Opvattingen en meningen over het Nederlandse platteland



Vergelijkbare documenten
Maatschappelijke waardering van Nederlandse Landbouw en Visserij

Maatschappelijke waardering van Nederlandse landbouw en visserij 2017

Directie Voedings- en Veterinaire Aangelegenheden LNV Consumentenplatform Consumentenonderzoek Natuurlijkheid, waarde voor beleid

Maatschappelijke waardering van Nederlandse landbouw en visserij

SIRE. Rapport. "Geef kinderen hun spel terug" Jonneke Heins. C0521b 29 oktober 2007

Waarschuwende teksten op sigarettenpakjes

Rapport. Roken en Zwangerschap. Jordy van der Steen. B-1272 Juli Bestemd voor: DEFACTO voor een rookvrije toekomst Den Haag

Sinterklaasonderzoek 2009

Rookprevalentie

Rapport. Martine van de Pol Elisabeth Duijser. B november Bestemd voor: Hydron Zuid Holland te Gouda

De Tabakswet. Rapport. Onderzoek naar hinder en schadelijkheid van passief roken, houding t.a.v. en steun voor rookverboden Cyrille Koolhaas

Bezoekersenquête boerenmarkten in Den Haag, Delft en Schiedam

Meting stoppers-met-roken juli 2008

Verdieping Fietsdagtochten

Meting stoppers-met-roken juni 2008

Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h

NOORDZEE EN ZEELEVEN. 2-meting Noordzee-campagne. Februari GfK 2015 Noordzee en zeeleven Stichting Greenpeace Februari 2015

duurzaam eten November 2010 Kim Paulussen Marcel Temminghoff

Integratieonderzoek. Rapport. Ronald Baden. E9787/88 november 2007

WAKKER DIER: (ON)WETENDHEID OVER JONG DIER OP BORD

Resultaten landbouwenquête. September 2013

Evaluatie hinder bij wegwerkzaamheden

Houding van ouders ten aanzien van het rookgedrag van jongeren van jaar

Nederlanders aan het woord

De Nederlander en de natuur. Rapportage

INWONERSPANEL MILL EN SINT HUBERT PEILING TOEKOMSTVISIE Gemeente Mill en Sint Hubert Juli/Augustus/September 2015

Jongeren en het huwelijk. Jongeren en het huwelijk

Onderzoek TNS NIPO naar thuiswinkelgedrag en de bekendheid van het Thuiswinkel Waarborg in Nederland

Statiegeld tegen zwerfafval

Stadjers over fietsen in Groningen. Een Stadspanelonderzoek

Flitspeiling begeleid wonen

Mexicaanse griep. Rapport. Geen nationale paniek, maar wel bereidheid tot vaccineren. Danielle van Wensveen. C6957J4 30 oktober 2009

Bekendheid Overijsselse regio s

Cijfers. Tatoeages. Een analyse van OBiN-gegevens

FLASH EB Consumer Survey - Netherlands

Omnibusenquête deelrapport. Studentenhuisvesting

Duurzame melk in supermarkten

Eenzaamheid in relatie tot digitale communicatie

Onderzoek in het kader van de 100 ste editie van de Internationale Vierdaagse Afstandsmarsen Nijmegen. Nienke Lammertink en Koen Breedveld

Ondernemers staan open voor bedrijfsverkoop, maar moeten mentaal nog een drempel over

Meting stoppers-met-roken januari 2009

Hoofdstuk 13. Arbeidsmarkt

COLLIERS INTERNATIONAL OFFICE REVIEW 2014

Rookverbod in de horeca dringt meeroken flink terug

Flitspeiling NAVO. Opinieonderzoek naar het draagvlak voor de NAVO onder het Nederlands publiek. Ministerie van Defensie

Alfahulp en huishoudelijke hulp. Rapportage Ons kenmerk: Juni 2014

Meerderheid kent het EKO-keurmerk Onderzoek naar de waarde van het EKO-keurmerk onder Nederlandse boodschappers

Bekendheid Overijsselse regio s. Rapportage meting 4 (december 2012)

Vaccinaties in Nederland, een vanzelfsprekende zaak.

TEVREDEN WERKEN IN HET PRIMAIR ONDERWIJS. Onderzoek naar de tevredenheid en werkbeleving van personeel in het primair onderwijs.

BURGERPANEL EEMNES PEILING BESTUURLIJKE TOEKOMST II

Buitenspelen. Kwaliteit van de speelomgeving in de eigen buurt

Wie kent het Groene Hart?

Stadsenquête Leiden 2004

Gezondheidsbeleid Onderzoek onder gemeentepanel Venlo

Marktwerking in de energiesector

Publieksonderzoek Eerlijke bloemen met Moederdag

Is jouw maand ook altijd iets te lang? Onderzoek Jongerenpanel Tilburg

Goede Voornemens 2015

Hoofdstuk 6. Bezoek burgerzaken

FINANCIERINGSBAROMETER

BURGERPANEL OIRSCHOT PEILING DE GROENE CORRIDOR

Evaluatie Tabakswet. Recht op een rookvrije werkplek en overlast door tabaksrook tussen 2003 en 2005

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 8 t/m 11. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Vrijwilligerswerk, mantelzorg en sociale contacten

Hoofdstuk 8. Openbare Bibliotheek

Bekendheid Overijsselse regio s

Muziek telt! Onderzoek naar behoefte en imago van muziekonderwijs bij Nederlandse publiek (18 jaar en ouder). Joep Wils.

Hoofdstuk 8. Vrijwilligerswerk

Gemiddeld gebruik van internet via verschillende media, in procenten (meer antwoorden mogelijk) 52% 37% 0% 20% 40% 60% 80% 100%

Bijlage. Behoeftepeilingen Haven- en Transportdagen Maasbracht en Nijmegen

FINANCIERINGSBAROMETER

Bekendheid Overijsselse regio s

Gemeente Houten Onderzoek standplaatsen in Houten Zuid. Den Dolder, 17 april 2009 Ir. Martine van Doornmalen Wim Woning MSc

Gescheiden gft inzameling Nesselande

Hoofdstuk 20. Biologische warenmarkt

Thema 4 Platteland. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 5

Hoofdstuk 14. Openbare Bibliotheek

KLANTTEVREDENHEIDSONDERZOEK SCHOONMAAKDIENST GEMEENTE HAREN

Figuur 1: Mogelijke veranderingen dagelijks eetpatroon

Belang van voorzieningen welke acties willen mensen ondernemen om een voorziening te behouden?

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 4 t/m 7. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Buurtenquête Walhof, Roessingh, t Sander

Hoofdstuk 43. Financiële situatie

Voedingssupplementen Consumentenonderzoek NPN

Veluwse Poort in beeld. Een onderzoek naar de bekendheid en beeldvorming van Veluwse Poort

Evenementen in Hoek van Holland

Onderzoek Inwonerspanel: Geinbeat (Cityplaza) Festival

Onderzoek voor de KNOV

Fietsrecreatiemonitor Cijfers Fietsdagtochten

Recreatief fietsen in Groningen

Kun je gezond genieten?

Flitspeiling plastic tasjes

Rapport monitor Opvang asielzoekers. week 40 t/m 51. Onderzoek naar houding van Nederlanders t.a.v. de opvang van asielzoekers.

