Leskatern Relaties & Seksualiteit

Vergelijkbare documenten
Werkblad beschrijving interventie

In de les praten over relaties en seksualiteit. Hoe maak je het makkelijk en leuk!

Seksuele vorming en seksuele ontwikkeling van kinderen. Marianne Cense (Rutgers WPF) & Jos Poelman (Soa Aids Nederland)

Richtlijn JGZ-richtlijn Seksuele ontwikkeling

3 Competenties en indicatoren...11

Programma workshop seksuele opvoeding: Daar praat je toch niet over met je kinderen?

Relaties en seksualiteit

Tabel 2: Overzicht programma in middelen, doelen en leerstijlen in fase 2

PRODUCTENGIDS. Seksuele gezondheid

Ouderbijeenkomst Week van de Lentekriebels

: Mw F. Langerak- Oostrom

Menukaart Gezonde School basisonderwijs: Relaties & Seksualiteit

Workshop 7. Seksuele opvoeding en afstemming met ouders

Seksuele Vorming en weerbaarheid

Girls Talk+ Ontwikkeling en evaluatie van een counselingsprogramma over relaties en seksualiteit voor meisjes met een lichte verstandelijke beperking

Week van de Lentekriebels

Thema's per klas die aangeboden worden in de methode:

DE SEKSUELE LEVENSLOOP

B&B + Ik hou van mij Jongens Be A Man! Kennisoverdracht Jongeren weten wanneer seksueel gedrag V V V V grensoverschrijdend is en wanneer niet.

Onderzoek TNO en Movisie Kikid lesprogramma Benzies & Batchies

Besluit Raad Nr. Datum ^ ^ DEC 2 015

Ouderbijeenkomst Basisschool Eerschot Week van de Lentekriebels

Bijlage Lang Leve de Liefde

Lessen en leerdoelen Kriebels in je buik

Persoonlijk Plan Aandachtspunten omgangsvormen, verzorging, lichaamsbeleving, weerbaarheid relaties en seksualiteit

Je Lijf, Je Lief! Lesprogramma voor het praktijkonderwijs over wensen en grenzen in relaties en seks. Rutgers: Iris Coehoorn & Sanne Veldhuis-Nikkelen

Zie De Graaf e.a voor een uitgebreide onderzoeksverantwoording van het onderzoek Seks onder je 25ste.

Menukaart Gezonde School basisonderwijs: Relaties & Seksualiteit

Workshop Orion Event 14 maart 2018

Seksualiteit en seksuele ontwikkeling

Resultaten onderzoek Rutgers i.s.m. het NOS Jeugdjournaal 2016 Samenvatting. Utrecht, maart 2016 Auteur: Hanneke de Graaf.

KIJK! SEKSUALITEIT. mijn leven. Leerjaar 2. Leskatern 3. Ont wikkeld voor. praktijkonderwijs Basis - Kader

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Seksuele gezondheid in Nederland 2017

Seksuele vorming in (V)SO

Seksueel geweld binnen en buiten Nederland

THEMA RELATIES EN SEKSUALITEIT Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Bovenbouw vmbo Bovenbouw havo-vwo

Ouderavond lijf & relaties

Handreiking Seksualiteit

PROEFLES. Lesmethode voor relationele en seksuele vorming voor het primair onderwijs GROEP 3/4 GROEP 5/6 GROEP 7/8

Seks onder je 25 e. Onderzoek naar de seksuele gezondheid van jarigen in Gelderland-Zuid

Titel richtlijn Auteurs Publicatiedatum

Seksuele vorming: gave (op-)gave

Workshop Cultureel sensitief werken met het Vlaggensysteem

Interventie Kriebels in je buik. Lespakket over weerbaarheid, relaties en seksualiteit

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Titel interventie. Werkblad beschrijving interventie. Gebruik de HANDLEIDING bij dit werkblad. Werkblad, versie mei 2015

Achtergronden en aanpak jeugdige zedendelinquenten

Seksualiteit en ASS. Presentatie symposium pleegzorg 19 juni presentatie symposium pleegzorg

Seksuele gezondheid bij adolescenten

Dat vinden wij niet raar dat vinden wij bijzonder

GO Jeugd 2008 Seksualiteit

Doelen relationele vorming

Menukaart Gezonde School Basis- en Voortgezet Onderwijs: Mediawijsheid

Richtlijn JGZ-richtlijn Seksuele ontwikkeling

Heeft u kennis genomen van het artikel 'GGD moet stoppen met seksvragen aan 13-jarigen' in het algemeen Dagblad van 18 februari 2014?

Seksuele gezondheid Uitdagingen voor migranten organisaties

SEKSUEEL GEDRAG. Jongerenmonitor % geslachtsgemeenschap. Klas 2. Klas 4. 55% altijd een condoom gebruikt

Kriebels in je buik Lespakket over weerbaarheid, relaties en seksualiteit

Iva Bicanic Landelijk Psychotraumacentrum UMC Utrecht

Veiligheid van kinderen preventie seksueel misbruik

Flyer relaties en seksualiteit

Improving Mental Health by Sharing Knowledge. Effectieve interventies en aanpakken voor opvoeders van adolescenten

Doelenlijst Relationele Vorming in de Basisschool in combinatie met de IK-zinnen

VEILIG SEKSUEEL OPGROEIEN

De jeugdgezondheidszorg als bondgenoot bij preventie en begeleiding van jongeren en seks

De normale seksuele ontwikkeling en zijn grenzen. Dr. Hanneke de Graaf

Keuzekaart Loverboyspreventie Zwolle 2015

TULE inhouden & activiteiten Oriëntatie op jezelf en de wereld - mens en samenleving. Kerndoel 38. Toelichting en verantwoording

WEEK VAN DE LIEFDE Mini Symposium Migrantenjongeren en seksualiteit

Relaties en seksualiteit

Jongerencoaching Raster

Titel interventie. Werkblad beschrijving interventie. Gebruik de HANDLEIDING bij dit werkblad. Werkblad, versie mei 2015

Les 1. Wensen & Grenzen. Praten over seks... Hoe en hoezo?

Alcohol(voorlichting): een ander verhaal!

SO ZML Leerlijn Seksuele Vorming

Obs de Bouwsteen. Notitie actief burgerschap en sociale integratie OBS DE BOUWSTEEN. actief burgerschap en sociale integratie

Relationele en seksuele vorming voor de bovenbouw van de basisschool

FEITEN EN CIJFERS OVER DE SEKSUELE GEZONDHEID VAN JONGEREN IN DE REGIO S LIMBURG-NOORD EN ZUID-LIMBURG

Seksueel grensoverschrijdend gedrag

pagina Colofon 3 Voorwoord 5 Overzicht bijeenkomsten 7 Aandachtspunten bij de bijeenkomsten en checklist 9

SEKSUEEL GRENSOVERSCHRIJDEND GEDRAG in en om de school. Oka Storms Ben Serkei

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

Feiten en cijfers Fryslân

Interventies seksualiteit en weerbaarheid (online/offline) voor kwetsbare kinderen en jongeren Sanna Maris & Marianne Jonker

Tabel 1a. Ervaring met verschillende vormen van seksueel gedrag naar leeftijd leeftijd eerste 12 tot 15 (%) 18 tot 21 (%) 15 tot 18 (%)

Nationaal Actieplan. Soa, hiv en seksuele gezondheid. Doelstellingen

& Sociale Integratie. Beleidsstuk ACTIEF BURGERSCHAP. Actief burgerschap & Sociale integratie. Het Palet MeerderWeert 1

KIJK! SEKSUALITEIT. mijn leven. Leerjaar 1. Leskatern 3. Geschikt voor. praktijkonderwijs Basis - Kader

THEMA SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Bovenbouw vmbo Bovenbouw havo-vwo

4.3. Aanbod voor (ouders van) basisschoolkinderen

BIJLAGE 3 DE LEERPLANNEN EN RELATIONELE EN

Transcriptie:

Interventie Leskatern Relaties & Seksualiteit Samenvatting Doel Het leskatern beoogt bij te dragen aan een gezonde relationele en seksuele ontwikkeling van kinderen van 4 tot 12 jaar en hen voor te bereiden op latere seksuele contacten en het maken van gezonde keuzen. De meest karakteristieke subdoelen zijn: kennis vergroten over de seksuele ontwikkeling en seksueel (on-) gezond gedrag, bevordering positief zelf- en lichaamsbeeld; bewustwording van eigen gevoelens, grenzen en wensen; acceptatie van seksuele diversiteit; bevorderen positieve attitude ten aanzien van seksueel gezond gedrag en vergroten van weerbaarheid en communicatieve vaardigheden. Doelgroep De doelgroep bestaat uit kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar op de basisschool. Aanpak Het leskatern is opgebouwd uit een algemeen katern waarin het belang van relationele en seksuele vorming wordt beschreven met aandachtspunten voor de onderwijspraktijk. Daarnaast zijn er drie katernen voor de onderbouw, middenbouw en bovenbouw van het basisonderwijs waarin relevante en leeftijdsadequate thema's, doelen en opdrachten zijn opgenomen over relaties en seksualiteit. Het betreft een semigestructureerd leskatern met een thematische opbouw. De gekozen thema's lopen parallel met drie domeinen van de seksuele ontwikkeling: lichamelijke en emotionele ontwikkeling, sociale ontwikkeling en seksualiteit en gezondheid. Relevante thema's die in verschillende leerjaren in het basisonderwijs aan bod komen zijn: het zelfbeeld, lichaamsbeeld, lichamelijke veranderingen in de puberteit, voortplanting, verliefdheid en relaties, sekserollen en seksuele voorkeur, waarden en normen, seksuele risico's (soa, zwangerschap en seksuele dwang) en weerbaarheid. De nadruk in de lessen ligt op kennisoverdracht, bewustwording en attitudevorming en het vergroten van vaardigheden. De werkvormen en opdrachten variëren van kennisopdrachten, discussie, reflectie, ervaringsoefeningen, groepsgesprekken en lichaamsgerichte opdrachten. Materiaal Het algemene katern en de drie afzonderlijke katernen vormen het lesprogramma. Deze is als handleiding bruikbaar voor leerkrachten in het basisonderwijs. In de katernen zijn werkbladen voor de kinderen opgenomen en achtergrondinformatie voor leerkrachten met tips voor ondersteunend materiaal. Daarnaast is er een ondersteuningsprogramma voor de GGD-en die participeren in de Week van de Lentekriebels. Hierin wordt onder andere aandacht besteed aan de seksuele ontwikkeling van kinderen en de opbouw van het leskatern. Onderzoek effectiviteit In 2010 is een effectstudie en een procesevaluatie uitgevoerd van een deel van het leskatern in het basisonderwijs (zes lessen in groep 7 en zes lessen in groep 8). Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van een quasi-experimenteel pretest-posttest design met een voormeting, tussenmeting en nameting met een experimentele (N=355) en een controle conditie (N=329).

Leerlingen die het leskatern hebben gebruikt hebben ten opzichte van de controlegroep: significant meer kennis over puberteit, relaties en seksualiteit (o.a. voortplanting, homoseksualiteit, soa, anticonceptie) significant meer kennis over seksueel misbruik en seksuele intimidatie een significant positievere attitude ten aanzien van homoseksualiteit (alleen autochtone respondenten) een significant positievere attitude ten aanzien van verkering (alleen allochtone respondenten) een significant assertievere houding (alleen autochtone respondenten met weinig of geen ervaring op het gebied van (tong-)zoenen en verkering) Ook bleek dat het leskatern voor de bovenbouw door docenten goed gewaardeerd wordt en dat leerlingen de lessen interessant vinden en als nuttig ervaren. Ontwikkeld door NIGZ ism SLO (ontwikkelaar), Thieme Meulenhoff (uitgever leskatern) Rutgers WPF (licentiehouder) Postbus 9022 3506 GA Utrecht Contactpersoon: Ineke van der Vlugt Email: I.vandervlugt@rutgerspwf.nl Telefoon: 030-232 98 27 Erkenning Erkend door Deelcommissie jeugdgezondheidszorg, preventie en gezondheidsbevordering d.d 14-04-2011 Oordeel: Goed onderbouwd Toelichting: De commissie is positief over het idee om seksuele en relationele vorming binnen het basisonderwijs aan te bieden. De referentie naar dit document is: I. van der Vlugt (april 2011). Databank effectieve jeugdinterventies: beschrijving 'Leskatern Relaties & Seksualiteit'.Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. Gedownload van www.nji.nl/jeugdinterventies 1. Toelichting naam van de interventie Er is gekozen voor de naam Relaties & Seksualiteit omdat ook voor jonge kinderen relatievorming en seksualiteit relevante thema's zijn. Aangezien het leskatern betrekking heeft op jonge kinderen is er bewust voor gekozen eerst de term Relaties en dan pas de term Seksualiteit te hanteren. Immers in deze periode doen zich de eerste relaties voor (vriendschappen, verliefdheid, ver-kering, en dergelijke) zonder dat direct sprake is van seksuele contacten. Relaties & Seksualiteit beslaat een breed ontwikkelingsdomein dat zich gedurende de basisschool verder vormt. Seksualiteit heeft niet alleen betrekking op seksuele handelingen of seksuele geslachtgemeenschap maar gaat ook over intimiteit, liefde, relaties, emoties, normen en waarden, denkbeelden en opvattingen. 2. Risico en/of probleem waar de interventie zich op richt Alhoewel de seksuele gezondheid van Nederlandse jongeren in vergelijking met het buitenland relatief goed is, zijn er toch problemen op het gebied van seksueel overdraagbare aandoeningen, ongewenste zwangerschap en seksuele dwang of grensoverschrijding. Uit onderzoek onder jongeren van 12-24 jaar blijkt dat 18 % van de meisjes en 4 % van de jongens ooit gedwongen is tot seksuele handelingen (De Graaf et al., 2005). Uit meer recent onderzoek onder seksueel actieve jongeren blijkt dat 84% van de meisjes en 66% van de jongens sinds hun 14e wel eens te maken heeft gehad met seksueel grensoverschrijdend gedrag in brede zin (Kuyper et al., 2010). Met name de 'jonge starters', die voor het eerst seksueel contact hebben op 12-14 jarige leeftijd, lopen extra gezondheidsrisico's. Zij beschermen zich relatief slecht tegen een zwangerschap of soa of zijn minder

