Bijlage 1: Examenstof Geschiedenis havo/vwo



Vergelijkbare documenten
Examenprogramma Geschiedenis Havo/Vwo

LANDSEXAMEN VWO

LANDSEXAMEN MAVO

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo

Examenprogramma maatschappijwetenschappen vwo

Examenprogramma maatschappijleer havo/vwo (gemeenschappelijk deel)

Examenprogramma maatschappijwetenschappen havo/vwo

Syllabus maatschappijwetenschappen havo 2014

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Leerlijn historisch denken havo

Examenprogramma geschiedenis havo

Examenprogramma geschiedenis havo/vwo

Examenprograma filosofie havo/vwo

Aansluiting met de eindtermen Aardrijkskunde PjER kan gebruikt worden als Praktische opdracht en Profielwerkstuk

Examentraining klas 4 mavo

A. LEER EN TOETSPLAN. Vak: Geschiedenis Leerjaar: 2 Onderwerp: De Nieuwe Tijd (extra uitgereikt materiaal) Kerndoel(en):

Het nieuwe eindexamen geschiedenis

Examenprogramma geschiedenis vwo vanaf CE 2015

A. LEER EN TOETSPLAN. Vak: Geschiedenis Leerjaar: 3 Onderwerp: De Eerste en Tweede Wereldoorlog (H1 en 2) Kerndoel(en):

Tijd van jagers en boeren? 3000 v. Chr. Prehistorie. Kenmerkende aspecten. Begrippen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Examenprogramma aardrijkskunde havo

DOMEINBESCHRIJVING 27 MEI 2014 VOORLOPIG CONCEPT

SLO Leerdoelenkaart geschiedenis: gedifferentieerde beheersingsniveaus voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs

Leerplan geschiedenis tweede fase. Albert van der Kaap

Instroom pabo geschiedenis

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

LANDSEXAMEN VWO

Leerplan geschiedenis voor de tweede fase havo en vwo. Albert van der Kaap

Examenprogramma biologie havo

Examenprogramma kunst (algemeen) (voorheen ckv2)

Examenprogramma biologie havo

Maatschappijleer. Staatsexamen havo. Programma van toetsing en afsluiting. (vernieuwde profielstructuur)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

GESCHIEDENIS VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2020

1. WAT VOORAFGING HET CONGRES VAN WENEN BESLISSINGEN GEVOLGEN BELANG VAN HET CONGRES VAN WENEN...

Maatschappijleer 1 (gemeenschappelijk deel) Staatsexamen vwo. Programma van toetsing en afsluiting. (oude profielstructuur)

PTO Aardrijkskunde

SO 2 Tijdvak I AVONDMAVO Staat en Natie. Dit SO bestaat uit 37 vragen. 29 openvragen en 8 meerkeuze vragen.

Examenprogramma geschiedenis en staatsinrichting vmbo

Examenprogramma biologie vwo

Hoe hieraan exact wordt vormgegeven binnen onze school, wordt duidelijk in dit document.

Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen.

Eindkwalificaties van de bacheloropleiding Geschiedenis

Examenprogramma economie havo/vwo

LANDSEXAMEN VWO Het examenprogramma Het examenprogramma voor het commissie-examen Aardrijkskunde bestaat uit de volgende (sub)domeinen:

Waar Bepaal ten slotte zo nauwkeurig mogelijk waar het onderwerp zich afspeelt. Gaat het om één plek of spelen meer plaatsen/gebieden een rol?

Examenprogramma kunst (algemeen) havo/vwo

De Tien Tijdvakken. Tijd van de jagers en boeren, tot 3000 v.c.

MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Examenprogramma Klassieke Talen vwo

PROCESDOEL 3 HUMANISEREN VAN HET SAMENLEVEN MET ANDEREN

Examenprogramma economie vwo

Aardrijkskunde inhouden (PO-havo/vwo)

Nieuwsgierig maken / motiveren voor een tijdvak of historisch onderwerp Vragen / hypothesen kunnen formuleren over historische verschijnselen

Kunst en cultuur (PO-havo/vwo)

x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x x

LANDSEXAMEN HAVO

Tijdvakken en kenmerkende aspecten.