Onderzoek Inwonerspanel Jongerenonderzoek: alcohol

Wijkaanpak. bekendheid, betrokkenheid en communicatie

Publieksonderzoek Fietsverlichting

Integrale veiligheid. resultaten burgerpanelonderzoek maart 2007

Onderzoek Houten Jongeren en Wonen

Transcriptie:

nipo het marktonderzoekinstituut Postbus 247 1000 ae Amsterdam Grote Bickersstraat 74 Telefoon (020) 522 54 44 Fax (020) 522 53 33 E-mail info@nipo.nl Internet http://www.nipo.nl Rapport Opvattingen en meningen over het Nederlandse platteland Remco Frerichs / Jacqueline de Wijs A8555 december 2001 Bestemd voor: InnovatieNetwerk voor Groene Ruimte en Agrocluster, Den Haag Expertisecentrum van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, Ede Alle in dit document vermelde gegevens zijn strikt vertrouwelijk. Publicatie en inzage aan derden, geheel of gedeeltelijk, is zonder toestemming van het nipo beslist niet toegestaan. nipo Amsterdam iso 9001_rapned.dot

Inhoud Inleiding 1 1 De Nederlander associeert platteland en landbouw nauwelijks met MKZ-crisis. 2 1.1 Bij de term platteland wordt veel aan boerderij gedacht 2 1.2 Landbouwproductie roept associatie met akkerbouw op 2 2 Nederlander conservatief ten aanzien van platteland 3 3 Trots, maar onwetend 5 3.1 Nederlander is trots op landbouw 5 3.2 Nederlandse rol landbouwproductie onderschat 6 3.3 Het aantal varkens in Nederland wordt te hoog geschat, het aantal kippen te laag 7 4 Dierenwelzijn, vlees, voedselveiligheid en keurmerken 8 4.1 Eén op vier Nederlanders eet nu minder vlees 8 4.2 Meerderheid bereid extra te betalen indien dierenwelzijn is gegarandeerd 10 4.3 Vlees gezien als minst veilige voedsel 11 4.4 Bijna 10% extra betalen voor aantal garanties 12 4.5 Modificatie belangrijkste garantie op etiket 13 5 Platteland walhalla voor wandelaars en fietsers 14 5.1 Ouderen wandelen iets intensiever 15 5.2 Fietsers iets fanatieker dan wandelaars 15 6 Rust en ruimte belangrijkste functies van het platteland 17 7 Nederlander leeft vooral in verstedelijkt gebied 18 8 Nederlander loopt warm voor natuurlandschap 20 8.1 Natuurlandschap best gewaardeerd 20 8.2 Natuurlijkheid en indrukken bepalen waardering 21 9 De belangrijkste bevindingen 23 A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001

Bijlagen 1 Onderzoeksverantwoording 2 Beschrijving sociale klassen 3 Vragenlijst 4 Antwoorden op de open vragen 5 Tabellen Inhoud figuren en tabellen 1 Percentage van personen die met de stelling (helemaal of grotendeels) eens zijn 3 2 Nederland is echt Nederland als er koeien in de wei aan het grazen zijn naar leeftijd (n=362) 4 3 Ik ben trots op de Nederlandse landbouw (naar woonomgeving) 5 4 Voor welke markt moet de Nederlandse landbouw naar uw mening met name produceren? (n=362) 6 5 Welke van onderstaande uitspraken is NU wat u betreft het meest van toepassing? (naar leeftijd) 9 6 Ik ben bereid 15% extra te betalen voor voedsel waarbij gegarandeerd is dat er gelet is op het welzijn van de dieren (n=362) 10 7 Hoe veilig vindt u... voor de volksgezondheid (gelet op de manier waarop het geproduceerd wordt) 11 8 Wie is volgens u het meest verantwoordelijk voor de veiligheid van voedsel? (n=362) 12 9 Welke extra informatie zou u op een etiket van bijvoorbeeld een pakje koekjes op willen nemen? (n=362) 13 10 Welke activiteiten verricht u wel eens op het Nederlandse platteland? (n=362) 14 11 De wandelaars (n=249) versus de fietsers (n=261) 16 12 De Nederlander noemt als belangrijkste functie van het platteland in de eerste plaats ruimte of rust (n=362) 17 13 Hoe zou u de omgeving van uw woonplaats omschrijven? (n=362) 18 14 Rapportcijfer landschapsvormen (n=362) 20 15 Wat bepaalt voor u de aantrekkelijkheid van het landschap? (n=362) 21 16 Steekproefopbouw ongewogen en herwogen 17 Meer voordelen van NIPO CAPI@HOME A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001

Inleiding In week van 23-27 juni 2001 heeft het NIPO een onderzoek uitgevoerd onder 362 respondenten van 18 jaar en ouder over de Beleving van het Platteland. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het InnovatieNetwerk voor Groene Ruimte en Agrocluster, als onderdeel van het thema Sociaal-culturele dimensie van voeding en groene ruimte. Het Expertisecentrum LNV heeft brede ondersteuning verleend bij dit onderzoek, dat heeft plaatsgevonden in NIPO Capi@home. Voor een omschrijving van Capi@home zij verwezen naar de bijlagen van dit rapport. Het platteland heeft in het jaar 2001 door de crisis in de vleessector volop in de belangstelling gestaan. Deze crisis heeft een discussie teweeggebracht binnen verschillende organisaties in de landbouwsector. De vraag rees wat de beleving van de gemiddelde Nederlander van het platteland is. Dit is de reden dat het Expertisecentrum het NIPO heeft gevraagd onderhavig onderzoek uit te voeren. A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 1

1 De Nederlander associeert platteland en landbouw nauwelijks met MKZ-crisis. Om uit te vinden waar de Nederlander het platteland en de landbouw mee associeert is gevraagd aan welke termen men denkt bij het horen van het platteland en de landbouw. 1.1 Bij de term platteland wordt veel aan boerderij gedacht Nederlanders boven de achttien jaar noemen bij de vraag waar men aan denkt bij het platteland een reeks termen die vaak betrekking hebben op zichtbare dingen. Sommigen noemen de boerderij, verder worden ook veel genoemd: boer, koeien, wei, landbouw en tuinbouw. Daarnaast noemt men, zij het in mindere mate, ook niet direct met de boerderij verwante termen, zoals: natuur, recreatie, ruimte en rust. Er wordt door slechts enkele Nederlanders naar de MKZ-crisis verwezen. Circa één op de vijftig respondenten (2%) noemt MKZ, BSE of varkenspest. De associatie met MKZ wordt door slechts één respondent als eerste genoemd (top of mind). 1.2 Landbouwproductie roept associatie met akkerbouw op Bij de landbouwproductie denken Nederlanders veel aan akkerbouwproducten, zoals aardappelen, maïs, graan en tarwe. Daarnaast zijn melk, koeien en groente redelijk veel genoemde termen. Associaties met intensieve veehouderij of glastuinbouw worden spaarzaam vermeld. Opvallend is dat de belangrijkste economische poot van de landbouw, de glastuinbouw, geen enkele keer als eerste wordt genoemd. Ook hier wordt slechts door een enkeling gerefereerd aan de MKZcrisis. A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 2

2 Nederlander conservatief ten aanzien van platteland Er is door middel van vijf stellingen gevraagd een oordeel te geven over diverse aspecten van het Nederlandse platteland. Zoals onderstaande tabel laat zien, zijn over de stelling Zalm hoort uit de zee te komen... de meningen verdeeld. Over de overige stellingen is men aardig met elkaar eens. De overgrote meerderheid (89%) vindt dat koeien in het landschap van Nederland horen. De meesten vinden het echter geen goed plan om kippen- en varkenshouderijen op een industrieterrein te plaatsen (88% is het daarmee oneens). Ook is men niet echt eens met het plan als lege ruimtes op het platteland worden gebruikt voor extra woningbouw. Bijna driekwart (71%) is het er (helemaal) mee eens indien boeren geld krijgen van de overheid voor het beheer van natuur en landschap op hun bedrijf. Uit de stellingen blijkt dat de Nederlander een redelijk conservatief beeld heeft van het Nederlandse platteland. 1 Percentage van personen die met de stelling (helemaal of grotendeels) eens zijn n = 362 % 1 Nederland is echt Nederland als er koeien in de wei aan het grazen zijn. 89 2 De overheid moet de boeren geld geven voor het beheer van natuur en landschap op hun 71 bedrijf. 3 Zalm hoort uit de zee en rivieren te komen en niet van de zalmkwekerij. 52 4 Er is genoeg ruimte op het platteland voor extra woningbouw. 23 5 Het zou goed zijn als kippen- en varkenshouderijen net als bedrijven op een industrieterrein worden geplaatst. 10 A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 3

