Lokale cliëntenraden in beeld April 2006 Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie



Vergelijkbare documenten
Lokale cliëntenraden in beeld April 2009

Tien aanbevelingen voor de lokale cliëntenparticipatie

Inventarisatie van Wmo-raden de uitgewerkte antwoorden -

Evaluatie Back to Basics: De Nieuwe Koers

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2014

Klanttevredenheid consultatiebureaus Careyn

JAARPLAN 2015 WMO ADVIESRAAD BOXTEL

Adviesnota Bestuur datum: 28 augustus 2014

COLLEGEVOORSTEL. Onderwerp Klanttevredenheidsonderzoek Wmo Te besluiten om:

De Verordening Cliëntenparticipatie Wet werk en bijstand, Wet sociale werkvoorziening en Wet Investeren in Jongeren gemeente Tynaarlo vast te stellen

VERORDENING WMO ADVIESRAAD SCHIEDAM

Reglement Participatieraad Gemeente Heerenveen

1 Inleiding Onderzoeksgroep en dataverzameling Informatie De aanvraag Procedure Wachttijd...

GEMEENTE HOOGEVEEN Raadsvoorstel

Hoofdstuk 17. Financiële dienstverlening

BELEIDSNOTITIE PARTICIPATIERAAD GEMEENTE VENRAY

Internetpanel Rijksdienst voor Ondernemend Nederland Resultaten peiling 30: Communicatie nieuw Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Aantal respondenten Aantal benaderd

Bij deze bieden wij u de resultaten aan van het onderzoek naar de eerste effecten van de decentralisaties in de gemeente Barneveld.

DE CLIËNTENRAAD BEOORDEELD. Onderzoek naar de tevredenheid met het functioneren van de cliëntenraad

Klanttevredenheidsonderzoek Wmo 2012 Wmo-hulpmiddelen onder de loep. Gemeente Ubbergen Juni 2013

Verordening Cliëntenparticipatie Wsw Wet Sociale Werkvoorziening

PEILING ERVARINGEN MET EDE DOET

VERORDENING CLIËNTENPARTICIPATIE SOCIALE WERKVOORZIENING CRANENDONCK, NEDERWEERT EN WEERT

Zit de online burger wel online op u te wachten? Door: David Kok

Klanttevredenheidsonderzoek. Dienstverlening team Werk en Inkomen, gemeente Olst-Wijhe

Plan van aanpak. Jongerenraad Moerdijk

B&W. '.Mii. Advies. Zorg en Inkomen Zoetermeer. .^lé^l. DM-nr. 2011/317. Versie: 2. jjfi-jorm adv;as Klanttevredenheidonderzoek Werk

Stad en raad Een Stadspanelonderzoek

HET LEIDERDORPPANEL OVER...

Gemeente Roosendaal. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 26 juni 2017

Toerisme en recreatie in zicht. Toeristisch-recreatief beleid gemeenten, tweede meting (2010)

Verordening cliëntenparticipatie Participatiewet gemeente Nederweert 2015

Regeling Adviesraad Wmo gemeente Hardenberg

Hoofdstuk 24. Financiële dienstverlening

Wijkaanpak. bekendheid, betrokkenheid en communicatie

Huishoudelijk reglement. Adviesraad Sociaal Domein Oldebroek

Gemeente Moerdijk. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 20 juni 2017

VERORDENING ADVIESRAAD SOCIAAL DOMEIN

Vrijwilligersonderzoek Een onderzoek naar vrijwilligersorganisaties in de gemeente Groningen Meting 2 Samenvatting

Verordening Cliëntenparticipatie Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw)

4. Medezeggenschap bij ondernemingspensioenfondsen

( ) Roland Meijden van der b rbs Verordening Wmo-platform Giessenlanden.doc Page 1

besluit: vast te stellen de Verordening Cliëntenparticipatie gemeente Heerde 2009

Bewonerspanel Communicatie

Verordening Adviesraad Sociaal Domein gemeente Zwartewaterland 2015

Klanttevredenheid Gemeentewinkel Zwijndrecht 2014

Onderzoek vacatiegeld cliëntenraden

Klanttevredenheidsonderzoek Bureau Wbtv 2015

Hoofdstuk 12. Financiële dienstverlening

i n t e r n e t p a n e l o v e r b e z u i n i g i n g e n

Hoofdstuk 4. Contact en beoordeling gemeente

Enquête Telefonische dienstverlening

VERORDENING CLIENTENPARTICIPATIE WVG GEHANDICAPTENBELEID

Hoofdstuk 24 Financiële situatie

Wat vinden kijkers en luisteraars van de Omroep Organisatie Groningen?

Besluitenlijst burgemeester en wethouders, nr. 32, 19 augustus 2014

Aanleiding en probleemstelling

Klanttevredenheidsonderzoek Warmtenet (2015)

wettelijke basis: bepalingen van Wet maatschappelijke ondersteuning, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht

Klanttevredenheidsonderzoek zwemlessen in De Tweesprong

Interactief bestuur. Omnibus 2015

Onderzoek Test website door het Stadspanel Helmond

Rapport Onderzoek Toegang Wmo 2015

Verordening Cliëntenparticipatie Samenwerkingsverband werk en inkomen (Swi)

Evaluatie nota vrijwilligerswerkbeleid Oostzaan. Aan de Waterkant

Verordening cliëntenparticipatie Wet werk en bijstand Overbetuwe 2005 HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

De gegevens die worden gebruikt door de benchmark worden door de gemeente zelf aangeleverd. De burgerpeiling levert een deel van deze gegevens aan.

Ledenraadpleging zeggenschap huurders

Sportparticipatie Kinderen en jongeren

Wat Vraagt de Klant Samenvatting en conclusies

Hoofdstuk 8. Financiële dienstverlening

Gemeente Nederweert. Cliëntervaringsonderzoek Wmo over Onderzoeksrapportage. 30 juni 2017

Hoofdstuk 17. Financiële dienstverlening

overwegende, dat het gewenst is om van advies te worden voorzien inzake Wmo-beleid;

Nieuws en informatie over de gemeente

Hoofdstuk 14. Gemeentelijke informatievoorziening

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Beïnvloeding Samen sta je sterker

Memorie van toelichting bij de Verordening Brede Sociaal Maatschappelijke raad gemeente Doesburg 2011.

Wijzigingsverordening. Cliëntenparticipatie. gemeente Kapelle 2015

Conceptrapportage Klantenonderzoek radiozendamateurs Agentschap Telecom

Januari Jaarverslag 2012

INLEIDING. Namens het managementteam van de SPGH, Mirjam Diderich. Directeur. Hellendoorn 15 januari 2015

Gemeentelijke Dienstverlening. Omnibus 2009

Rapportage Kunsten-Monitor 2014

rapportage Producentenvertrouwen kwartaal 1. Deze resultaten zijn tevens gepubliceerd in de tussenrapportage economische barometer (5 juni 2002)

Gemeente Roosendaal. Klanttevredenheidsonderzoek Wmo over Concept. 11 augustus 2014

Gemeente Steenbergen. Wmo klanttevredenheid over juli 2014

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

Hoofdstuk 20. Financiële dienstverlening

Gemeenteblad Bekendmakingen gemeente Rozendaal

Cliëntervaringsonderzoek Wmo

In 2015 is NV schade opnieuw goed beoordeeld door werknemers en werkgevers

GEMEENTEBLAD. Nr Verordening Adviesraad Sociaal Domein

Cliëntervaringsonderzoek Wmo 2016

Adviesraad Wmo Arnhem Jaarplan 2017

Uitkomsten cliëntervaringsonderzoek Wmo 2015

Rapportage Wmo onderzoek Communicatie

Transcriptie:

Lokale cliëntenraden in beeld April 2006 Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie Landelijk overleg cliëntenraden Sociale Zekerheid

Lokale cliëntenraden in beeld April 2006 Het Landelijk overleg cliëntenraden Sociale Zekerheid (LocSZ) liet in maart 2006 een enquête uitvoeren door bureau AanZ, onder lokale cliëntenraden en cliëntenplatforms om op een aantal aspecten de stand van zaken in kaart te brengen. De belangrijkste aanleiding daarvoor is het feit dat per 1 januari 2004 de WWB werd ingevoerd en dat in het kader daarvan nadere verplichtingen aan gemeenten worden gesteld voor het inrichten en faciliteren van cliëntenparticipatie. Dit is geregeld in artikel 47 WWB. LocSZ wilde opnieuw de stand van zaken inventariseren om te kunnen vaststellen of de invoering van de WWB tot verbetering van de lokale cliëntenparticipatie heeft geleid. Het onderzoek betreft een herhalingsonderzoek en is grotendeels gebaseerd op dezelfde vragenlijst als in maart 2005 en november 2003. Daarmee kan een ontwikkeling in beeld worden gebracht. Dit weerspiegelt zich in de vele tabellen waarin de cijfers van deze drie onderzoeken naast elkaar worden gepresenteerd. Voor het eerst is een onderscheid gemaakt in de presentatie tussen gemeentelijke en regionale cliëntenraden. De aanleiding daartoe is de grote toename van het aantal regionale raden, de trend van opschaling van het beleidsniveau van gemeente naar regio op tal van terreinen. Voor een deel gebeurt dat via gemeentelijke samenwerking maar ook door het fuseren van gemeentelijke sociale diensten. samenvoegingen lijken dat beeld niet weer te geven het blijft immers één gemeente maar de schaal wordt wel aanzienlijk groter. Het onderzoek Voor het onderzoek werden vragenlijsten met 53 vragen gestuurd aan 270 lokale cliëntenraden. De respons bedroeg 83, wat neerkomt op 30,7%. Daarbij moet worden aangetekend dat veel cliëntenraden (21) functioneren in een regionaal verband van gemeenten. Dat is bijna een verdubbeling ten opzichte van 2005 (26% tegenover 14%). De regionalisering betekent dat de respons meer dan 130 gemeenten omvat, hetgeen neerkomt op ten minste 28% van alle gemeenten. Van de 83 geretourneerde vragenformulieren bevatten 3 geen of onvoldoende gegevens. De rapportage is daarom gebaseerd op 80 formulieren. Waar mogelijk wordt een vergelijking gemaakt met de uitkomsten van vorige onderzoeken (maart 2005 en november 2003). LocSZ is dank verschuldigd aan Catrinus Egas van bureau AanZ voor het kosteloos uitvoeren van het onderzoek en aan de LCR voor de reproductie en verzending van dit rapport. Aangezien LocSZ het nog steeds zonder enige subsidie moet stellen, was het rapport zonder deze bijdragen niet tot stand gekomen. Trix van Kuilenburg, Voorzitter LocSZ AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 2

