GEEN BIJSTAND, EN DAN? VOORONDERZOEK NAAR AFGEWEZEN AANVRAGEN WWB



Vergelijkbare documenten
Dienst SZW Olivier van der Vet Juni 2011 GEEN WIJ WAT NU?

10. Veel ouderen in de bijstand

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarapportage 2008

Wajongers aan het werk met loondispensatie

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2015 I

maatschappelijke afdeling Beleidsonderzoek en Geo Informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2004

Centraal Bureau voor de Statistiek MONITOR GEDETINEERDEN MET BIJSTAND, JANUARI - DECEMBER H.M. Ammerlaan. Divisie SRS Sector SAV

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2006

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014

Verhuizers onder in- en uitstroom WWB

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht

Sociale index: Gebiedsteam Sneek Noord 1 oktober 2014

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2005

Bijlage uitkomsten dagloonmonitor

Uitgevoerd in opdracht van de afdeling Beleid, dienst Sociale Zaken en Werk, gemeente Groningen

Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet

Personen met een uitkering naar huishoudsituatie

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Het belang van begeleiding

Van baan naar eigen baas

afdeling Beleidsonderzoek en Geo Informatie

Sociale index Gebiedsteam Bolsward, Platteland Bolsward en Witmarsum-Arum 1 oktober 2014

Meta-analyse Afhakers aan de poort

Beleidsverslag 2013 Werk en inkomen

Ontwikkeling bijstandsuitkeringen in Groningen

12. Vaak een uitkering

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

ARMOEDE NIET IN BEELD Overzicht op basis van CBS-data

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Persbericht. Niet-westerse allochtonen tweemaal zo vaak een uitkering. Centraal Bureau voor de Statistiek

Sociale index Gebiedsteam Sneek Zuid 1 oktober 2014

Gemengd Amsterdam * in cijfers*

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

Factsheet Jongeren buiten beeld 2013

monitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n)

Pensioenaanspraken in beeld

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht

Voorlopige uitkomsten Sluitende Aanpak 2003

Notitie Aansluiting vanuit het onderwijs op de arbeidsmarkt van jongens en meisjes met een diploma gehaald op het mbo bol-voltijd of ho voltijd

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Onderzoeksvraag zoals geformuleerd door SZW

Samenvatting. Achtergrond, doel en onderzoeksvragen

Centraal Bureau voor de Statistiek MONITOR GEDETINEERDEN MET BIJSTAND, MEI - DECEMBER 2000 HERZIENE VERSIE D.D

Sociaal-economisch wijkprofiel: De Wierden en gebied 1354

Meerdere keren zonder werk

Feitenkaart Inkomensgegevens Rotterdam en regio 2005

Bijlage III Het risico op financiële armoede

Gebruik jeugdhulp in Drenthe: 2016 vergeleken met 2015

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak

Achterblijvers in de bijstand

Armoede in de Stad. Armoedemonitor Groningen 2015

Weer aan het werk als uitzendkracht: vaker wisseling van baan en sector na werkloosheid Jeroen van den Berg en Hester Houwing (UWV)

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

HUISHOUDENS IN ALMERE MET EEN LAAG INKOMEN Wat zijn hun eigenschappen?

Gebruik jeugdhulp in Groningen: 2016 vergeleken met 2015

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Daling bijstand en WW neemt af. Ruim 300 duizend bijstandsuitkeringen

10. Banen met subsidie

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Jaarlijks onderzoek onder gasten 2015

Ontwikkeling bijstandsuitkeringen Drechtsteden 2014 en ,0% -7,5% -5,0% -2,5% 0,0% 2,5% 5,0% 7,5% 10,0%

Mobiliteit van leraren tussen onderwijssectoren

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek

8. Werken en werkloos zijn

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

maatschappelijke zorg

We zien in figuur 2 dat het aandeel personen met een migratieachtergrond toeneemt van 46 procent januari 2015 naar 51 procent in juni 2017.

Nieuwsflits Arbeidsmarkt Flevoland, Maart 2016

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

Doel van het onderzoek Inzicht bieden in de gevolgen van de Wet kinderopvang voor de verschillende gebruikersgroepen.

Werkbelevingsonderzoek 2013

Wijzigingen in de Bijzondere Bijstand en LDT per

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Verdere daling langdurige minima. Aandeel langdurige minima gedaald

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2007

Onderzoek arbeidsongeschiktheid (samenvatting) In opdracht van Loyalis. juni 2013

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2

2. De niet-westerse derde generatie

Waar zijn allochtone werknemers in dienst?

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW

Bijlage 1, bij 3i Wijkeconomie

Barometer Arbeidsmarkt Regio Achterhoek (BARA) Oktober 2011

Maatschappelijke zorg

Artikelen. Een terugblik op het ouderlijk gezin. Arie de Graaf

M Nieuwe werkgevers in 2004: De stap naar het aannemen van personeel. Guido Brummelkamp Wim Verhoeven Sjaak Vollebregt

Voortijdig schoolverlaters en Citotoets-gegevens,

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Bereik minimaregelingen onder Leidse huishoudens

INKOMEN Ontwikkeling uitkeringenbestand

Monitor. alcohol en middelen

Armoedemonitor Den Haag 2008

Participatiewet. Wat gaat er veranderen in 2015 in de Wet werk en bijstand? Wat zijn de belangrijkste wijzigingen in 2015? De kostendelersnorm

Kwartaal-in-beeld rapportage Q Oudewater

Transcriptie:

GEEN BIJSTAND, EN DAN? VRNDERZEK NAAR AFGEEZEN AANVRAGEN B LIVIER VAN DER VET DIENST SZ NVEMBER 007

SAMENVATTING Dit onderzoek geeft antwoord op de vraag van hoeveel mensen in 005 en 006 de B aanvraag is afgewezen en wat de kenmerken van deze mensen zijn. Daarnaast is vastgesteld wat de effecten van instroombeperking zijn. Hoeveel mensen vonden na de afwijzing werk, maken gebruik van een uitkering of hebben werk noch uitkering? Aantal afwijzingen in 005 en 006 In 005 vroegen 8.55 burgers een B uitkering aan. In 006 is dat aantal afgenomen tot 7.684 personen. Het percentage burgers van wie de uitkeringsaanvraag is toegekend is in deze periode ook afgenomen van 8 procent in 005 tot 70 procent in 006. Dus, het aantal aanvragen nam af én het aantal afwijzingen nam toe. Van wie is de B aanvraag afgewezen? Hoe is de groep van wie de aanvraag is afgewezen, samengesteld? ijkt deze samenstelling af van klanten van wie de aanvraag is toegekend? Voor alle aanvragers (toegekend en afgewezen) geldt dat de meerderheid man is. Tweederde is in de leeftijd van 8 tot 39 jaar, geboren in een land buiten Nederland en in meerderheid alleenstaand. Verschillen tussen toegekende en afgewezen aanvragers zijn over het algemeen niet zo groot. Mannen krijgen ongeveer net zo vaak een toekenning als afwijzing. Jongeren tot jaar krijgen vaker een afwijzing dan een toekenning en alleenstaanden komen meer voor onder afgewezen dan toegekende uitkeringsaanvragers. Afwijzingsredenen aarom wordt een B uitkeringsaanvraag afgewezen? In de meeste gevallen (58 procent) wordt een aanvraag afgewezen omdat er geen inlichtingen of onvolledige informatie wordt verstrekt. Effecten van instroombeperking: at doen klanten na de afwijzing van de B aanvraag? Via een steekproef van 300 personen is via SI-net nagegaan of klanten werk hebben gevonden of een (andere) uitkering hebben. Deze situatie is op drie momenten vastgesteld. Het eerste moment is de eerste melding in Suwinet na de B afwijzingsdatum. Het tweede moment is in juli 007 en het derde moment in oktober 007. Van de 300 aanvragers heeft in oktober uiteindelijk: 48 procent werk gevonden; 30 procent een uitkering (0 procent via de B Den Haag en 7 procent via V en 3 procent B elders); van 5 procent is in oktober onbekend waar zij van leven. 7 procent heeft een andere status (geëmigreerd, A of pensioen of is overleden).

Van de afgewezen aanvragers komt dus tien procent uiteindelijk in de onderzoeksperiode alsnog in de B (Den Haag) terecht. 90 procent keert na de aanvraag niet op korte termijn terug bij de gemeente. Soort erk De helft van de mensen die na de afwijzing werk heeft gevonden doet daar 4 dagen over. Gemiddeld duurt het 77 dagen voordat iemand werk vindt. In de meeste gevallen gaat het om tijdelijk werk via een uitzendbureau. nbekend gebleven Een nadere analyse van personen van wie in Suwi-net op drie momenten geen informatie is gevonden levert geen duidelijk te onderscheiden groep op. el is bekend dat het om 3 personen gaat die acht procent van de steekproef vertegenwoordigen. In de totale populatie gaat het dan om 38 mensen. Dit aantal kan iets hoger (drie procent) of iets lager liggen (drie procent). Vertaald naar de totale groep afgewezen aanvragers gaat het dan om een percentage tussen 5 procent en procent of om 98 tot 436 personen. In hoeveel gevallen het hierbij gaat om mensen die door de afwijzing in een problematische situatie terecht zijn gekomen, kan niet worden vastgesteld. Aanvullend onderzoek zal dat moeten uitwijzen. el is duidelijk dat met dit percentage van acht negen procent de gemeente Den Haag een tussenpositie inneemt tussen de gemeente Apeldoorn waar vijf procent van de aanvragers zonder werk of inkomen is en de gemeente Groningen waar elf procent in deze situatie verkeert. Jongeren 8-7 jaar 70 procent van de jongeren van 8 tot 7 jaar heeft na de afwijzing een betaalde baan gevonden. Zij doen daar gemiddeld 84 dagen over. In tegenstelling tot de totale populatie neemt het aandeel jongeren met een baan op de verschillende peilmoment af van 70 procent naar 64 procent. Het percentage jongeren met een uitkering blijft in deze periode redelijk constant. pvallend is dat relatief veel jongeren emigreren. Elf procent is uit Nederland vetrokken. In de meeste gevallen vanuit een werksituatie. it cijfers van het CBS blijkt dat het aantal emigraties uit Den Haag toeneemt en vooral onder jongeren van 0 tot 5 jaar. Er is verschil tussen burgers van wie in oktober 007 de situatie onbekend is (5 procent) en burgers van wie op alle drie de meetmomenten niet bekend is waar zij van rondkomen (8 procent). In het eerste geval is van een aantal wel bekend dat zij op de voorgaande peildata werk of een uitkering hadden, maar is onbekend wat de situatie is in oktober. Bij de tweede groep is op geen enkel moment bekend wat hun situatie is. Deze groep bestaat uit 8 mensen en wordt in hoofdstuk drie nader beschreven. 3