weerbaar. Wanneer de eerste geslachtsgemeenschap op 13-jarige leeftijd of eerder plaats vindt, gebruikt 31% van de jongens en 15% van de meisjes geen anticonceptie; 8% van de jongens en 32% van de meisjes geeft aan dat zij werden overgehaald om geslachtsgemeenschap te hebben (De Graaf et al., 2005). Uit hetzelfde onderzoek komt naar voren dat jongeren op jongere leeftijd beginnen met seks en hiermee experimenteren. 52% van de 12-14 jarigen heeft ervaring met tongzoenen, 30% met masturbatie, 7 % heeft ervaring met geslachtsgemeenschap (De Graaf et al., 2005). Tevens blijkt de homoacceptatie onder jongeren gering. Vooral 12-14 jarige jongens staan negatief ten opzichte van homoseksualiteit (De Graaf et al., 2005). Er is slechts zeer beperkt onderzoek verricht naar de gevolgen van wel of niet aanbieden van lessen over relaties en seksualiteit in de bovenbouw van het basisonderwijs. Er is geen onderzoek beschikbaar naar de gevolgen van wel niet ingrijpen op de basisschool voor kinderen op latere leeftijd. Maar gezien de cijfers voor de leeftijdsgroep 12-14 is het aannemelijk dat seksuele en relationele vorming al op jonge leeftijd moet worden ingezet. Wachten tot de middelbare school is simpelweg te laat. Ook zijn er aanwijzingen dat kinderen in de basisschoolleeftijd al te maken kunnen krijgen met seksuele grensoverschrijding. Uit een recente effectstudie naar het leskatern Relaties & Seksualiteit komt naar voren dat 30% van de respondenten die al wel eens gezoend had, liever had willen wachten en er eigenlijk nog niet klaar voor was; 22% gaf aan dat ze eigenlijk minder ver hadden willen gaan (Bagchus et al., 2010). Het bewust worden en leren aangeven van de eigen grenzen en wensen, is dan ook een thema dat al in de basisschoolleeftijd relevant is. 3. Doel van de interventie Doel van de interventie: De interventie draagt bij aan een gezonde seksuele ontwikkeling van kinderen van 4 tot 12 jaar. Einddoelen zijn vooral gericht op: Kennis vergroten over eigen lichaam, seksualiteit en seksueel (on-) gezond gedrag Meer bewustwording van normen en waarden, wensen en grenzen op terrein van relaties en seksualiteit Meer acceptatie seksuele diversiteit en inzicht in sekserolgedrag Vergroten van communicatieve vaardigheden en weerbaarheid De doelstelling kan onderverdeeld worden in de volgende subdoelen op het gebied van kennis, attituden en vaardigheden: Lichaam, seksualiteit, voortplanting Kennis vergroten over (veranderingen van) het eigen lichaam, functies van verschillende geslachtsdelen, vormen van seksueel plezier (masturbatie), voorplanting, zwangerschap en geboorte. Kennis over seksuele risico's (soa, seksueel misbruik en ongewenste zwangerschap) en weten welke beschermingsmogelijkheden er zijn. Ontwikkeling van een positief zelfbeeld en lichaamsbeeld. Normen/waarden Bewustwording van eigen wensen en grenzen, oog voor grenzen en wensen van de ander. Onderscheid kunnen maken tussen prettige en minder prettige ervaringen, respectvolle en minder respectvolle relaties, gezond en ongezond seksueel gedrag. Bewustwording eigen normen en waarden in seksualiteit en relaties en respect voor waarden en normen van anderen. Normbesef ontwikkelen over respectvol, gelijkwaardig en seksueel gezond gedrag Gender en seksuele diversiteit Respect voor verschillen tussen jongens en meisjes en acceptatie gelijkwaardigheid tussen de seksen. Bewustwording van verschillende sekserollen en rolopvattingen (doorbreken van seksestereotypen). Weten dat de media vaak een onrealistisch of negatief beeld geven van sekserollen, seksualiteit en relaties. Acceptatie seksuele diversiteit (waaronder homoseksualiteit) en tegengaan van homonegativiteit. Communicatie en weerbaarheid Wensen en grenzen kunnen uiten, herkennen en respecteren. Hulp kunnen vragen bij seksuele problemen

Kunnen praten over relaties en seksualiteit. Zich assertief en weerbaar kunnen opstellen 4. Doelgroep van de interventie Voor wie is de interventie bedoeld De interventie is gericht op alle kinderen (jongens en meisjes) in de leeftijd van vier tot 12 jaar - met diverse culturele en religieuze achtergronden - op de basisschool (openbaar en bijzonder onderwijs). De interventie sluit aan bij de verschillende seksuele ontwikkelingsfasen van kinderen in de basisschoolleeftijd. Intermediaire doelgroep: De basisschool is de meest aangewezen setting om een grote groep kinderen al vanaf jonge leeftijd in verschillende leeftijdfasen te vormen bij hun seksuele ontwikkeling. Leerkrachten die de lessen verzorgen over Relaties & Seksualiteit in het basisonderwijs vormen de belangrijkste intermediaire doelgroep. Een andere intermediaire (meer indirecte) groep zijn de ouders. Scholen die gebruik maken van het leskatern worden sterk geadviseerd ook ouders bij de relationele en seksuele vorming te betrekken. Veel scholen organiseren hiertoe ook ouderavonden en geven ouders tips bij de seksuele opvoeding thuis. Om ouders hierin te ondersteunen is een draaiboek voor een ouderavond ontwikkeld en ondersteunend materiaal voor ouders ("Praten met je kind over seksualiteit", pubergidsen voor ouders en folders over de seksuele ontwikkeling van kinderen). Op deze manier kan het draagvlak vergroot worden en eventuele weerstanden weggenomen. Indicatie- en contra-indicatiecriteria Indicaties In principe kunnen alle kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar deelnemen aan lessen over Relaties & Seksualiteit in het basisonderwijs. Er vindt vooraf geen selectie plaats onder leerlingen voor deelname aan de lessen. Wel kunnen docenten op basis van bepaalde interesses, observaties of vragen van leerlingen zelf een keuze maken uit het aantal onderwerpen en werkvormen per leerjaar. Het pakket is ook geschikt voor kinderen met een geloofsovertuiging of kinderen die ervaringen hebben met seksueel misbruik. In principe kunnen (bijvoorbeeld gelovige) ouders deelname van kinderen aan lessen over Relaties & Seksualiteit weigeren als deze niet stroken met hun eigen visie. In de praktijk komt dit, voor zover ons bekend, slechts sporadisch voor. Uit gegevens rondom de identiteit van 162 basisscholen die gebruik maken van het leskatern (RNG, 2009) blijkt dat 65,5 % een christelijke identiteit heeft en 34% een openbare identiteit. Het is dus niet zo dat er bij christelijke scholen minder bereidheid zou zijn om dit thema te bespreken. In het pakket wordt rekening gehouden met kinderen die zelf negatieve seksuele ervaringen hebben. Hiertoe worden in het leskatern verschillende suggesties gegeven. Allereerst wordt stilgestaan bij de verschillende uitingsvormen van seksueel misbruik en het belang van seksuele weerbaarheid. Daarnaast krijgen leerkrachten informatie over hoe te handelen in geval er vermoedens of signalen zijn van seksueel misbruik (pag. 13). In de lessen wordt het thema seksueel misbruik op uiteenlopende wijze behandeld waarbij ook aandacht is voor negatieve ervaringen van kinderen zelf en de houding en rol van de leerkracht. Wel bleek uit de procesevaluatie dat leerkrachten behoefte hebben aan meer achtergrondinformatie over seksueel misbruik. Contra-indicatiesKinderen met ernstige leer- of gedragsproblematiek en/of lichamelijke of verstandelijke beperking kunnen niet aan het lesprogramma deelnemen. Het pakket wordt in de praktijk wel gebruikt door deze doelgroepen maar dan in een andere volgorde, met vereenvoudigde lessen en aangepast taalgebruik. Toepassing bij migranten In principe is het leskatern Relaties & Seksualiteit geschikt voor alle leerlingen ongeacht culturele of religieuze achtergrond. Hoewel de relationele en seksuele ontwikkeling voor kinderen onderling sterk verschilt en afhankelijk is van individuele factoren zoals de lichamelijke rijping, sociaal emotionele cognitieve ontwikkeling, culturele achtergronden en dergelijke, wordt aan alle kinderen eenzelfde hoeveelheid basisinformatie over relaties en seksualiteit aangeboden. In de verwerking van de stof zijn er voldoende mogelijkheden om verder te differentiëren en rekening te houden met diverse achtergronden en ontwikkelingsstadia. Zo kan het thema jongens- en meisjesbesnijdenis in de ene groep relevanter zijn dan in de andere groep.