Samenvatting Cliëntenraad verplicht? Vrijwel alle respondenten geven aan dat een wordt voorgeschreven in de verordening. Met uitzondering van twee gemeenten is er in die gevallen dan ook een. In Achtkarspelen is er (nog) geen uitvoering aan gegeven. In ZW Fryslân is een regionale raad nog in voorbereiding. In één gemeente wordt een niet voorgeschreven maar is die er wel gekomen. Regionalisering In de praktijk kan een tendens tot regionalisering worden waargenomen. Gemeenten stemmen hun beleid op elkaar af of laten het beleid door een regionale sociale dienst uitvoeren. In driekwart van de gemeenten is sprake van regionale samenwerking. In 21 gevallen gaat het om een regionale, waarvan 3 in voorbereiding. Door gemeentelijke samenvoegingen zijn twee regionale cliëntenraden van 2005 omgezet in gemeentelijke cliëntenraden. Niettemin ligt het aantal regionale cliëntenraden aanzienlijk hoger. Het gaat op basis van deze respons om bijna een verdubbeling (26% tegenover 14%). Omvang van gemeente of regio Met regionale samenwerking van gemeenten op uiteenlopend terrein staat niet alleen samenwerking en afstemming van beleid centraal maar lijkt ook te worden gezocht naar een efficiënte schaalgrootte. Dat leidt in veel gevallen tot gemeentelijke samenvoegingen maar het tekent zich ook duidelijk af bij de relatie en inwoneraantal. Bij gemeentelijke cliëntenraden is de schaalgrootte in ruim tweederde van de gevallen kleiner dan 50.000 inwoners (69%). Bij regionale cliëntenraden zien we een opschaling want daar heeft slechts 43% betrekking op een inwoneraantal tot 50.000. Bij deze opschaling gaat het niet alleen om bestuurlijke samenwerking maar ook om samenwerking in de uitvoerende dienst. In 11 regio's bestaat een regionale sociale dienst, waarvan in 10 gevallen sprake is van een regionale. Bevoegdheden en invloed van de Cliëntenraden blijken met name een adviesrelatie te hebben met het college van B&W. Hoewel de meeste cliëntenraden hun adviezen in verschillende richting afgeven, adviseren gemeentelijke cliëntenraden zelfs in 36,8% van de gevallen alleen aan B&W. Het beeld is dat zij in meerderheid vooral of uitsluitend een bestuurlijke adviesrol vervullen. Slechts 1 gemeentelijke adviseert uitsluitend de sociale dienst. Bij regionale cliëntenraden is dat beeld anders. Ook hier komt een mix van adviesadressen voor, maar slechts 9,5% adviseert uitsluitend aan B&W terwijl 28,6% uitsluitend aan de regionale sociale dienst adviseert. Hier mag dus voorzichtig worden geconcludeerd dat regionale cliëntenraden, meer dan gemeentelijke cliëntenraden, op de uitvoerende dienst zijn gericht. Er lijkt bovendien een duidelijke ontwikkeling plaats te vinden ten opzichte van maart 2005. Toen adviseerde nog slechts 19% alleen aan het college van B&W (in 2003 was het 11%) en slechts 2% alleen aan de regionale sociale dienst. De cijfers weerspiegelen de bestaande praktijk. Dat wil echter niet zeggen dat deze praktijk ook in alle gevallen formeel zo is geregeld. Het komt veel voor dat cliëntenraden zelf de vrijheid nemen om de Gemeenteraad of Gemeenteraadscommissies te benaderen, terwijl ze formeel alleen B&W en/of de sociale dienst behoren te adviseren. Het resultaat van de advisering cliëntenraden melden dat hun advies in overgrote meerderheid (78%) wordt verwerkt in beleidsnota's. Als het advies wordt afgewezen gebeurt dat in ruim een derde van gevallen op gemotiveerde wijze. Slechts 7% meldt dat het advies doorgaans niet wordt gebruikt en 3,5% meldt dat de daar niet over wordt geïnformeerd. Deze cijfers komen vrijwel overeen met die van maart 2005. Bij regionale cliëntenraden is het beeld afwijkend. Hun adviezen worden minder verwerkt in nota's (71,4%), maar dat kan voor een belangrijk deel worden verklaard doordat ze minder vaak een adviesrol hebben ten opzicht van B&W en vaker zijn gericht op de uitvoerende dienst. Hun adviezen worden vaker niet gebruikt of gemotiveerd afgewezen dan die van gemeentelijke cliëntenraden. Opmerkelijk is dat ze veel vaker niet worden geïnformeerd over wat er met hun advies gebeurt dan bij gemeentelijke cliëntenraden (19% tegenover 3,4%). Het beeld is dus dat regionale cliëntenraden minder invloed AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 3

lijken te hebben dan gemeentelijke cliëntenraden en met name minder serieus worden genomen. Een verklaring hiervoor kan liggen in het feit dat adviezen van gemeentelijke cliëntenraden vaak verplicht zijn in besluitvormingsprocessen. Regionale cliëntenraden hebben daar minder mee te maken en kennelijk kan een uitvoerende dienst adviezen gemakkelijker naast zich neerleggen, zelfs zonder daar verantwoording over af te leggen. Opmerkelijk is dan ook dat regionale cliëntenraden niet minder tevreden zijn over het resultaat van hun advisering (42,9% tegenover 42,4%). Daar staat tegenover dat weer meer regionale cliëntenraden ronduit ontevreden zijn (9,5% tegenover 5,0%). Wellicht dat de tevredenheid vooral wordt afgemeten aan de verwachtingen en minder aan het bereikte resultaat. Uit de toelichting op de antwoorden van regionale cliëntenraden blijkt de tevredenheid te worden gekoppeld aan: "We hebben veel bereikt in 2005" "We worden al in een vroeg stadium bij alles betrokken" "De wordt zeer serieus genomen" "Advies wordt serieus behandeld" "Goede samenwerking" De ontevredenheid wordt bij regionale cliëntenraden gekoppeld aan: "We worden niet serieus genomen" "Advies wordt doorgaans niet gebruikt" "Er wordt te weinig naar de geluisterd" "Er wordt soms wel een advies opgevolgd maar na een paar jaar nog steeds niet uitgevoerd" Op welke terreinen wordt geadviseerd? Alle respondenten geven aan dat op het gebied van minimabeleid wordt geadviseerd. Een groot deel van de cliëntenraden adviseert vooral op het gebied van bijstand, sociale activering en uitstroombeleid. Toch zijn erg veel cliëntenraden gericht op een (zeer) breed beleidsterrein. Voor een deel komt dat omdat het een overlap betreft van WWB en WVG als beleidsterreinen. Veel respondenten brengen onderwerpen als gehandicaptenbeleid, WVG, ouderenbeleid, welzijn en gezondheidsbeleid in verband met de WMO. Twee respondenten geven expliciet de WMO als adviesterrein aan. De scores van de gemeentelijke cliëntenraden komen in hoge mate overeen met de algemene scores van maart 2005. De scores van de regionale cliëntenraden zijn opnieuw afwijkend in de zin dat zij zich in de meeste gevallen beperken tot minimabeleid, bijstand, sociale activering en uitstroombeleid. Ook hier mag dat geen verwondering wekken aangezien zij zich meer dan gemeentelijke raden richten op de uitvoerende dienst. In 2003 werd deze specifieke vraag niet gesteld zodat geen vergelijking kan worden gemaakt. Destijds werd wel gevraagd naar de onderwerpen die in het overleg met de gemeente c.q. de sociale dienst aan de orde komen. De inhoud van het overleg Zowel bij gemeentelijke als regionale cliëntenraden wordt onveranderd over een breed spectrum van onderwerpen overleg gevoerd. De meeste onderwerpen scoren daarbij ook onveranderd hoog (76 98%). Bij gemeentelijke cliëntenraden is de aandacht voor ontwikkelingen in de sociale zekerheid aanzienlijk toegenomen in vergelijking met 2005 (90% tegenover 79%). Bij regionale cliëntenraden scoort dat onderwerp aanzienlijk lager (66,7%). Reïntegratie en armoedebeleid hebben bij alle cliëntenraden een opleving gekregen vergeleken bij 2005 (van 75% naar bijna 90%). Het onderwerp inburgering van allochtonen scoort maar matig. Bij gemeentelijke raden 27,1% en regionale raden 19%. In voorgaande jaren is hier niet naar gevraagd zodat er geen vergelijking mogelijk is. Zowel regionale als gemeentelijke cliëntenraden doen in een derde van de gevallen aan eigen onderzoek. In de afgelopen jaren ging dat nog om ongeveer de helft van de cliëntenraden. Het is niet duidelijk waar dat aan ligt. AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 4

