Advies aan Provincie Groningen inzake nieuw geurbeleid

Vergelijkbare documenten
Raadsvoorstel 14 Vergadering 7 maart Gemeenteraad

ONDERZOEK INDUSTRIËLE GEUR

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond; Collegevoorstel

Sessie Geur GGD-richtlijn en risicocommunicatie. Ontmoetingsdag GGD-OD, 26 maart 2015

Vaststelling beleidsregel beoordeling geurhinder inrichtingen Noord-Holland

Veehouderij & Gezondheid stand van zaken april Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid

Indiener zienswijze Samenvatting inhoud zienswijze Beantwoording. Gemeente Helmond Afdeling Ondernemen & Ontwikkelen 24 januari 2017

In de volgende figuur is het aandeel in de stikstofdepositie van verkeer en industrie rood omcirkeld.

Bijlage 2: Maatwerkbeleid in het kader van het Activiteitenbesluit

Bestemmingsplan Bedrijventerrein Oosterhorn (Industrieterrein Delfzijl)

Aan de voorzitter en leden van Provinciale Staten van Limburg

Vleeskuikenhouderij Spijk-Kolholsterweg 14, gemeente Delfzijl

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Droge Voeten 2050, beheergebied waterschap Noorderzijlvest

Uitbreiding pluimveehouderij Buijs VOF te Emmer-Compascuum

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Uitbreiden van veehouderij Van Deuveren, Beitelweg 5-7 te Putten

Vergunningen, Luchtkwaliteit en Gezondheid. Wijkplatformvergadering IJmuiden Noord 8 juni 2016

Uitbreiding pluimveebedrijf Adams te Ell, gemeente Leudal

Herziening Bestemmingsplan buitengebied Bergeijk 2016

RIVM-onderzoek naar Thermphos

Kansen voor Geurradar GTL congres, 8 november Luc Verhees

Commissie bestuur en financiën

Rapport. Datum verzoek De Overijsselse Ombudsman ontving het verzoekschrift op 24 juni Het betreft de gemeente Almelo.

Monitoren van de geurhinder te Sliedrecht

Foodpark Veghel. Toetsingsadvies over het milieueffectrapport. 21 juli 2016 / projectnummer: 3080

Varkenshouderij J.F.M. van Gisbergen, De Gagel 16, Hooge Mierde

Waar ligt de regio Eemsmond - Delfzijl?

Jaarprogramma Milieu 2015 Gemeente Gouda

Statenvoorstel nr. PS/2015/867

Verplaatsing varkenshouderij van de Geerstraat naar de Begijnenstraat te Winssen, gemeente Beuningen

Mestvergister Eneco / Energy Park Veendam auteur:

Vestiging intensieve veehouderij Beemte-Vaassen

Beleidsregels Geurhinder industriële bedrijven Helmond 2017

Uitbreiding pluimveehouderij Harmes BV te Klazienaveen, gemeente Emmen

Actualisatie gemeentelijke geurverordening gemeente Sint Anthonis. Informatieve bijeenkomst gemeenteraad maandag 14 september 2015

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe

Achtergrond en doel presentatie

KLACHTENPROCEDURE / VIM PROCEDURE PROTOCOL STICHTING BRAAZO

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vermeerderingsbedrijf Exterkate, Slaghekkeweg 18 te Bentelo

Ontmoetingsdag OD -GGD 26 maart Rik van de Weerdt, arts medische milieukunde toxicoloog / GAGS GGD en Overijssel & Gelderland

Rode draad van deze toelichting

LOG Montfort - Maria Hoop

Cumulatie van risico's

Werkconferentie: Belevingsonderzoek Intensieve Veehouderij in relatie tot volksgezondheid. Gemeente Reusel-De Mierden 29 september 2015

QUICKSCAN MILIEUCONTOUREN EENDENPARKWEG ERMELO <...> 17 juli 2009 B ARCADIS

Eerste kaart roetconcentraties Nederland Roet aanvullende maat voor gezondheidseffecten luchtvervuiling

Advies lucht. Intern Advies

Geen actie tegen bouwoverlast buiten kantooruren Gemeente Amsterdam Stadsdeel Zuid

Overlastmeldingen adequaat behandeld Gemeente Amsterdam Stadsdeel Zuid

Deze centrale vraag leidt tot de volgende deelvragen, die in het onderzoek beantwoord zullen worden.