INHDSPGAVE SAMENVATTING.... INLEIDING...5. MVANG EN SAMENSTELLING...7 3. AT DEN KLANTEN NA DE AFIJZING VAN DE AANVRAAG B?... 4. NBEKEND GEBLEVEN... 6 5. AFGEEZEN JNGEREN (8 TT EN MET 6 JAAR)... 7 Bijlage : vergelijking steekproef en populatie... 9 Bijlage : Extra figuren en tabellen... 0 Bijlage 3: erk en SInet... LITERATR... 3 4

. INLEIDING Dit onderzoek gaat over burgers van wie de B aanvraag in 005 en 006 is afgewezen. Na de afwijzing van de uitkeringsaanvraag verdwijnen de meeste burgers bij de dienst uit beeld omdat ze inkomsten hebben via werk, partner of een andere uitkering. Hoeveel van hen werk hebben gevonden of een andere uitkering hebben is nog onbekend. Daarnaast weten we niet hoeveel mensen zonder werk of inkomen moeten leven en voor wie de afwijzing van de bijstandsuitkering mogelijk problematische gevolgen heeft. Dit vooronderzoek is bedoeld om inzicht te krijgen in de omvang en samenstelling van deze groepen om zodoende vast te stellen wat de effecten van instroombeperking zijn. In een vervolgonderzoek kan dan worden nagegaan of de afwijzing van de B aanvraag voor bepaalde groepen problematische gevolgen heeft gehad. Aanleiding Aanleiding voor het onderzoek is de wens van de Taskforce uitstroom om inzicht te krijgen in de effecten van instroombeperking. Hoeveel klanten hebben na weigering bij de poort werk gevonden of zijn in een andere uitkering beland? Daarnaast wil de Taskforce weten of er klanten zijn die door de afwijzing in problematische situaties terecht komen. Volgens de FNV (005) groeit deze groep drop-outs (geen werk geen inkomen) omdat zij worden afgeschrikt door de strengere controles, door de langere wachttijden en de inzet van andere methoden, zoals ork First. De vraag hoe groot deze groep uitvallers is, is tot nu toe alleen door een paar gemeenten waaronder Apeldoorn en Groningen beantwoord. In Apeldoorn bleek uit nader onderzoek dat vijf procent van de aanvragers door de afwijzing in problematische situaties terecht waren gekomen en in de gemeente Groningen ging het om elf procent. Hoe groot de groep in Den Haag is, moet uit dit onderzoek duidelijk worden. Mogelijk kloppen deze burgers na verloop van tijd weer bij de gemeente aan, maar nu met problematische schulden en andere problemen (huisuitzetting, criminaliteit, dakloos, psychische problemen). Bestandskoppeling Voor de beantwoording van de vragen maken we gebruik van gegevens uit Socrates en Suwi-net. Door deze bestanden te koppelen, kan worden bepaald wat burgers na de aanvraag bij de gemeenten zijn gaan doen. 3 De informatie uit de bestandskoppeling is een eerste indicatie waar mensen van rondkomen. Voor personen zonder werk of inkomen kan met dit onderzoek alleen worden vastgesteld om hoeveel en welke personen het gaat. De bestandsvergelijking levert geen informatie over de mogelijk problematische situatie waarin deze aanvragers terecht komen. m dit te achterhalen zou je mensen zelf moeten interviewen. f dit zinvol en noodzakelijk is, hangt o.a. af van de uitkomsten uit dit vooronderzoek. In Den Haag is erk Voorop van start gegaan in juni 006 voor jongeren en op januari 007 voor volwassenen. erk Voorop zal dus voor een groot deel van de afgewezen aanvragers geen reden zijn geweest om af te haken. 3 mdat het V achterloopt met de verwerking van de administratie, zijn niet altijd de meest actuele gegevens beschikbaar. 5

pzet van dit rapport In dit rapport wordt in hoofdstuk twee eerst vastgesteld van hoeveel burgers in 005 en 006 de B aanvraag is afgewezen. Vervolgens volgt een beschrijving van de samenstelling van deze groep. Zijn er verschillen tussen 005 en 006? Hoofdstuk drie gaat over de vraag wat burgers doen nadat de uitkeringsaanvraag is afgewezen. Hoe voorzien zij in hun levensonderhoud? Hoofdstuk vier gaat over de groep van wie onbekend is waarvan ze leven. m hoeveel mensen gaat het en wat zijn hun kenmerken. Hoofdstuk vijf beantwoordt dezelfde vraag als in hoofdstuk drie, maar nu alleen voor jongeren van 8-7 jaar. 4 4 Steekproef e kunnen niet voor alle afgewezen aanvragers (in 005 en 006 gaat het totaal om 3.967 personen) nagaan wat er met hen is gebeurd nadat de uitkeringsaanvraag is afgewezen. Er is daarom een aselecte steekproef getrokken van 300 klanten. Dit betekent dat als we een percentage vinden, deze in de totale populatie iets hoger of iets lager zou kunnen liggen. Met een steekproef van 300 personen gaan we uit van een maximale afwijking van ongeveer vijf procent. Als we bijvoorbeeld in de steekproef vinden dat 50 procent van de mensen werk heeft gevonden dan zal dat percentage in de totale groep liggen tussen 45 en 55 procent. Het kunnen er dus in werkelijkheid meer, maar ook minder zijn. Voor jongeren hebben we ook een steekproef getrokken, maar nu van 00 personen. De maximale afwijking hier bedraagt 8,9 procent. Hier kunnen we dus minder nauwkeurige uitspraken doen. 6