Zet de ook zelf onderwerpen op de agenda en worden die door de gemeente serieus genomen? Alle cliëntenraden zetten eigen onderwerpen op de agenda van het overleg. Slechts van 1 regionale is dat onbekend. Deze is nog maar net van start gegaan. Het beeld geeft daarmee een lichte verbetering te zien in vergelijking met 2005 en 2003. De cliëntenraden zijn tevreden over het feit dat de gemeente hun onderwerpen serieus neemt. Bij 55,6% van alle cliëntenraden is dat afhankelijk van het onderwerp; bij 41,8% is dat altijd het geval. Bij regionale cliëntenraden is dat vaker afhankelijk van het onderwerp dan bij gemeentelijke raden (65% tegenover 52,5%). Bij alle cliëntenraden is het vaker afhankelijk van het onderwerp dan in 2005 (55,6% tegenover 47%) Er is geen enkele van mening dat de onderwerpen niet serieus worden genomen. In 2005 was dat nog 2%. Onderwerpen waarover de gemeente geen besluiten kan nemen Ruim 58% van alle cliëntenraden bespreekt onderwerpen waar de gemeente niet over gaat. Dat is een daling met 8% ten opzichte van 2005. Er is vrijwel geen verschil tussen gemeentelijke en regionale raden. De volgende onderwerpen worden het vaakst genoemd. Woonlasten, huurbeleid, huursubsidie Waterschapslasten Ontheffing diverse belastingen Energielasten Huurschuld, huisuitzetting Regelingen rijksoverheid Collectieve ziektekostenverzekering, ziektekosten, no-claim-regeling Hoogte uitkering, bijstandsnorm, sociale zekerheid algemeen Meer dan driekwart van alle cliëntenraden maakt afspraken om deze onderwerpen elders aan de orde te stellen. Dat is een aanzienlijke toename ten opzichte van 2005 toen het percentage nog op 56,7 lag. Regionale cliëntenraden doen dat overigens vaker dan gemeentelijke (83,3% tegenover 73,5%) De cliëntenraden volgen daarbij vooral de lijnen die zij hebben met provinciale en landelijke organisaties. Opvallend is dat de helft van de regionale cliëntenraden onderwerpen bij de landelijke politiek aandragen. Dat is twee keer zo vaak als bij gemeentelijke raden. Bemoeit de zich met de beleidsvoorbereiding van de WMO? Een kwart van de gemeentelijke cliëntenraden bemoeit zich met de beleidsvoorbereiding van de WMO. Bij regionale raden is dat iets minder dan de helft. Bij ongeveer de helft van alle raden gebeurt dat zowel op uitnodiging van de gemeente als op eigen initiatief. cliëntenraden doen dat iets vaker op uitnodiging van de gemeente dan de regionale raden (70% tegenover 60%). Cliëntenraden die zich actief met de WMO bemoeien werken in de helft van de gevallen samen met de ouderenadviesraad (of seniorenraad) of het gehandicaptenplatform. Eveneens de helft van de gemeentelijke cliëntenraden heeft samenwerking met de WVG-. Voor de regionale raden geldt dat maar bij 20%. Een vijfde van de gemeentelijke cliëntenraden heeft hierover contact met andere cliëntenraden in de regio. Voor regionale cliëntenraden is dat het dubbele (40%). Een op de zes gemeentelijke cliëntenraden onderhoudt hierover contacten met gehandicapten- of patiëntenorganisaties. Ook hier is dat voor de regionale raden het dubbele (30%). Vijf respondenten melden dat er een WMO-adviesraad of klankbordgroep is gevormd en dat daarmee wordt samengewerkt. De aandacht van alle cliëntenraden gaat in de meeste gevallen (75 92%) uit naar de samenhang van WWB en WMO en naar de relatie minima en WMO. De helft tot tweederde van alle cliëntenraden vindt de onderwerpen cliëntenparticipatie, het zorgloket en sollicitatieplicht en mantelzorg belangrijk. Twee gemeentelijke cliëntenraden noemden nog het onderwerp eigen bijdrage. Ontvangt de uitnodigingen voor gemeentelijke bijeenkomsten? Uitnodigingen voor commissievergaderingen zijn vrij gebruikelijk. Voor gemeentelijke cliëntenraden is dat vaker het geval (49%) dan voor regionale cliëntenraden (42,9%). Opmerkelijk genoeg worden AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 5

regionale cliëntenraden weer vaker uitgenodigd voor gemeenteraadvergaderingen (42,9% tegenover 18,6%). Uitnodigingen voor bijeenkomsten van politieke partijen komen ook nog redelijk vaak voor (16,9% resp. 19%). WMO-bijeenkomsten zijn nieuw en het zijn vooral gemeentelijke cliëntenraden die daarvoor worden uitgenodigd (13,6% tegenover 4,8%). Een verklaring daarvoor kan zijn dat zij zich meer met een breed beleidsterrein bezig houden en regionale cliëntenraden zich meer richten op de uitvoerende dienst. Opvallend is dat ruim eenderde van de cliëntenraden geen enkele uitnodiging voor dergelijke bijeenkomsten en vergaderingen krijgt. Opmerkelijk is verder dat een vergelijking met de cijfers van maart 2005 laat zien dat het aanzienlijk minder gebruikelijk is geworden dat cliëntenraden worden uitgenodigd. Wordt de voldoende, op tijd en begrijpelijk geïnformeerd? Ruim de helft (56,2%) van alle cliëntenraden ontvangt de gewenste informatie.toch zegt ruim eenderde dat dit niet altijd het geval is. Bijna eenderde van de gemeentelijke cliëntenraden ontvangt die informatie ook tijdig. Ruim tweederde ontvangt de informatie niet altijd of zelfs nooit op tijd. Bij de regionale cliëntenraden is de situatie aanzienlijk ongunstiger. Slechts 14,3% ontvangt de informatie tijdig en driekwart niet altijd of nooit op tijd. Opmerkelijk is het grote verschil met de scores van maart 2005. Toen gaf 68% van de cliëntenraden aan de informatie op tijd te krijgen. Er is dus een aanmerkelijke verslechtering opgetreden. Daar staat tegenover dat het aantal cliëntenraden dat de informatie nooit op tijd krijgt is teruggelopen van 18% naar ongeveer 5%. De cliëntenraden zijn in iets meer dan de helft van de gevallen (55%) tevreden over de leesbaarheid en bruikbaarheid van de informatie. Ruim eenderde (36,2%) is matig tevreden. Uit de toelichting op de matige tevredenheid blijkt dat de taal vaak te ambtelijk en juridisch is, de stukken niet duidelijk zijn en de tijd te kort. Ook wordt geklaagd dat de het allemaal zelf moet uitzoeken. Uit de toelichting bij tevreden blijkt dat het ook anders kan. De informatie is dan kort en duidelijk, soms na aandringen van de, en op verzoek worden de stukken toegelicht. Ook worden sleden bedrevener in het lezen van de stukken. Het is echter niet bekend of dat laatste een algemeen beeld is. De samenstelling van de Bij driekwart van de gemeentelijke cliëntenraden gaat het om een combinatie van cliënten, vertegenwoordigers van belangenorganisaties en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties. In 85% van de gevallen om een combinatie van cliënten en vertegenwoordigers van belangenorganisaties. Dat komt redelijk overeen met de samenstelling van de regionale cliëntenraden en ook met de scores van maart 2005. De regionale cliëntenraden wijken echter opvallend af bij vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties (73,7% bij gemeentelijke raden tegenover 38,1% bij regionale raden). Ook hier kan de verklaring wellicht worden gevonden in het feit dat regionale cliëntenraden minder op een breed beleidsterrein zijn gericht en meer op de uitvoerende dienstverlening. Het aantal cliëntenraden dat alleen uit cliënten bestaat is in vergelijking met maart 2005 teruggelopen van 12% naar 10,3%. Uitgesplitst naar gemeentelijke en regionale cliëntenraden is dat respectievelijk 8,8% en 14,3%. Opmerkelijk is de stijging van het aantal cliëntenraden waarin géén cliënten zijn vertegenwoordigd. In 2005 lag het percentage op 5, in 2006 is dat gestegen naar 7% (gemeentelijke cliëntenraden) en zelfs 9,5% (regionale cliëntenraden). Waar het de vertegenwoordigers van belangenorganisaties en maatschappelijke organisaties betreft, gaat het in verreweg de meeste gevallen om vrijwilligers, in mindere mate zijn ze zelf cliënt. In minder dan 20% van de cliëntenraden zijn ook betaalde krachten vertegenwoordigd. Bij regionale cliëntenraden is dat minder het geval, maar daar zijn ook minder maatschappelijke organisaties vertegenwoordigd en juist deze organisaties hebben vaak een professionele vertegenwoordiger. Cliëntenraden bestaan overwegend uit 5 tot 15 leden. Over het algemeen zijn er geen grote verschillen in omvang tussen gemeentelijke en regionale cliëntenraden. AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 6