Voor klassen met kinderen met een niet westerse achtergrond of sterk religieuze achtergrond, is aanvullend materiaal beschikbaar (aanvullend katern Relaties & Seksualiteit in multiculturele klassen). Een aantal thema's zoals homoseksualiteit, besnijdenis, hygiëne en dergelijke, zijn hierin verder uitgediept. 5. Aanpak Opzet van de interventie Het leskatern Relaties & Seksualiteit is een lesprogramma waarbij per bouw of leerjaar van het basisonderwijs een aantal thema's rondom de relationele en seksuele ontwikkeling centraal staan. De doelen en inhoud zijn gebaseerd op het Raamwerk Seksuele Vorming van de Rutgers Nisso Groep (Marneth, 1994). Dit raamwerk is weer gebaseerd op de National Guidelines for comprehensive Sexuality Education van SIECUS in de VS. De Guidelines zijn ontwikkeld door een nationale Task Force met experts op terrein van gezondheid, educatie en ontwikkelingspsychologie van jeugdigen. De gekozen thema's per ontwikkelingsfase sluiten aan bij de Europese richtlijn voor seksuele vorming WHO (WHO & BZgA, 2010). In het katern wordt uitgegaan van drie ontwikkelingsdomeinen: de lichamelijke en emotionele ontwikkeling, de sociale en cognitieve ontwikkeling en seksualiteit en gezondheid. Het leskatern bestaat uit vier katernen: één algemeen katern en drie afzonderlijke katernen (één voor de onderbouw, één voor de middenbouw en één voor de bovenbouw van het basisonderwijs). In het algemene katern wordt de relevantie van het onderwerp beschreven, de doelen en de inhoud, randvoorwaarden en aandachtspunten en informatie gegeven over de seksuele ontwikkelingsfasen van kinderen. In de drie afzonderlijke katernen voor de onderbouw, middenbouw en bovenbouw worden de verschillende thema's leeftijdsadequaat uitgewerkt, met een beschrijving van doelen, werkvormen en werkbladen. In totaal beslaat het leskatern 14 thematische lessen voor de onderbouw, 12 thematische lessen voor de middenbouw en 20 thematische lessen voor de bovenbouw. De meest essentiële lessen c.q. lessen die sterk de voorkeur verdienen, zijn aangemerkt met een *. Hierdoor worden de meest relevantie thema's binnen alle drie de ontwikkelingsdomeinen minimaal gedekt. De lesduur varieert van een half tot anderhalf uur. In totaal worden er per leerjaar minimaal 3 lessen aangeboden waarbij de intensiteit van de les per klas kan verschillen. In de onderbouw worden minder lessen aangeboden dan in de bovenbouw. In de bovenbouw wordt vooral les gegeven over de lichamelijke aspecten (veranderingen in de puberteit), de sociale ontwikkeling (sekserollen, seksuele diversiteit, relatievorming) en de seksuele gezondheid (hygiëne, voorbehoedmiddelen, wensen en grenzen, seksueel misbruik).vanaf de onderbouw wordt een basis gelegd voor een gezonde en veilige seksuele ontwikkeling. De onderwerpen worden in de daaropvolgende leerjaren verder uitgediept of aangevuld met relevante thema's. Hierdoor kunnen de kennis en vaardigheden beter beklijven (WHO&BZgA, 2010). De uitvoering van de lessen vindt veelal plaats tijdens de Week van de lentekriebels (voorjaar) of verspreid over het hele leerjaar. Inhoud van de interventie Vanaf de onderbouw tot en met de bovenbouw geven leerkrachten in verschillende leerjaren les over Relaties & Seksualiteit. In de lessen komen relevante thema's aan bod voor een gezonde seksuele ontwikkeling van kinderen. De thema's worden leeftijdsadequaat aangeboden. Relevante thema's per ontwikkelingsfase Vanaf de onderbouw worden een aantal vaste thema's aangereikt waar in daarop volgende leerjaren wordt voortgebouwd. In groep één tot en met drie wordt vooral de zintuiglijke en lichamelijke ervaring geprikkeld; kinderen leren al op jonge leeftijd een onderscheid te maken tussen prettige en niet prettige contacten of ervaringen, en leren een breed repertoire aan emoties te herkennen, te interpreteren en te uiten. Ook het eigen lichaamsbeeld en zelfbeeld wordt verkend. In de middenbouw staat de individuele en sociale ontwikkeling meer centraal. De sekse-identiteit wordt gevormd waarbij stil gestaan wordt bij rolgedrag en rolopvattingen, relaties en seksuele diversiteit en eerste tekenen van verliefdheid. In de bovenbouw ligt het accent meer op veranderingen in de puberteit, invloed van nieuwe media, de voorbereiding op de eerste relationele en seksuele contacten en bescherming van seksuele risico's. Relevante werkvormen en leerstijlen in verschillende ontwikkelingsfasen In de onderbouw staat de zintuiglijke ontwikkeling centraal. Kinderen gaan meer experimenteren, ontwikkelen een zelfbeeld en zoeken naar kaders waarin bepaald seksueel gedrag wel of niet toelaatbaar is. In de

onderbouw mogen kinderen bijvoorbeeld in les 1 rondom het thema "zelfbeeld", aan de hand van een spiegel naar zichzelf kijken en vertellen welke kenmerken ze zien. Daarna vertellen kinderen welke verschillen en overeenkomsten ze zien met andere kinderen. In les 4 "een lekker gevoel", gaat het vooral om het ontdekken van positieve en negatieve gevoelens bij het aanraken van voorwerpen of delen van het lichaam en krijgen kinderen een kader aangereikt over (on-) toelaatbaar gedrag. In de middenbouw komt de sociale ontwikkeling in een stroomversnelling. Kinderen gaan zich meer identificeren met de eigen sekse en groepsnormen gaan een grotere rol spelen. In les 11 worden kinderen zich meer bewust van sekserollen door aan de hand van een verhaal over jongens en meisjes te bepalen welk gedrag bij een jongen of meisje hoort. In les 12 gaan kinderen in gesprek over verschillen en overeenkomsten in spelgedrag tussen jongens en meisjes en waarom meisjes of jongens wel of niet met de andere groep kunnen meedoen. In de bovenbouw gaan kinderen relaties aan, krijgen verkering en worden voorbereid op hun eerste seksuele contacten. Het accent ligt meer op meningsvorming en reflectie op eigen gedrag en attitudes. Bijvoorbeeld in les 14 komt het thema relaties aan bod. Kinderen discussiëren met elkaar aan de hand van stellingen over seksuele diversiteit. Een van de stellingen is bijvoorbeeld "homoseksualiteit kun je afleren". In les 20 over seksueel misbruik lezen kinderen een brief van een meisje voor, die tegen haar wil is betast door een jongen. De kinderen bespreken vervolgens in de kring wanneer er sprake was van seksueel misbruik, wat voorbeelden zijn van seksueel misbruik, kenmerken van slachtoffers of plegers en denken na over strategieën om het seksueel misbruik te voorkomen of te stoppen en waar je hulp kunt vragen. Bij de lessen worden tips gegeven voor achtergrondinformatie en gebruik van ondersteunende materialen. Activiteiten voor ouders Veel basisscholen informeren ouders over het onderwerp op school of organiseren activiteiten voor ouders. Voor ouders zijn specifieke ondersteunende materialen ontwikkeld zoals een draaiboek voor een ouderavond over relaties en seksualiteit en brochures. Van de 350 basisscholen die in 2009 hebben geparticipeerd in de Week van de lentekriebels (jaarlijks project om basisscholen aan te moedigen les te geven over Relaties & Seksualiteit) hebben er 161 een evaluatieve vragenlijst ingevuld. Hieruit bleek dat 30% van deze basisscholen ook een ouderavond over het onderwerp had georganiseerd. Tijdens de ouderavond wordt informatie gegeven over de seksuele ontwikkeling van kinderen, belang van relationele en seksuele vorming in het basisonderwijs en de rol van ouders in de seksuele opvoeding. 6. Materialen en links 1 Leskatern Relaties & Seksualiteit met vier katernen voor het primair onderwijs (2004), NIGZ en SLO, uitgever ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen 2 Aanvullend katern Relaties & Seksualiteit in multiculturele klassen (2008), NIGZ/RNG, Woerden 3 Website www.weekvandelentekriebels.nl 4 Website www.seksuelevorming.nl 5 Draaiboek voor een ouderavond over relaties en seksualiteit (2006), NIGZ, Woerden 6 Het puberboek (2004), Sanderijn van der Doef, Ploegsma, 7 Praten met je kind over relaties & seksualiteit (2006), NIGZ, Woerden (brochure voor ouders) 7. Verantwoording van de doelen, de doelgroep en de aanpak Het leskatern Relaties & Seksualiteit is gebaseerd op de levensloopbenadering van de seksuele ontwikkeling. In dit perspectief is de seksuele ontwikkeling een levenslang proces van geboorte tot dood, waarbij een veelheid aan contextuele factoren (biologisch, psychologisch en sociaal) een rol spelen (De Graaf et al. 2009b). Levensloopmodellen laten zien dat de basis voor de latere seksuele ontwikkeling al in de kindertijd gelegd wordt. Een belangrijk model voor het leskatern is het biopsychosociale model van Bancroft (1989). Hij verdeelt de seksuele ontwikkeling van kinderen in drie deelgebieden: de genderidentiteit, de seksuele responsiviteit en het vermogen om intieme relaties aan te gaan. Hierin worden tevens de lichamelijke, psychische en sociale elementen onderscheiden die ook terug komen in het leskatern Relaties & Seksualiteit. De lichamelijke ontwikkeling heeft dan betrekking op de seksuele respons, lichamelijke geslachtskenmerken, zelfbeeld en lichamelijke veranderingen. De psychische ontwikkeling heeft betrekking op de genderidentiteit, sekserolopvattingen en -rolverwachtingen en seksuele voorkeur. De sociale ontwikkeling heeft vooral betrekking op de relatievorming, vriendschappen, invloed van de media, verliefdheid, e.d. Volgens dit model ontwikkelen deze deelgebieden zich tijdens de kindertijd relatief onafhankelijk van elkaar, maar raken deze tijdens de adolescentie steeds meer geïntegreerd tot de uiteindelijke volwassen identiteit. Kinderen zijn voor een deel ook zelf actor in dit ontwikkelingsproces. Zij geven zelf betekenis aan seksualiteit en maken hierin