Communicatieplan. Energie- & CO 2 beleid. Van Gelder Groep

Onzekerheden bij geurberekeningen. 24 september, Nederlandse Stichting Luchtverontreiniging Hans Erbrink

Pagina 1 van 49 Registratienummer: Z / D

Ons kenmerk Uw kenmerk Aantal bijlagen Datum _ februari 2018

Omgevingsvergunning Ruimtelijke onderbouwing Duifhuizerweg perceel Uden, P, 983 te Uden. concept

Geuronderzoek Recreatieve poort, helofytenenfilter en recreatiepark

Aan Provinciale Staten

Klachtenbehandeling 2015

De Marke III te Hengevelde

MILIEUJAARVERSLAG

lé M^l ^ ^ gronmgen JJ». provincie l^iiéiïifciïiirï^f' Onderwerp Risicoanalyses n.a.v. onderzoek Nor Aan Provinciale Staten Geachte dames en heren.

Van agrarische bedrijfsbestemming naar bedrijfsbestemming met bedrijfswoning.

CONCEPT. Op weg naar omgevingsafspraken Aviation Valley MAA

I J s s e I I a n d V iiidatum

ONTWERPBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN ARTIKEL 2.7 VAN DE WET NATUURBESCHERMING (Wnb)

Format Ruimtelijke Onderbouwing (versie 1, aug 2014) INHOUDSOPGAVE

Datum 20 november 2009 Betreft Voortgang dossier zandwinputtenvoortgang dossier zandwinputten. Geachte Voorzitter,

Verslag bijeenkomst 22 november 2016 in De Bunt in Someren-Heide

Ledenbrief Stopdestank Deurne Vereniging voor bescherming van volksgezondheid, leefbaarheid en milieu nummer 45 mei 2015

Communicatieplan Energie- & CO 2 beleid Heras

Rekenkamercommissie Vallei en Veluwerand

Holland Casino Utrecht

(Geluids-)overlast evenementen

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Bijlage 1: Geurhinderbeleid industriële geurbronnen. Hoofdstuk 1 Uitgangspunten provinciaal geurhinderbeleid

GGD Zuid Holland Zuid t.a.v. Mevrouw I. Akkersdijk. Gemeente Dordrecht / Afd. Bouw en Wonen t.a.v. Mevrouw G. Norden. Geachte heer, mevrouw,

Gezamenlijke aanzet uitvoeringsprogramma Mest Eindconcept, versie 30 april 2018

Memo Houtrook GGD Fryslân, team Medische Milieukunde. Auteur: Tim Nonner

Complexe milieusituatie, met name op het gebied van geur en geluid

Checklist. Informatievoorziening. Grote Projecten

Coffeeshop in de buurt Ervaringen van direct omwonenden

toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid

Informatie en raadpleging van de personeelsvertegenwoordiging over resource efficiency kwesties in de Europese staalindustrie

Windpark Fryslân. Toetsingsadvies over de aanvullende notitie bij het milieueffectrapport. 14 juli 2016 / projectnummer: 2673

Ontwerp besluit UV

Bestemmingsplan buitengebied gemeente Someren 2014

Q&A Q&A geitenhouderij en gezondheid

bevoegd gezag gesloten in de praktijk zeer weinig voorkomt.

Ministerie van Infrastructuur en Milieu T.a.v. mevrouw S. Dijksma, staatssecretaris. Postbus 20901, 2500 EX Den Haag. Geachte mevrouw Dijksma,

2. Op welke punten schieten de huidige normen tekort? Hoe zouden ze moeten veranderen om effectief te kunnen handhaven?

Uitbreiding pluimveehouderij Mts. Van der Cruijsen te Sambeek

BBT-conclusies veehouderij. Schakeldag 2018

Nr. 2009/74 27 april 2009 ISSN: X HHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHHH

Werken met de Omgevingstafel

Notitie. Omgevingsplan The Green Village uitwerking aan de hand van twee voorbeelden

Onderwerp: Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2017 gemeente Sint-Michielsgestel

Over denken en doen. Doorvertaling van EV in RO. 7 december december 2010 ARCADIS Imagine the result

Milieu I Management I Advies Postbus ZG Cadier en Keer Tel

Transcriptie:

Advies aan Provincie Groningen inzake nieuw geurbeleid Stankoverlast is een belangrijk punt als het gaat over aantasting van woon- en leefgenot. Met een nieuw geurbeleid wil de Provincie Groningen de stankoverlast vanuit de industrie terugdringen. De Provincie heeft besloten dat de behoeften en belangen van stakeholders hierin een belangrijke rol moeten spelen. De Natuur en Milieufederatie Groningen (hierna NMG) is gevraagd om de behoeften en ideeën van omwonenden, burgers en natuur- en milieuorganisaties samen te brengen in een gezamenlijk advies aan de Provincie. De NMG organiseerde daarom donderdag 18 april een discussiebijeenkomst voor inwoners en natuur- en milieuorganisaties. De ideeën en opmerkingen die op deze bijeenkomst zijn gemaakt worden gebundeld en meegenomen in dit advies. De NMG heeft ook deelgenomen aan de stakeholder bijeenkomst geurbeleid die door de provincie Groningen op 25 april is georganiseerd. De ervaringen en bevindingen van deze bijeenkomst zijn ook meegenomen in voorliggend advies. Daarnaast zal dit advies ook een inhoudelijke beschouwing geven van het document Geurbeleid toelichting (versie 16 april 2013). Hiervoor is gesproken met drs. C.M. Ree verbonden aan de Bèta Wetenschapswinkel en met Carla Anzion, voorzitter sectie Geur van de VVM. Tot slot zal de NMG een advies geven. Dit advies is gebaseerd op onze eigen praktijkervaring met milieukwesties (waaronder stankoverlast) en de signalen die wij vanuit onze achterban aangereikt krijgen. Aanbevelingen n.a.v. bijeenkomt Loppersum De volgende punten zijn tijdens de discussie naar voren gekomen: 1. Klachtenregistratie en afhandeling Het punt dat op de discussieavond naar voren komt, betreft de onvrede over de huidige klachtenregistratie en afhandeling. Het blijkt dat dit ook een punt is dat landelijk is geconstateerd. De volgende zaken komen hierbij naar voren: - Op dit moment komen klachten op verschillende punten binnen, zowel bij de Provincie als bij het betreffende bedrijf zelf. Dit geeft een onvolledig beeld van het aantal klachten dat daadwerkelijk is gemeld. Wanneer de klachten bij het bedrijf zelf binnenkomen, wordt dit door hen niet altijd naar buiten (of richting Provincie) gecommuniceerd. Er moet beter inzicht komen in het aantal klachten. - Er is onvrede over de procedure van klachtafhandeling door de Provincie. Bij het indienen van een klacht, komt men terecht bij een callcenter. Deze registreert de klacht. Enige terugkoppeling ontbreekt, waardoor het gevoel ontstaat dat er niet geluisterd wordt en er niets met de klacht wordt gedaan (men voelt zich niet serieus genomen). De aanwezigen geven aan hierom vaak niet meer te klagen. Ook langdurige (meerdere jaren) stankoverlast is voor de omgeving reden om niet meer te klagen. In de terugkoppeling en het vervolg is een flinke verbeterslag te maken. - Dat men bij een callcenter terecht komt, wordt niet positief gevonden. Liefst zou men met een inhoudelijk ambtenaar spreken, van wie men meteen te horen krijgt dat er iets aan gedaan wordt. - Een directe terugkoppeling aan het betreffende bedrijf ontbreekt. Dit wordt ook erkend door iemand van het management van een bedrijf uit Delfzijl dat zelf veel stankoverlast veroorzaakt. Als er terugkoppeling plaatsvindt dan is dit vaak periodiek, waardoor de bedrijven pas laat worden ingelicht. Dit maakt het lastig voor bedrijven om op de klachten te anticiperen. - Klachten zijn een belangrijke graadmeter als het gaat om constatering van stankoverlast. Het aantal meldingen moet echter niet als excuus worden gebruikt om geen actie te ondernemen. We kunnen omwonenden niet verplichten de overlast te