In (bijna) tweederde van de gevallen komt het huidige aantal overeen met het voorgeschreven aantal in de verordening. Dat is een lichte daling ten opzichte van 2005 (70%). Daarbij moet worden aangetekend dat de meeste verordeningen ruime marges hebben tussen het minimale en het maximale aantal leden. Opvallend is dat veel respondenten (17,6%) van gemeentelijke cliëntenraden aangeven dat dit niet van toepassing is. Kennelijk wordt in veel verordeningen geen aantal voorgeschreven. Bij regionale cliëntenraden is dat percentage een stuk lager maar toch nog aanzienlijk (9,5%). Eveneens opvallend is dat veel respondenten (14%) onbekend zijn met het aantal dat wordt voorgeschreven. (In 2005 was dat overigens nog 18%) Is het moeilijk om nieuwe sleden te vinden? Evenals in 2005 blijft het moeilijk om sleden te werven, vooral onder cliënten. Driekwart van de cliëntenraden worstelt met dat probleem. De volgende redenen werden daarvoor aangegeven. Vooral moeilijk om cliënten te vinden. Dan krijg je nauwelijks respons. Moeilijk om deskundige én gemotiveerde kandidaten te vinden Veel cliënten moeten werk zoeken. (Een aantal gemeenten werkt met vrijstellingen van sollicitatieplicht. Vaak voor een termijn van 1 jaar) Omdat er ook al andere adviesraden zijn waar mensen voor worden geworven Er wordt geen vergoeding gegeven voor de onkosten Wordt steeds moeilijker Het vele werk schrikt af Iemand met een uitkering treedt niet graag op de voorgrond bij de uitkeringsinstantie Wet op de privacy is belemmering om cliënten te benaderen Opmerkelijke uitzonderingen zijn bijvoorbeeld de regionale cliëntenraden van Hoogeveen en de Utrechtse Heuvelrug. In 2005 meldden zich in Hoogeveen 35 belangstellenden. En bij de Utrechtse Heuvelrug was het vooral het nieuwe regionale orgaan dat veel belangstelling wekte. De verhouding cliënten andere deelnemers / organisaties In 22,8% van de gemeentelijke cliëntenraden zijn de leden evenwichtig verdeeld tussen individuele cliënten en vertegenwoordigers van (belangen)organisaties. Dat komt overeen met 2005. Bij regionale cliëntenraden is dit echter vaker het geval: 28,6%. Bij gemeentelijke cliëntenraden komen grote verschillen voor in de onderlinge verhoudingen. Daarbij kunnen cliënten dik in de minderheid zijn maar ook dik in de meerderheid. Bij ruim 5% bestaat de raad zelfs uitsluitend uit cliënten. Opmerkelijk is dat bij 9,5% van de regionale cliëntenraden er helemaal geen cliënten zitting hebben. In november 2003 is deze vraag niet gesteld, zodat geen vergelijking kan worden gemaakt. Heeft de een onafhankelijke voorzitter? Tweederde van de gemeentelijke cliëntenraden heeft een onafhankelijke voorzitter. Dat komt overeen met 2005. Bij de regionale cliëntenraden gaat het om de helft van de gevallen. De onafhankelijke voorzitter wordt bij gemeentelijke cliëntenraden in tweederde van de gevallen benoemd door B&W, waarvan bij 20% op voordracht van de. Bij regionale cliëntenraden is dat bij ruim 45% het geval, waarvan bij 27% op voordracht van de. Bij bijna de helft van de regionale cliëntenraden wordt de onafhankelijke voorzitter benoemd door de zelf. Bij gemeentelijke cliëntenraden is het geval bij ruim een derde. Werkplan en eigen initiatief De cliëntenraden werd gevraagd of zij vooruit onderwerpen plannen die zij aan de orde willen stellen of waarover zij willen adviseren en in het kader waarvan zij activiteiten willen ondernemen. Vaak is dit ook een basis voor een begroting en het toewijzen van een budget. 43,8% van alle cliëntenraden heeft een werkplan. Dat is iets minder dan in 2005 en gelijk aan 2003. Regionale cliëntenraden hebben iets vaker een werkplan dan gemeentelijke raden. 17,8% van alle cliëntenraden zonder werkplan, heeft zo'n plan in ontwikkeling. Dat is 10% van alle cliëntenraden. Opgeteld bij de 43,8% die al wel een werkplan heeft levert dat binnenkort een score op van bijna 54% en dat is ruim meer dan in 2005 en 2003. Cliëntenraden zonder werkplan werd gevraagd naar de reden. 14,7% van de gemeentelijke cliëntenraden ziet het nut er niet van in. Bij regionale raden is dat 9,1%. 20,6% van de gemeentelijke raden geeft aan dat de gemeente er niet om vraagt. Bij regionale raden is dat 9,1%. AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 7

Ruim een vijfde van de gemeentelijke raden geeft aan dat er onvoldoende deskundigheid voor is en bij regionale raden is dat maar iets minder (18,2%). Van de gemeentelijke cliëntenraden zonder werkplan zegt 14,7% te reageren op de actualiteit en dus niet planmatig te werk te gaan. Bij regionale raden is dat zelfs 45,5%. Hoe komt de aan de onderwerpen? Cliëntenraden gebruiken tal van bronnen voor hun informatie en onderwerpen voor het overleg. De onderwerpen worden vooral ontleend aan direct contact met cliënten: spontane klachten en ideeën (voor alle cliëntenraden 82%) en in mindere mate spreekuur (39%) en bijeenkomsten (27%). Dit beeld is nauwelijks afwijkend van 2005 en 2003. Een tweede bron is de gemeente: beleidsnota s en informele contacten met de sociale dienst. De gemeentelijke nota's zijn voor gemeentelijke raden minder belangrijk geworden dan in 2005 en 2003 (68% resp. 78% en 82%). Hier lijkt sprake van een trend. Voor regionale raden is het belang van dergelijke nota's nog op hetzelfde niveau als 2005. De informele contacten zijn teruggelopen van driekwart naar ongeveer de helft van alle cliëntenraden. Ook de gemeenteraad is een bron maar die is aanmerkelijk minder belangrijk dan in 2005 en 2003 (voor gemeentelijke raden 24% respectievelijk 28% en 35%).Slechts 15% van de regionale raden benut de gemeenteraad als bron. De publieke media scoren nog steeds hoog (van alle cliëntenraden 66%) maar wel minder dan in 2005 (76%). Internet scoort met zo'n 40% redelijk stabiel in vergelijking met 2005 en 2003. De nieuwsbrief van LocSZ en (vak)tijdschriften hebben voor gemeentelijke cliëntenraden een zelfde waarde als in 2005 en 2003, maar regionale cliëntenraden gebruiken deze bronnen aanzienlijk vaker. Evenals in voorgaande jaren blijkt uit dit onderzoek dat het voor cliëntenraden belangrijk is om te functioneren binnen een netwerk van cliëntenraden en cliëntenorganisaties. Naast het belang dat dit heeft voor het functioneren van de raad en de ontwikkeling van de cliëntenparticipatie, betekent dat netwerk ook een belangrijke bron van informatie. Opvallend is hierin het verschil tussen gemeentelijke en regionale cliëntenraden. Waar deze informatiebronnen voor gemeentelijke raden aanzienlijk zijn teruggelopen hebben zij voor regionale raden aan betekenis gewonnen. Voor deze raden scoren de LocSZnieuwsbrief en andere cliëntenraden (beide 75%) dan ook hoog, niet alleen veel hoger dan bij gemeentelijke raden maar ook aanzienlijk hoger dan de scores van 2005 en 2003. Cliëntenorganisaties scoren met 63% voor alle cliëntenraden als bron minder dan in 2005 (74%). Hieronder een overzicht van de verschillen in de belangrijkste bronnen voor gemeentelijke en regionale cliëntenraden. Regionale Spontane klachten/ideeën van cliënten 76 % 100% Spontane klachten/ideeën van cliënten Uit gemeentelijke nota s 68 % 75 % Uit gemeentelijke nota s Via de media 68 % 75 % Via de digitale nieuwsbrief van LocSZ Via de digitale nieuwsbrief van LocSZ 64 % 75 % Via andere cliëntenraden Via cliëntenorganisaties 63 % 70 % Via (vak)tijdschriften Via informeel contact bij gemeente/gsd 56 % 65 % Via cliëntenorganisaties Via andere cliëntenraden 47 % 60 % Via de media Contact met de achterban Eén gemeentelijke heeft geen contact met de achterban. Eén regionale is nog in opbouw en heeft nog geen contact gelegd. Alle andere raden organiseren contact met de achterban, de cliënten die zij vertegenwoordigen. De aard van het contact is erg verschillend. Eigen of andere bijeenkomsten (voorlichting, thema, discussie) scoren met 69% voor alle cliëntenraden beter dan in 2005 (58%) maar vergelijkbaar met 2003 (67%). Er bestaat op dit punt echter een groot verschil tussen gemeentelijke en regionale cliëntenraden. Bij gemeentelijke cliëntenraden scoren deze bijeenkomsten 78% terwijl dat bij regionale raden slechts 45% is. Voor alle cliëntenraden scoren de lokale media nog steeds hoog (81%), overeenkomstig het beeld van 2005 en 2003. Ook hier bestaat echter een groot verschil tussen gemeentelijke (74%) en regionale (100%) raden. AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 8