. MVANG EN SAMENSTELLING Aanvragers en afhakers In dit onderzoek gaat het om burgers die in de periode januari 005 tot en met 3 december 006 een aanvraag B hebben ingediend bij de gemeente Den Haag. Deze aanvraag is afgewezen door de gemeente of ingetrokken door de aanvrager zelf. Voor beide groepen, aanvragers en afhakers gaan we na om hoeveel personen het in 005 en 006 gaat en welke kenmerken zij bezitten. 5 Aantal toekenningen en afwijzingen Door een gunstiger economisch klimaat hebben in 006 minder mensen een beroep op de B gedaan dan in het jaar daarvoor. 7.684 burgers vroegen een bijstandsuitkering aan in 006. In 005 waren dat er nog 8.55. Niet alleen vroegen minder mensen een bijstandsuitkering aan, er zijn ook minder personen tot de B toegelaten. In 005 kreeg 8 procent een toekenning. In 006 is dat percentage gedaald tot 70 procent (zie figuur.). Een verklaring hiervoor is dat de gemeente via streng poortwachten en projecten als erk Voorop zo min mogelijk burgers tot de B toelaat. Daarnaast is eind 006 de Taskforce uitstroom gestart met de taakstelling om eind 008 3.00 minder mensen in de bijstand te hebben. it een overzicht van het aantal afwijzingen per maand blijkt dat in mei 006 en in het najaar van 006 meer mensen zijn tegengehouden. Beide momenten vallen samen met de start van de extra inspanningen van de Taskforce (zie hiervoor figuur a in de bijlage) 6. Figuur.: Aantal toegekende en afgewezen aanvragen B 005-006 90% 80% 8% 70% 70% 60% 50% 40% 30% 30% 0% 9% 0% 0% 005 006 Bron: Socrates Toegekend Afgewezen 5 In dit rapport wordt onder afgewezen aanvragen zowel de niet toegekende aanvragen als de terug getrokken aanvragen verstaan. 6 Naast de geregistreerde afgewezen aanvragers zijn er ook burgers die hun verzoek terugtrekken voordat het tot een uitkeringsaanvraag komt.. Consulenten besteden wel tijd aan deze mensen, maar de resultaten van deze instroombeperking zijn niet zichtbaar omdat ze niet worden geregistreerd. 7

Samenstelling Hoe is de groep van wie de aanvraag is afgewezen, samengesteld? ijkt deze samenstelling af van klanten van wie de aanvraag is toegekend? Voor alle aanvragers geldt dat de meerderheid man is. Tweederde van alle aanvragers is in de leeftijd van 8 tot 39 jaar, geboren in een land buiten Nederland en in meerderheid alleenstaand. Verschillen tussen toegekende en afgewezen aanvragers zijn over het algemeen niet zo groot. Mannen krijgen ongeveer net zo vaak een toekenning als afwijzing. Jongeren tot jaar komen meer bij afgewezen dan bij toegekende aanvragen voor. Grotere verschillen zijn zichtbaar bij huishoudtype. Hier valt op dat eenoudergezinnen sterker vertegenwoordigd zijn onder de toegekende dan onder de afgewezen aanvragers. Alleenstaanden komen meer voor onder afgewezen aanvragers. (zie tabel.). Tabel.: Samenstelling van burgers die wel en burgers die niet zijn toegekend tot de B in 005 en 006 Toegekend*) Afgewezen Verschil man 60 63-3 vrouw 40 37 +3 Leeftid 8- jaar 7-5 3-39 jaar 49 46 +3 40-49 jaar 0 8 + 50-64 jaar 0 + 65 jaar en ouder 3 3 0 Geboorteland Nederland 43 45 - Suriname 0 Nederlandse Antillen 8 7 + Marokko 9 8 + Turkije 7 9 - Andere landen 0 + Huishoudtype Alleenstaand 7 8-0 Eenoudergezin 8 0 +8 Gezin 9 + Totaal (%) 00 00 N= 0.57 3.967 Bron: Socrates *) zonder partners 8

Afwijzingsredenen B aarom wordt een B uitkeringsaanvraag afgewezen? In de meeste gevallen (58 procent) wordt een aanvraag door de gemeente afgewezen omdat er geen inlichtingen of onvolledige informatie door de aanvrager wordt verstrekt. Een klein deel (7 procent) komt niet in aanmerking omdat zij van een voorliggende voorziening gebruik kunnen maken. En 6 procent van de klanten trekt de aanvraag zelf in. Tabel.: Afwijzingsreden B aanvraag (percentages) 7 Geen inlichtingen of onvoldoende informatie verstrekt 58 Intrekken van de aanvraag 6 Voldoende inkomsten Voorliggende voorziening 7 Geen veranderingen in omstandigheden klant na voorgaande aanvraag 3 oont niet in Den Haag verige 4 Totaal % 00 N 300 Bron: Socrates Aanvragers die geen inlichtingen verstrekken bij de aanvraag van hun B uitkering zijn: in meerderheid man (6 procent); in de leeftijd tot 39 jaar (76 procent); geboren in een land buiten Nederland (56 procent) en alleenstaand. (90 procent). Bij burgers die de aanvraag intrekken is het aandeel mannen gelijk aan dat van vrouwen. De overige kenmerken corresponderen met bovenstaande groep. Afwijzing en werkbeurs Bij welke werkbeurs worden in verhouding de meeste klanten afgewezen en zijn er verschillen tussen 005 en 006? Bij werkbeurs jongeren worden in beide jaren de meeste aanvragen afgewezen. In 005 een kwart van alle aanvragen en in 006, 40 procent. De andere werkbeurzen ontlopen elkaar niet veel. In 005 wordt ongeveer 5 tot 8 procent afgewezen. In 006 neemt dat toe van 4 tot 9 procent (voor een overzicht in absolute aantallen zie figuur b in de bijlage) 8. 7 In de oorspronkelijke query waarmee het aantal afgewezen aanvragers is vastgesteld, ontbrak de afwijzingsreden van de B aanvraag. Er is daarom voor een steekproef van 300 aanvragers nagegaan wat deze afwijzingsreden is. 8 Zonder afdeling invordering (n=46 in 005 en n=57 in 006), ISR, oonwagens en overige afdelingen. En er is hierbij gebruik gemaakt van gegevens uit de nieuwe instroom 005_006. Het totaal aantal aanvragen nieuwe instroom ligt door bepaalde selectiecriteria lager dan het totaal aantal aanvragen B in 005 en 006. Hierdoor zal het percentage afwijzingen in de praktijk iets lager zijn dan hier gepresenteerd. 9