eigen keuzen. Het leskatern sluit aan bij de in de WHO richtlijn (WHO & BzgA, 2010). Hierin worden per ontwikkelingsfase relevante thema's benoemd voor de seksuele vorming van jonge kinderen. In feite wordt er in de lessen geanticipeerd op de volgende fase en wordt het thema relaties & seksualiteit op een leeftijdsadequate manier bespreekbaar en toegankelijk gemaakt. Hierdoor raken kinderen vanaf jonge leeftijd meer vertrouwd met het onderwerp en wordt de basis gelegd voor latere seksuele contacten. Een ander belangrijk model voor het leskatern is dat van de seksuele interactiecompetentie (Vanwesenbeeck et al 1999). Dit model richt zich specifiek op verklaringen voor seksueel (on)gezond gedrag binnen een relationele context van betekenisgeving. Kernbegrip hierbij is seksuele interactiecompetentie: een complex geheel aan sociaal/communicatieve vaardigheden, gevoeligheden en strategieën die nodig zijn om het seksuele contact prettig, veilig en gelijkwaardig te laten verlopen. In dit model wordt de context van seksuele interacties en de mate van seksuele interactiecompetentie bepaald door kennis, cognities, normen en waarden, betekenisgeving, vaardigheden en motieven op ter-rein van seksualiteit, gender en relaties. Deze worden gevormd in de kindertijd en adolescentie en worden mede beïnvloed door het gezinsklimaat, de seksuele opvoeding en sociale integratie. Uit de literatuur zijn verschillende determinanten van seksueel (on)gezond gedrag bekend, vooral in relatie tot de drie belangrijkste risico-aspecten van seksualiteit: ongewenste zwangerschap, seksueel overdraagbare aandoeningen en seksueel grensoverschrijdend gedrag (Vanwesenbeeck et al. 1999). In een recent literatuuronderzoek (De Graaf et al. 2010) worden de volgende groepen determinanten genoemd, in volgorde van meest proximaal (factoren dichtbij het te beïnvloeden gedrag) naar meest distaal (hoe verder deze in het verleden heeft plaatsgevonden en/of hoe meer factoren het verband met deze distale factor bepalen); 1 seksuele interactiecompetentie (o.a. assertiviteit, uiting kunnen geven aan wensen en grenzen, contact kunnen weigeren, anticiperen op eerste keer seks) 2 situationele en relationele context (leeftijd, ervaring en attitude partner, alcoholgebruik) 3 cognities en emoties (kennis, attitudes t.a.v. anticonceptie en grensoverschrijding, zelfeffectiviteit, seksueel zelfbeeld, risicoperceptie, sekseopvattingen, toekomstperspectief) 4 risicogroepen (jongens als daders en meisjes als slachtoffer van seksuele grensoverschrijding, jongeren die vroeg met seks starten, jongeren met een niet-westerse of religieuze achtergrond, laagopgeleide jongeren, jongeren die probleemgedrag vertonen zoals delinquent gedrag en overmatig middelengebruik, slachtoffers van seksueel misbruik) 5 omgevingsfactoren (gezin, leeftijdsgenoten, media). Een aantal van deze determinanten zijn (vrijwel) onveranderbaar, zoals geslacht, etniciteit, gezinsstructuur en ervaringen in het verleden (De Graaf et al. 2010). Het leskatern Relaties & Seksualiteit richt zich vooral op de proximale factoren zoals seksuele interactiecompetenties, cognities en emoties (waaronder kennis, attitudes). Situationele factoren zoals de kenmerken van de partner, alcohol- en middelengebruik alsook delinquent gedrag en omgevingsfactoren, worden niet in het leskatern meegenomen. Het leskatern Relaties & Seksualiteit richt zich op de volgende te beïnvloeden factoren: Seksuele interactiecompetentie. Een belangrijk aspect van seksuele interactiecompetentie is assertiviteit, het kunnen aangeven van de eigen seksuele grenzen, het kunnen weigeren van seks als je niet wilt en het respecteren van grenzen. Dit speelt een rol bij het voorkomen van seksuele victimisatie (bv. de Bruijn et al. 2006; Testa et al. 2007). Weten wat je wel en niet wilt is hierin een belangrijke voorwaarde. Dit vermogen lijkt parallel te lopen met het kennen en kunnen aangeven van de eigen grenzen in andere contexten (De Graaf, et al. 2010). In het leskatern wordt al vanaf jonge leeftijd aandacht besteed aan het belang van assertiviteit, bewustwording van en leren uiten van eigen wensen en grenzen, het leren onderscheiden van prettige en minder prettige contacten en het respecteren en juist interpreteren van grenzen.kennis. Kennis is een voorwaarde voor seksueel gezond gedrag. Gebrekkige kennis kan er op latere leeftijd toe leiden dat kinderen onvoldoende zijn voorbereid op seksuele contacten. Onderzoek onder meisjes liet zien dat meisjes die van te voren niet wisten wat ze moesten verwachten bij de eerste keer seks, de eerste seksuele ervaring niet plezierig vonden (Thompson, 1990). Om een zwangerschap te voorkomen is bijvoorbeeld kennis over voortplanting en anticonceptie en bewustzijn van de eigen kennis noodzakelijk (Van Berlo et al., 2005; Ryan et al. 2007). Het leskatern biedt kinderen vanaf de middenbouw leeftijdsadequate en betrouwbare kennis over de geslachtskenmerken, de menstruatie, de eerste zaadlozing, vruchtbaarheid, de voortplanting en zwangerschap. In de bovenbouw wordt dit uitgebreid met het thema anticonceptie- en condoomgebruik. Attituden.