Zowel gemeentelijke als regionale cliëntenraden scoren goed met persoonlijke contacten (zoals huisbezoek) en contact via individuele sleden. Met 64% respectievelijk 62% is dat vergelijkbaar met 2005 en 2003. Belangen- en cliëntenorganisaties waren in 2005 nog goed voor bijna 100% van de contacten met de achterban. Dat is nu enorm teruggelopen tot 59% voor alle cliëntenraden. Het is opvallend dat regionale cliëntenraden hierop maar heel matig scoren: 45%. Hierbij moet echter worden opgemerkt dat het initiatief bij dit contact altijd vooral is uitgegaan van de belangenorganisaties. Overigens heeft dit contact voor een deel betrekking op het spreekuur dat door belangenorganisaties wordt verzorgd. Opmerkelijk is de toename van het spreekuur als bron van contact met de achterban. Het kan daarbij gaan om een eigen spreekuur of een algemeen spreekuur elders. Met 64% is dat een toename van 12% ten opzichte van 2005 en bijna een verdubbeling ten opzichte van 2003. Op dit punt scoren regionale raden overigens hoger dan gemeentelijk raden. Telefonische bereikbaarheid scoort met 55% voor alle cliëntenraden beter dan in 2005 (49%) maar minder dan in 2003 (67%). De telefonische bereikbaarheid is van belang voor spontane individuele contacten met cliënten maar wordt ook ingezet als klachtentelefoon om via oproepen en publicaties cliënten de mogelijkheid te bieden hun klachten over het beleid en de uitvoering in te dienen bij de. Een eigen folder (45%) en het blad van de sociale dienst (40%) scoren ook nog steeds heel behoorlijk als communicatiemiddel, al is een lichte afname te constateren ten opzichte van voorgaande jaren. Het organiseren van een meldweek of een enquête onder cliënten is een middel dat door een kwart van de cliëntenraden wordt ingezet, vergelijkbaar met 2005, maar minder dan in 2003 (36%). raden gebruiken dit middel overigens vaker (31%) dan regionale raden (20%). In verband daarmee is niet alleen de telefonische bereikbaarheid van belang, maar ook het antwoordnummer (10%) en een internetverbinding (29%). Internet laat een duidelijke groei zien van 6% voor alle raden; vooral regionale raden maken er aanzienlijk vaker gebruik van (40%). Het eigen blad is weer terug van weggeweest en is met 24% weer op het peil van 2003. Verder worden genoemd: ideeënbus in het gemeentehuis en verzorging van vakanties voor minima. Het spreekuur Bijna de helft van alle cliëntenraden heeft een eigen spreekuur. Van de cliëntenraden met een eigen spreekuur wordt dat in alle gevallen door de sleden verzorgd. Enkele cliëntenraden betrekken daar ook nog andere vrijwilligers bij. Regionale raden doen dat vaker (18%) dan gemeentelijk (8%). Doel en kosten van de pleging Cliëntenraden lijken meer actief cliënten te raadplegen dan in 2005. Ze doen dat gericht op het overleg en de adviezen maar (vooral) ook om in algemene zin ervaringen van cliënten te verzamelen. Dat laatste gebeurt door gemeentelijke raden aanzienlijk vaker (74%) dan door regionale raden (56%). Opvallend is dat een op de vijf cliëntenraden cliënten niet actief raadpleegt. (Enkele genoemde redenen: "We mogen geen klachtencommissie zijn", "We kennen de cliënten niet vanwege privacyoverwegingen" en "De (regionale) is nog in opbouw"). Daarnaast heeft een groot aantal respondenten deze vraag niet beantwoord (respectievelijk 14% en 5%). Als dat betekent dat ook deze cliëntenraden de cliënten niet actief raadplegen, zou zelfs een kwart (regionale raden) tot een derde (gemeentelijke raden) dit soort activiteit niet uitvoeren. Ruim een derde van alle cliëntenraden heeft een budget voor dit soort activiteiten. Dat is aanzienlijk minder dan in 2005 toen nog ruim de helft daarvoor een budget beschikbaar had en in 2003 was dat zelfs nog driekwart. Ondersteuning en faciliteiten van de Alle cliëntenraden geven aan een of meer vormen van ondersteuning te krijgen van de gemeente. 86,4% van de gemeentelijke cliëntenraden heeft de beschikking over een eigen budget. Bij regionale cliëntenraden is dat zelfs 90,5%. Ook ambtelijke ondersteuning (72,8%) en het beschikbaar stellen van faciliteiten (74,6%) scoren hoog. Dit beeld wijkt nauwelijks af van 2005. AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 9

Er zijn evenals in 2005 grote verschillen in de omvang van het eigen budget. Meestal gaat het om een bescheiden bedrag. 82% van de gemeentelijk raden heeft een budget minder dan 10.000 euro. Bijna de helft zelfs minder dan 5.000 euro. Bij regionale cliëntenraden heeft slechts 68% een kleiner budget dan 10.000 euro en zelfs maar 26% een budget dat kleiner is dan 5.000 euro. In vergelijking met 2005 hebben evenveel gemeentelijke cliëntenraden de beschikking over een budget tot 10.000 euro, alleen was het aandeel cliëntenraden met een kleiner budget dan 5.000 euro aanzienlijk groter (57% tegenover 47%). 16% van de gemeentelijke cliëntenraden heeft de beschikking over meer dan 10.0000 euro. In 2005 was dat nog 13%. Bij regionale raden ligt het percentage zelfs op 21. De meeste cliëntenraden hebben dus meer te besteden uit eigen budget dan in 2005. De score op scholing (45,8%) moet nader worden geïnterpreteerd. In sommige gevallen wordt dat door de gemeente geboden naast een eigen budget voor de. In verreweg de meeste gevallen (82%) moet de dat uit eigen budget inhuren. Ook dit beeld wijkt niet af van 2005. Dat is anders bij de activiteitensubsidie. cliëntenraden kunnen daar in 10% van de gevallen over beschikken en regionale cliëntenraden zelfs helemaal niet, terwijl dat in 2005 nog in 18% van de gevallen werd verstrekt. 19% van de regionale cliëntenraden hebben de beschikking over een eigen beroepskracht. Bij gemeentelijke raden is dat 12% en in 2005 was dat 9%. De belangrijkste posten (scores van 50% tot 100%) voor het eigen budget zijn scholing, onkostenvergoedingen, vacatiegelden, activiteitskosten, secretariaat en huur van kantoor en vergaderruimte. Hoewel de rangorde enigszins verschilt, komt het beeld bij gemeentelijke cliëntenraden redelijk overeen met dat van regionale raden. Voor cliëntenraden met een groter budget dan 10.000 euro spelen huur en vacatiegelden een grotere rol dan bij de raden met een kleiner budget. Daar zitten ook de grootste verschillen met 2005, toen deze posten in veel mindere mate voorkwamen. Bij de cliëntenraden met de grotere budgetten komen ook de vergoeding van de voorzitter en van een professionele kracht aanzienlijk vaker voor dan in 2005. Opmerkelijk is dat dit alleen geldt voor de gemeentelijke raden. De regionale raden met een budget van meer dan 10.000 euro geven daar niets aan uit. Toch hebben regionale raden aanzienlijk vaker de beschikking over een eigen beroepskracht (19%) dan gemeentelijke raden (12%) en meer dan twee keer zoveel als in 2005. Kennelijk worden deze professionals rechtstreeks ingehuurd door de gemeente of worden ze door een (gemeentelijk gesubsidieerde) organisatie beschikbaar gesteld aan de. Huisvesting en bereikbaarheid In het beeld van de huisvesting van cliëntenraden is geen verandering gekomen ten opzichte van 2005. Een derde tot ruim een derde van de cliëntenraden heeft huisvesting bij de gemeente. 18% van alle cliëntenraden heeft huisvesting elders en 16% bij een welzijnsorganisatie. Bijna een derde van alle cliëntenraden heeft geen eigen huisvesting. Er is geen verschil tussen regionale en gemeentelijke raden. Het aantal cliëntenraden dat digitaal bereikbaar is verschilt niet van 2005. Ook tussen gemeentelijke en regionale raden is er geen noemenswaardig verschil. Met 63 % is de bereikbaarheid via een eigen e-mailadres iets afgenomen ten opzichte van 2005 (min 5%) en met 46% geldt dat ook voor de bereikbaarheid via een mailadres van leden (min 6%). Daar staat tegenover dat met name regionale cliëntenraden veel vaker beschikken over een eigen website (22% tegenover 12%). raden hebben in 14% van de gevallen de beschikking over een eigen site of een domein op de gemeentelijke site. Vergoedingen Het aantal cliëntenraden dat geen vergoedingen kent is ten opzichte van 2005 toegenomen van 9% naar 11,3% voor alle cliëntenraden. Kijken we naar onkostenvergoedingen in de varianten declaraties, vast bedrag of vrijwilligersvergoeding dan zijn de scores van gemeentelijke en regionale cliëntenraden redelijk in overeenstemming met de scores van 2005. AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 10

