Cultuurhistorische verkenning. Matrix voorheen FT-hal De Hal voorheen CT-hal



Vergelijkbare documenten
Monument: Eindhoven, W-hal Technische Universiteit.

CULTUURHISTORISCHE VERKENNING HOOFDGEBOUW CENTRALE HOOGBOUW

GROENE LOPER TUe EINDHOVEN

CULTUURHISTORISCHE VERKENNING ELEKTROTECHNIEK ENSEMBLE POTENTIAAL - IMPULS - CORONA TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN

KETELHUIS TU EINDHOVEN NU ONDERKOMEN TOPINSTITUUT

Project: Studentenhuisvesting Locatie: TU/e Eindhoven, NL

BLATENPLAN EWIJK BEELDKWALITEIT 10 oktober 2011 projectnummer

Atlas TU Eindhoven. NAi Jaarboek 2019/2020. Team V Architectuur

Inhoudsopgave. 1- Aanleiding voor aanpassing beeldkwaliteitplannen Ligging en hoofdopzet stedenbouwkundige plan 5

Beeldkwaliteitsplan Voormalige Eurobioscoop en omgeving.

HET POORTJE; Toelichting stedenbouwkundige inpassing Datum:

Ruimtelijke Onderbouwing Jaarbeurs Utrecht Entree Oost

Samenvatting Masterplan TU/e Science Park

Avans Hogeschool. Breda

Wonen en zorg Zonnehuis Langerhuize A, Amstelveen (302)

Ketelhuis Ceres TU/e eindhoven

FORUMGEBOUW UNIVERSITY & RESEARCH CENTRE WAGENINGEN

Casa Confetti, De Uithof in Utrecht door Marlies Rohmer

Aanvulling Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Plangebied Aldenhofpark. Hoensbroek

Typisch gemert. Stedenbouwkundige hoofdstructuur en beeldkwaliteit geven Gemert een nieuwe impuls

Versie behorend bij B&W besluit van Welstand-gebiedscriteria Kloosterblokje IV Willemstad

Aanbouw en verbouw Veenweg 29d te Groningen

SCHOOL 7 bibliotheek Den Helder

BEELDKWALITEITPLAN Heerenveen - Skoatterwâld Speciaal onderwijs: Duisterhoutschool + It Oerset. Concept

interieur 3e verdieping gebouw H

Referentieprojecten Grontmij: stationslocaties

Limosterrein Nijmegen

Welstandsparagraaf Locatie Voorweg

contactadres: Joost Glissenaar telefoon:

Kazerne Thomas a Kempislaan te Arnhem. terreinindeling voormalige marechaussee kazerne aan de Thomas a kempislaan 102 te Arnhem

Winfried van Zeeland Van den Berg Kruisheer Elffers Architecten l april 2014

Samenvatting Masterplan TU/e Science Park

Onderwerp : cultuurhistorische waardestelling pand Rijksstraatweg 11

Landschappelijk advies. Ontwikkeling Heereweg 460/460a, Lisse

Locatie 3 Parklaan: NS + Verweij sab Gemeente Boskoop 25 september

Concept d.d. 8 november 2011

D E G R A A N S I L O

PROJECTPRESENTATIE Rotterdam Architectuurprijs 2013

Reddingmuseum Dorus Rijkers

Klapwijkse Pier 1 & 2

Concept voorontwerp Jaarbeursplein. 27 maart 2013

Projectteam woningstichting Vestia Den Haag Zuid-West

POMPGEBOUW TAQ. Transformatie Pompgebouw TAQ

(designed by) Erick van Egeraat Erasmus University College ARC14 Interieur

Onderzoek aanpasbaar bouwen

Projectnummer: Onderdeel : Stedenbouwkundige onderbouwing. Opdrachtgever : de Eekelaar NV Baarleseweg RH Chaam

Stedenbouwkundig advies reclamemast Facilitypoint Gemeente Hardinxveld-Giessendam

De Tuinen II. Beeldkwaliteitsplan juni 2010

inzending arc15 awards > interieur gemeentehuis bloemendaal

Notitie Bouwplan ringspoorlijn blok 5 te Amsterdam. Toetsingskader en bouwkundige randvoorwaarden m.b.t. omgevingslawaai.