1. WAT VOORAFGING HET CONGRES VAN WENEN BESLISSINGEN GEVOLGEN BELANG VAN HET CONGRES VAN WENEN...

Hoofdstuk 5: Koude Oorlog en Dekolonisatie

Examenkatern :Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland

PTA maatschappijleer 1&2 KBL Bohemen cohort

Examenprogramma economie havo

Examenprogramma scheikunde havo

LANDSEXAMEN HAVO

Examenprogramma scheikunde vwo

PTA Kunst VWO Belgisch Park cohort

FILOSOFIE VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Inhoudsopgave Politiek en politieke wetenschap Staat en macht Breuklijnen en ideologieën

De vijftig vensters en de kenmerkende aspecten van de tien tijdvakken van de commissie De Rooy

Maatschappijwetenschappen

Mens en maatschappij (aardrijkskunde, economie, geschiedenis, godsdienst)

Naam leerlingen. Groep BBL1 Mens & Maatschappij. Verdiepend arrangement. Basisarrange ment

FRIESE TAAL EN CULTUUR HAVO

GESCHIEDENIS HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2019 V

AARDRIJKSKUNDE HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

MAATSCHAPPIJLEER II VMBO KB VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2016 V15.7.0

Friese taal en cultuur VWO. Syllabus centraal examen 2010

PTA Kunst HAVO Belgisch Park cohort

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Nieuws in de klas Postbus AA Amsterdam t: f: e: w:

Keurmerk: Duurzame school

Stappenplan voor een onderzoek

aardrijkskunde vwo vakinformatie staatsexamen 2017 AARDRIJKSKUNDE VWO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2017 V pagina 1 van 12

Beschrijven en herkennen dat zaken bij geschiedenis veranderen maar ook dat zaken hetzelfde blijven.

PTA maatschappijkunde KBL Bohemen cohort

GESCHIEDENIS HAVO VAKINFORMATIE STAATSEXAMEN 2018 V

PTA maatschappijleer 2 KBL Bohemen cohort

Docentenhandleiding De Europese Unie en de Syrische vluchtelingencrisis

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING EXAMENPROGRAMMA S VOORTGEZET ONDERWIJS

MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO

Examenprogramma tekenen, handvaardigheid en textiele vormgeving havo/vwo

TOELICHTING OP HET NIEUWE EXAMEN MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO 2019

STARTEN MET BESPIEGELING- KUNSTEN IN SAMENHANG

Samenvatting Maatschappijleer Hoofdstuk 3

Transcriptie:

Bijlage 1: Examenstof Geschiedenis havo/vwo 1.1 Specificatie Eindtermen 1.1.1 Domein A: Vaardigheden en benaderingswijzen Subdomein: Informatievaardigheden De kandidaat kan: A1 verschillende typen vragen herkennen en zelfstandig formuleren. Daarbij kan hij onderscheid maken tussen: beschrijvende vragen; verklarende vragen; evaluatieve vragen; tussen een vraagstelling en een hypothese A2 aan de hand van gegeven of zelf geformuleerde vragen uit eenvoudig bronnenmateriaal bruikbare historische gegevens selecteren. Daarbij kan hij: zijn informatiebehoefte vaststellen; beschikbare bronnen inventariseren en de aard van verschillende soorten geschreven en ongeschreven bronnen van elkaar onderscheiden; relevante bronnen en bronfragmenten selecteren; uit bronnen bruikbare historische gegevens selecteren, daarbij rekeninghoudend met de betrouwbaarheid en representativiteit van het bronnenmateriaal; gebruik maken van de mogelijkheden van ICT. A3 informatie aan de hand van gegeven of zelfgeformuleerde vragen mede met behulp van ICT verwerken en daaruit beredeneerde conclusies trekken. Daarbij kan hij: ordening aanbrengen in historische gebeurtenissen, verschijnselen en ontwikkelingen. In dat verband kan hij: - historische gebeurtenissen, verschijnselen en processen ordenen volgens chronologische en maatschappijhistorische indelingen; - verschillende perioden en samenlevingen met elkaar vergelijken; - het unieke en meer algemene in de geschiedenis onderscheiden; - in historische processen aspecten van continuïteit en verandering herkennen; - veranderingen onderscheiden naar de snelheid waarmee deze plaats vinden, van schoksgewijs tot geleidelijk; - ingrijpende veranderingen onderscheiden van oppervlakkige veranderingen, zich daarbij realiserend dat dit onderscheid (mede) afhangt van de eigen standplaats; - beargumenteren dat het onderscheiden van perioden en doorslaggevende wendingen/ veranderingen interpretatief van aard is en (mede) afhangt van de standplaats en/of de vraag die men wil beantwoorden; verklaringen geven voor historische verschijnselen, processen en veranderingen. In dat verband kan hij: - oorzaken of omstandigheden die al langer op de achtergrond spelen onderscheiden van directe oorzaken en aanleidingen; - zich verplaatsen in opvattingen, waarden en belangen van mensen in het verleden en deze onderscheiden als meer of minder persoonlijk bepaalde beweegredenen voor hun denken en handelen; - de rol van personen in het historisch proces herkennen;