Met name de vorm van vacatiegelden scoort lager (30% voor alle cliëntenraden) dan in 2005 (37%). Wellicht wordt dit verschil bij regionale cliëntenraden voor een deel gecompenseerd door de mogelijkheid van een onkostenvergoeding. Bij gemeentelijke cliëntenraden gaven 8 respondenten aan dat zowel een vast bedrag per maand als een vergoeding voor onkosten wordt gegeven. Wellicht dat hier door sleden uit een van beide mogelijkheden kan worden gekozen: een afkoopbedrag per maand of met declaraties. Bij regionale cliëntenraden is dit bij slechts 1 respondent het geval. De combinatie van onkostenvergoeding en vacatiegelden komt bij gemeentelijke cliëntenraden tweemaal voor (3,4%) maar bij regionale cliëntenraden is dat 19%. Uitvoering van scholing en training Als cliëntenraden scholing en training krijgen gebeurt dat in de helft van de gevallen door een ingehuurd scholingsinstituut en/of een provinciale cliëntenorganisatie. De rol van provinciale cliëntenorganisaties is ten opzichte van 2005 toegenomen van 38% naar 50%. In ruim 20% van de gevallen wordt de scholing verzorgd door de gemeente en dat komt overeen met 2005. De rol van provinciale welzijnsorganisaties is teruggedrongen van 25% in 2005 naar 14% voor alle cliëntenraden en 19% voor de gemeentelijke raden.bij regionale raden spelen deze organisaties geen rol. Bijna 10% van de cliëntenraden maakt gebruik van landelijk aanbod. Onderlinge contacten tussen cliëntenraden Driekwart van alle cliëntenraden heeft overleg en uitwisseling met andere cliëntenraden. Regionale raden hebben dat iets vaker dan gemeentelijke. Ruim driekwart van alle cliëntenraden heeft deze contacten op provinciaal niveau, gemeentelijke iets vaker (84%) dan regionale (72%). De helft van de gemeentelijke raden heeft contact op regionaal niveau, voor regionale raden ligt dat op tweederde. Gemiddeld komt het beeld met betrekking tot deze aspecten overeen met 2005. 16% van de gemeentelijke raden heeft contact via telefoon of e-mail; hetzelfde percentage als in 2005. Regionale raden gebruiken deze middelen twee keer zoveel (33%). Tweederde van de gemeentelijke raden is tevreden over deze contacten. Regionale raden zijn veel meer tevreden (83%). Gemiddeld komt het beeld (71%) echter redelijk overeen met 2005. Ketendienstverlening Evenals in 2005 kan worden vastgesteld dat er nog nauwelijks aandacht is voor ketenbrede cliëntenparticipatie. Dit geldt in het bijzonder voor de regionale cliëntenraden. Slechts 4% heeft overleg met cliëntenraden van CWI en UWV. Bij gemeentelijke cliëntenraden is dat beeld maar weinig beter. Ten opzichte van 2005 is er vrijwel geen verandering bij cliëntenraden die overleg hebben met raden van CWI of van UWV. Het aantal gemeentelijke cliëntenraden dat overleg heeft met cliëntenraden van zowel CWI als UWV is gestegen van 5% naar 8%. Als we alle overlegcontacten van alle cliëntenraden vergelijken, dan is er ten opzichte van 2005 geen verandering opgetreden (in beide jaren 11%). Vanuit cliëntenorganisaties geredeneerd is het overleg met arbeidsadviseurs ook een vorm van aandacht voor ketendienstverlening omdat deze adviseurs voor de gehele keten werken en ook door de ketenpartners worden gefinancierd. Met betrekking tot het overleg met arbeidsadviseurs scoren gemeentelijk cliëntenraden ongeveer hetzelfde als bij het overleg met CWI en UWV (15%). Regionale raden scoren hier echter aanzienlijk beter: 38%. Waar sprake is van overleg met arbeidsadviseurs heeft dat bij zowel de gemeentelijke als de regionale raden in ongeveer een derde van de gevallen een formeel en geregeld karakter. Ten slotte werd nog de vraag gesteld of de adviseert met betrekking tot ketendienstverlening. Ook hier scoren de regionale raden hoger dan de gemeentelijke (24% tegenover 15%). Als er wordt geadviseerd, gebeurt dat door bijna 80% van alle raden aan B&W. Alle regionale raden adviseren op dit punt aan de sociale dienst; gemeentelijke raden doen dat in 44% van de gevallen. Een op de vijf regionale raden adviseert de gemeenteraad hierover. raden doen dat juist helemaal niet. Zij brengen daarentegen direct advies uit aan het CWI (22%) en UWV (11%), terwijl regionale raden dat helemaal niet doen. AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 11

Zijn cliëntenraden bekend met het werk van de Landelijke Cliëntenraad? 91% van de gemeentelijke cliëntenraden is bekend met het werk van de LCR. Voor regionale raden ligt dat nog iets hoger: 95%. De grootste bekendheid ontstaat via de nieuwsbrieven van de LCR en LocSZ: respectievelijk 70% en 80%. De website van de LCR scoort met 39% iets minder. Andere bronnen zijn het LCR-congres en de provinciale organisaties. Evaluatie en veranderingen Bij 30% van de cliëntenraden heeft al een evaluatie van de verordening cliëntenparticipatie plaatsgevonden. In alle gevallen werd de daarbij betrokken. De evaluatie heeft bij een derde van de cliëntenraden geleid tot veranderingen. Bij gemeentelijke cliëntenraden heeft dat in 83% van de gevallen geleid tot bijstelling (verhoging) van het budget. Op de meeste andere aspecten heeft het in een derde tot de helft van de gevallen geleid tot wijzigingen. In alle gevallen is de tevreden over de wijzigingen. AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 12

Rapportage Thematisch geordend worden de vragen in het onderzoek hieronder behandeld: de vraag, antwoord(percentages) en een toelichting. Verordening Schrijft de WWB-verordening Cliëntenparticipatie voor dat er een moet zijn? Ja 80 98% Nee 2 Is er in uw gemeente een? Ja 79 97% Nee 3 Vrijwel alle respondenten geven aan dat een wordt voorgeschreven in de verordening. Met uitzondering van twee gemeenten is er in die gevallen dan ook een. In Achtkarspelen is er (nog) geen uitvoering aan gegeven. In ZW Fryslân is een regionale raad nog in voorbereiding. In één gemeente wordt een niet voorgeschreven maar is die er wel gekomen. Regionalisering In de praktijk kan een tendens tot regionalisering worden waargenomen. Gemeenten stemmen hun beleid op elkaar af of laten het beleid door een regionale sociale dienst uitvoeren. We stelden daarom de volgende vragen. Werkt uw gemeente op het terrein van de WWB samen met andere gemeenten in de regio? Is er sprake van een regionale? 2005 2006 Geen regionale samenwerking 39 39% 23 28% Wel samenwerking maar geen regionale 47 47% 38 46% Regionale 14 14% 21 26% Totaal 101 100% 82 100% In driekwart van de gemeenten is sprake van regionale samenwerking. In 21 gevallen gaat het om een regionale, waarvan 3 in voorbereiding. Door gemeentelijke samenvoegingen zijn twee regionale cliëntenraden van 2005 omgezet in gemeentelijke cliëntenraden. Niettemin ligt het aantal regionale cliëntenraden aanzienlijk hoger. Het gaat op basis van deze respons om bijna een verdubbeling. Omvang van de gemeente of regio Regionale Kleiner dan 20.000 16 26,2 % 3 14,3 % 20.000 50.000 26 42,7 % 6 28,6 % 50.000 100.000 12 19,7 % 7 33,3 % 100.000 200.000 6 9,8 % 4 19,0 % Meer dan 200.000 1 1,6 % 1 4,8 % Totaal 61 100,0 % 21 100,0 % Met regionale samenwerking van gemeenten op uiteenlopend terrein staat niet alleen de samenwerking en afstemming van beleid centraal maar lijkt ook te worden gezocht naar een efficiënte schaalgrootte. Dat leidt in veel gevallen tot gemeentelijke samenvoegingen, maar het tekent zich ook duidelijk af bij de relatie en inwoneraantal. Bij gemeentelijke cliëntenraden is de schaalgrootte in ruim tweederde van de gevallen kleiner dan 50.000 inwoners. Bij regionale cliëntenraden zien we een opschaling. Slechts 43% heeft betrekking op een inwoneraantal tot 50.000. Bij deze opschaling gaat het niet alleen om bestuurlijke samenwerking maar ook om samenwerking in de uitvoerende dienst. In 11 regio's bestaat een regionale sociale dienst, waarvan in 10 gevallen sprake is van een regionale. AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 13

Bevoegdheden en invloed van de Aan wie wordt advies uitgebracht? Regionale College van B & W 57 96,6 % 14 66,6 % Gemeenteraad 31 52,5 % 10 47,6 % sociale dienst 29 49,2 % 10 47,6 % Regionale sociale dienst 1 1,7 % 10 47,6 % Cliëntenraden blijken met name een adviesrelatie te hebben met het college van B&W. Hoewel de meeste cliëntenraden hun adviezen in verschillende richting afgeven, adviseren gemeentelijke cliëntenraden zelfs in 36,8% van de gevallen alleen aan B&W. Het beeld is dat zij in meerderheid vooral of uitsluitend een bestuurlijke adviesrol vervullen. Slechts 1 gemeentelijke adviseert uitsluitend de sociale dienst. Bij regionale cliëntenraden is dat beeld anders. Ook hier komt een mix van adviesadressen voor, maar slechts 9,5% adviseert uitsluitend aan B&W terwijl 28,6% uitsluitend aan de regionale sociale dienst adviseert. Hier mag dus voorzichtig worden geconcludeerd dat regionale cliëntenraden, meer dan gemeentelijke cliëntenraden, op de uitvoerende dienst zijn gericht. Er lijkt bovendien een duidelijke ontwikkeling plaats te vinden ten opzichte van maart 2005. Toen adviseerde nog slechts 19% alleen aan het college van B&W (in 2003 was dat 11%) en slechts 2% alleen aan de regionale sociale dienst. Bovenstaande cijfers weerspiegelen de bestaande praktijk. Dat wil echter niet zeggen dat deze praktijk ook in alle gevallen formeel zo is geregeld. Het komt veel voor dat cliëntenraden zelf de vrijheid nemen om de Gemeenteraad of Gemeenteraadscommissies te benaderen, terwijl ze formeel alleen B&W en/of de sociale dienst behoren te adviseren. Wat wordt er met die adviezen gedaan? Regionale Vaak verwerkt in nota's 46 78,0 % 15 71,4 % Doorgaans niet gebruikt 6 10,2 % 2 9,5 % Wordt de niet 2 3,4 % 4 19,0 % over geïnformeerd Gemotiveerd afgewezen 22 37,3 % 9 42,8 % Onbekend 3 5,1 % 1 4,8 % Bent u als tevreden met het resultaat van uw advisering? Regionale Zeer tevreden 2 3,4 % Tevreden 23 39,0 % 9 42,9 % Matig tevreden 27 45,8 % 7 33,3 % Ontevreden 3 5,0 % 2 9,5 % Onbekend 4 6,8 % 3 14,3 % Totaal 57 100,0 % 21 100,0 % cliëntenraden melden dat hun advies in overgrote meerderheid (78%) wordt verwerkt in beleidsnota's. Als het advies wordt afgewezen gebeurt dat in ruim een derde van gevallen op gemotiveerde wijze. Slechts 7% meldt dat het advies doorgaans niet wordt gebruikt en 3,5% meldt dat de daar niet over wordt geïnformeerd. Deze cijfers komen vrijwel overeen met die van maart 2005. Bij regionale cliëntenraden is het beeld afwijkend. Hun adviezen worden minder verwerkt in nota's (71,4%), maar dat kan voor een belangrijk deel worden verklaard doordat ze minder vaak een adviesrol hebben ten opzicht van B&W en vaker zijn gericht op de uitvoerende dienst. Hun adviezen worden vaker niet gebruikt of gemotiveerd afgewezen dan die van gemeentelijke cliëntenraden. Opmerkelijk is AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 14