Bijlage 4. Advies RCE

Zwembad De Vijf Heuvels Potdijk 5 te Markelo BEELDKWALITEITPLAN

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING SCHUILSTAL LEIDSEVAARTWEG HEEMSTEDE

Stedenbouwkundige studies KJ-plein Den Haag

B&W voorstel Nr. : Onderwerp: Ruimtelijke onderbouwing Vliertwijksestraat 61. 1) Status

Noordsingel 185. Hondiuslaan ER Rotterdam AB Utrecht. tel.: tel fax fax.

stadhuis eindhoven Restauratie en herindeling Stadhuis laagbouw Opdrachtgever Gemeente Eindhoven Interieurarchitect Buro Staal/Christensen

Beeldkwaliteitplan Medisch centrum Bennekom e.o.

Bijlage 1 Beschrijving verloop ontwikkeling stedenbouwkundig plan herontwikkeling Riethorst

Schetsontwerp presentatie Huisvesting gemeente Overbetuwe. 02 oktober 2017

Krullenlaan 3. Oorspronkelijke functie : Dienstwoning en schuur. Datum foto :

Wonen en zorg Zonnehuis Langerhuize A, Amstelveen (302)

RESTAURATIE KIEFHOEK, ROTTERDAM MATH * ARCHITECTEN

WELSTANDSNOTA RIJSSEN-HOLTEN - 1 RIJSSEN WONEN 31

Inhoud. P5 presentatie april 2013 RMIT TU Delft Yuri Barends b

Burgermeester de Beaufortweg 61-63

[FLEXPLEK HET KETELHUIS ]

Renovatie Lanenflat Nieuw Crooswijk, Rotterdam

Sociaal huis MErksplas

memo Verlegging rode contour ter plaatse van de Driebergsestraatweg 63 en 65 te Doorn

Beeldkwaliteitsplan. Goorstraat 35 en Goorstraat. Te Soerendonk

HEIDELBERGLAAN 11, DE UITHOF, UTRECHT 550 STUDENTENWONINGEN EN 4070 M2 LESLOKALEN EN KANTOREN T.B.V. UITBREIDING HOGESCHOOL

VOORONTWERP FLORIS VERSTERSTRAAT april 2012

Amsterdam overhoeks. Ontwerp voor her-ontwikkeling van het Shellterrein op de Noordelijke IJ-oever in Amsterdam.

GEO-INSTITUUT, HEVERLEE STUDIE 2002 REALISATIE OPDRACHTGEVER. BRUTO OPPERVLAKTE (M 2 ) m 2 KOSTPRIJS

Beeldkwaliteitplan Emmen, Noorderplein en omstreken. behorende bij de Welstandsnota Koers op kwaliteit (2 e wijziging)

Herontwikkeling voormalig Storkterrein te Amsterdam Oostenburg

RAPPORTAGE SCHETSONTWERP COMPLEX

Ede - Oost Spoorzone. Masterplan voor de herontwikkeling van vier kazerneterreinen, spoorzone, stationsomgeving

Zaandam. In opdracht van ZVH. Vernieuwing E-flats Poelenburg

Datum AAB NL Beeldkwaliteit ontwerp

Amsterdam - Roeterseiland. Visie voor de herontwikkeling van de campus van de Universiteit van Amsterdam.

Nieuwsbrief 3 Masterplan Rijnstate Arnhem bewoners Alteveer/Cranevelt

GEURST& SCHULZE Plandeel A, grondgebonden woningen met klein appartementenblok

Donkerelaan 20. Straat en huisnummer : Donkerelaan 20 Postcode en plaats : 2061 JM Bloemendaal Kadastrale aanduiding : A9941 Complexonderdeel :

kappen bomen 2x, staan niet op bomenlijst, vergunningsvrij bestaand achterhuis 12.41x11.36 m, 141 m2 sloop en nieuwbouw woongedeelte