melden. Dat is op dit moment ook niet verplicht, maar er wordt door de overheid vanuit gegaan dat dit wel altijd gebeurt. In het concept geurbeleid van de Provincie is hierover nog niets opgenomen. Wij adviseren de volgende onderdelen op te nemen in het nieuwe geurbeleid: - Verbetering klachtenmelding- en registratieprocedure; - Betere terugkoppeling/follow-up van klachten; - Verduidelijking klachtenprocedure aan omgeving; - In het beleid niet uitgaan van de stelling geen klacht = geen stankoverlast ; - In het beleid niet uitgaan van de stelling er wordt voldaan aan wet- en regelgeving = geen stankoverlast te verwachten. Een aanvullende oplossing voor dit probleem is het aanstellen van BOA s (of Milieuopsporingsambtenaren) vanuit de Provincie die zelf handhaven, ter plekke de stankoverlast kunnen constateren en direct proces-verbaal mogen opmaken. 2. Meten is weten Naast beleving (het aantal klachten) kan stankoverlast gemeten worden met apparatuur. In het conceptbeleid gaat de Provincie uit van een standaard meetwijze voor stankoverlast. Bij nieuwe aanvragen wordt een berekening uitgevoerd om op voorhand de mate van stankoverlast te bepalen. De Provincie toetst hierin aan de hand van geureenheden per m 3. De volgende punten zijn benoemd: - Aanwezigen geven aan de geurhinder te kunnen herleiden tot het bedrijf. Wel wordt opgemerkt dat het lastig is om te bepalen welke (chemische) stof de stankoverlast veroorzaakt. Dit sluit nauw aan bij de bezorgdheid over de gezondheidseffecten van de stoffen die we ruiken, maar ook van de stoffen die we niet ruiken; - Officiële onderzoeken naar stankoverlast worden uitgevoerd door een bureau dat is ingeschakeld door het overlast veroorzakende bedrijf. Dit levert niet altijd een even onafhankelijk rapport op; wie betaalt die bepaalt. De handhaving en het toezicht kennen daarom geen draagvlak bij de getroffenen. - Er is geen meetnet waar actief en realtime kan worden gemeten en dus ook geen inzicht in concentratiegebieden. Het is hierdoor moeilijk om te bepalen waar de overlast vandaan komt en dus ook moeilijker om gericht stappen te ondernomen ter vermindering van stankoverlast. Bedrijven kunnen nu een klacht nog afdoen als melding van notoire klagers, omdat er geen onafhankelijke meting is die de klacht ondersteund. - Er is geen vertrouwen op het overzicht van de jaarlijkse stankoverlast in de provincie. De praktijkervaringen stroken niet met de geregistreerde gegevens. Er is behoefte aan een jaarlijkse rapportage over de stankproblematiek in de provincie waarin het voor de omwonenden duidelijk wordt waar men aan toe is. Hierbij is opgemerkt dat dit ook geldt voor overige schadelijk emissies (ook geurloos). Wij adviseren de volgende zaken op te nemen in het geurbeleidsstuk van de Provincie: - Laat de Provincie zelf middelen vrijmaken om geuronderzoek of geurmetingen te kunnen uitvoeren. Andere provincies (zoals Gelderland) doen wel zelf metingen. Ga een samenwerking aan met andere provincies om een eigen meet- /onderzoeksafdeling op te zetten. - Plaats een meetnet waarmee actief en realtime wordt gemeten. Een meetnet rondom overlast veroorzakende bedrijven/gebieden geeft meer inzicht in concentratiegebieden en is ondersteunend aan de constatering van stankoverlast. Bovendien kan dit meetnet ook zaken in de gaten houden die men niet ruikt, maar wel schadelijk zijn. Pagina 2 van 7