- herkennen hoe oorzaken van verschillende aard in onderlinge samenhang historische processen beïnvloeden; - onderscheid maken tussen oorzaken van meer en minder belang; - direct optredende gevolgen onderscheiden van gevolgen op langere termijn; - beargumenteren dat het aangeven van oorzaken, beweegredenen en gevolgen interpretatief van aard is en(mede) afhangt van de eigen standplaats en de vraag die men wil beantwoorden; zich een weloverwogen beeld vormen van historische gegevens.. In dat verband kan hij: - op basis van de analyse van één of meer bronnen vaststellen, wanneer men iets als een feit wil aanvaarden en in dit verband feiten onderscheiden van meningen, vooroordelen en stereotypen; - bij het analyseren van bronnen en interpretaties de standplaatsgebondenheid van anderen en zichzelf in tijd en plaats onderkennen, en de factoren die daarop van invloed kunnen zijn; - historische gegevens in een interpretatie verwerken; - een geboden samenhang zien als een interpretatie; - historische gegevens en interpretaties toetsen aan nieuwe gegevens; - beargumenteren dat een objectieve weergave van de historische werkelijkheid onmogelijk is, maar dat het streven naar intersubjectieve interpretaties van belang blijft; ten aanzien van gegeven of door hem zelf geformuleerde vragen een eigen standpunt weergeven en beargumenteren. In dat verband kan hij: - zich verplaatsen in opvattingen, waarden en motieven van mensen in het verleden, ermee rekening houdend, dat zij niet over dezelfde kennis konden beschikken als wij nu; - opvattingen, waarden en motieven, waardoor mensen in het verleden werden geleid, - vergelijken met opvattingen, waarden en motieven van hemzelf en anderen nu; - op basis van de voorafgaande twee punten een beargumenteerd eigen standpunt formuleren. A4. de resultaten van een leeractiviteit overdragen aan anderen. In dat verband kan hij: een eigen medium kiezen; rekening houden met doel, doelgroep en randvoorwaarden; een gestructureerde, zakelijke tekst schrijven als basis voor een schriftelijke, mondelinge of audiovisuele presentatie, daarbij gebruik makend van ICT. Subdomein: Onderzoeksvaardigheden De kandidaat kan: A5 een historisch onderzoek opzetten, uitvoeren en presenteren. Daarbij kan hij: in de fase van voorbereiding: - een hoofdvraag of hypothese formuleren; - de hoofdvraag of hypothese uitwerken in relevante deelvragen; - uitgaande van de hypothese of gestelde vragen relevant bronnenmateriaal selecteren; - een activiteiten- en tijdsplanning opstellen; in de fase van uitvoering: - de opgestelde activiteiten- en tijdsplanning volgen; - gegevens uit het bronnenmateriaal verwerken: bruikbaarheid, betrouwbaarheid en representativiteit van de gegevens vaststellen en de informatie per deelvraag ordenen en beschrijven; - op basis van de informatie uit de deelvragen een beredeneerde conclusie ten aanzien van de hoofdvraag of hypothese formuleren. - in de fase van afsluiting en evaluatie: - de onderzoeksresultaten op samenhangende wijze presenteren en toelichten; - aan de hand van gegeven criteria het verloop en de resultaten van het onderzoek beoordelen.