Opvallend is dat de leeftijdsgroep tussen 35 en 55 jaar vaak een iets meer uitgesproken mening heeft over de stelling. Dit is het meest duidelijk te zien aan de stelling: Nederland is echt Nederland als er koeien in de wei aan het grazen zijn. Figuur 2 laat zien dat driekwart (76%) van de 35 tot 55-jaren met deze stelling helemaal mee eens is. Van de groep van 18 tot 34-jarigen is slechts de helft (52%) helemaal eens met de stelling. Echter, indien er gekeken wordt naar de som van de percentages grotendeels mee eens en helemaal mee eens, dan zijn de verschillen zeer gering. De verschillen die in de grafiek getoond worden zijn indicatief, maar niet significant. 2 Nederland is echt Nederland als er koeien in de wei aan het grazen zijn naar leeftijd (n=362) % 80 76 70 67 60 50 52 40 34 30 20 16 22 10 0 9 6 Helemaal mee oneens 6 4 5 2 Grotendeels mee oneens 1 0 0 Grotendeels mee eens Helemaal mee eens Weet niet 18-34 jaar 35-54 jaar 55 jaar en ouder Bron: NIPO, 2001 A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 4

3 Trots, maar onwetend Naast beleving van het platteland zijn ook een aantal vragen gesteld over de kennis van en het oordeel over het Nederlandse platteland. 3.1 Nederlander is trots op landbouw De helft (51%) van de ondervraagden is het grotendeels eens met de stelling Ik ben trots op de Nederlandse landbouw. Een kwart (26%) is het helemaal eens met deze stelling. Logischerwijs zijn relatief veel dorpsbewoners, alsmede personen die het afgelopen jaar een boerenbedrijf hebben bezocht, het met deze stelling eens. Beide groepen overlappen elkaar overigens voor een groot deel. 3 Ik ben trots op de Nederlandse landbouw (naar woonomgeving) % 60 50 50 53 40 30 31 20 17 22 10 4 4 6 7 6 0 Helemaal mee oneens Grotendeels mee oneens Grotendeels mee eens Helemaal mee eens Weet niet Wonend in stad (n=202) Wonend in dorp / platteland (n=160) Bron: NIPO, 2001 A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 5

3.2 Nederlandse rol landbouwproductie onderschat De trots van de Nederlander op de Nederlandse landbouw is veelal niet gebaseerd op de productieomvang ervan. Gevraagd naar de positie van de Nederlandse landbouw ten opzichte van andere landen blijkt slechts 3% het goed weet te schatten: de derde plaats (feiten en cijfers 2000, Min. van LNV). De meesten schatten Nederland wat dit betreft een stuk lager in. Gemiddeld denkt men dat Nederland qua landbouwproductie in de wereld op de 115e plaats staat. Eén op de vier Nederlanders (25%) is van mening dat Nederland wat betreft landbouwproductie op wereldniveau in de top-tien staat. Een nagenoeg even grote groep (26%) schat Nederland niet hoger in dan de 200ste plaats. De Nederlandse landbouw exporteert veel van haar producten. Toch vindt een derde van de bevolking boven 18 jaar (34%) dat de Nederlandse landbouw met name voor de Nederlandse markt moet produceren. De helft is van mening dat zij voor de Europese markt moet produceren. 4 Voor welke markt moet de Nederlandse landbouw naar uw mening met name produceren? (n=362) Voor welke markt moet de Nederlandse landbouw produceren? (in percentages) De afzet van de Nederlandse agrarische productie (in miljarden guldens, tussen haakjes: percentage) Nederlandse markt 34% 28,96 (25%) Europese markt 50% 68,70 (59%) Wereldmarkt 13% 18,20 (16%) Weet niet 4% Totaal 100% 115,86 (100%) Bron: NIPO / Ministerie van LNV, 2001 In bovenstaande grafiek zijn de onderzoeksresultaten afgezet tegen de afzet van de Nederlandse agrarische productie. Wat betreft de Nederlanders zou men verhoudingsgewijs iets meer voor de eigen markt moeten produceren en wat minder voor de Europese en mondiale markt. A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 6

3.3 Het aantal varkens in Nederland wordt te hoog geschat, het aantal kippen te laag Nederland heeft in totaal ongeveer 13 miljoen varkens en 104 miljoen kippen. Het aantal varkens wordt ruim vijf keer te hoog geschat, namelijk gemiddeld op 70 miljoen varkens. Ongeveer drie op de tien (29%) denken dat het varkensaantal tussen de 10 en 20 miljoen ligt. Een mogelijke verklaring van de overschatting is de overvloedige media-aandacht voor de varkenspest, die vier jaar geleden onder de varkens heerste. Eén op de vijftig Nederlanders (2%) denkt dat ons land (meer dan) 500 miljoen varkens telt; ruim één op de vijf (22%) schat het aantal varkens op (meer dan) 100 miljoen. Het aantal kippen wordt daarentegen te laag geschat. Men denkt gemiddeld dat er ongeveer 42 miljoen kippen zijn in Nederland. Zelfs de Nederlanders, die in een dorp of op het platteland wonen, slagen er in de verste verte niet in het aantal kippen en varkens in Nederland juist te schatten. A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 7

4 Dierenwelzijn, vlees, voedselveiligheid en keurmerken Door de diverse crises (BSE, MKZ, varkenspest) in de vleessector die de afgelopen jaren hebben plaatsgevonden, is de vraag ontstaan of men minder vlees is gaan eten en hoe men denkt over het dierenwelzijn. Het vermoeden bestaat dat deze crises invloed hebben gehad op de mening over voedselveiligheid. Er is een aantal vragen gesteld om te achterhalen hoe de consument hier tegenover staat. Deze betreffen vooral de veiligheid van vlees. Verder ontkomt de landbouw ook niet aan de globalisering en wordt voedsel steeds vaker genetisch gemodificeerd. Ook over deze zaken zijn enkele vragen gesteld. 4.1 Eén op vier Nederlanders eet nu minder vlees Van de ondervraagden geeft slechts 1% aan dat zij twee jaar geleden vegetariër waren, dus geen vlees aten. Het betreft hier maar vier geïnterviewden, die vooral aangaven in verband met dierenwelzijn geen vlees te eten. Allen zijn overigens nog altijd vegetariër. Ongeveer een kwart (24%) van de Nederlanders die twee jaar geleden wel vlees aten, eten nu minder vlees, maar niemand is de afgelopen twee jaar vegetariër geworden. De meest genoemde redenen waarom men minder vlees is gaan eten, zijn: 1. ziekten dieren in het algemeen (21%); 2. voor de eigen gezondheid (19%); 3. minder trek in vlees (18%). Ook de MKZ-crisis werd vrij veel als reden genoemd, namelijk door 14% van de bevolking. Andere redenen, die door meer dan 10% van de ondervraagden zijn genoemd, zijn: de (verminderde) kwaliteit van het vlees (12%), vanwege het welzijn van de dieren (11%) en de hoge prijs van het vlees (11%). Meest genoemde reden onder oudere Nederlanders is het feit dat men minder trek heeft in vlees (23%), gevolgd door de eigen gezondheid (20%). De ziekten van de dieren worden door hen beduidend minder vaak genoemd (16%). A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 8

Vooral in de leeftijdsgroep van 55 jaar en ouder (55%) is men minder vlees gaan eten. In de leeftijdsgroep van 35 tot 54 jaar zijn relatief weinig personen (15%) minder vlees gaan eten. 5 Welke van onderstaande uitspraken is NU wat u betreft het meest van toepassing? (naar leeftijd) % 100 90 17 15 80 44 70 60 50 40 80 83 Ik eet nu minder vlees Ik eet nu evenveel vlees Ik eet nu meer vlees 30 55 20 10 0 3 2 1 18-34 jaar (n=105) 35-54 jaar (n=127) 55 jaar en ouder (n=124) Bron: NIPO, 2001 A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 9