Jongeren met een positieve houding ten aanzien van anticonceptie en die minder voor- en meer nadelen zien van een jonge zwangerschap, gebruiken vaker anticonceptie (Kirby & Lepore 2007; Ryan et al. 2007). Om jongeren te bewegen anticonceptie te gaan gebruiken is het belangrijk om de voordelen van anticonceptie te benadrukken (Grimley et al. 1995). In de lessen voor de bovenbouw worden de negatieve gevolgen van niet gebruik en voordelen van anticonceptiegebruik besproken. Jongens die een positieve attitude hebben ten aanzien van provocatief gedrag (zoals seksueel getinte opmerkingen maken) vertonen meer grensoverschrijdend gedrag (De Bruijn et al, 2006). Jongens die verkrachtingsmythen accepteren (als een meisje zich sexy kleedt, vraagt ze erom) hebben ook een grotere kans om grensoverschrijdend gedrag te vertonen. (Maxwell et al., 2003: Vanwesenbeeck et al,, 1999). In het leskatern worden normen en waarden rondom sekserolgedrag en rol-verwachtingen van jongens en meisjes in de dagelijkse omgang al vanaf jonge leeftijd besproken en bediscussieerd. Zelfeffectiviteit. Hierbij gaat het om de eigen inschatting van bepaalde vaardigheden. Echte vaardigheden zijn bij jonge kinderen nog niet te meten. Bij preventie van ongewenste zwangerschap en seksuele dwang blijkt de inschatting om te kunnen praten over anticonceptie en de inschatting seks te kunnen weigeren van belang (Ryan et al., 2007). In het leskatern verkennen kinderen verschillende type vaardigheden en leren deze rondom uiteenlopende situaties in te schatten. Genderopvattingen. Strikte gender rolopvattingen belemmeren jongens en meisjes in het maken van vrije keuzes en het ontwikkelen van seksuele interactiecompetentie (Tolman et al. 2003). Vooral meisjes worden door gender rolopvattingen belemmerd in het weigeren van ongewenste seks en het aangeven van hun eigen wensen (Sionéan et al. 2002; Vanwesenbeeck 1997). De midden- en bovenbouw leskaternen bevatten werkvormen waarin kinderen kennis maken met verschillende sekserol gedragingen, -opvattingen en -verwachtingen. Zij leren hierin eigen opvattingen te ontwikkelen. Media. Uit onderzoek blijkt dat er verbanden zijn tussen seksueel getinte me-diabeelden (vooral porno en seksueel getinte videoclips) en seksueel gedrag of opvattingen rondom seksualiteit; deze verbanden hangen vooral samen met de mate waarin deze beelden realistisch of relevant worden gevonden (De Graaf et al. 2008; De Graaf et al. 2009a). Daarom wordt er in diverse onderzoeken gepleit voor het belang van mediaopvoeding (De Graaf et al. 2008; De Graaf et al. 2009a; Nikken 2007). Het bovenbouwkatern bevat werkvormen om kin-deren ervan bewust te maken dat de media vaak een onrealistisch of negatief beeld geven van man- en vrouw verhoudingen, seksualiteit en relaties. Risicogroepen. Jongens en meisjes lopen verschillende risico's. Slachtoffers van seksueel misbruik zijn overwegend meisjes, de daders vooral jongens. De seksuele interactiecompetenties zijn bij vroege starters, laag opgeleide en allochtone jongeren het minst ontwikkeld waardoor zij meer seksuele risico's lopen (De Graaf et al., 2005). Het leskatern heeft geen directe invloed op deze risicogroepen maar door lessen al in een vroeg stadium van de seksuele ontwikkeling aan te bieden en rekening te houden met sekse- en culturele factoren) kan bijgedragen worden aan een gezonde seksuele ontwikkeling van risicogroepen. Belangrijke risicofactoren Ervaringen in de jeugd, zoals sociale deprivatie, een negatief opvoedingsklimaat, seksueel misbruik of mishandeling, de mate van seksuele vorming en opvoeding maar ook de mate van sociale integratie in een samenleving zijn van invloed op de ontwikkeling van individuele competenties. Een gezinsklimaat waarin bijvoorbeeld sprake is van verwaarlozing of seksueel misbruik belemmert de ontwikkeling van een positief (seksueel) zelfbeeld en een positieve attitude ten aanzien van de eigen seksualiteit (Vanwesenbeeck et al., 1999). Het opgroeien in negatieve of chaotische gezinsomstandigheden kan bovendien een negatieve invloed hebben op het ontwikkelen van zelfsturing en controle (interne locus of control) en een helder toekomstperspectief. Gebrek aan seksuele voorlichting of gebrekkige seksuele opvoeding hangt samen met een minder goede seksuele interactiecompetentie (de Graaf et al., 2005). Beschermende factoren Hoewel er weinig onderzoek is gedaan naar de seksuele ontwikkeling van jonge kinderen en hoe jongeren voor te bereiden op hun latere seksuele leven, komt uit verschillende onderzoeken naar voren dat een warm en betrokken opvoedingsklimaat, een beschermende factor is voor seksueel gezond gedrag. Een autoritatieve opvoedingsstijl die gekenmerkt wordt door een positief, stimulerend, warm, affectief, respectvol en emotioneel opvoedingsklimaat, blijkt positieve effecten te hebben op de seksuele ontwikkeling van kinderen (Klai, 2005). Als aanvulling op het leskatern worden ouderavonden of ouder-bijeenkomsten op basisscholen georganiseerd en krijgen ouders opvoedingsondersteunend materiaal. Zij krijgen hierdoor informatie over de

seksuele ontwikkeling van kinderen en tips voor de seksuele opvoeding. Werkzame factoren Het leskatern Relaties & Seksualiteit maakt gebruik van verschillende strategieën en werkvormen om deze determinanten te beïnvloeden. Uit de literatuur is bekend dat goede seksuele vorming bestaat uit een combinatie van affectieve werkvormen (leerlingen bewust maken van hun gevoelens, waarden en normen), gedragsmatige werkvormen (leerlingen vaardigheden aanleren) en cognitieve werkvormen (leerlingen kennis aanreiken) (Hedgepeth & Helmich, 1996). De effectiviteit van de in het leskatern Relaties en Seksualiteit gebruikte aanpak is aangetoond in een recente effectstudie (Bagchus, Martens & Van der Sluis, 2010). De effectstudie werd uitgevoerd door middel van een pretest-posttest design met een voormeting, tussenmeting en nameting bij leerlingen in groep 7 en 8 van het basisonderwijs. Er waren twee experimentele condities (scholen die Relaties en Seksualiteit gebruikten en scholen die een ander leskatern gebruikten) en een controleconditie (scholen die geen gestandaardi-seerd leskatern gebruikten, d.w.z. geen of ad hoc aandacht aan seksue-le/relationele vorming). Uit deze effectstudie blijkt dat, ten opzichte van de controlegroep, leerlingen die les hebben gehad met behulp van het leskatern Relaties en Seksualiteit: significant meer kennis hebben over puberteit, relaties en seksualiteit (o.a. voortplanting, homoseksualiteit, soa, anticonceptie) significant meer kennis hebben over seksueel misbruik en seksuele intimidatie een significant positievere attitude hebben ten aanzien van homoseksualiteit (alleen autochtone respondenten) een significant positievere attitude hebben ten aanzien van verkering (alleen allochtone respondenten) significant assertiever zijn (alleen autochtone respondenten met weinig ervaring op het gebied van (tong-) zoenen en verkering) Daarnaast blijkt dat het structureel aanbieden van lessen over relaties en seksualiteit voordat kinderen seksueel actief worden, een positiever effect sorteert op kennis, attitude homoseksualiteit en assertieve vaardigheden dan ad hoc lessen of geen lessen over het onderwerp.onderzoek (Massey, 1994) laat zien dat voorlichting pas effect heeft als het aansluit bij de vraag en behoefte van kinderen zelf. Uit de reacties van leer-krachten op het gebruik van het leskatern komt veelvuldig naar voren dat de lessen goed aansluiten bij de belevingswereld, vragen en behoeften van kinderen (Baghus et al, 2010). Er zijn wel effectieve methoden ontwikkeld om pesten tegen te gaan. Uit effectstudies blijkt dat een combinatie van diverse methoden (correctie door docenten, training, samenwerking, voorlichting en betrokkenheid van ouders) het beste werkt. Het leren van grenzen, concreet gedrag, empathie voor elkaar en leren samenwerken blijken belangrijke methoden. Deze type methoden komen ook terug bij het leskatern Relaties & Seksualiteit in het kader van seksuele weerbaarheid en acceptatie van seksuele diversiteit en gelijkwaardige omgang tussen jongens en meisjes. Bij de implementatie van het leskatern wordt eveneens gekozen voor een mix aan strategieën (trainingen, voorlichting, reageren op vragen of gedrag, ouderbetrokkenheid). Werkzame factoren uit internationaal onderzoek Omdat seksuele en relationele vorming in de meeste landen alleen aan adolescenten geboden wordt en niet aan kinderen in de basisschoolleeftijd, is er nauwelijks internationaal onderzoek dat zich specifiek richt op effectieve werkvormen voor deze leeftijdsgroep. Er is dus weinig internationaal onder-zoek waarmee vergeleken kan worden. Een uitzondering is het specifieke thema preventie van seksueel misbruik. Er is internationaal relatief vaak onderzoek gedaan naar de effectiviteit van preventieprogramma's om basisschoolleerlingen weerbaar te maken tegen seksueel misbruik. De meta-analyse van Duane & Carr (2002) toont aan dat multimodale programma's, die training in gedragsvaardigheden combineren met klassikale instructie en groepsdiscussie, bewezen effectief zijn in het weerbaar maken van kinderen tegen seksueel misbruik. De inhoud en werkvormen van Relaties & Seksualiteit rondom het thema seksueel misbruik komen overeen met die van evidencebased interventies voor basisschoolleerlingen ter preventie van seksueel misbruik: het verschil tussen prettige en onprettige aanrakingen, 'euke' en 'niet leuke' geheimen, het belang van "nee" zeggen, wegrennen en een volwassene erover vertellen, en het oefenen van vaardigheden door middel van rollenspelen (Davis & Gidycz 2000; Duane & Carr 2002).Internationaal zijn er slechts drie pakketten over homoseksualiteit onderzocht op effect. Deze hebben weliswaar een effect maar onduidelijk is waar dit effect aan toe te schrijven is. Daarnaast richten deze onderzoeken zich vooral op de 12+ leerlingen in het voortgezet onderwijs. 8. Samenvatting van de onderbouwing