Figuur : Aandeel afwijzingen t.o.v. het totaal aantal aanvragen per werkbeurs 45% 40% 35% 30% 5% 0% 5% 0% 5% 0% erkbeurs Jongeren erkbeurs Verheeskade erkbeurs Noord erkbeurs Neherkade erkbeurs Escamp 005 006 ude bekende of nieuwe gezichten? Hebben afgewezen aanvragers al eerder een B uitkering in de gemeente Den Haag gehad? In 005 had 5 procent van de klanten al eerder een B uitkering in Den Haag. In 006 neemt dit percentage toe tot 0 procent. De groei van de herhaalde aanvragers is ook zichtbaar in het onderzoek naar de nieuwe instroom in de B. Hier nam het aandeel oude bekenden in vier jaar toe van 34 procent (in 00) tot 47 procent (in 006). Dit is een aanmerkelijk hoger percentage dan bij de afgewezen aanvragers. Het merendeel van de afgewezen aanvragers (80 procent in 006) heeft nog nooit eerder een B uitkering in Den Haag gehad. Voor de meeste van hen was het tevens de eerste aanvraag B die ze in de gemeente Den Haag hadden ingediend. 0

3. AT DEN KLANTEN NA DE AFIJZING VAN DE AANVRAAG B? Hoeveel personen vonden na de afwijzing van hun B aanvraag werk? Als ze werk hebben gevonden hoe lang heeft het geduurd voordat zij aan de slag zijn gegaan? Aan de hand van een steekproef van 300 klanten is in SI-net nagegaan of een klant na de afwijzing werk heeft gevonden of gebruikmaakt van een andere uitkering. Er is in Suwi-net naar drie momenten gekeken, namelijk de eerste melding in Suwi-net na de afwijzingsdatum, de situatie in juli 007 en ten slotte de situatie in oktober 007. 9 erk, uitkering, onbekend of anders? Tabel 3. laat de situatie zien op deze drie momenten. 4 procent van de niet toegelaten klanten heeft werk gevonden na de eerste melding. Dit percentage neemt toe tot 48 procent op de peildatum in oktober. Het percentage personen met een uitkering neemt in de tijd ook toe. In een aantal gevallen betreft het klanten die alsnog in de B (Den Haag) terecht zijn gekomen. Bij de eerste meting gaat het om vijf procent en in oktober is dat percentage toegenomen tot tien procent. Daarnaast blijkt dat naarmate de tijd vordert er meer informatie over afgewezen aanvragers in de administratieve systemen beschikbaar komt. Het percentage onbekend neemt hierdoor af van 30 tot 5 procent. Tabel 3.: Situatie van klanten op drie momenten (eerste melding na de afwijzing, in juli en oktober 007 (percentages) Eerste melding in Suwi-net na afwijzing Peilmoment juli 07 Peilmoment oktober 07 klopt erk 4 43 48 itkering 8 9 30 nbekend 30 5 Anders*) 0 6 7 Totaal 00 00 00 N 300 300 300 Bron: Socrates en Suwi-net *) A, Pensioen, Geëmigreerd en verleden nderzoek uit andere gemeenten it onderzoek dat in tien andere gemeenten is gedaan naar afhakers bij de poort blijkt dat 60 tot 80 procent na de afwijzing van de uitkeringsaanvraag inkomsten heeft uit werk, studie of uitkering (Ministerie SZ 007). In Den Haag is dat 70 tot 78 procent. Het percentage afhakers in deze gemeenten is 0 tot 0 procent. Hierbij wordt opgemerkt dat het alleen om uitkeringsaanvragen gaat die zijn ingetrokken als gevolg van een direct verlangde tegenprestatie bij ork First. In Den Haag is hier geen onderscheid naar gemaakt, maar zijn alle afgewezen aanvragen geteld. Het Haagse percentage van 30 procent is daarom hoger dan in de andere gemeenten. 9 In Suwi-net staat vermeld wanneer iemand aan de slag is gegaan bij een werkgever en indien van toepassing wanneer het contract met deze werkgever is beëindigd. Als iemand gebruiktmaakt van een uitkering dan staat dit ook in Suwi-net vermeld, het soort uitkering en de begin en einddatum. nbekend is degene van wie in Suwi-net geen recente informatie beschikbaar is, d.w.z. van wie na de afwijzingsdatum B geen melding in Suwi-net voorkomt.