1.1.2 Domein B: Levensonderhoud: B1 Subdomein: Van nomaden samenlevingen naar agrarische en stedelijke samenlevingen: 1. De kandidaat kan: uitleggen onder invloed van welke omstandigheden en processen tijdens de overgang van een agrarisch-stedelijke naar een industriële maatschappij veranderingen zijn opgetreden in de economische en sociale structuur. Hij kan aan de hand van een van een nader afgebakend thema: - de indelingen in perioden van ontwikkeling van de mensheid van nomadische samen-levingen naar agrarische en stedelijke maatschappijen beschrijven; - inzicht tonen in de waarde van de primaire samenlevingsverbanden voor de hedendaagse mens; - de veranderingen beschrijven die zijn opgetreden in de verdeling van het bezit en de verdeling van de productiemiddelen vóór de komst der Europeanen; - uitleggen dat de economische veranderingen de stuwende krachten zijn voor revolutionaire veranderingen. B2 Subdomein: Economische en Sociale Verhoudingen: 2. De kandidaat kan: kennis en inzicht tonen in het gegeven dat de economische factoren de basis vormen voor veranderingen op andere terreinen; - inzicht tonen in de economische theorieën die de wereldeconomie hebben beheerst en hun uitwerking hadden in de koloniën; - inzicht tonen in de huidige economische stromingen met hun uitwerkingen in de (ex)koloniën in het Caraïbisch gebied en in het bijzonder de Nederlandse Antillen; 3. De kandidaat kan: uitleggen onder invloed van welke omstandigheden en processen, in het Caraïbisch gebied met nadruk op de Nederlandse Antillen - en de rest van het Amerikaanse continent, samenlevingsverbanden en hun maatschappelijke functies zich hebben ontwikkeld - tijdens de Pre-Columbiaanse tijd; - tijdens de tijd van de slavernij; - tijdens de periode van emancipatie - in de periode van de komst van de Shell - na 30 mei 1969. 1.1.3 Domein C: Primaire samenlevingsverbanden: C1 Subdomein: Primaire samenlevingsverbanden en opvoeding: 4. De kandidaat kan: uitleggen onder invloed van welke omstandigheden en processen in het Caraïbisch gebied omvang en samenstelling van primaire samenlevingsverbanden en hun maatschappelijke functies zich tijdens de overgang van een agrarisch-stedelijke naar een industriële maatschappij hebben ontwikkeld. Hij kan aan de hand van een nader afgebakend thema: - demografische verschuivingen ten aanzien van geboorte, huwelijk, vruchtbaarheid en sterfte aangeven; - omvang en samenstelling van primaire samenlevingsverbanden verklaren vanuit voedselvoorzieningen, sociaal-economische omstandigheden, erfrecht, medische inzichten en kennis van hygiëne; - productie en consumptiefuncties van huishoudens in verband brengen met veranderende productieverhoudingen en conjunctuur; - de invloed van opvattingen over seksualiteit, verwantschap, zorg en opvoeding aangeven; - de betekenis van het huiselijk leven beschrijven en verklaren; - de veranderende taakverdeling tussen mannen en vrouwen met betrekking tot arbeid, zorg en opvoeding in verband brengen met levensverwachting en vruchtbaarheid;