- Het meetnet kan mede invulling geven aan een jaarlijks door de Provincie op te stellen rapport over stankoverlast (geurhinderkaart) met ambities en doelstellingen. 3. Normering - De aanwezigen geven aan steeds betere ervaring te hebben met bestaande bedrijven. Hier is over het algemeen ook goed contact mee. Bij nieuwe bedrijven ervaart men dat deze zich niet bewust zijn van de problemen. De bedrijven baseren zich op het feit dat de vergunningen op orde zijn en er daarom geen verdere noodzaak meer is zich in te spannen. - De aanwezigen accepteren dat het af en toe stinkt, maar willen wel weten dat er iets met hun klachten gebeurt (klachtenafhandeling). Dit geeft meer acceptatie. Fysieke klachten (ademhalingsproblemen, huidirritatie etc.) mogen geen criterium zijn om te constateren of er ernstige stankoverlast is. Fysieke klachten moeten voorkomen worden. Daarentegen hinder van stank (het waarnemen op zich) is onvermijdelijk en mag af en toe voorkomen. - Wanneer een bedrijf zich wil vestigen, wordt met rekenmodellen de mogelijke stankoverlast ingeschat. In deze berekening wordt een aanname gedaan voor de stankoverlast/uitstoot van het bedrijf. De geschatte overlast/uitstoot wordt verdubbeld en moet dan onder de gestelde norm blijven. Zo wordt de kans op overlast zo klein mogelijk gemaakt. De aanwezigen geven aan dat wanneer achteraf toch blijkt dat de geldende normering wordt overschreden, de vergunning direct moet worden ingetrokken. Deze fout mag niet worden afgewenteld op de omgeving. - Bij verdubbeling van de aanname bestaat de angst dat bedrijven hier al rekening mee gaan houden in hun eigen berekeningen van stankoverlast/uitstoot. Hier moet rekening mee gehouden worden in de beoordeling van de aanname - Het is acceptabel dat een bedrijf 2 keer per jaar overlast veroorzaakt tijdens bijvoorbeeld een grote schoonmaak en een storing. Wanneer 50 bedrijven in een gebied dit doen, telt de overlast 100 momenten. Met een gebiedsnorm moet dit worden tegengegaan. Hierbij is opgemerkt dat daarom regels gesteld moeten worden aan welke bedrijven worden toegelaten in een bepaald gebied. - De overlast door periodiek onderhoud is begrijpelijk maar vanwege de vele bedrijven ook begrensd in wat geaccepteerd kan worden. Er is geen sturing, regie of coördinatie op deze situaties Wij adviseren de volgende zaken op te nemen in het geurbeleidsstuk van de provincie: - Bij de invoering van het beleid dient onderscheid te worden gemaakt tussen bestaande en nieuw te vestigen bedrijven; - Als uitgangspunt moet worden opgenomen dat bedrijven niet meer gaan uitstoten dan nu. De overlast mag niet toenemen; - Als er meer stankoverlast is bij een nieuw bedrijf dan verwacht (door bijvoorbeeld foutieve aannames nieuwe vergunning) moet de vergunning per direct worden ingetrokken. Deze overlast mag niet worden afgewenteld op de omgeving; - Naast een bedrijfsnorm voor de overlast is een gebiedsnorm noodzakelijk. Hiermee wordt voorkomen dat vele bedrijven tezamen tot een ontoelaatbare cumulatie van stankhinder leiden. - Neem voorschriften of tref maatregelen op gebiedsniveau waarin periodiek onderhoud of andere geur veroorzakende werkzaamheden plaatsvinden. - Neem voorschriften op dat deze werkzaamheden alleen plaats mogen vinden onder bepaalde meteorologische omstandigheden. Zoals er bij bepaalde windsnelheden geen stuifgevoelige materialen mogen worden verscheept, kan voor geur veroorzakende werkzaamheden rekening gehouden worden met de windrichting. Pagina 3 van 7