Belcanto. ontspannen stedelijkheid

Poort van Boerhaave - Damiate locatie

Beeldkwaliteitplan t GIJMINK

TU Delft Rmit Afstudeeropdracht 2010/2011 Kasteel Gemert, De nieuwe KMA. Titelblad

Invulling voormalig gemeentehuis Delden

Gemeente Den Haag Dienst Stedelijke Ontwikkeling JANUARI 2013 BEELDKWALITEITSPLAN STRAND

Stationsgebied Hoogeveen >>>

Veilige Veste Leeuwarden eerste Passivhausrenovatie kantoorgebouw. KAW architecten en adviseurs juni KAW architecten en adviseurs

BEELDKWALITEITPLAN WATERTOREN UPPEL

Ruimtelijke onderbouwing Kavel 12 Arnhem-Centraal Noord van de gemeente Arnhem

STEDENBOUWKUNDIGE VISIE

Kade Noord. Concept Kade Noord Informatie document Kade Noord B.V. Leon Zondervan Architectuur

Transcriptie:

Cultuurhistorische verkenning Matrix voorheen FT-hal De Hal voorheen CT-hal Januari 2013 Technische Universiteit Eindhoven Faculteit Bouwkunde unit AUDE

Architect S.J. van Embden (1904-2000)

Of de deskundigheid het zal waarderen, moeten we afwachten, dat men het over 25 jaar zal uitspuwen is wel zeker. Dat men er over 50 jaar misschien de kwaliteit wel in zal willen herkennen, die we er met veel geploeter toch zeker wel in zullen hebben weten te leggen, mogen we hopen S.J. van Embden, 1946

Colofon Opdrachtgever: Technische Universiteit Eindhoven Dienst Huisvesting Onderzoek uitgevoerd door: Technische Universiteit Eindhoven Faculteit Bouwkunde, unit AUDE Onderzoekers: Prof. Dr. Bernard Colenbrander Drs. Hélène Damen Gijs Adriaansens MSc Erik van de Scheur BSc Adres: Technische Universiteit Eindhoven Faculteit Bouwkunde Unit AUDE Vertigo 7.33 P.O.Box 513 5600 MB Eindhoven Eindhoven, januari 2013

DEEL I Inleiding Verantwoording Doel Situering Gegevens Deel II A Ontstaansgeschiedenis Ontstaansgeschiedenis Campus Ensemble voor Scheikundige Technologie Ontstaansgeschiedenis FT-hal en CT-hal Transformatie Scheikunde ensemble Deel III Waardestelling en eindconclusie Bronvermelding B Catalogus Het ensemble op campusniveau Object I Matrix (voorheen FT-hal) Ensembleniveau Objectniveau Elementniveau Object II De Hal (voorheen CT-hal) Ensembleniveau Objectniveau Elementniveau