4.2 Meerderheid bereid extra te betalen indien dierenwelzijn is gegarandeerd Er is gevraagd waar men aan denkt bij de term dierenwelzijn. Uit de antwoorden blijkt dat de Nederlander zich over het algemeen bezorgd maakt over het welzijn van de dieren. De meesten verwerkten meer ruimte in hun antwoord. Ook kwamen goede verzorging en goede leefomstandigheden veel aan de orde. Twee op de drie (67%) zeggen bereid te zijn 15% extra te betalen voor voedsel met de garantie dat er gelet is op het welzijn van de dieren. Opvallend is dat relatief meer mannen helemaal niet bereid meer te gaan betalen (zie figuur 6). 6 Ik ben bereid 15% extra te betalen voor voedsel waarbij gegarandeerd is dat er gelet is op het welzijn van de dieren (n=362) % 60 50 40 44 48 30 20 15 19 19 19 21 10 7 2 5 0 Helemaal mee oneens Grotendeels mee oneens Grotendeels mee eens Helemaal mee eens Weet niet Man Vrouw Bron: NIPO, 2001 Vooruitlopend op paragraaf 4.4 kan hier gesteld worden dat men bereid lijkt meer te betalen als het welzijn van de dieren gegarandeerd wordt, dan wanneer men de garantie heeft dat de producten biologisch zijn geproduceerd, een bijdrage leveren aan het in stand houden van een mooi landschap en niet genetisch gemodificeerd zijn. A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 10

4.3 Vlees gezien als minst veilige voedsel De meeste voedselproducten worden door ruim negen van de tien Nederlanders als (zeer of tamelijk) veilig voor de volksgezondheid beschouwd. Vlees, vis en eieren worden als minst veilig beschouwd. Vlees spant hier overigens de kroon: wellicht spelen dezelfde motieven een rol, die eerder in paragraaf 4.1 aan de orde zijn gekomen. Het noorden van het land is het meest positief over vlees. In de grote steden en het Westen is het vertrouwen in de veiligheid van het vlees beduidend minder groot. In het Noorden vinden ongeveer negen op de tien dat vlees (tamelijk tot zeer) veilig is voor de volksgezondheid. 7 Hoe veilig vindt u... voor de volksgezondheid (gelet op de manier waarop het geproduceerd wordt) Zeer /tamelijk Veilig % Drie Grote % Rest West % Noord % Oost % Zuid % Totaal Steden (n=61) (n=107) (n=55) (n=57) (n=81) (n=362) Brood 99 100 95 96 97 97 Melk 95 96 94 92 97 94 Groente 92 94 93 90 89 92 Fruit 95 93 88 88 90 91 Eieren 84 83 86 85 80 83 Vis 85 75 83 75 77 78 Vlees 71 69 87 77 77 75 Mannen vinden bovenstaande producten over het algemeen minder veilig voor de volksgezondheid dan vrouwen. Ouderen zetten over het algemeen eveneens wat meer vraagtekens bij de veiligheid van het voedsel. De sociale klasse van de Nederlanders blijkt ook een rol te spelen: hoe hoger de sociale klasse (voor een beschrijving zij verwezen naar de bijlagen van dit rapport), des te vaker men de diverse producten onveilig acht voor de volksgezondheid. A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 11

Volgens ongeveer de helft van de Nederlanders (46%) is de overheid verantwoordelijk voor de veiligheid van voedsel. Een kwart (24%) vindt dat de boeren verantwoording dragen voor de voedselveiligheid. 8 Wie is volgens u het meest verantwoordelijk voor de veiligheid van voedsel? (n=362) 6% 6% 24% 11% 7% De boeren De overheid De detailhandel Ik zelf Anders Weet niet 46% Bron: NIPO, 2001 4.4 Bijna 10% extra betalen voor aantal garanties Om bepaalde aspecten van voedingsmiddelen te garanderen is een aantal keurmerken ontwikkeld. Eén van deze keurmerken geeft aan of een product biologisch geproduceerd is (geen gebruik bestrijdingsmiddelen en kunstmest, dieren worden zoveel mogelijk in hun waarde gelaten). Tweederde (66%) van de Nederlanders geeft aan soms biologische producten te kopen en 15% geeft aan deze producten dikwijls te kopen. Ongeveer 15% geeft aan nooit biologische producten te kopen. Men is gemiddeld van plan 8,8% extra te betalen indien er gegarandeerd wordt dat het product biologisch geproduceerd is. Voor de garantie dat het product niet genetisch gemodificeerd is en de garantie dat het product een bijdrage levert aan het in stand houden van een mooi landschap heeft men iets minder geld over, alhoewel de verschillen gering zijn: respectievelijk 8,0% en 8,3% extra. Alle hier genoemde percentages zijn waarschijnlijk overschattingen. Uit ervaring is het NIPO A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 12

gebleken dat het verschil tussen voornemen en doen in de praktijk groot is. Producenten van biologisch voedsel dienen zich dus niet bij voorbaat rijk te rekenen. 4.5 Modificatie belangrijkste garantie op etiket Garanties kunnen op het label van een product komen te staan. Er is gevraagd aan de respondenten welke extra informatie zij op een pakje koekjes zouden willen opnemen. 9 Welke extra informatie zou u op een etiket van bijvoorbeeld een pakje koekjes op willen nemen? (n=362) Of het product genetisch gemodificieerd is 42 Of er bestijdingsmiddelen gebruikt zijn 31 De streek waar de koekjes geproduceerd zijn 5 Andere informatie 1 Geen extra informatie 13 Weet niet 8 0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 % Bron: NIPO, 2001 Hoewel slechts 5% van de Nederlanders boven achttien jaar als extra informatie de streek op het etiket wil, vindt 77% het (zeer of tamelijk) belangrijk dat het land van herkomst van een product vermeld staat. A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 13

5 Platteland walhalla voor wandelaars en fietsers Boerenwinkels vormen een belangrijke schakel tussen platteland en burgers; 31% heeft het afgelopen jaar een boerenwinkel bezocht. Verder is bijna de helft van de Nederlanders (48%) is het afgelopen jaar wel eens op een boerenbedrijf in het algemeen geweest. De meesten van hen kwamen bij die gelegenheid bij familie of kennissen (51%, dat is 26% van het totaal). Nederlanders die een boerenbedrijf hebben bezocht, vinden we met name in het Zuiden (62%), Oosten (69%) en Noorden (55%). In de drie grote steden, alsmede het Westen, liggen deze percentages lager (resp. 38% en 34%). Fietsen en wandelen blijken voor de respondenten de meest populaire activiteiten, die op het platteland worden ondernomen. Bijna driekwart van de respondenten (resp. 72% en 69%) geeft aan wel eens te fietsen en te wandelen. Bijna drie op de tien respondenten (29%) geven aan wel eens op het platteland te kamperen. Dit blijken met name Nederlanders van middelbare leeftijd (35 tot 55 jaar) te zijn. Eén op de tien (10%) respondenten vaart er wel eens. 10 Welke activiteiten verricht u wel eens op het Nederlandse platteland? (n=362) fietsen 72% wandelen 69% kamperen 29% varen 10% anders 11% geen 9% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% Bron: NIPO, 2001 A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 14