Een mogelijke oplossing voor deze problematiek is het invoeren van een stankhandel (als in de CO 2 -emissie handel). Een nieuw bedrijf dat stank veroorzaakt koopt dit recht op bij een bedrijf dat hiermee haar eigen situatie kan verbeteren. 4. Voorgeschreven techniek Eén van de eisen bij een vergunning is gebruik te maken van de Best Beschikbare Techniek (Best Available Technology, afgekort BAT). Dit houdt in dat een techniek economisch haalbaar is. - Het moet niet de Best Beschikbare Techniek zijn die wordt gekozen, maar Best Bestaande Techniek (Best Existing Technology, afgekort BET). De afweging die wordt gemaakt tussen het resultaat en de kosten zal in dit geval anders moeten. Om het gewenste doel te bereiken moeten de kosten hierbij een meer ondergeschikte rol spelen. - In sommige gevallen betekent het verbeteren van de emissie van stof X dat er meer geurhinder ontstaat. Ook bij het toepassen van nieuwe processen of andere technieken (innovatie) kan dit het geval zijn. Hoe ga je hiermee om, wat heeft prioriteit? - De techniek om geurhinder te voorkomen ontwikkelt zich traag, door het gebrek aan druk vanuit de overheid/vergunningverlening. De overheid moet druk zetten, waardoor innovatiedrang ontstaat. Wij adviseren de volgende zaken op te nemen in het geurbeleidsstuk van de provincie: - Neem bij het voorschrijven van geur-reducerende middelen niet (klakkeloos) aan dat Best Beschikbare Technieken (BAT) voldoende zijn. Er zijn altijd betere (bestaande) technieken voor te schrijven die elders in de wereld gebruikt worden (BET). - Houd bij het geurbeleid de integraliteit van milieuhinder voor ogen. Beschouw geur in relatie tot andere emissies (CO 2, geluid etc) Inhoudelijke opmerkingen Notitie Geurbeleid Naast de adviezen n.a.v. de wensen en de behoefte van onze achterban willen wij ook nog een inhoudelijke advies geven over de Notitie Geurbeleid (versie 16 april 2013). Dit inhoudelijk advies staat niet geheel los van de consultatie van onze achterban. Zo vinden wij het belangrijk dat het nieuwe beleid helder en begrijpelijk geformuleerd wordt. Dit heeft als resultaat dat er meer duidelijkheid is wat er met het nieuwe beleid beoogd wordt en waar men als inwoner van Groningen aan toe is. H1 Inleiding en doelstelling De notitie omschrijft een bepaald doel en beschrijft de achtergrond om provinciaal geurbeleid te maken. Er wordt aangegeven dat er een zekere noodzaak en urgentie is om dit toe doen. Wat hierbij echter ontbreek is een kwalitatieve analyse van de geurproblematiek. Deze analyse is nodig om de noodzaak van nieuw geurbeleid te onderbouwen en om het doel dat nagestreefd wordt (verminderen geurhinder) te kunnen toetsen. Deze analyse vindt niet plaats en voor zover er gegevens worden gebruikt zijn dit oudere gegevens (2009). Geurhinder wordt voor een deel veroorzaakt door bedrijven die onder de bevoegdheid van de provincie vallen. Veel bedrijven vallen onder het activiteitenbesluit en dus buiten de provinciale bevoegdheid. Deze bedrijven behoren wel tot de inrichtingen die de geurhinder veroorzaken. Complicerende factor geeft de provincie daar zelf al bij aan: Een belangrijke recente ontwikkeling is dat steeds meer geur veroorzakende bedrijven onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit komen. De notitie dient de verhoudingen in zeggenschap tussen gemeente en provincie duidelijk te maken inzake de geurhinder en het nieuwe beleid. Het is niet mogelijk om het resultaat van het nieuwe geurbeleid te toetsen als Pagina 4 van 7

dit niet duidelijk is. Dit sluit aan bij het vorige punt waarin het ontbreken van een analyse van de hinder als omissie wordt gezien. Een van de oplossingen hiervoor zou kunnen zijn dat het nieuwe geurbeleid een methodiek levert voor zowel de gemeenten als voor de provincie. Hiermee ondervangt men het probleem dat het nieuwe beleid alleen dat deel van de geurhinder aanpakt afkomstig van provinciale inrichtingen. Op pagina twee wordt voor een feitelijke onderbouwing verwezen naar de nota in geuren en kleuren waarin zeer uitgebreide toelichting is opgenomen. Deze toelichting zou als onderbouwing onderdeel moeten uitmaken van de notitie. H2 Kaderstelling Er wordt verwezen naar voorbeelden van geurbeleid van andere provincies. Het zou goed zijn om deze voorbeelden te noemen en op te nemen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen geurhinder afkomstig van de food-industrie en geurhinder afkomstig van de non-food-industrie. De reden voor dit onderscheid wordt niet benoemd en voor de geurhinder maakt het verschil in specifieke bron ook niet uit. Geurhinder vanuit food-industrie (bedrijven zoals Avebe, Suikerunie) kan ook erg stinken en is bovendien vaak afkomstig van aanwezige waterzuiveringen, grondberging (tarra velden), compost etc. Wij begrijpen dat er misschien gepoogd wordt om een onderscheid te maken tussen chemische stankoverlast en koekjesgeur, maar voor het geurhinderbeleid mag dit niet uitmaken. Hiervoor wordt immers in de meetmethodiek geur het begrip hedonische waarde gehanteerd. Op pagina 3 wordt heel vluchtig ingegaan op het huidige rijksbeleid. Drie punten worden benoemd: aan de bron BBT, vaststellen hinderniveau, geen hinder geen maatregelen. Dit is wel erg kort. Een zo belangrijk onderdeel van het huidige nationale geurbeleid zou wat beter kunnen worden toegelicht. H3 Uitgangspunten provinciaal geurbeleid en H4 Beleidsregel uitvoeringsbeleid industriële geurbronnen 2013 De opbouw van hoofdstukken 3 en 4 ervaren wij als warrig. Deze zou gestroomlijnd kunnen worden waardoor de leesbaarheid en de begrijpbaarheid toeneemt. Zo lopen er een aantal zaken door elkaar in de opsomming (1 t/m 7) op pagina 6 en 7. Dit zijn: - de huidige beleidsregels; - technische en/of juridische uitgangspunten; - beleidskeuzen t.a.v. het nieuwe geurbeleid. Het is in de opsomming niet duidelijk welke van bovenstaande punten de verschillende onderdelen van de opsomming betreft. Wat is een feit? Wat is een keuze die door de beleidsmakers nu gemaakt is t.b.v. het nieuwe beleid? Wat is oud beleid? Dit loopt op deze pagina allemaal door elkaar. Ter illustratie: Bij punt 2 wordt aangegeven dat er gebruik wordt gemaakt van de hedonische waarde van geur. Dit lijkt ons conform de huidige en gangbare methodiek voor geurnormering. Vervolgens is er een opsomming waarin toch wel degelijk beleidsmatige keuzes worden gemaakt Ook de punten 5 en 6 zijn volgens ons wel degelijk nieuwe beleidskeuzes. Pagina 5 van 7