Effecten van instroombeperking it tabel 3. blijkt dat de situatie van mensen in de loop van de tijd kan veranderen. Het aandeel burgers dat werk vindt groeit, maar dat geldt ook voor mensen met een uitkering. Het vaststellen van de effecten van instroombeperking is dan ook een momentopname. 0 Voor de situatie in oktober 007 is voor tien procent van de aanvragers de preventie van de instroom niet succesvol. Zij zijn na verloop van tijd alsnog toegelaten. Daar staat tegenover dat 90 procent niet bij de gemeente is teruggekeerd voor een nieuwe aanvraag. Van de meeste van deze groep is bekend wat zij doen. Voor vijftien procent kon dat in oktober 007 niet worden vastgesteld. Deze groep zou nader onderzocht kunnen worden. Daarnaast wordt uit voorgaande tabel duidelijk hoeveel mensen bijvoorbeeld op één van de drie tijdstippen werk hebben of een uitkering. at er met iemand gebeurt in de loop van de tijd wordt uit deze tabel niet duidelijk. m de verschillende combinaties tussen werk, uitkering, onbekend en anders vast te stellen is figuur 3. gemaakt op pagina 3. Hierin wordt zichtbaar vanuit welke situatie een persoon doorstroomt van de ene naar de volgende situatie. 0 Voor het meten van effecten zou je eigenlijk over een langere periode moeten meten. Daarnaast is het succes van de instroombeperking sterk afhankelijk van de economische omstandigheden. Als de economische omstandigheden gunstig zijn, zullen meer mensen werk vinden en daardoor minder snel of niet terugkeren bij de gemeente voor een B uitkering.

Figuur 3.: at is de situatie van klanten op drie momenten, de eerste melding na de afwijzing B, in juli 007 en in oktober 007 (Absolute aantallen tenzij anders vermeld) Eerste melding na afwijzingsdatum B 98 personen = werk = uitkering = onbekend A = anders erk 5 (4 %) itkering 84 (8%) nbekend 89 (30 %) Situatie in juli 007 Situatie in juli 007 0 4 9 A 5 63 4 A 3 9 5 A 5 Situatie in oktober 007 9 8 7 7 6 A A 4 59 A 0 A 5 A 4 7 8 A 3 A 3

it figuur 3. blijkt dat de situatie waarin burgers zich bevinden in de periode van het onderzoek niet echt verandert. Het merendeel (5 personen) van hen dat na een afwijzing van de B aanvraag werk heeft gevonden, heeft in juli (0 personen) en oktober 007 (9 personen) nog steeds betaald werk. Voor mensen met een uitkering maakt de meerderheid in juli en oktober nog steeds van deze uitkering gebruik en bij onbekend gebleven gevallen geldt dat van ongeveer een derde ook in oktober 007 nog niet bekend is waar zij van leven. Voor deze groep ga ik in hoofdstuk vier na of zij misschien specifieke kenmerken bezitten. Soort werk De helft van alle afgewezen aanvragers is na 4 dagen aan de slag. Het soort werk dat zij verrichten staat in tabel 3. weergegeven. ngeveer de helft van hen doet werk via een uitzendbureau. Het is in Suwi-net niet altijd duidelijk om wat voor een soort uitzendwerk het gaat. 3 Tabel 3.: soort werk van afgewezen aanvragers in 005 en/ of 006 005 006 itzendwerk 45 49 Detailhandel/ winkelbedrijf 4 5 Horeca/ Hotel 9 6 Zakelijke dienstverlening 8 9 Zorg 6 9 Reiniging 6 4 Techniek 3 0 Agrarische sector 3 Anders 6 Totaal % 00 00 N 65 55 Bron: Suwi-net Achtergrondkenmerken naar soort situatie at gebeurt er met specifieke groepen van wie de uitkeringsaanvraag is afgewezen? In welke situatie zijn zij uiteindelijk in oktober 007 terecht gekomen? In tabel 3.3 wordt dit nader uitgewerkt. Mannen zijn vaker aan de slag dan vrouwen. De helft van de mannen heeft in oktober 007 een betaalde baan. En een kwart maakt van een uitkering gebruik. Mannen zijn vaker aan de slag dan vrouwen, namelijk 5 procent bij mannen tegen 44 procent bij vrouwen). Vrouwen maken meer dan mannen gebruik van een uitkering (35 tegen 6 procent). Er zijn twee mensen in dit overzicht niet meegeteld. Gemiddeld doet een afgewezen aanvrager er 77 dagen over om een betaalde baan te vinden, met een standaardafwijking van 0 dagen. Dat wil zeggen dat ruim tweederde van de afgewezen aanvragers tussen 0 en 79 over doen om werk te vinden. 3 De spreiding tussen het aantal dagen dat men erover doet om een betaalde baan te vinden is redelijk groot. De helft van de afgewezen aanvragers heeft na 4 dagen werk. Het gemiddelde is 9 dagen en de standaardafwijking bedraagt 6 dagen. 4