5.1 Ouderen wandelen iets intensiever Bijna twee op de vijf wandelaars (39%) wandelen ongeveer één keer per week of vaker op het platteland. Circa één op de drie (31%) heeft de laatste keer ongeveer een uurtje op het platteland gewandeld. De gemiddelde lengte van de wandeling bedraagt bijna 2 uur. Men begon de wandeling op het platteland gemiddeld bijna 25 kilometer van huis. Eén op de tien wandelaars geeft aan de wandeling gestart te zijn vanuit de eigen woning (0 kilometer). Over de wandelpaden is men in grote meerderheid tevreden: ongeveer zeven op de tien wandelaars (69%) noemen de hoeveelheid wandelpaden voldoende of ruim voldoende. In alle leeftijdcategorieën wordt fanatiek op het platteland gewandeld, zij het dat de ouderen iets intensiever wandelen. Van de 55-plussers geeft de helft (50%) aan ongeveer één keer per week of vaker op het platteland te wandelen. Ze doen dat bovendien gemiddeld wat langer dan jongeren: zo n 2,5 uur. Daar staat tegenover dat zij het startpunt van de wandeling dichter bij huis zoeken: de ouderen starten hun wandeling gemiddeld ongeveer 17 kilometer van huis. 5.2 Fietsers iets fanatieker dan wandelaars We hebben al gezien dat fietsen op het platteland een iets populairdere bezigheid is dan wandelen (72% vs. 69%). De fietsers blijken bovendien iets fanatieker dan de wandelaars: 43% geeft aan ongeveer één keer per week of vaker op het platteland te fietsen. Men doet dat gemiddeld iets meer dan 2 uur (29% van de respondenten geeft aan dat de laatste fietstocht op het platteland ongeveer 2 uur duurde). Het beginpunt van de fietstocht is gemiddeld wat dichterbij huis dan het beginpunt van een wandeling, namelijk ruim 20 kilometer van huis. Net als over de wandelpaden is men ook over de fietspaden bijzonder te spreken, want ook hier vindt 69% de hoeveelheid fietspaden (ruim) voldoende. Het zijn voornamelijk Nederlanders van middelbare leeftijd die graag de fiets pakken (81%). Dat neemt niet weg dat het juist de oudere Nederlanders zijn die vaak fietsen (64% ongeveer één keer per week of vaker). Desondanks blijken de ouderen wat minder vaak tevreden over de hoeveelheid fietspaden op het platteland: 58% beoordeelt dit als (ruim) voldoende. Bij de genoemde percentages moet in gedachten worden gehouden dat niet alle wandelaars en fietsers dit uit recreatieve overwegingen doen. Sommigen doen dat wellicht vanwege het feit dat men op het platteland woont en men voor bijvoorbeeld de dagelijkse boodschappen is aangewezen op de fiets. A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 15

11 De wandelaars (n=249) versus de fietsers (n=261) Totaal 18-34 jaar 35-54 jaar 55 jaar en ouder Welke activiteit onderneemt men wel eens op het platteland? Fietsen 72% 72% 81% 60% Wandelen 69% 67% 70% 69% Ongeveer één keer per week of vaker fietsen of wandelen Fietsen 43% 28% 49% 64% Wandelen 39% 27% 39% 50% Gemiddelde lengte fietstocht of wandeling in uren Fietsen 2,2 1,8 2,4 2,3 Wandelen 1,9 1,5 1,8 2,4 Gemiddelde afstand startpunt fietstocht of wandeling in kilometers Fietsen 20,7 35,5 14,3 13,2 Wandelen 24,8 38,6 20,0 16,7 Tevredenheid over fiets- en wandelpaden op het platteland Fietsen 69% 72% 74% 58% Wandelen 69% 75% 65% 73% We hebben reeds geconstateerd dat men tevreden is over de hoeveelheid fiets- en wandelpaden in Nederland. Degenen die ontevreden zijn over het aantal fietspaden in Nederland treffen we vooral aan in het Westen van het land (excl. drie grote steden) en in het Zuiden (resp. 40% en 39%). In het Noorden is slechts iets meer dan één op de tien respondenten ontevreden (13%). Ook over de wandelpaden is men in het Westen het meest ontevreden (40%), terwijl men hierover in het Oosten des lands het best te spreken is (21% is ontevreden). A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 16

6 Rust en ruimte belangrijkste functies van het platteland De respondenten is een zestal functies van het Nederlandse platteland voorgelegd en hen is vervolgens gevraagd welke functies zij het belangrijkst vinden. Als de categorieën ruimte en rust samen genomen worden vormen zij de belangrijkste functie van het platteland voor de Nederlander. Op de tweede plaats wordt de voedselproductie genoemd. Naar leeftijd van de respondent doen zich nauwelijks verschillen voor. Het geslacht speelt wel een rol: vrouwen noemen de ruimte beduidend vaker dan mannen (72% vs. 57%). 12 De Nederlander noemt als belangrijkste functie van het platteland in de eerste plaats ruimte of rust (n=362) rust/ruimte 47% voedselproductie 37% recreatie 5% werkgelegenheid inkomsten voor Nederland 5% 4% weet niet 1% 0% 10% 20% 30% 40% 50% % Bron: NIPO, 2001 A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 17

7 Nederlander leeft vooral in verstedelijkt gebied Meer dan de helft van de ondervraagden (52%) geeft aan in een stad te wonen, terwijl 41% te kennen geeft in een dorp te leven. Slechts 6% van de ondervraagden is woonachtig op het platteland. Het zijn met name de Nederlanders in het Zuiden van het land die zeggen in een dorp te wonen (55%). Stedelingen treft men logischerwijs vooral aan in de drie grote steden en hun agglomeraties (87%) en in het Westen des lands (51%). Ondanks het feit dat meer dan de helft aangeeft in een stad te wonen, omschrijft slechts 32% de omgeving van de woonplaats als verstedelijkt gebied. Een kwart van de Nederlanders omschrijft de woonomgeving als open gebieden met weilanden en sloten. Nog eens 21% zegt te leven in een gebied met verspreide dorpsbebouwing. Dat het niet voor alle respondenten even gemakkelijk is de eigen woonomgeving van de meest passende omschrijving te voorzien, blijkt uit het feit dat men gemiddeld bijna twee van de twaalf omschrijvingen op de eigen woonomgeving van toepassing vindt. 13 Hoe zou u de omgeving van uw woonplaats omschrijven? (n=362) verstedelijkt gebied 32% open gebieden met weilanden en sloten 25% gebied met verspreide dorpsbebouwing 21% natuurlandschap 19% ingepolderd land kleinschalig agrarisch landschap 16% 17% waterlandschap landschap met intensief grondgebruik open akkerbouwgebieden 12% 12% 13% modern agrarisch landschap rivierlandschap 9% 9% landgoedlandschap 3% weet niet 2% 0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% Bron: NIPO, 2001 A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 18

Het zijn met name de bewoners in het Noorden van Nederland die de eigen woonomgeving de kwalificatie open gebieden met weilanden en sloten (45%) meegeven. Dit geldt ook voor de in het Westen (excl. de drie grote steden en hun agglomeraties) wonende Nederlanders (34%). Bewoners in het Zuiden des lands zeggen vooral te wonen in een gebied met verspreide dorpsbebouwing. Opvallend is dat één op de drie inwoners van de grote steden (33%) aangeeft niet in verstedelijkt gebied te wonen. Verder valt op dat ook 23% van de inwoners uit het Oosten de woonomgeving als verstedelijkt gebied omschrijft. Omdat de hier genoemde percentages in een aantal gevallen betrekking hebben op een kleine groep respondenten dienen zij met enige voorzichtigheid betracht te worden. A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 19