Het leskatern Relaties & Seksualiteit zorgt ervoor dat basisschoolleerlingen al op jonge leeftijd (4-12 jaar) vertrouwd raken met het thema seksualiteit en plezierige, gelijkwaardige en veilige relaties leren aangaan waardoor ze ook beter zijn voorbereid op latere seksuele contacten. Het leskatern houdt rekening met de seksuele ontwikkeling van kinderen conform de levensloopbenadering, beïnvloedt relevante determinanten van seksueel (on)gezond gedrag en maakt gebruik van bewezen effectieve werkvormen voor kinderen in de basisschoolleeftijd. 9. Randvoorwaarden voor uitvoering en kwaliteitsbewaking Eisen ten aanzien van opleiding Er zijn geen specifieke opleiding- of trainingseisen opgenomen voor de leerkrachten. Uit de praktijk- en procesevaluatie onder enkele docenten in de bovenbouw blijkt dat het leskatern in principe voldoende houvast biedt om de lessen over relaties en seksualiteit zelfstandig uit te voeren. Wel is het creëren van een veilig en open klimaat een belangrijke voorwaarde voor lessen over dit thema. Daarnaast verlangt uitvoering ook een open attitude van docenten waarin ze eigen weerstanden hebben overwonnen en het belang inzien van dit onderwerp voor het basisonderwijs. Veel leerkrachten maken gebruik van het ondersteuningsaanbod van de regionale GGD-en. In de scholing van de GGD-en wordt o.a. aandacht besteed aan de seksuele ontwikkelingsfasen van kinderen, de thema's in de lessen, de begeleiding van werkvormen en de ontwikkeling van een open attitude ten aanzien van seksualiteit en relaties. Leerkrachten krijgen gelegenheid om te oefenen met vaardigheden om seksualiteit met jonge kinderen op een leeftijdsadequate wijze bespreekbaar te maken. Tevens krijgen leerkrachten handvatten aangereikt hoe om te gaan met lastige situaties in de klas of vragen van leerlingen. Rutgers WPF organiseert jaarlijks masterclasses voor regionale GGD-medewerkers. Op hun beurt organiseren zij in hun eigen regio scholingsbijeenkomsten rondom het gebruik van het leskatern voor leerkrachten. 64% van de 183 basisscholen heeft in 2009 hiertoe een scholing of workshop gevolgd van de GGD. Bijna negen op de tien respondenten was van mening dat de workshop van de GGD-en de leerkrachten voldoende had toegerust om les te kunnen geven over relaties en seksualiteit. De ondersteuning werd overwegend positief gewaardeerd. Slechts een enkeling had behoefte aan meer informatie over verschillende culturen en hun gebruiken. Sommige scholen hadden al eerder een scholing gevolgd en hadden geen behoefte aan extra ondersteuning. Anderen konden naar eigen zeggen zelfstandig voldoende uit de voeten met het leskatern. Protocol / handleiding Het leskatern vormt tevens de handleiding voor de docenten. Hierin staan het programma, de doelen en werkvormen per thema en per ontwikkelingsfase beschreven. Uit procesevaluaties blijkt dat de interventie goed overdraagbaar is aan docenten. Van de leerkrachten wordt verwacht dat zij voldoende didactisch geschoold zijn om de werkvormen zelfstandig tot uitvoering te brengen. Het leskatern geeft zelf ook een aantal suggesties met betrekking tot het omgaan met lastige situaties, vragen van kinderen en diversiteit. Het leskatern geeft suggesties hoe de onderwerpen te faseren en met andere docenten in verschillende bouwen onderling op elkaar af te stemmen. Voor meer informatie en lestips bieden de websites www.seksuelevorming.nl en www.weekvandelentekriebels.nl verdere ondersteuning. Het leskatern Relaties & seksualiteit kan direct bij de onderwijsuitgever Thieme Meulenhoff besteld worden. Eisen ten aanzien van kwaliteitsbewaking Rutgers WPF biedt vanaf 2007 (voorheen NIGZ) jaarlijks ondersteuning aan leerkrachten via bijscholingen aan GGD-en die op hun beurt leerkrachten en scholen ondersteunen in het gebruik van het leskatern. Er wordt bij Rutgers WPF gewerkt aan een jaarlijks monitor- en evaluatiesysteem onder GGD-en en scholen die participeren in de Week van lentekriebels en het leskatern Relaties & Seksualiteit hebben aangeschaft. In de evaluatie komen vragen aan bod over het gebruik van het leskatern, kwaliteit, relevantie en de gebo-den ondersteuning. Het leskatern is beoordeeld volgens de SchoolSlag checklist (NIGZ, 2004-2007). Als sterke punten kwamen naar voren: planmatigheid, efficiëntie on-dersteunende organisatie, efficiëntie voor de school, onderwijsgerichtheid en kwaliteit van de begeleiding.