6

Deel I 7

Oorspronkelijke Scheikunde ensemble na wijzigingen in de jaren negentig. 8

Inleiding Dit rapport is het resultaat van het aan de TU/e uitgevoerde onderzoek naar de cultuur- en bouwhistorische waarden van de gebouwen Matrix en De Hal. Deze halgebouwen werden eind jaren vijftig opgeleverd onder de naam FT-hal (Fysische Technologie hal) en CT-hal (Chemische Technologie hal) en maakten oorspronkelijk deel uit van het door het bureau van architect S.J. van Embden (1904-2000) ontworpen Scheikunde ensemble op de TU/e campus. Eind jaren negentig kreeg de faculteit Scheikundige Technologie een nieuw onderkomen naar ontwerp van architect Martien Jansen van OD205: Helix (1993-1997). Naast de nieuwbouw voor Scheikundige Technologie was OD205 (projectarchitect: Roy Lim) verantwoordelijk voor de renovatie en verbouwing van de oude FT-hal (1998-1999). De vrijgekomen Scheikunde hoogbouw (T-hoog) werd herbestemd als huisvesting van de faculteit Bouwkunde en naar ontwerp van Bert Dirrix gerenoveerd en getransformeerd tot het huidige Vertigo (1998-2002). Ten behoeve van deze transformatie werd de Chemische Technologie hal in 1999 gedeeltelijk gesloopt. Het resterende deel werd herbestemd tot tijdelijk onderkomen van onder andere de Centrale Bibliotheek en werd herbenoemd tot De Hal. Sinds september 2012, na het vertrek van de Centrale Bibliotheek naar het MetaForum, staat De Hal leeg. In tegenstelling tot de andere gebouwen van het oorspronkelijke Scheikunde ensemble, die in de jaren negentig (gedeeltelijk of volledig) zijn gesloopt of herbestemd, huisvest Matrix nog altijd samen met Helix de faculteit Scheikundige Technologie. Dit rapport bevat de ontstaansgeschiedenis, beschrijving en waardestelling van de FT-hal en de CT-hal. De gebouwen worden verder Matrix en De Hal genoemd. Verantwoording Voor dit onderzoek werd in 2012 opdracht gegeven in het kader van de transformatie van de TU/e campus, waarvan Matrix en De Hal deel uitmaken. Om op een onderbouwde manier te kunnen spreken over de kwaliteiten van beide hallen, is een bouwhistorisch onderzoek 1 uitgevoerd op basis van de Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek. Het onderzoek is er op gericht de waarden vast te stellen waarmee rekening dient te worden gehouden bij een eventuele aanpassing van beide gebouwen voor een nieuwe functie en/of gebruiker. DEEL I voorziet in een introductie op het onderzoek en het doel ervan. DEEL II bevat de beschrijving en waardestellingen, het bestaat uit 2 hoofdstukken. Hoofdstuk A gaat in op de bouw- en gebruiksgeschiedenis van de gebouwen Matrix en De Hal. Hoofdstuk B is een catalogus van beide gebouwen op de drie beschouwingniveaus: ensemble, object en element. De hallen worden zowel bekeken op de stedenbouwkundige positie binnen het Scheikunde ensemble in relatie tot de gehele campus, als op het niveau van het object (de hal) en het element. Per beschouwingniveau worden de waarden geanalyseerd, opgetekend en toegekend. DEEL III bevat tot slot de overkoepelende waardestelling. In de door UrbanFabric Steenhuis stedenbouw/landschap in 2009 uitgevoerde cultuurhistorische verkenning is een aantal waardevolle karakteristieken van de TU/e campus 1 L. Hendriks, J. van der Hoeven, Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek; Lezen en analyseren van cultuurhistorisch erfgoed, Den Haag, 2009 (2000). 9 benoemd. 2 Het betreft de waarden van het campusterrein op een stedenbouwkundige schaal met betrekking tot het groen, de bebouwing, de ontsluiting en de opzet. Kort samengevat gaat het om: Groen: landschap als kader, park als kern De gebouwen hebben een vrije ligging in het park, de overgang naar de omringende stad is gemarkeerd door een groene rand. Bebouwing: ensembles van gebouwen, verbindingen, buitenruimten De kern van de campus wordt gevormd door de universiteitsgebouwen uit de eerste en tweede bouwfase. Ze hebben een grote architectonische samenhang, zijn meestal alzijdig en worden onderling verbonden door loopbruggen op niveau en door pleinen en buitenruimten op maaiveld. Ontsluiting: bajonet, centrale as en binnenring De campus kent een hiërarchische verkeersstructuur, die alle gebouwen ontsluit via een orthogonale grid van wegen. Het grid vormt het fundament van de stedenbouwkundige, architectonische en functionele organisatie van de campus en wordt bereikt via twee oorspronkelijke hoofdtoegangen vanaf de Kennedylaan en de Insulindelaan. Deze entrees zijn landschappelijk geënsceneerd. Via een bajonetontsluiting door de groene rand om de campus wordt een geleidelijke overgang op het orthogonale grid gemaakt. 2 P. Meurs, M. Steenhuis, Technische Universiteit Eindhoven; Cultuurhistorische verkenning campus, Urban Fabric en Steenhuis stedenbouw/landschap, Schiedam, 2009.