8 Nederlander loopt warm voor natuurlandschap 8.1 Natuurlandschap best gewaardeerd De in het vorige hoofdstuk genoemde landschapsvormen komen in het nu volgende weer terug. De Nederlanders is gevraagd iedere landschapsvorm door middel van een rapportcijfer te waarderen. De gemiddelde rapportcijfers, alsmede het percentage van de respondenten dat de landschapsvorm een bepaald rapportcijfer geeft, zijn in onderstaande tabel opgenomen: 14 Rapportcijfer landschapsvormen (n=362) Gemiddeld rapportcijfer Cijfer 1-5 Cijfer 6 7 Cijfer 8-10 % % % Natuurlandschap 8.4 2 14 84 Waterlandschap 8.0 4 28 68 Rivierlandschap 7.7 5 33 62 Kleinschalig agrarisch landschap 7.6 5 38 57 Open gebieden met weilanden en sloten 7.6 6 35 59 Landgoedlandschap 7.3 7 46 47 Gebied met verspreide dorpsbebouwing 7.0 12 55 33 Open akkerbouwgebieden 6.8 14 57 29 Ingepolderd land 6.3 23 60 17 Modern agrarisch landschap 6.0 29 60 11 Landschap met intensief grondgebruik 5.6 46 44 10 Verstedelijkt gebied 4.5 68 28 4 Uit bovenstaande tabel blijkt dat het natuurlandschap (gedefinieerd als bijvoorbeeld bos, wilde begroeiing en heide ) door de Nederlanders met het hoogste rapportcijfer wordt gewaardeerd: deze landschapsvorm krijgt gemiddeld een 8,4. Bovendien geeft 84% van de Nederlanders het natuurlandschap het rapportcijfer 8, 9 of 10. Het wateren rivierlandschap scoren een tweede en derde plaats met respectievelijk een 8,0 en 7,7 als rapportcijfer. Het verstedelijkt gebied kan de Nederlanders niet of nauwelijks bekoren, gezien het lage cijfer (4,5). Meer dan twee op de drie Nederlanders (68%) geven het verstedelijkt gebied een (dikke) onvoldoende. Zelfs de Nederlanders die in de grote steden woonachtig zijn, krijgen de handen voor het verstedelijkt gebied niet op elkaar (4,7). In veel gevallen geldt dat de oudere respondenten de verschillende landschapstypen met een hoger rapportcijfer A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 20

waarderen dan de jongere respondenten. Grootste uitzondering vormt het verstedelijkt gebied dat juist onder jongeren relatief meer waardering oogst, zij het met een ruime onvoldoende. Vrouwen geven de landschapsvormen in het algemeen iets hogere waarderingscijfers dan mannen. 8.2 Natuurlijkheid en indrukken bepalen waardering In de vorige paragraaf is ingegaan op de waardering voor diverse landschapsvormen. Maar waar baseert men de waardering op? Welke overwegingen spelen hierbij een rol? Drie op de vijf Nederlanders laten zich bij de waardering voor een bepaald landschapstype leiden door de natuurlijkheid van het landschap en de indrukken die je er kunt opdoen, aan kleuren, geuren en geluiden (beide 59%). Andere factoren die voor een meerderheid een rol spelen bij de waardering voor een bepaald landschapstype zijn de afwisseling van het landschap (54%) en het wisselende karakter in de seizoenen (51%). 15 Wat bepaalt voor u de aantrekkelijkheid van het landschap? (n=362) de natuurlijkheid van het landschap de indrukken die je er kunt opdoen 59% 59% afwisseling van het landschap het wisselende karakter in de seizoenen historisch karakter 48% 51% 54% ruimtelijkheid 44% eenheid van het landschap het beheer van het landschap 25% 28% eigen gebruiksmogelijkheden het gebruik 15% 17% weet niet 1% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% Bron: NIPO, 2001 A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 21

De respondenten noemen gemiddeld vier van de tien factoren om hun waardering voor het landschap onder woorden te brengen. Opvallend genoeg noemen Nederlanders uit het Noorden de natuurlijkheid van het landschap en de afwisseling van het landschap significant vaker als bepalende factor voor de aantrekkelijkheid van het landschap (resp. 79% en 69%). Mannen vinden vooral de afwisseling van het landschap belangrijk (60%), terwijl ouderen de natuurlijkheid van het landschap en de afwisseling van het landschap (resp. 69% en 63%) noemen. A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 22

9 De belangrijkste bevindingen Drie op de vier Nederlanders zijn trots op de Nederlandse landbouw. De trots blijkt echter niet gebaseerd op kennis van de Nederlandse landbouwproductie. Hoewel de Nederlandse landbouw (inclusief intensieve productiesystemen) wereldwijd de op twee na belangrijkste voedselproducent is, schat men de Nederlandse landbouw gemiddeld in op een 115de plaats. Eén op de vier Nederlanders is van mening dat Nederland wat betreft landbouwproductie op wereldniveau in de top-tien staat. De overheid wordt door de Nederlanders het meest verantwoordelijk geacht voor de veiligheid van het geproduceerde voedsel. Rust ruimte en recreatie van het platteland worden belangrijker gevonden dan voedsel en werkgelegenheid. De aantrekkelijkheid van een landschap wordt vooral bepaald door de natuurlijkheid ervan en de indrukken die je eruit kunt opdoen, alsmede de afwisselingen erin. Het blijkt voor de Nederlanders niet alleen moeilijk om de Nederlandse rol met betrekking tot de landbouwproductie juist in te schatten, ook een schatting van het aantal kippen en varkens op Nederlandse bodem blijkt een lastige opgave. Het aantal varkens wordt ruimschoots overschat, het aantal kippen onderschat. Wanneer de Nederlanders gevraagd wordt vrijelijk te associëren met begrippen als platteland en landbouwproductie denkt men veel aan respectievelijk (allerlei zichtbare dingen met betrekking tot) de boerderij en aan akkerbouwproducten. De crisis in de vleessector (MKZ, BSE en varkenspest) lijkt hoe recent ook voor de Nederlanders nauwelijks een rol te spelen in hun beleving van het platteland. Het feit dat tijdens de recente MKZ-crisis de koe tijdelijk uit de wei verdween, heeft veel Nederlanders kennelijk aangegrepen: bijna negen op de tien geven aan dat Nederland echt Nederland is als er koeien in de wei aan het grazen zijn. Associaties met betrekking tot dierenwelzijn wijzen vooral in de richting van enige bezorgdheid over het welzijn van dieren. Een meerderheid van de Nederlanders zegt bereid te zijn 15% extra voor bepaalde producten te willen betalen als gegarandeerd kan worden dat het dierenwelzijn bij de productie streng in acht is genomen. Twee op de vijf Nederlanders willen informatie over de eventuele genetische modificatie van bepaalde producten op het etiket zien. Het natuurlandschap (bijvoorbeeld bos, wilde begroeiing en heide) wordt door de Nederlanders bijzonder gewaardeerd, meer nog dan de andere landschapstypen waarin de mensenhand een prominentere rol in heeft gespeeld. Het stadslandschap kan dan ook de Nederlander nauwelijks bekoren. Het platteland wordt door veel landgenoten gebruikt om te recreëren. Fietsen en wandelen zijn de voornaamste activiteiten. Over de hoeveelheid fiets- en wandelpaden is men in ruime meerderheid tevreden. A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001 23

Bijlagen A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001

Bijlage 1 Onderzoeksverantwoording A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001

Steekproef In de week 29 van 2001 hebben 362 Nederlanders van 18 jaar en ouder, deelgenomen aan dit onderzoek. In onderstaande figuur staat vermeld hoe de steekproef is opgebouwd 16 Steekproefopbouw ongewogen en herwogen Geslacht Man Vrouw Leeftijd 18 34 jaar 35 54 jaar 55 jaar en ouder Sociale klasse A Bb Bo C-D Regio Drie grote steden Rest westen Noorden Oosten Zuiden ongewogen % 51 49 29 35 36 8 26 25 39 17 30 15 16 22 herwogen % 49 51 32 39 29 11 30 15 43 17 28 11 19 24 Methode Het onderzoek is gehouden via de methode NIPO CAPI@HOME. Dit is een unieke database van 25.000 huishoudens (> 50.000 individuen), die via hun eigen pc meewerken aan allerlei vormen van onderzoek. Vragenlijsten over de meest uiteenlopende onderwerpen worden via modem of internet naar de respondenten of een geselecteerde groep van respondenten verstuurd. De vragen worden met behulp van NIPO software doorlopen en teruggestuurd naar de centrale computer bij het NIPO. Vervolgens worden de gegevens verwerkt en geanalyseerd. A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001