dat ze veel vaker niet worden geïnformeerd over wat er met hun advies gebeurt dan bij gemeentelijke cliëntenraden (19% tegenover 3,4%). Het beeld is dus dat regionale cliëntenraden minder invloed lijken te hebben dan gemeentelijke cliëntenraden en met name minder serieus worden genomen. Een verklaring hiervoor kan liggen in het feit dat adviezen van gemeentelijke cliëntenraden vaak verplicht zijn in besluitvormingsprocessen. Regionale cliëntenraden hebben daar minder mee te maken en kennelijk kan een uitvoerende dienst adviezen gemakkelijker naast zich neerleggen, zelfs zonder daar verantwoording over af te leggen. Opmerkelijk is dan ook dat regionale cliëntenraden niet minder tevreden zijn over het resultaat van hun advisering (42,9% tegenover 42,4%). Daar staat tegenover dat weer meer regionale cliëntenraden ronduit ontevreden zijn (9,5% tegenover 5,0%). Wellicht dat de tevredenheid vooral wordt afgemeten aan de verwachtingen en minder aan het bereikte resultaat. Uit de toelichting op de antwoorden van regionale cliëntenraden blijkt de tevredenheid te worden gekoppeld aan: "We hebben veel bereikt in 2005" "We worden al in een vroeg stadium bij alles betrokken" "De wordt zeer serieus genomen" "Advies wordt serieus behandeld" "Goede samenwerking" De ontevredenheid wordt bij regionale cliëntenraden gekoppeld aan: "We worden niet serieus genomen" "Advies wordt doorgaans niet gebruikt" "Er wordt te weinig naar de geluisterd" "Er wordt soms wel een advies opgevolgd maar na een paar jaar nog steeds niet uitgevoerd" Op welke terreinen wordt er geadviseerd? Regionale Scores maart 2005 Minimabeleid 57 100,0 % 20 95,2 % 100 % Sociale Activeringsbeleid 45 78,9 % 15 71,4 % 85 % Handhavingsbeleid 49 86,0 % 18 85,7 % 82 % Uitstroombeleid 37 64,9 % 13 61,9 % 76 % Gehandicaptenbeleid 20 35,0 % 4 19,0 % 44 % WVG-beleid 20 35,0 % 2 9,5 % 39 % Stedelijke ontwikkeling (of 2 3,5 % 7 % Grotestedenbeleid) Ouderenbeleid 16 28,0 % 3 14,3 % 34 % Welzijnsbeleid 20 35,0 % 2 9,5 % 40 % Gezondheidsbeleid 20 35,0 % 2 9,5 % 25 % WMO 1 3,5 % 1 4,8 % Geen respons 2 Alle respondenten geven aan dat op het gebied van minimabeleid wordt geadviseerd. Een groot deel van de cliëntenraden adviseert vooral op het gebied van bijstand, sociale activering en uitstroombeleid. Toch zijn erg veel cliëntenraden gericht op een (zeer) breed beleidsterrein. Voor een deel komt dat omdat het een overlap betreft van WWB en WVG als beleidsterreinen. Veel respondenten brengen onderwerpen als gehandicaptenbeleid, WVG, ouderenbeleid, welzijn en gezondheidsbeleid in verband met de WMO. Twee respondenten geven expliciet de WMO als adviesterrein aan. De scores van de gemeentelijke cliëntenraden komen in hoge mate overeen met de algemene scores van maart 2005. De scores van de regionale cliëntenraden zijn opnieuw afwijkend in de zin dat zij zich in de meeste gevallen beperken tot minimabeleid, bijstand, sociale activering en uitstroombeleid. Ook hier mag dat geen verwondering wekken aangezien zij zich meer dan gemeentelijke raden richten op de uitvoerende dienst. AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 15

In 2003 werd deze specifieke vraag niet gesteld zodat geen vergelijking kan worden gemaakt. Destijds werd wel gevraagd naar de onderwerpen die in het overleg met de gemeente c.q. de sociale dienst aan de orde komen. Ontvangt de uitnodigingen voor gemeentelijke bijeenkomsten? Regionale Scores maart 2005 Gemeenteraad 11 18,6 % 9 42,9 % 66,1 % Commissievergaderingen 29 49,1 % 9 42,9 % 72,6 % Bijeenkomsten van plaatselijke 10 16,9 % 4 19,0 % politieke partijen Bewonersbijeenkomsten 1 1,7 % 1 4,8 % WMO-bijeenkomsten 8 13,6 % 1 4,8 % Geen uitnodigingen 23 39,0 % 7 33,3 % 24,0 % Onbekend 1 1,7 % 1 4,8 % 14,0 % Uitnodigingen voor commissievergaderingen zijn vrij gebruikelijk. Voor gemeentelijke cliëntenraden is dat vaker het geval (49%) dan voor regionale cliëntenraden (42,9%). Opmerkelijk genoeg worden regionale cliëntenraden weer vaker uitgenodigd voor gemeenteraadvergaderingen (42,9% tegenover 18,6%). Uitnodigingen voor bijeenkomsten van politieke partijen komen ook nog redelijk vaak voor (16,9% resp. 19%). WMO-bijeenkomsten zijn nieuw en het zijn vooral gemeentelijke cliëntenraden die daarvoor worden uitgenodigd (13,6% tegenover 4,8%). Een verklaring daarvoor kan zijn dat zij zich meer met een breed beleidsterrein bezig houden en regionale cliëntenraden zich meer richten op de uitvoerende dienst. Opvallend is dat ruim eenderde van de cliëntenraden geen enkele uitnodiging voor dergelijke bijeenkomsten en vergaderingen krijgt. Opmerkelijk is verder dat een vergelijking met de cijfers van maart 2005 laat zien dat het aanzienlijk minder gebruikelijk is geworden dat cliëntenraden worden uitgenodigd. Ontvangt de de gewenste en benodigde informatie van gemeente of sociale dienst? Alle cliëntenraden Ja 45 56,2 % Nee Niet altijd 30 37,5 % Onbekend 5 6,3 % Totaal 80 100,0 % Ontvangt de deze informatie tijdig? Regionale Ja 18 30,5 % 3 14,3 % Nee 3 5,1 % 1 4,8 % Niet altijd 36 61,0 % 15 71,4 % Onbekend 2 3,4 % 2 9,5 % Totaal 59 100,0 % 21 100,0 % Bent u als tevreden over de leesbaarheid en bruikbaarheid van deze informatie? Alle cliëntenraden Zeer tevreden Tevreden 44 55,0 % Matig tevreden 29 36,2 % Ontevreden Onbekend 7 8,8 % Totaal 80 100,0 % AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 16

Ruim de helft (56,2%) van alle cliëntenraden ontvangt de gewenste informatie.toch zegt ruim eenderde dat dit niet altijd het geval is. Bijna eenderde van de gemeentelijke cliëntenraden ontvangt die informatie ook tijdig. Ruim tweederde ontvangt de informatie niet altijd of zelfs nooit op tijd. Bij de regionale cliëntenraden is de situatie aanzienlijk ongunstiger. Slechts 14,3% ontvangt de informatie tijdig en driekwart niet altijd of nooit op tijd. Opmerkelijk is het grote verschil met de scores van maart 2005. Toen gaf 68% van de cliëntenraden aan de informatie op tijd te krijgen. Er is dus een aanmerkelijke verslechtering opgetreden. Daar staat tegenover dat het aantal cliëntenraden dat de informatie nooit op tijd krijgt is teruggelopen van 18% naar ongeveer 5%. De cliëntenraden zijn in iets meer dan de helft van de gevallen (55%) tevreden over de leesbaarheid en bruikbaarheid van de informatie. Ruim eenderde (36,2%) is matig tevreden. Uit de toelichting op de matige tevredenheid blijkt dat de taal vaak te ambtelijk en juridisch is, de stukken niet duidelijk zijn en de tijd te kort. Ook wordt geklaagd dat de het allemaal zelf moet uitzoeken. Uit de toelichting bij tevreden blijkt dat het ook anders kan. De informatie is dan kort en duidelijk, soms na aandringen van de, en op verzoek worden de stukken toegelicht. Ook worden sleden bedrevener in het lezen van de stukken. Het is echter niet bekend of dat laatste een algemeen beeld is. De inhoud van het overleg Welke onderwerpen komen aan de orde in het overleg met sociale dienst / gemeente? Regionale maart 2005 nov. 2003 Beleid Verordeningen WWB 98,3 % 90,5 % 95 % 87 % Minimabeleid 98,3 % 90,5 % 94 % 100 % Advies over nieuw beleid 84,7 % 95,2 % 92 % 95 % Beleidszaken 93,2 % 90,5 % 89 % 93 % Reacties op beleidsontwikkelingen 78,0 % 76,2 % 80 % 89 % Ontwikkelingen in de sociale zekerheid 89,9 % 66,7 % 79 % 80 % Reïntegratiebeleid en sociale activering 88,1 % 85,7 % 77 % 86 % Armoedebeleid 89,9 % 85,7 % 75 % 87 % Inburgering van allochtonen 27,1 % 19,0 % Relatie met cliënten De informatieverstrekking 93,2 % 95,2 % 87 % 96 % De wijze waarop cliënten worden behandeld 94,9 % 95,2 % 87 % 89 % Klachten en knelpunten uit de praktijk 84,7 % 85,7 % 86 % 88 % Voorstellen voor verbetering van de uitvoering 91,5 % 81,0 % 86 % 88 % Uitvoeringspraktijk 88,1 % 76,2 % 82 % 85 % Overig Bereikbaarheid en openingstijden 61,0 % 66,7 % 65 % 60 % Toegankelijkheid van de gebouwen 42,4 % 33,3 % 47 % 43 % Resultaten van eigen onderzoek 32,2 % 33,3 % 52 % 48 % Collectieve ziektekostenverzekering 4,8 % Fusieproces sociale diensten 4,8 % Onbekend 4,8 % 4 % Zowel bij gemeentelijke als regionale cliëntenraden wordt onveranderd over een breed spectrum van onderwerpen overleg gevoerd. De meeste onderwerpen scoren daarbij ook onveranderd hoog (76 98%). Bij gemeentelijke cliëntenraden is de aandacht voor ontwikkelingen in de sociale zekerheid aanzienlijk toegenomen in vergelijking met 2005 (90% tegenover 79%). Bij regionale cliëntenraden scoort dat onderwerp aanzienlijk lager (66,7%). Reïntegratie en armoedebeleid hebben bij alle cliëntenraden een opleving gekregen vergeleken bij 2005 (van 75% naar bijna 90%). AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 17