10

< TU/e campus 2012 Centrum: middelpunt zoekende kracht In de loop van de tijd is de ideevorming over de campus als eenheid regelmatig gewijzigd. In de huidige situatie wordt het centrum van het TU-ensemble gevormd door de as Auditorium Hoofdgebouw MetaForum Ceres. Bij deze waarden van het campusterrein op stedenbouwkundige schaal zijn een aantal fysieke dragers benoemd: De groene rand (Kennedylaan, Onze Lieve Vrouwestraat, Insulindelaan en Prof. Dorgelolaan). De hoofdstructuur, tevens monumentale ruggengraat van het terrein, van west naar oost wordt ondersteund door gebouwen en beplanting (De Zaale) De pleinen tussen de bebouwing uit de eerste en tweede bouwfase. Het voorterrein: de groene ruimte tussen Kennedylaan en hoofdgebouw, met de Dommel als dominant landschappelijk element. Het ensemble van bebouwing uit de eerste en tweede bouwfase. Zowel de algemeen geldende waarden van het campusterrein op stedenbouwkundige schaal als de benoemde fysieke dragers maken inmiddels deel uit van het stedenbouwkundige masterplan en het gemeentelijke bestemmingsplan. 3 Ze worden waar nodig als onderlegger voor deze waardestelling gebruikt. In de cultuurhistorische verkenning van het campusterrein zijn tevens uitspraken gedaan over de architectonische waarden van de campus. Zowel in relatie tot de stedenbouwkundige opzet als op objectniveau. 3 Masterplan TU/e Science Park, TU/Eindhoven, mei 2012. Uitgangspunt hierbij vormt de gefaseerde ontwikkeling van de campus, waarbij per fase een aantal karakteristieken is geformuleerd. Op basis van historisch onderzoek is de ontwikkeling van de campus onder te verdelen in de volgende bouwfasen: Eerste bouwfase 1957-1965: Kerngebied; Tweede bouwfase 1965-1974: Uitbreiding Kerngebied; Derde bouwfase 1974-1994: Een nieuw centrum; Vierde bouwfase 1994-2009: Masterplan, campus 2020 en de Vijfde bouwfase 2010 heden: Masterplan TU/e Science Park. Matrix (voorheenk FT-hal) en De Hal (voorheen CT-hal) zijn gerealiseerd in de eerste bouwfase en maakten deel uit van het oorspronkelijke Scheikunde ensemble. In de vierde bouwfase zijn beide hallen als onderdeel van het ensemble getransformeerd. De voor de eerste fase geformuleerde architectonische karakteristieken zijn als volgt samengevat: Een industrieel karakter. Een consequent en expressief toegepast maatsysteem. Alzijdigheid bereikt door de toepassing van skeletconstructies en doorzichtige vliesgevels. Verschillende peilmaten op maaiveldniveau. Sommige gebouwen liggen verdiept in het terrein andere hebben zwevende plinten en opgetilde entrees. De toepassing van primaire kleuren in gevels, deuren en loopbruggen. Het loopbruggensysteem op het niveau van de eerste verdieping vormt een homogene verbindingstructuur van de collectieve ruimte. 11 Deze reeds vastgestelde kwaliteiten komen ook in deze waardestelling naar voren en zullen voor zowel Matrix als De Hal specifiek en inzichtelijk worden gemaakt. Doel Primair doel van het onderzoek is het leveren van een wetenschappelijk gefundeerde waardestelling van Matrix en De Hal. De resultaten dienen als kader bij het onderzoeken van mogelijkheden van transformatie van beide gebouwen binnen de kaders van de transformatie van de TU/e campus tot het TU/e Science Park. 4 4 Zie noot 3.