Tweederde van de jongeren van 8- jaar heeft een betaalde baan Jongeren van 8 tot en met jaar hebben in verhouding tot andere leeftijdscategorieën het vaakst een betaalde baan. 67 procent van hen heeft in oktober betaald werk. 40 tot en 64 jarigen komen na de afwijzing van de aanvraag iets vaker in een (andere) uitkering terecht dan in een werksituatie. Bij 65 jarigen is de categorie anders door het voorkomen van gepensioneerden en A gebruikers oververtegenwoordigd. Mensen geboren op de Nederlandse Antillen zijn na de afwijzing in meerderheid aan de slag 67 procent van de afgewezen Antillianen heeft na de afwijzing van de B aanvraag werk gevonden. In verhouding met andere groepen is dat een groot verschil. Het gaat hierbij wel om een kleine groep mensen. Voor in Nederland geboren afgewezen aanvragers geldt dat de helft van hen aan de slag is en ongeveer een kwart een (andere) uitkering heeft. Eenoudergezinnen en gezinnen komen vaker na de afwijzing in een uitkering terecht dan alleenstaanden. De helft van de alleenstaanden heeft in oktober 007 werk gevonden. Voor eenoudergezinnen en gezinnen ligt dit percentage op resp. 33 en 36 procent. In tegenstelling tot alleenstaanden maken zij weer vaker gebruik van een uitkering (46 procent voor eenoudergezinnen en 48 procent voor gezinnen tegen 6 procent voor alleenstaanden). Mensen die geen inlichtingen verschaffen of de aanvraag intrekken zijn vaak aan de slag. Tabel 3.3: achtergrondkenmerken van aanvragers naar soort situatie op peildatum oktober 007 (percentages) erk itkering nbekend Anders Totaal % N Man 5 6 3 00 7 Vrouw 44 35 6 5 00 7 8- jaar 67 6 5 00 76 3-39 jaar 50 30 3 7 00 9 40-49 jaar 35 44 0 0 00 48 50-64 jaar 3 4 8 8 00 38 65 jaar en ouder - 5-75 00 4 Nederland 53 7 5 5 00 37 Suriname 34 34 6 6 00 38 Nederlandse Antillen 67 9-4 00 Marokko 4 38 8 3 00 4 Turkije 44 34-00 3 Andere landen 45 3 3 00 47 Alleenstaand 5 6 4 9 00 50 Eenoudergezin 36 46 8-00 8 Gezin 33 48 4 5 00 Geen inlichtingen 53 3 00 74 Voorliggende voorziening 9 67 5-00 Intrekken aanvraag 55 3-00 47 Voldoende inkomsten 39 39 8 3 00 33 Geen veranderde omstandig. 56 00 9 verige 36 8 7 8 00 Niet in Den Haag woonachtig - 00 - - 00 4 Bron: Socrates en Suwi-net 5

4. NBEKEND GEBLEVEN Hoe ziet de samenstelling eruit van klanten van wie na drie peilmomenten nog niet bekend is waarvan zij leven? it tabel 4. blijkt dat het om een kleine heterogene groep gaat, zonder bijzonder opvallende kenmerken. Mannen komen net zo vaak voor als vrouwen. Bij de leeftijdscategorieën is sprake van een evenwichtige verdeling. Personen van 65 jaar en ouder komen in de groep onbekend niet voor. Daarnaast zijn er iets meer mensen buiten Nederland geboren en is de grootste groep alleenstaand. it de afwijzingsreden blijkt dat 8 procent voldoende inkomsten heeft. Zij zullen door de afwijzing niet in een problematische situatie terecht zijn gekomen. Tabel 4.: kenmerken van klanten van wie onbekend is hoe zij in hun levensonderhoud voorzien (percentages) nbekend man 50 vrouw 50 Leeftid 8- jaar 5 3-39 jaar 9 40-49 jaar 50-64 jaar 5 65 jaar en ouder 0 Geboorteland Nederland 46 Suriname Nederlandse- Antillen 0 Marokko 4 Turkije 8 Andere landen Huishoudtype Alleenstaand 79 Eenoudergezin Gezin Reden afwijzing B aanvraag Geen inlichtingen 46 Intrekken aanvraag Voldoende inkomsten 8 Geen veranderde omstandigheden 4 verige Totaal % 00 N= 8 Bron: Socrates Problematische situatie na afwijzing? Als we de vijf mensen (8 procent) met voldoende inkomsten niet meetellen dan zijn er 3 personen over van wie we de inkomenssituatie niet kennen. Indien al deze personen in een problematische situatie zouden verkeren, om hoeveel mensen gaat het dan in de totale populatie? De 3 personen vertegenwoordigen acht procent van de steekproef. Als we dit percentage vertalen naar de totale populatie dan zouden er van de 3.967 aanvragers 38 personen zijn van wie niet bekend is waarvan zij leven. mdat we met een steekproef werken kan het werkelijke aantal iets hoger of iets lager liggen. Met deze uitslag van acht procent is er sprake van een betrouwbaarheidsinterval van ongeveer drie procent. Dit betekent dat er minimaal 99 (vijf procent) en maximaal 436 (elf procent) personen zijn die zonder (eigen) inkomen leven. Nader onderzoek moet uitwijzen of hier om mensen gaat die door de afwijzing in problematische situaties terecht zijn gekomen. 6

5. AFGEEZEN JNGEREN (8 TT EN MET 6 JAAR) Voor jongeren van 8 tot en met 6 jaar is in het bijzonder nagegaan wat er met hen gebeurt na een afwijzing. Er is hiervoor een steekproef getrokken van 00 jongeren die in 005 (n=539) een aanvraag B hebben ingediend. Het jaar 005 is gekozen omdat er dan tot de peildata in juli en oktober 007 een langere periode verstreken is en er daardoor meer misschien informatie in Suwi-net beschikbaar is. Tabel 5.: Situatie van klanten op drie momenten (eerste melding na de afwijzing, in juli en oktober 007 (percentages) Eerste melding in Suwi-net Peilmoment juli 07 Peilmoment oktober 07 na afwijzing erk 70 6 64 itkering 5 4 4 nbekend 5 4 Geëmigreerd 0 Totaal 00 00 00 N 00 00 00 Bron: Socratis en Suwi-net it tabel 5. blijkt dat de meeste jongeren na de afwijzing van de uitkeringsaanvraag aan de slag zijn. In juli en oktober neemt dit percentage iets af. In oktober stabiliseert het aantal werkenden zich. De 5 personen die in juli een baan hadden, hebben deze op één na in oktober 007 nog allemaal (zie hiervoor figuur 5.) Het aandeel jongeren met een uitkering blijft in de onderzoeksperiode redelijk constant (5 procent). Daarnaast valt op dat elf procent niet langer in Nederland woont. Volgens cijfers van het CBS is zowel in Den Haag als landelijk sprake van een toename van emigratie, vooral onder jongeren van 0 tot 5 jaar (CBS Statline november 007). Figuur 5.: at is de situatie van klanten op drie momenten, de eerste melding na de afwijzing B, in juli 007 en in oktober 007 (Absolute aantallen tenzij anders vermeld) = werk = uitkering = onbekend E = Geëmigreerd Eerste melding na afwijzingsdatum B erk 70 (70%) itkering 5 (5 %) nbekend 5 (5%) Situatie in juli 007 Situatie in juli 007 5 7 5 E 6 6 6 E 3 7 E 4 Situatie in oktober 007 5 3 3 3 E 6 3 E 6 E 5 E 4 7