Het onderwerp inburgering van allochtonen scoort maar matig. Bij gemeentelijke raden 27,1% en regionale raden 19%. In voorgaande jaren is hier niet naar gevraagd zodat er geen vergelijking mogelijk is. Zowel regionale als gemeentelijke cliëntenraden doen in een derde van de gevallen aan eigen onderzoek. In de afgelopen jaren ging dat nog om ongeveer de helft van de cliëntenraden. Het is niet duidelijk waar dat aan ligt. Zet de ook zelf onderwerpen op de agenda? Regionale Scores maart 2005 Ja 59 100 % 20 95,2 % 95 % Nee 1 % Onbekend 1 4,8 % 4 % Totaal 59 100 % 21 100 % Alle cliëntenraden zetten eigen onderwerpen op de agenda van het overleg. Slechts van 1 regionale is dat onbekend. Deze is nog maar net van start gegaan. Het beeld geeft daarmee een lichte verbetering te zien in vergelijking met 2005 en 2003. Worden die door de gemeente serieus genomen? Regionale maart 2005 Ja, afhankelijk van het onderwerp 31 52,5 % 13 65 % 47 % Ja, altijd 26 44,1 % 7 35 % 50 % Nee 2 % Onbekend 2 3,4 % 1 % Totaal 59 100 % 20 100 % De cliëntenraden zijn tevreden over het feit dat de gemeente hun onderwerpen serieus neemt. Bij 55,6% van alle cliëntenraden is dat afhankelijk van het onderwerp; bij 41,8% is dat altijd het geval. Bij regionale cliëntenraden is dat vaker afhankelijk van het onderwerp dan bij gemeentelijke raden (65% tegenover 52,5%). Bij alle cliëntenraden is het vaker afhankelijk van het onderwerp dan in 2005 (55,6% tegenover 47%) Er is geen enkele van mening dat de onderwerpen niet serieus worden genomen. In 2005 was dat nog 2%. Onderwerpen waarover de gemeente geen besluiten kan nemen Ruim 58% van alle cliëntenraden bespreekt onderwerpen waar de gemeente niet over gaat. Dat is een daling met 8% ten opzichte van 2005. Er is vrijwel geen verschil tussen gemeentelijke en regionale raden. De volgende onderwerpen worden het vaakst genoemd. Woonlasten, huurbeleid, huursubsidie Waterschapslasten Ontheffing diverse belastingen Energielasten Huurschuld, huisuitzetting Regelingen rijksoverheid Collectieve ziektekostenverzekering, ziektekosten, no-claim-regeling Hoogte uitkering, bijstandsnorm, sociale zekerheid algemeen Worden er afspraken gemaakt om deze onderwerpen ergens anders aan de orde te stellen? Regionale maart 2005 Ja 25 73,5 % 10 83,3 % 56,7 % Nee 9 26,5 % 2 16,7 % 34,3 % Onbekend 9,0 % Totaal 34 100 % 12 100 % AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 18

Zo ja, met welke organisatie: Regionale maart 2005 Provinciale organisatie 60 % 80 % 58 % Landelijke Cliëntenraad 40 % 70 % 67 % Sociale Alliantie 32 % 60 % 33 % Landelijke politiek 24 % 50 % 31 % Landelijke organisatie 8 % 40 % 25 % Divosa 16 % 20 % 14 % VNG 12 % 20 % 14 % Waterschap 4 % Woningcorporatie 12 % Energiebedrijf 4 % Meer dan driekwart van alle cliëntenraden maakt afspraken om deze onderwerpen elders aan de orde te stellen. Dat is een aanzienlijke toename ten opzichte van 2005 toen het percentage nog op 56,7 lag. Regionale cliëntenraden doen dat overigens vaker dan gemeentelijke (83,3% tegenover 73,5%) De cliëntenraden volgen daarbij vooral de lijnen die zij hebben met provinciale en landelijke organisaties. Opvallend is dat de helft van de regionale cliëntenraden onderwerpen bij de landelijke politiek aandragen. Dat is twee keer zo vaak als bij gemeentelijke raden. Bemoeit de zich met de beleidsvoorbereiding van de WMO? Regionale Nee 22 % 48 % Ja 75 % 47 % Ja, op initiatief van de Ja, op uitnodiging van de gemeente 55 % 70 % 60 % 60 % Onbekend 3 % 5 % Een kwart van de gemeentelijke cliëntenraden bemoeit zich met de beleidsvoorbereiding van de WMO. Bij regionale raden is dat iets minder dan de helft. Bij ongeveer 50% van alle raden gebeurt dat zowel op uitnodiging van de gemeente als op eigen initiatief. cliëntenraden doen dat iets vaker op uitnodiging van de gemeente dan de regionale raden (70% tegenover 60%). Werkt de in het kader van de WMO samen met een of meer van de volgende organisaties? Regionale Ouderen(advies)raad 55 % 50 % Gehandicaptenplatform 55 % 50 % Cliëntenraad WVG 50 % 20 % Andere cliëntenraden in de regio 20 % 40 % Gehandicapten- of patiëntenorganisatie 16 % 30 % Vrouwenadviesraad 9 % Cliëntenraden die zich actief met de WMO bemoeien werken in de helft van de gevallen samen met de ouderenadviesraad (of seniorenraad) of het gehandicaptenplatform. Eveneens de helft van de gemeentelijke cliëntenraden heeft samenwerking met de WVG-, Voor de regionale raden geldt dat maar bij 20%. Een vijfde van de gemeentelijke cliëntenraden heeft hierover contact met andere cliëntenraden in de regio. Voor regionale cliëntenraden is dat het dubbele (40%). Een op de zes gemeentelijke cliëntenraden onderhoudt hierover contacten met gehandicapten- of patiëntenorganisaties. Ook hier is dat voor de regionale raden het dubbele (30%). Vijf respondenten melden dat er een WMO-adviesraad of klankbordgroep is gevormd en dat daarmee wordt samengewerkt. AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 19

Wat is met betrekking tot de WMO het aandachtspunt van de? Regionale Samenhang WWB en WMO 89 % 75 % Minima en WMO 86 % 92 % Cliëntenparticipatie WMO 59 % 58 % Het "Zorgloket" 59 % 50 % Sollicitatieplicht en mantelzorg 48 % 67 % De aandacht van alle cliëntenraden gaat in de meeste gevallen (75 92%) uit naar "de samenhang van WWB en WMO" en naar "de relatie minima en WMO". De helft tot tweederde van alle cliëntenraden vindt de onderwerpen "cliëntenparticipatie", "het zorgloket" en "sollicitatieplicht en mantelzorg" belangrijk. Twee gemeentelijke cliëntenraden noemden nog het onderwerp 'eigen bijdrage' De samenstelling van de Wie nemen er deel aan de? Regionale Scores maart 2005 Cliënten 55 93,2 % 19 90,5 % 90 % Vertegenwoordigers belangenorganisaties 50 84,7 % 18 85,7 % 82 % Vertegenwoordigers maatschappelijke organisaties 44 74,6 % 8 38,1 % 61 % Alleen cliënten 8,8 % 14,3 % 12 % Geen cliënten 7,0 % 9,5 % 5 % Bij driekwart van de gemeentelijke cliëntenraden gaat het om een combinatie van cliënten, vertegenwoordigers van belangenorganisaties en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties. In 85% van de gevallen om een combinatie van cliënten en vertegenwoordigers van belangenorganisaties. Dat komt redelijke overeen met de samenstelling van de regionale cliëntenraden en ook met de scores van maart 2005. De regionale cliëntenraden wijken echter opvallend af bij vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties (73,7% bij gemeentelijke raden tegenover 38,1% bij regionale). Ook hier kan de verklaring wellicht worden gevonden in het feit dat regionale cliëntenraden minder op een breed beleidsterrein zijn gericht en meer op de uitvoerende dienstverlening. Het aantal cliëntenraden dat alleen uit cliënten bestaat is in vergelijking met maart 2005 teruggelopen van 12% naar 10,3%. Uitgesplitst naar gemeentelijke en regionale cliëntenraden is dat respectievelijk 8,8% en 14,3%. Opmerkelijk is de stijging van het aantal cliëntenraden waarin geen cliënten zijn vertegenwoordigd. In 2005 lag het percentage op 5, in 2006 is dat gestegen naar 7% (gemeentelijke cliëntenraden) en zelfs 9,5% (regionale cliëntenraden). Als sleden een organisatie vertegenwoordigen, zijn ze: Regionale Scores maart 2005 Zelf cliënt 31 52,5 % 12 57,1 % 57 % Vrijwilliger 51 86,4 % 19 90,5 % 83 % Betaalde kracht 11 18,6 % 3 14,3 % 21 % Onbekend 3 5,1 % 1 5,3 % 5 % AanZ, Organisatie- en adviesbureau voor sociale projectontwikkeling, vraagsturing en participatie, www.aanz.org 20