Plattegrond TU/e 2012 Gebouwen Onze Lieve Vrouwenstraat 1. Matrix (voorheen FT- hal) 2. De Hal (voorheen CT-hal 3. Vertigo 4. Helix 5. Het Gaslab 6. Metaforum 7. Hoofdgebouw 8. Auditorium 9. Potentiaal 10. Laplace 11. Impuls 12. Kennispoort John F. Kennedylaan 8 Den Dolech 7 11 De lampendriessen 6 9 Het veken De Lismortel 10 B De Wielen 4 De Zaale D 18 6 De Rondom 20 7 C 11 De Zaale Insulindelaan NS Station Centrum 12 6 3 2 1 4 5 Het Kranenveld Professor Dorgelolaan 12

Situering Matrix is gelegen aan het Kranenveld ten zuiden van de Groene loper ingeklemd tussen Vertigo (west), Helix (oost), Hoofdgebouw en MetaForum (noord) en De Hal en Gaslab (zuid). De Hal is gelegen aan het Kranenveld ten noorden van de Prof. Dorgelolaan en ten zuiden van de Groene Loper. De Hal wordt begrensd door Vertigo (west), Gaslab (oost), Hoofdgebouw (noord) en Matrix(noord-oost). Gegevens Opdrachtgever en eigenaar: Dienst Huisvesting Technische Universiteit Eindhoven Onderzoekers: Prof. Dr. Bernard Colenbrander Drs. Hélène Damen Gijs Adriaansens MSc Erik van de Scheur BSc Adres: Het Kranenveld 5600 MB Eindhoven 13

Deel II

16

Deel II - A Ontstaansgeschiedenis In dit deel wordt de ontstaansgeschiedenis van Matrix en De Hal toegelicht. De huidige verschijningsvorm van de gebouwen wordt verklaard aan de hand van de bouw- en gebruiksgeschiedenis. Zowel de ontwerpkeuzes voor het oorspronkelijke Scheikunde ensemble in relatie tot de campus als voor de afzonderlijk objecten: de gebouwen Matrix en De Hal in relatie tot het ensemble, worden besproken. Daarbij zal eerst worden ingegaan op het ontwikkelde programma en de ontwerpoverwegingen voor de Campus en het Scheikunde ensemble. Daarna wordt ingezoomd op de gebouwen in relatie tot de andere hallen op de Campus en zullen de diverse transformaties binnen het Scheikunde ensemble waaronder Matrix en De Hal afzonderlijk worden besproken. 17