Kosten De kosten van de interventie: De kosten van het leskatern Relaties & Seksualiteit zijn 89,60 (2009). Als scholen meedoen aan het project Week van de Lente-kriebels bedragen de kosten 78,45 (2009). Het aanvullend katern Relaties & Seksualiteit in multiculturele klassen bedraagt 9,95 (2009). De kosten voor de scholing en ondersteuning aan de GGD-en is gra-tis. Dit geldt ook voor de deelname aan de scholing van leerkrachten die de GGD-en op regionaal niveau aanbieden. Bij het volgen van een scholing blijven de kosten voor de scholen beperkt tot de inzet van personele uren van de leerkrachten. Een bijscholing van leerkrachten door GGD-en of Rutgers WPF kost in de regel een of twee dagdelen en is in de regio gratis. De tijd die in het programma geïnvesteerd wordt door leerkrachten verschilt per basisschool. Minimaal wordt uitgegaan van vier lessen van 45 minuten per leerjaar. 10. Onderzoek naar de uitvoering van de interventies 1. Jaarlijks wordt een evaluatie uitgevoerd onder basisscholen die deelgenomen hebben aan de Week van de Lentekriebels: In 2009 hebben 350 basisscholen geparticipeerd, waarvan 162 basisscholen een evaluatieformulier hebben ingevuld. Uit deze evaluatie kwam naar voren dat 99,5 % van deze basisscholen gebruik heeft gemaakt van het leskatern Relaties & Seksualiteit. 98,4 % van deze scholen besteedde hier aandacht aan in groep 8 variërend tot 82,6% in groep 1. De resultaten zijn niet representatief voor alle basisscholen omdat iets meer dan de helft van de scholen de vragenlijst heeft ingevuld. Het is mogelijk dat dit vooral scholen zijn die positief staan tegenover het project en het leskatern. In 2008 hebben van de 254 deelnemende scholen 139 basisscholen de vragenlijst ingevuld. Uit de evaluatie blijkt dat 89% van deze 139 respondenten les heeft gegeven over relationele en seksuele vorming en gebruik heeft gemaakt van het leskatern Relaties & Seksualiteit (93,7% in groep 8, 89,8% in groep 7, 84,3% in groep 6, 82,7% in groep 5, 81,1% in groep 4, 81,9% in groep 3, 81,9% in groep 2 en 82,7% in groep 1). In 2008 deden er 254 scholen mee, waarvan: 35,3% openbaar onderwijs, 39,6% katholiek, 18% protestantschristelijk, 1,4% islamitisch en 5,8% anders (niet nader omschreven). De beoordeling die de leerkrachten het leskatern in zijn geheel geven is gemiddeld een 7,8. Ook hier kan sprake zijn van een overschatting gezien de respons. 2. Naast de effectstudie is een procesevaluatie uitgevoerd onder docenten naar de waardering, gebruik en succes- en faalfactoren van het leskatern in de bovenbouw van het BO (Bagchus et al., 2010). Aan de procesevaluatie (d.m.v. logboeken en aanvullende interviews) hebben 11 van de 16 basisscholen deelgenomen. Het leskatern bood volgens deze docenten voldoende handvatten voor de uitvoering en docenten beoordeelden het leskatern als (heel) gebruiksvriendelijk en waren positief over de lesopbouw. Daarnaast sluit het leskatern goed aan bij het kennisniveau en belevingswereld van jonge kinderen. Deze factoren blijken positief van invloed op een succesvolle implementatie van het leskatern. De docenten zien ook een positieve verandering in kennis en vaardigheden van de leerlingen. De leerlingen hebben in hun ogen na de lessen ook meer handvatten om elkaar aan te spreken op onwenselijk gedrag en het onderwerp is beter bespreekbaar. Wel zijn er ook verbeterpunten genoemd zoals concretisering van doelen, goede inleiding en afsluiting, meer achtergrondinformatie rondom seksueel misbruik en tips voor de nabespreking. Een algemeen genoemd knelpunt bleek tijdgebrek. De gemiddelde tijdsinvestering in groep 7 lag op 4 uur en in groep 8 op 3,5 uur. De docenten hebben minder tijd aan de lessen besteed dan was beoogd met de geselecteerde lessen voor de bovenbouw. Tevens is een procesevaluatie uitgevoerd onder leerlingen waarin gevraagd is naar hun beoordeling en gepercipieerde effecten van de lessen Relaties & Seksualiteit. Uit de procesevaluatie komt naar voren dat leerlingen over het algemeen positief zijn over de lessen (gemiddeld rapportcijfer 8,5 in groep 7 en 8,1 in groep 8), de timing van de lessen op het juiste moment is en het merendeel (61,8%) vindt de lessen (heel) leuk, (71,5%) (heel) interessant en (71%) vindt de lessen (heel) makkelijk. De lessen over lichamelijke ontwikkelingen in de puberteit alsook relationele en seksuele vaardigheden vinden zij het meest belangrijk. De interesse in het thema anticonceptie en veilige seks neemt toe naarmate ze ouder worden. In groep 8 geeft 89% van de leerlingen na afloop van de lessen aan (veel) meer te weten na (Bagchus et al., 2010). Uit de evaluatie van het leskatern onder docenten die meegedaan hebben aan de Week van de Lentekriebels (2008) kwamen vergelijkbare reacties naar voren. Deze docenten zijn overwegend positief over de

gebruiksvriendelijkheid (flexibel en makkelijk in gebruik), de opbouw en het aanbod (variëteit aan relevante thema's, compleet aanbod). Daarnaast zijn docenten positief over het feit dat er verschillende katernen zijn voor de verschillende leerjaren en dat de lessen kort en compact zijn. Sommige leerkrachten vinden de lessen qua inhoud te ver gaan. Wat sommige docenten missen zijn vooral meer doe opdrachten en ondersteunend audiovisueel materiaal alsook een update. Uit de beperkte evaluatiegegevens komen tot dusverre geen negatieve effecten of slechte ervaringen naar voren. Veelgehoorde opmerkingen van de docenten na gebruik van het leskatern: er ontstaat meer openheid over het onderwerp leerlingen zijn erg geïnteresseerd en reageren positief op de stof botsingen tussen kinderen komen minder voor er is een open en positievere sfeer onderling Wel zijn er soms ouders of leerkrachten die de onderwerpen voor de onderbouw soms te ver vinden gaan. Rutgers WPF coördineert sinds 2007 de Week van de Lentekriebels en ondersteunt GGD-en bij de implementatie van het leskatern. Knelpunten in de implementatie op niveau van de basisschool zijn: lessen over relaties en seksualiteit zijn niet voldoende ingebed in de kerndoelen van het basisonderwijs; draagvlak is afhankelijk van de houding van directie, ouders en leerkrachten binnen de school; uitvoering is afhankelijk van betrokken, gemotiveerde en deskundige leerkrachten; duurzaam gebruik is nog onvoldoende bekend (er loopt momenteel een onderzoek naar determinanten van duurzame implementatie) tot nu toe worden de meeste lessen in de bovenbouw uitgevoerd. Knelpunten in de implementatie op het niveau van de GGD-en: inzet van GGD-en is afhankelijk van gemeentelijk beleid; niet iedere GGD heeft relaties en seksualiteit voor jonge kinderen tot prioriteit verheven; de deskundigheid en inzet c.q. ondersteuning vanuit de GGD naar basisscholen verschilt per GGD; jaarlijks kunnen maximaal ongeveer 25 scholen per regio intensief ondersteund worden. Dit is niet toereikend voor alle basisscholen. Succesfactoren zijn: het stimuleringsproject en dus ook aandacht voor Relaties & Seksualiteit voor kinderen in de basisschoolleeftijd geniet steeds meer landelijke bekendheid en draagvlak; landelijke coördinatie, monitoring en ondersteuning van een kennis-partner (Rutgers WPF) op terrein van relaties en seksualiteit jonge kinderen; relatiebeheer (via nieuwsbrieven, flyers, masterclasses) GGD-en; betrokken en enthousiaste GVO-ers en jeugdverpleegkundigen bij GGD-en (ambassadeurs); positieve reacties op leskatern en project vanuit directie, ouders, leerkrachten en leerlingen; aantrekkelijke en ondersteunende materialen (folders, website, spellen, boekjes, leskatern, draaiboeken voor ouderavond en dergelijke). Om GGD-en optimaal te ondersteunen en efficiëntie te bevorderen zijn succesvolle strategieën bij de werving en ondersteuning van basisscholen beschreven en verspreid. Voor leerkrachten is videomateriaal ontwikkeld zodat ze een beeld kunnen krijgen van relevante thema's en de uitvoering in de praktijk. Er wordt gewerkt aan een competentiematrix voor leerkrachten waar de scholing van de GGD-en op aansluit. Er wordt tevens een evaluatie-systeem opgezet om het gebruik van de interventie in samenwerking met de GGD-en beter te monitoren. Aanpassing van de interventieop basis van de uitkomsten van de procesevaluatie en effectstudie zal het leskatern op onderdelen worden aangepast en verder verbeterd. De doelen zullen concreter worden geformuleerd in termen van gedragsveranderingen en/of doelen op niveau van kennis, attitude, sociale norm en vaardigheden. De doelen, gekozen thema's en werkvormen zullen nog meer aansluiten bij de belevingswereld, behoeften en vragen van leerlingen, determinanten van seksueel (on-)gezond gedrag en theoretische inzichten rondom effectieve gedragsbeïnvloeding van jonge kinderen. Daarnaast wordt meer aandacht besteed aan een heldere introductie en afsluiting van de lessen. Er zal gestreefd worden naar een kernachtig basisaanbod van lessen met een gevarieerd en flexibele toepassing van werkvormen. De