Soort erk Hoe lang duurt het voordat een jongere werk heeft gevonden? De helft van alle jongeren heeft na 4 dagen een baan gevonden. Dit aantal komt overeen met het aantal dagen in de totale groep. Het soort werk dat zij doen is in de meeste gevallen tijdelijk werk via een uitzendbureau (zie tabel 5.) 4. Tabel 5.: Soort werk dat jongeren doen na afwijzing B aanvraag (percentages) itzendwerk 5 Detailhandel/ winkelbedrijf 3 Horeca/ Hotel Zakelijke dienstverlening 6 Zorg 6 Reiniging 7 verige 5 Totaal 00 N 70 Bron:Suwi-net 005 4 Gemiddeld doet een jongere er 84 dagen over om een baan te vinden met een standaardafwijking van 93. Dat wil zeggen dat tweederde van alle jongeren er tussen 0 en 77 dagen over doet om een baan te vinden. 8

Bijlage : vergelijking steekproef en populatie Tabel : Vergelijking steekproefpopulatie en totale populatie steekproef populatie man 59 63 vrouw 4 37 8- jaar 5 3-39 jaar 43 46 40-49 jaar 7 8 50-64 jaar 0 65 jaar en ouder 3 Nederland 45 45 Suriname Nederlandse Antillen 7 7 Marokko 8 8 Turkije 0 9 Andere landen 8 0 Alleenstaand 83 8 Eenoudergezin 9 0 Gezin 8 9 Totaal (%) 00 00 n = 300 3967 Bron: Socrates 9

Bijlage : Extra figuren en tabellen Figuur a: Percentage klanten van wie de aanvraag in 005 en 006 is afgewezen 45 40 35 30 5 0 5 0 5 0 januari februari maart april mei juni juli augustus september oktober november december 005 005 Figuur b: aantal afwijzingen per werkbeurs in 005 en 006 5 (absolute aantallen) 500 450 400 350 300 50 00 50 00 50 0 erkbeurs Neherkade erkbeurs Verheeskade erkbeurs Noord erkbeurs Jongeren erkbeurs Escamp 005 006 5 Voor de vergelijkbaarheid zijn wijkkantoren die nu onder een bepaalde werkbeurs vallen, samengevoegd. Verheeskade en Neherkade bestonden in 005 en deels 006 nog niet, maar de wijkkantoren waaruit deze werkbeurzen zijn opgebouwd wel. erkbeurs Noord bestaat uit wijkkantoren Schevingen en Loosduinen en erkbeurs Escamp uit ijkkantoren Escamp-est en Escamp-ost. 0

Tabel: aantal uitkeringsaanvragen inclusief de laatste afgewezen aanvraag Niet/ nooit toegelaten el eens toegelaten 69-30 - 3 49 4 of meer 0 5 totaal 00 00 N 363 704 Figuur: ver- of ondervertegenwoordiging van groepen afgewezen aanvragers naar soort situatie in okt.07 (percentage punten) Gezin Gezin Eenoudergezin Eenoudergezin Alleenstaand Alleenstaand Andere landen Andere landen Nederland Turkije Nederlandse Antillen Marokko Suriname Turkije Marokko Nederlandse Antillen Nederland Suriname 65 jaar en ouder 3-39 jaar 50-64 jaar 40-49 jaar 50-64 jaar 40-49 jaar 3-39 jaar 8- jaar 8- jaar Vrouw Man Vrouw Man -0-5 -0-5 0 5 0 5 0 werk uitkering onbekend anders

Bijlage 3: erk en Suwi-net Bij werk is niet gecontroleerd of iemand continu inkomsten heeft of tijdelijk. Een persoon die bij een uitzendbureau staat ingeschreven heeft vaak wel een begindatum maar geen einddatum in Suwi-net. Het is dan niet bekend of deze persoon het hele jaar door inkomsten heeft via het uitzendwerk of alleen periodiek, kortstondig. erk kan dus kort of langdurig zijn, kan voldoende of onvoldoende zijn om in het primaire levensonderhoud te voorzien.

LITERATR Bordewijk, Paul, Geen baan, geen inkomen. Verschenen in Sociaal Bestek 9 februari 006 FNV, De uitvoering van de et, erk en Bijstand. Een inventarisatie van praktijksignalen (augustus 005). Gemeente Den Haag, Haagse Aanpak erkt, uitstroom uit de B (sic) versneld (30 januari 007) Ministerie van Sociale Zaken en erkgelegenheid, Afhakers aan de poort. Een meta analyse (oktober 007) SGB, reïntegratie in Helmond. Een onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gemeentelijk reintegratie beleid (007) Vink, Dick, isconsin erkt!. Verschenen in Sociaal Bestek 7 augustus 005 3