- historische voorbeelden geven van de invloed van sociaal-politieke bewegingen en wetgeving op de voorafgaande twee punten; - historische interpretaties van de betekenis van gevoelsuitingen tussen opvoeders en kinderen in primaire samenlevingsverbanden met elkaar vergelijken en zijn eigen voorkeur voor een van deze interpretaties beargumenteren. 1.1.4 Domein D: Staat, Natie en politiek: D1 Subdomein: Koloniale regimes en politieke cultuur: 5. De kandidaat kan: uitleggen onder invloed van welke omstandigheden en processen de koloniale politiek van de Europese mogendheden, met nadruk op Nederland, zich heeft ontwikkeld in het Caraïbisch gebied sinds de zestiende eeuw. Hij kan aan de hand van een afgebakend thema: - de aanwezigheid en de belangen van de koloniale machten aangeven en verklaren; - de economische, culturele en ideologische achtergronden van het kolonialisme herkennen; - veranderingen in doeleinden, machtsmiddelen en omvang van het overheidsbeleid tussen de verschillende koloniale machten vergelijken en uitleggen; - de veranderde visies over koloniaal bezit in de tweede helft van de twintigste eeuw aangeven en verklaren. D2 Subdomein : Politieke geschiedenis van de Nederlands Antillen: 6. De kandidaat kan: het dekolonisatieproces van de Nederlandse Antillen vergelijken met de rest van het Caraïbisch gebied; de schijnbare tegenstrijdigheid van dekolonisatie en blijvende afhankelijkheid verklaren; de relatie trekken tussen het dekolonisatieproces en de strijd voor democratie D3 Subdomein: Staatsinrichting: 7. De kandidaat kan: de belangrijkste instellingen en mechanismen binnen ons staatsbestel, ingesteld voor het besturen van de lokale, nationale en koninkrijksaangelegenheden begrijpen; de noodzaak van het bevorderen van onze waarden en normen verdedigen, het scheppen van voorwaarden voor het goed functioneren van een actieve op solidariteit rustende- democratie en het bevorderen van actieve burgerschap; de factoren aantonen die een actieve vorm van democratie belemmeren en het handhaven van mensenrechten binnen ons staatsbestel verhinderen; veranderende visie van sociaal-politieke bewegingen en politieke partijen op macht, gezag en interventie van de overheid aangeven en verklaren; het streven van groepen om toegang te krijgen tot de politieke besluitvorming aan de hand van begrippen burgerschap en emancipatie identificeren; de veranderde invloed van burgers op het overheidsbeleid verklaren en de effecten daarvan voor de werking van het politiek systeem; het gebruiken van symbolen en rituelen door politieke elites, partijen en pressiegroepen in verband brengen met het veranderde politiek systeem; de invloed van de media op de politieke besluitvorming uitleggen; het spanningsveld tussen overheidsbemoeienis en handelingsvrijheid van burgers in de ontwikkeling van de verzorgingsstaat herkennen. D4 Subdomein: Totalitaire systemen en staten: 8. De kandidaat kan: uitleggen onder invloed van welke omstandigheden en processen totalitaire systemen en staten zich in de twintigste eeuw hebben ontwikkeld. Daarbij betrekt hij een fascistisch of een communistisch stelsel. Hij kan aan de hand van een nader afgebakend thema:

- een relatie leggen tussen opkomst en ontwikkeling van het betreffende totalitaire systeem en sociaal-economische en politieke verhoudingen; - kenmerken beschrijven van het totalitaire systeem met betrekking tot ideologie en praktijk en de veranderingen daarin verklaren; - culturele en ideologische achtergronden van het totalitaire systeem herkennen(vwo); - de invloed van het totalitaire systeem op sekse- en etnische verhoudingen beschrijven en verklaren; - een relatie leggen tussen opkomst en ontwikkeling van het totalitaire en dictatoriale systeem en nationale gevoelens en nationalisme; - het onderscheid vaststellen met een westerse parlementair-democratisch systeem; - ideologische verschillen geven tussen fascisme en communisme. D5 Subdomein: staats- en natievorming(alleen vwo) 9. De kandidaat kan: uitleggen onder invloed van welke omstandigheden en processen staats- en natievorming in de moderne tijd heeft plaats gevonden. Hij kan aan de hand van een nader afgebakend thema: - de ontwikkeling van centrale gezagsstructuren in de context van modernisering verklaren; - het proces van natievorming verklaren en daarbij de rol van taal-, onderwijs-, en cultuurpolitiek aangeven; - staatsvormen herkennen als federale dan wel unitaire staatsvorm; - desintegratieprocessen beschrijven en verklaren; - verschillende vormen van nationalisme onderscheiden; - culturele en ideologische achtergronden van natiebesef en nationalisme herkennen; - de mate van internationale samenwerking en gevolgen daarvan voor het natiebesef aangeven. 1.1.5 Domein E: Oorlog en vrede: E1 Subdomein: Internationale betrekkingen en oorlogsvoering: 10. De kandidaat kan: uitleggen onder invloed van welke omstandigheden en processen in de moderne tijd veranderingen zijn opgetreden in de internationale betrekkingen op het gebied van vrede en veiligheid en oorlogsvoering. Hij kan aan de hand van een nader afgebakend thema: - internationale tegenstellingen en conflicten in verband brengen met ideologische economische en machtspolitieke belangen; - de mate van institutionalisering van internationale samenwerking op gebied van vrede en veiligheid beschrijven en verklaren en daarbij de betekenis van het internationaal recht aangeven; - historische voorbeelden geven van de escalatie van internationale conflicten in oorlogen, en aan de hand daarvan: - gevolgen beschrijven van veranderingen in oorlogsvoering voor burgers en militairen; - verschillen in betrokkenheid van burgers bij oorlogen onderscheiden op grond van sekse, etniciteit, sociaal-economische positie en leeftijd; - de betekenis van beeldvorming ten aanzien van conflicterende partijen beschrijven; - verwerking en doorwerking van oorlogservaringen uitleggen; - ontstaan en aanpassingen van humanitair oorlogsrecht verklaren; - veranderde denkbeelden over oorlog en vrede verklaren en voorbeelden geven van vredesinitiatieven; - inzicht tonen in de macht van expansionistische mogendheden, inclusief de macht van de Verenigde Staten en hun invloed op de historische processen; - inzicht tonen in de verschillende manieren van schending van mensenrechten lokaal, regionaal en internationaal; - inzicht tonen in de rol van de Benedenwindse eilanden tijdens WOII; - inzicht tonen in de rol van de Verenigde Naties.

1.1.6 Domein F: Migratiestromen en culturele ontwikkelingen F1 Subdomein: Pre-Columbiaanse tijdperk en de ondergang van de indianen 11. De kandidaat kan: enkele Pre-Columbiaanse cultuurvolken vóór de komst van de Europeanen beschrijven en aangeven wat de demografische, economische, sociale en culturele gevolgen waren van deze ontmoeting. F2 Sub-Subdomein: Transatlantische slavenhandel: 12. De kandidaat kan: uitleggen onder invloed van welke omstandigheden en processen de transatlantische slavenhandel zich heeft ontwillend en wat de gevolgen waren voor Afrika, het Amerikaanse continent en Europa. Hij kan aan de hand van een afgebakend thema: - een relatie leggen tussen de opkomst van de transatlantische slavenhandel en de sociaaleconomische veranderingen in Europa en de overzeese gebiedsdelen; - ideologische en culturele achtergronden van slavernij herkennen en verklaren; - een relatie leggen tussen de opkomst en de ontwikkeling van de transatlantische slavenhandel en het ontstaan van racistische ideologieën; - de veranderingen op sociaal-economisch gebied en de veranderende visies op slavenhandel en slavernij met elkaar in verband brengen en verklaren; - verschillende historische interpretaties van de transatlantische slavenhandel vergelijken en zijn eigen voorkeur voor één van deze interpretaties beargumenteren. F3 Subdomein: Van slavernij tot emancipatie: 13. De kandidaat kan: inzicht krijgen in de oorsprong en invloed van racistische theorieën; - inzicht krijgen in de invloed die de Afrikaanse migratie naar Noord- en Zuid-Amerika heeft gehad op de beeldvorming van nieuwe culturen; - een beeld weergeven van de interpretaties ten aanzien van de oorsprong en invloed van de slavernij in het Caraïbisch gebied in vergelijking met andere vormen van slavernij en horigheid; - de belangrijkste actoren, instituties en structuren binnen de driehoekshandel identificeren, met name binnen de Antilliaanse processen; - de verschillende vormen van verzet tegen de institutie van de slavernij binnen het Antilliaans verband alsook in de regio beschrijven; F4 Subdomein: Migratie: 14. De kandidaat kan: de factoren die in het algemeen de bevolkingsprocessen beïnvloeden ( geboorte, sterfte, leefdtijdgroepen, sekse, religie, migratie) herkennen; de belangrijkste golfbewegingen van volkeren binnen het Caraïbisch gebied - identificeren en ook hun gevolgen voor de historische ontwikkelingen in het bijzonder voor de Nederlandse Antillen; - de migratie die tot op heden de binnen het Caraïbisch gebied nog volop aan de gang is verklaren; - acculturatieprocessen in het Caraïbisch gebied verklaren. F5 Subdomein: Culturele ontwikkelingen: 15. De kandidaat kan: uitleggen welke invloeden oude culturen van het Europese, Amerikaanse, Afrikaanse en Aziatische continent, hebben uitgeoefend op de ontwikkeling van de Caraïbische samenleving. Hij kan aan de hand van een nader afgebakend thema:

- karakteristieken geven van het mens- en wereldbeeld in de antieke oudheid, de joods-christelijke cultuur, de Arabisch-islamitische cultuur, de Amerindiaanse cultuur, de Afrikaanse (sub-sahara) cultuur en de Aziatische cultuur; - aangeven en verklaren op welke wijze en onder invloed van welke omstandigheden en ontwikkelingen mensen tijdens de Renaissance, de Verlichting en de moderne tijd teruggrepen op het gedachtegoed en de artistieke vormen van de hiervoor genoemde oude culturen; - historische interpretaties ten aanzien van de betekenis van deze culturen voor de ontwikkeling van de Caraïbische samenleving vergelijken en een eigen voorkeur voor één van deze interpretaties beargumenteren. F6 Subdomein: Multiculturalisme en pluralistische samenleving: 16. De kandidaat kan: uitleggen onder invloed van welke omstandigheden en processen verschillen in gedragsvoorschriften tussen sociale lagen en groepsculturen in het Caraïbisch gebied vorm hebben gekregen. Hij kan aan de hand van een nader afgebakend thema: - confrontaties en wisselwerking tussen de overheersende imperialistische cultuur en de nietdominante culturen in verband brengen met de afschaffing van de slavernij en het proces van natievorming; - confrontaties en wisselwerking tussen de Europese, Amerindiaanse, Afrikaanse en Aziatische cultuur beschrijven en verklaren; - huidige en historische rituelen en gebruiken vergelijken naar vorm en betekenis. F7 Subdomein: religie en levensbeschouwing: 17. De kandidaat kan: uitleggen op welke wijze en onder invloed van welke omstandigheden en processen de betekenis van religie en levensbeschouwing in de Caraïbische samenleving in de moderne tijd is veranderd. Hij kan aan de hand van een afgebakend thema: - huidige en historische rituelen en gebruiken vergelijken naar vorm en betekenis; - confrontaties en wisselwerking tussen voorgeschreven kerkelijke cultuur en geleefde praktijk van gelovigen in verband brengen met toenemende kerkelijke disciplinering en het ontstaan van scherpe scheidslijnen tussen geloof en volksgeloof; - herkennen met welke dagelijkse rituelen en gebruiken sociale lagen en groepsculturen zich in de vroeg-moderne tijd onderscheidden en veranderingen in gedragsrepetoires in verband brengen met gedragsregulering en de veranderende maatschappelijke participatie en status van verschillende leeftijdsgroepen en van mannen en vrouwen; - huidige en historische rituelen en gebruiken vergelijken naar vorm en betekenis.