Een andere structuur van de beleidsnotitie kan dit bovenstaande misschien oplossen: 1 Probleemschets en doel notitie; 2 Achtergrond informatie; 3 Standpunt en keuzes provinciaal geurbeleid; 4 Beleidsregels; 5 Toelichting op beleidsregels. Op pagina 11 e.v. wordt uitgebreid gesproken over de toetsingscriteria, hedonische waarden en verschillende typen beschermingsniveaus. Ondanks alle aanwezige kennis over dit onderwerp, over de methodiek voor berekening en onze kennis van verspreidingsmodellering snappen wij niet wat hier staat. Het is ons niet duidelijk op welke wijze getoetst wordt. Artikel 7 en de toelichting erop geven ons geen duidelijkheid in de mate van geuremissie (en depositie) die nog vergunbaar is. Na een uitvoering overleg met de betrokken deskundigen van de provincie hebben wij wel het vertrouwen gekregen dat de rekenmethodiek klopt en dit stelt ons gerust. De conclusie is echter wel dat de rekenwijze een behoorlijke black box is. Wij voorzien dat deze black box het voor bedrijven, deskundigen en overheden lastiger zal worden om in te schatten in hoeverre er hinder naar de omgeving zal ontstaan. Dit zal pas achteraf (door de provincie) kunnen worden vastgesteld na de ingewikkelde modelberekeningen. Wij vrezen dat er hierdoor discussie zal ontstaan bij het aanvragen van vergunningen bij de uitvoering van dit beleid. Overbodig om te vermelden dat er van onze achterban niet verwacht kan worden dat zij deze tekst kunnen begrijpen. Wij voorzien dat hierdoor onbegrip en verwarring zal ontstaan. Een aanpassing van de tekst met voorbeeldberekeningen en figuren is echt nodig. Tot slot nog een overall opmerking over de geurbeleidsregels. Wat mist in het stuk is de rode draad waar de begrijpbaarheid en de leesbaarheid onder lijden. Vanuit de omwonenden is behoefte aan een structuur die antwoord geeft op hun vragen. Wat is het probleem en waarom is nieuw beleid nodig? Hoeveel mensen hebben nu (ernstige) overlast? Hoeveel nieuwe overlast wordt verwacht? Wat wil de provincie bereiken? minder mensen met overlast, dus minder geurhinder (hoeveel?); geen ernstige geurhinder (wanneer 0?); geen nieuwe geurhinder. Hoe wordt dit bereikt? methodiek om geurhinder te berekenen per inrichting; uitgangspunten bij deze methodiek; beleidsregels als handvat (afwenteling onzekerheid methodiek, cumulatie andere bronnen etc.). Wat is het resultaat? bestaande geurhinder wordt aangepakt indien noodzaak; nieuwe geurhinder wordt voorkomen. Aanbevelingen vanuit de NMG Tot slot nog een paar algemene opmerkingen en adviezen vanuit de Natuur en Milieufederatie Groningen. De provincie is voornemens om een nieuwe koers te varen t.a.v. het milieubeleid. Het geurbeleid maakt onderdeel uit van dit milieubeleid. Wij adviseren daarom om deze nieuw koers in de geurbeleidsnotitie helder naar voren te laten komen. Welke ambitie kiest het college van GS? Welke uitgangspunten hanteert het college? Wat zijn de doelen waar het college zich voor gaat inspannen en gaat bereiken middels het nieuwe geurbeleid? Dit Pagina 6 van 7