Van de 25.000 huishoudens die deelnemen aan NIPO CAPI@HOME zijn bij het NIPO al zeer veel gegevens verzameld. Naast standaard achtergrondkenmerken als leeftijd en opleiding, weten wij inmiddels veel over het gebruik van producten, diensten en merken, het leesgedrag en de vrije tijdsbesteding van de respondenten. Als onderzoeksinstrument biedt het alle voordelen van het traditionele CAPI (Computer-Assisted Personal Interviewing) onderzoek, zoals optimale steekproeftrekking, foutloze routing in de vragenlijst en directe data output. Daaraan kunnen onderstaande voordelen van computergestuurd (database) onderzoek worden toegevoegd. 17 Meer voordelen van NIPO CAPI@HOME Zeer eenvoudig bereik van specifieke doelgroep; Vervolgmetingen mogelijk: men kan bij vervolgmetingen bij dezelfde personen terecht; Kwalitatief betere antwoorden en een hoge respons. Het komt niet altijd gelegen om mee te werken aan een telefonisch onderzoek. Op deze manier kan de respondent zelf beslissen welk tijdstip het beste uitkomt om de vragenlijst in te vullen. Hierdoor zijn de respondenten meer gemotiveerd en nemen de tijd om precies te vertellen wat hen beweegt; Optimale objectiviteit en privacy; Geen a-typisch gedrag, omdat een huishouden slechts met een beperkte frequentie wordt ingeschakeld en een beloning krijgt voor participatie; Toonmateriaal kan (in kleur) op het scherm worden aangeboden; Gemakkelijk te bedienen software maakt het ook voor ouderen en lager opgeleiden mogelijk mee te doen aan deze vorm van onderzoek. Toelichting bij de tabellen De computer berekent het percentage van elk cijfer nauwkeurig volgens een vaste afrondingsinstructie. Het gevolg is dat optellingen van percentages niet altijd gelijk zijn aan het percentage van de som der (absolute) basiscijfers. Dergelijke (kleine) verschillen zijn dus slechts afrondingsverschillen. Bij sommige vragen komt het voor dat het totale percentage groter is dan 100. Dit kan voorkomen bij vragen waarbij een respondent meerdere antwoorden kan geven. A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001

Bijlage 2 Beschrijving sociale klassen A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001

De (subjectieve) beoordeling (schatting) van de sociale klassen van een gegeven gezinshuishouding door de enquêteur zelf is per 1 januari 1988 geheel afgeschaft. Al enkele jaren wordt een meer objectieve benadering van dit begrip gehanteerd door de sociale klassenindeling afhankelijk te stellen van opleiding en (laatst uitgeoefend) beroep van de hoofdkostwinner. Eén en ander conform normvraagstelling van VMO. Een overzicht van de vijf sociale klassen naar de twee verklarende variabelen is als volgt te schetsen: HW HB HA MB MA LB LA opleidding beroep onbekend Bedrijfshoofd 10+ A A A A A A A A Bedrijfshoofd 9- A A A A Bb Bo Bo Bo Vrije beroepen A A A A Bb Bo Bo Bo Boeren en tuinders A A A A Bb Bo Bo Bo Hogere employé(e)s A A A A Bb Bo Bo Bo Middelbare employé(e)s A Bb Bb Bb Bo C C C Lagere employé(e)s A Bo Bo Bo Bo C C C Geschoolde arbeiders A Bo C C C C C C Ongeschoolde arbeiders A Bo C C C C D D Geen opgave (zonder beroep) Bo Bo C C C D D D Huisvrouw en studenten Bo Bo C C C D D D Onderwijs / opleiding: Sociale klasse: HW: Wetenschappelijk onderwijs (doctoraal) A: A (Hoog) HB: Hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs (kandidaats) Bb: B Boven HA: Hoger algemeen en voorbereidend wetenschappelijk onderwijs Bo: B Onder MB: Middelbaar beroeps onderwijs C: C MA: Middelbaar algemeen voortgezet onderwijs D: D (Laag) LB: Lager beroeps onderwijs LA: Lager onderwijs A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001

Bijlage 3 Vragenlijst A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam december 2001

Definitieve vragenlijst 1 Deze vragenlijst gaat over de beleving van het platteland. Als u aan het platteland denkt, welke woorden komen dan bij u op? (open) 2 Als u aan landbouwproductie denkt, welke woorden komen dan bij u op? (open) (vraag 1 en 2 random) 3 De komende vragen gaan voor een groot deel over de landbouw. In deze vragenlijst wordt onder de landbouw verstaan veeteelt (koeien, varkens, kippen), tuinbouw, akkerbouw, glastuinbouw, fruitteelt en boomkwekerijen. Nu volgen acht stellingen, kunt u aangeven in welke mate u met de stelling eens bent? (random) 1. helemaal mee oneens 2. grotendeels mee oneens 3. grotendeels mee eens 4. helemaal mee eens 5. weet niet Zalm hoort uit de zee en rivieren te komen en niet van een zalmkwekerij. Nederland is echt Nederland als er koeien in de wei aan het grazen zijn. Het zou goed zijn als kippen- en varkenshouderijen net als bedrijven op een industrieterrein worden geplaatst. Ik ben trots op de Nederlandse landbouw. Ik ben bereid 15% extra te betalen voor voedsel waarbij gegarandeerd is dat er gelet is op het welzijn van de dieren. Ik koop bij voorkeur Nederlandse producten. De overheid moet de boeren geld geven voor het beheer van natuur en landschap op hun bedrijf. Er is genoeg ruimte op het platteland voor extra woningbouw. A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam 29 juni 2001 1

Definitieve vragenlijst 4 Op welke plaats in de wereld denkt u dat Nederland staat wat betreft de hoeveelheid producten die de landbouw oplevert? (min 1; max 500, hierbij betekent de 1-ste plaats dat Nederland de hoogste productie van de wereld heeft). Het is te begrijpen dat u dit niet precies weet, maar probeert u het zo goed mogelijk te schatten. Nederland staat op de... plaats 5 Voor welke markt moet de Nederlandse landbouw naar uw mening met name produceren? 1. De Nederlandse markt 2. De Europese markt 3. De Wereldmarkt 4. Weet niet 6 Hoeveel kippen denkt u dat Nederland heeft? (min 1; max 999) Het gaat natuurlijk om een schatting.... miljoen 7 Hoeveel varkens denkt u dat Nederland heeft? (min 1; max 999) Het gaat natuurlijk om een schatting.... miljoen 8 At u TWEE JAAR GELEDEN vlees? 1. Ja, ik at twee jaar geleden vlees 2. Nee, ik at twee jaar geleden nooit vlees 3. Weet niet A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam 29 juni 2001 2

Definitieve vragenlijst Indien vraag 8, categorie 1 9 Welke van onderstaande uitspraken is NU wat u betreft het meest van toepassing? 1. Ik eet nu meer vlees dan twee jaar geleden. 2. Ik eet nu evenveel vlees als twee jaar geleden. 3. Ik eet nu minder vlees dan twee jaar geleden. 4. Ik eet geen vlees meer. 5. Weet niet Indien vraag 8, categorie 2 10 Welke van onderstaande uitspraken is NU wat u betreft het meest van toepassing? 1. Ik eet nu wel weer vlees. 2. Ik eet nu nog steeds geen vlees. 3. Weet niet Indien vraag 9, categorie 3 of 4, vraag 10 categorie 2: 11 Wat is de reden dat u (vraag 9 cat. 3: minder, vraag 9 cat. 4 en vraag 10 cat. 2: helemaal geen) vlees en/of vis eet? (open) 12 Als u aan dierenwelzijn denkt, welke woorden komen dan bij u op? Waar denkt u aan bij dierenwelzijn? (open) A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam 29 juni 2001 3

