag uitmaken tot maximaal 100 % van de subsidiabele kosten op basis van de voorwaarden zoals bepaald in het uitvoeringsbesluit en op voorwaarde dat het initiatief een tussenkomst van de RAGO ontvangt van 60 % van de investeringskosten in het kader van een investeringsbeleid in Brussel. 3 Als de initiatiefnemer voor een investering niet in aanmerking komt voor een subsidiebelofte of subsidiebeslissing van de Vlaamse Gemeenschap in het kader van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) of een tussenkomst van de RAGO, kan de Vlaamse Gemeenschapscommissie een investeringssubsidie toekennen voor de subsidiabele kosten op basis van de voorwaarden zoals bepaald in het uitvoeringsbesluit. 5

7 Hoofdstuk 4 Uitbetaling van de subsidie Artikel 8.- De investeringssubsidies worden uitbetaald op basis van de voorwaarden zoals bepaald in het uitvoeringsbesluit. Hoofdstuk 5 Slotbepalingen Artikel 9.- Het College zal ter uitvoering van deze verordening de nodige besluiten nemen. Deze verordening treedt in werking vanaf 1 juni Deze verordening wordt in het Belgisch Staatsblad bekend gemaakt. De Collegeleden, Jos CHABERT Guy VANHENGEL Pascal SMET 6