duidelijk in beeld brengen en helder verwoorden draagt bij aan het draagvlak voor het nieuwe beleid. De mate van stankoverlast wordt berekend op basis van de emissie vanuit 1 bedrijf (inrichting). Op basis van deze berekening wordt ingeschat of het bedrijf niet te veel stankhinder veroorzaakt. Hiervoor heeft de provincie toetsingscriteria geformuleerd 1. Vanuit de omwonenden geeft dit echter geen enkele borging dat er ook daadwerkelijk geen (of een acceptabele) stankoverlast plaatsvindt. Het beleid is erop gericht om de emissies te voorkomen. Borging voor omwonenden zou er pas zijn als het beleid gericht was op de immissie ter plaatste van de woningen. Dit sluit aan bij het volgende punt. Het beleid benoemt een grens wanneer cumulatie een rol mag spelen. In de huidige technische benadering wordt over een bepaalde drempelwaarde gesproken. ( cumulatie is niet nodig indien geurbelasting lager is dan 0,25 oue/m 3 ). Voor omwonenden is dit een inhoudsloze stelling. Ook bij een dergelijk drempel is er wel degelijk sprake van stankoverlast. Alleen is de kans erop een stuk kleiner dan bij hogere geurbelasting. Vooral bij bedrijfsterreinen met ruimte voor veel nieuwe bedrijven is de kans groot dat vele kleine (niet cumulatieve) geurbelastingen als geheel wel degelijk tot ernstige stankhinder leidt. Het huidige beleid voorziet niet in een oplossing voor dit probleem. Een veel gebruikt Engelse uitdrukking luidt als volgt: assumption is the mother of all f*ck ups. Vrij vertaald is dit zoiets als: het doen van aannames brengt grote risico s met zich mee. Wij adviseren de provincie om voorzichtig te zijn bij het doen van aannames en bij het uitspreken van verwachtingen. Wanneer de mate van vergunbare hinder eenmaal is vastgelegd in een omgevingsvergunning heeft het bedrijf voor langere tijd het recht om deze hinder te mogen veroorzaken. Er is inmiddels meerdere malen gebleken dat gunstige schattingen of foutieve aannames geleid hebben tot onacceptabele situaties. De meest in het oog springen voorbeelden zijn ESD en North Refinery. ESD (Kollo-Sic) is destijds met zeer optimistische perspectieven op milieugebied naar Delfzijl gekomen. Er werd aangenomen dat er totaal geen geuroverlast zou zijn. Dit is volledig anders uitgepakt. North Refinery heeft een vergunning gekregen omdat men ervan uitging dat BBT voldoende zou zijn om hinder te voorkomen. De provincie heeft inmiddels honderd duizenden euro s besteed aan het oplossen van de ontstane situatie. Veel van deze aannames zijn lastig om te maken, maar zijn noodzakelijk om tot een vergunning te komen. Er is hierdoor een kans dat er meer overlast of schade aan de omgeving wordt veroorzaakt dan voorzien. Wij adviseren om bij alle vergunningen een bepaling op te nemen dat het bevoegd gezag op basis van een evaluatie periode (van bijvoorbeeld een half jaar jaar) additionele voorschriften mag en zal opnemen. Deze evaluaties zullen in nauwe samenspraak met omgeving moeten plaatsvinden, ondersteund door de noodzakelijk metingen en registraties van emissies, immissies en deposities. Pas dan is er voldoende borging dat er geen ernstige hinder bij omwonenden zal plaatsvinden. 1 Althans, daar gaan wij van uit. Helaas hebben wij deze in de conceptnotitie niet kunnen terugvinden). Pagina 7 van 7