Definitieve vragenlijst 13 Op sommige voedingsmiddelen zit een keurmerk. Er is een keurmerk dat aangeeft dat het product biologisch (geen gebruik van bestrijdingsmiddelen en kunstmest, dieren worden zoveel mogelijk in hun waarde gelaten) geproduceerd is. Koopt u weleens biologische producten? 1. Nooit 2. Soms 3. Dikwijls 4. Altijd 5. Weet niet 14 Kunt u aangeven hoe veilig u de volgende levensmiddelen vindt voor de volksgezondheid, gelet op de manier waarop zij geproduceerd worden? Hoe veilig vindt u... voor de volksgezondheid gelet op de manier waarop zij geproduceerd worden. 1. Zeer onveilig 2. Tamelijk onveilig 3. Tamelijk veilig 4. Zeer veilig 5. Weet niet Vlees Groente Fruit Melk Brood Vis Eieren A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam 29 juni 2001 4

Definitieve vragenlijst 15 Wie is volgens u het meest verantwoordelijk voor de veiligheid van voedsel? 1. De boeren 2. De overheid 3. De detailhandel 4. Ik zelf 5. Anders, nl 6. Geen van deze 7. Weet niet 16 Hoe belangrijk vindt u dat het LAND VAN HERKOMST op het etiket van een product staat? 1. Heel onbelangrijk 2. Tamelijk onbelangrijk 3. Tamelijk belangrijk 4. Heel belangrijk 5. Weet niet (vraag 17, 18 en 19 random) 17 Dan nu een vraag over genetisch gemodificeerde producten. Dit zijn levensmiddelen die 1 of meer ingrediënten bevatten waarvan de erfelijke eigenschappen zijn veranderd. Hoeveel bent u bereid extra te betalen voor een product om zeker te weten dat het NIET GENETISCH GEMODIFICEERD is? (min 0; max 500) Ongeveer... % 18 Hoeveel bent u bereid extra te betalen voor een product om zeker te weten dat het product een BIJDRAGE LEVERT AAN HET IN STAND HOUDEN VAN EEN MOOI LANDSCHAP? Ongeveer % A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam 29 juni 2001 5

Definitieve vragenlijst 19 Hoeveel bent u bereid extra te betalen voor een product om zeker te weten dat het product een BIOLOGISCH (geen gebruik van bedstrijdingsmiddelen en kunstmest, dieren worden zoveel mogelijk in hun waarde gelaten) is geproduceerd? Ongeveer. % 20 Stel dat u extra informatie op een etiket van bijvoorbeeld een pakje koekjes kan laten opnemen, welke van de volgende informatie zou u dan toevoegen? (slechts één antwoord mogelijk) 1. De streek waar de ingrediënten van de koekjes geproduceerd zijn 2. Of er genetisch gemodificeerde productie is toegepast 3. Of er bestrijdingsmiddelen gebruikt zijn 4. Andere informatie, nl... 5. Geen extra informatie 6. Weet niet A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam 29 juni 2001 6

Definitieve vragenlijst 21 De volgende vragen gaan voor een groot deel over het platteland. Onder het platteland verstaan we in deze vragenlijst alle gebieden buiten de bebouwde kom EXCLUSIEF natuurgebieden (zoals heide- en moerasgebieden) en bossen (zoals nationaal park de Hoge Veluwe). In wat voor gebied woont u? 1. In de stad 2. In een dorp 3. Op het platteland 4. In een natuurlandschap, bijvoorbeeld in het bos of op de hei 22 Welke van de volgende activiteiten verricht u wel eens op het Nederlandse platteland? 1. Wandelen 2. Fietsen 3. Varen (kanoën, zeilen, motorboot) 4. Kamperen 5. Anders, nl... 6. Geen van deze 7. Weet niet Indien vraag 21, categorie 1 23 Hoe vaak wandelt u gemiddeld op het Nederlandse platteland? 1. Vaker dan één keer per week 2. Ongeveer één keer per week 3. Ongeveer twee keer per maand 4. Ongeveer één keer per maand 5. Ongeveer één keer per kwartaal 6. Ongeveer één keer per half jaar 7. Ongeveer één keer per jaar 8. Minder vaak dan één keer per jaar 9. Weet niet 24 Hoeveel uur bracht u de laatste keer wandelend door op het Nederlandse platteland?... uur A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam 29 juni 2001 7

Definitieve vragenlijst 25 Op welke afstand van uw woning begon u de laatste keer aan uw wandeling? (zo goed mogelijk schatten) Ongeveer... km Indien u thuis begon, dan kunt u een 0 invullen. 26 In hoeverre vindt u dat er op het platteland voldoende paden om te wandelen zijn? 1. Ruim onvoldoende 2. Onvoldoende 3. Voldoende 4. Ruim voldoende Indien vraag 21, categorie 2 27 Hoe vaak fietst u gemiddeld op het Nederlandse platteland? 1. Vaker dan één keer per week 2. Ongeveer één keer per week 3. Ongeveer twee keer per maand 4. Ongeveer één keer per maand 5. Ongeveer één keer per kwartaal 6. Ongeveer één keer per half jaar 7. Ongeveer één keer per jaar 8. Minder vaak dan één keer per jaar 9. Weet niet 28 Hoeveel uur bracht u de laatste keer fietstend door op het Nederlandse platteland?... uur A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam 29 juni 2001 8

Definitieve vragenlijst 29 Op welke afstand van uw woning begon u de laatste keer aan uw fietstocht? (zo goed mogelijk schatten) Ongeveer... km Indien u thuis begon, dan kunt u een 0 invullen. 30 In hoeverre vindt u dat er op het platteland voldoende paden om te fietsen zijn? 1. Ruim onvoldoende 2. Onvoldoende 3. Voldoende 4. Ruim voldoende 31 Bent u de afgelopen 12 maanden wel eens op een agrarisch bedrijf (boerderij/bedrijf met veeteelt, tuinbouw, akkerbouw, glastuinbouw, fruitteelt, boomkwekerijen) geweest? 1. Ja, bij familie/kennissen 2. Ja, in een een (boeren)winkel 3. Ja, anders, nl 4. Nee, nooit 5. Weet niet 32 Hieronder staan een aantal functies die men aan het platteland toekent. Welke functie van het platteland vindt u het belangrijkst? 1. Rust 2. Ruimte 3. Recreatie 4. Voedselproductie 5. Werkgelegenheid 6. Inkomsten voor Nederland 7. Weet niet A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam 29 juni 2001 9

Definitieve vragenlijst 33 Welke functie van het platteland vindt u daarna het belangrijkst? 1. Rust 2. Ruimte 3. Recreatie 4. Voedselproductie 5. Werkgelegenheid 6. Inkomsten voor Nederland 7. Weet niet 34 En welke functie van het platteland vindt u daarna het belangrijkst? 1. Rust 2. Ruimte 3. Recreatie 4. Voedselproductie 5. Werkgelegenheid 6. Inkomsten voor Nederland 7. Weet niet 35 Hoe zou u de omgeving van uw woonplaats beschrijven? (meer antwoorden mogelijk) 1. Ingepolderd land 2. Rivierlandschap 3. Een natuurlandschap, bijvoorbeeld bos, wilde begroeiïng en heide 4. Modern agrarisch landschap 5. Kleinschalig agrarisch landschap met bosjes en bomenrijen 6. Verstedelijkt gebied 7. Gebied met verspreide dorpsbebouwing 8. Landschap met intensief grondgebruik, bijvoorbeeld kassen, stallen, tuinbouw, boomkwekerijen 9. Waterlandschap met plassen, meren, riet 10. Open gebieden met weilanden en sloten 11. Open akkerbouwgebieden 12. Landgoedlandschap 13. Weet niet A8555 Beleving van het platteland nipo Amsterdam 29 juni 2001 10