Handreiking voor het commissieexamen 1.1 Het commissie-examen Bij het profielwerkstuk wordt het doorlopen proces door de kandidaat gedocumenteerd. (onderwerpskeuze, vraagstelling, verrichte werkzaamheden, geraadpleegde hulpbronnen en dergelijke). Dit wordt in de beoordeling betrokken. Voor de beoordeling van het profielwerkstuk wordt gebruik gemaakt van beoordelingscriteria die vooraf aan de kandidaat bekend zijn gemaakt. De beoordeling vindt plaats door de examinatoren van de vakken die bij het profielwerkstuk betrokken zijn. 1.2 Mogelijke verdeling van de studielast over de domeinen Het vak geschiedenis en staatsinrichting heeft voor het Vwo 440 uur studiebelasting en voor Havo 320 uur. Hiervan is 80 uur bestemd voor profielwerkstuk en onze suggestie is 20 uur te reserveren voor twee praktische opdrachten, als aanloop naar het profielwerkstuk. De resterende 300 uur kan eventueel als volgt over de 5 domeinen verdeeld worden: Domein B: Domein C Domein D: Domein E: Domein F: Vwo 55 uur en Havo 45 uur; dit domein vormt de basis voor de stof van de andere domeinen Vwo 35 uur en Havo 20 uur Vwo 70 uur en Havo 50 uur; het subdomein D5 staat alleen bij vwo. Vwo 70 uur en Havo 55 uur De stof van dit domein is uitgebreid. Bovendien is deze stof enerzijds een verdieping van een deel van de derdeklas stof en anderzijds volkomen nieuwe stof voor de instromende leerlingen. In dit domein wordt behandeld WO I, Interbellum en totalitarisme, WO II, Koude Oorlog Vwo 70 uur en Havo 50 uur; twee subdomeinen hieruit zullen geëxamineerd worden. 1.3 Begrippenapparaat Domein B Domein C Domein D Nomadische samenleving Agrarisch-stedelijke samenleving Industriële maatschappij Economische en sociale structuur Kapitalisme Liberalisme Neoliberalisme Marxisme Socialisme Kolonialisme imperialisme emancipatie Primaire samenlevingsverbanden Demografie Conjunctuur Erfrecht Slavernij Koloniale machten

Domein E Domein F WIC Kaapvaart Piraten Vroegkapitalisme Kolonialisme Monopolie Mercantilisme Economische uitbuiting Natie Staat Nationalisme Onafhankelijkheid Natievorming Natiebesef Dekolonisatie Democratie Constitutionele democratie Parlementair-democratisch systeem Representatieve democratie Volksvertegenwoordiging Parlement Grondwet Grondwetsherziening Mensenrechten Burgerschapsvorming Actieve burgerschap Statuut Koninkrijk Verzorgingsstaat Partijvorming Politieke en sociale elites Pressiegroepen Ideologie Dictatuur Totalitaire systeem Fascisme Communisme Federale staatsvorm Unitaire staatsvorm Vrede en veiligheid Institutionalisering internationale samenwerking Escalatie Humanitair oorlogsrecht Verenigde Naties Migratiestromen Pre-Columbiaans Transatlantische slavenhandel Driehoekshandel Slavernij Racisme Acculturatieprocessen Antieke oudheid Joods-christelijke cultuur Arabisch-islamitische cultuur Afrikaanse cultuur Aziatische cultuur Renaissance

Verlichting Vroegmoderne tijd Moderne tijd Imperialisme Natievorming Kerkelijke cultuur 1.4 Suggesties voor didactische werkvormen De meeste leerlingen met een havo/vwo-diploma gaan nog altijd in Nederland studeren aan een hogeschool of universiteit. Op een instelling van hoger onderwijs wordt veel zelfstandigheid van studenten verwacht: planning van de studie, tekstvaardigheden, mondelinge en schriftelijke presentatie en het verwerken van veel literatuur en opdrachten voor een tentamen. Bij het examenvak geschiedenis kunnen allerlei didactische werkvormen gekoppeld worden aan de eindtermen. Hieronder staan een paar voorbeelden: - bronnenmateriaal zelfstandig en onderzoekend analyseren, individueel of in groepen; - het innemen van een eigen standpunt of het formuleren van een eigen interpretatie geeft na individueel werk genoeg mogelijkheden tot uitwisseling van gedachten in een forumdiscussie, een rollenspel of het opstellen van stellingen; - bij een praktische opdracht van 20 slu s VWO of 10-20 slu s HAVO kunnen leerlingen via interviews de geschiedenis van de eigen omgeving verkennen door ouderen vragen te stellen; - een profielwerkstuk leent zich uitstekend voor het verdedigen van een eigen interpretatie en het aantonen van standplaatsgebondenheid etc.