Maquette van het oorspronkelijke Scheikunde ensemble. 18

Ontstaansgeschiedenis Campus De campus van de Technische Universiteit Eindhoven heeft een bijzondere ontstaansgeschiedenis. Over een periode van vijfendertig jaar (1954-1989) is het complex door hetzelfde architectenbureau OD205 vormgegeven. 5 Vanaf de initiatieffase begin jaren vijftig tot in de derde bouwfase was architect S.J. van Embden (1904-2000) betrokken bij de ontwikkeling van het campusterrein. Mede hierdoor is het complex exemplarisch voor een consistent en consequent doorgevoerde visie op een functionele stedenbouw en architectuur. 6 De locatiekeuze voor het Dommeldal, dat ondanks de centrale ligging in Eindhoven tot na de oorlog nagenoeg onbebouwd was gebleven, maakte de realisatie van een groene campus in het centrum tot een uniek gebouwencomplex: een innercity campus met outer city kwaliteiten. 7 Een tweede Technische Hogeschool Als gevolg van de toenemende industrialisatie van Nederland ontstond er na de tweede wereldoorlog een tekort aan technici. Al in 1946 gingen de eerste stemmen op voor een tweede Technische Hogeschool. De lobby die Eindhoven startte om het nieuw op te richten instituut binnen te halen, was succesvol. De aanwezigheid van grote industriële ondernemingen als Philips en DAF, evenals de 5 Dit bureau heette aanvankelijk Bureau Ir. S.J. van Embden. In 1964 veranderde de naam in Van Embden Choisy Roorda van Eysinga Smelt Wittermans Architecten en Stedebouwkundigen NV. In 1969 werd het OD205. 6 Het ontstaan van de TU/e campus is uitgebreid omschreven in het document: P. Meurs, M. Steenhuis, Technische Universiteit Eindhoven; Cultuurhistorische verkenning campus, Urban Fabric en Steenhuis stedenbouw/landschap, Schiedam, 2009. 7 Landschapsplan TU/e Science Park, Quadrat, maart 2011. politieke wens om het aantal hoger opgeleiden in zuidelijk Nederland te bevorderen, bleken in het voordeel van Eindhoven te zijn. In juli 1953 keurde de Eerste Kamer het voorstel voor de oprichting van een tweede Technische Hogeschool in Eindhoven goed. Als blijk van waardering voor deze keuze stelde de Gemeente Eindhoven in september 1953 een terrein van 40 ha ter beschikking, gelegen ten noorden van de spoorlijn naar Venlo. Een jaar later, in 1954, kreeg architect Van Embden officieel opdracht tot het ontwerpen van de Technische Hogeschool Eindhoven. In september 1957 opende koningin Juliana de nieuwe hogeschool in de tijdelijke huisvesting op de zolder van het Gymnasium Augustinianium, terwijl de ontwikkeling van de plannen voor de definitieve huisvesting in het Dommeldal in volle gang waren. Ontwerpuitgangspunten van Van Embden De architectuur en stedenbouw van de TU/e zijn bijzonder omdat het een ensemble betreft waaraan hetzelfde architectenbureau langere tijd vormgaf. Architect Van Embden kreeg in Eindhoven de kans om zijn denkbeelden over een periode van ruim dertig jaar te realiseren. Door vanaf het begin een aantal steeds geldende uitgangspunten te formuleren, slaagde Van Embden erin om tot een consistent plan te komen. Essentieel voor de campus is de samenhang van groot naar klein, van het landschap via de stedenbouwkundige structuur, de aangelegde buitenruimte, het systeem van verbindingen tussen de gebouwen naar de architectuur en het interieur. 19 Van Embdens uitgangspunten voor het campusplan luidden als volgt: Allereerst het centraliseren en ontmoeten door middel van een compacte organisatie. Aanleiding was de wens een hechte scholengemeenschap te creëren door het contact tussen de verschillende disciplines te stimuleren. Daarnaast werd gestreefd naar een zo economisch mogelijk gebruik van het bouwterrein. Het bruggensysteem en de hoogbouw zijn de belangrijkste ruimtelijke consequenties van dit uitgangspunt. 8 Een tweede belangrijk uitgangspunt was de flexibiliteit van het complex met als doel veranderingen, verhuizingen en uitbreidingen in de toekomst mogelijk te maken. Zowel binnen het gebouw als op stedenbouwkundig niveau werd daarom zoveel mogelijk gewerkt met stramien- en standaardmaten. Een derde uitgangspunt vormde de toepassing van een zo goedkoop mogelijke en rationele bouwwijze. Dit resulteerde in een ver doorgevoerde standaardisatie en normalisatie van bouwkundige onderdelen. Deze uitgangspunten waren bepalend bij de totstandkoming van het gebouwenensemble en relevant voor de keuzes van positionering, gebouwtype, plattegrond en materialisering van het totale complex. Voorafgaand aan het ontwerp deelde Van Embden de ruimtevraag in vier verschillende categorieën: hallen voor niet-stapelbare onderzoeksfuncties, algemene laboratoria en instructiezalen, kantoor- en vergaderruimten, en gebouwen voor bijzondere functies zoals collegezalen. 8 Masterplan TU/e Science Park, TU/Eindhoven, mei 2012.

Maquette van het schetsplan van Van Embden, 1957. Dit plan voorzag in een technologische hal voor het Scheikunde ensemble. Voorstudie terreinindeling: drie zones Maquette van Scheikunde ensemble met twee technologische hallen. 20

De gekozen gebouwvormen zoals hoogbouwschijven en laagbouwhallen zijn een directe vertaling van het programma. Drie zones Bij de planning van de campus verdeelde Van Embden het Dommeldal van noord naar zuid in drie zones conform de drie te onderscheiden afdelingen. Deze zones waren respectievelijk bestemd voor in het noorden Elektrotechniek, zo ver mogelijk van het spoor in verband met trillingen en mogelijke storingen van de meetapparatuur; in het zuiden Scheikunde; en in het midden Werktuigbouwkunde omdat deze afdeling de meeste onderlinge relaties zou hebben met zowel Elektrotechniek als Scheikunde. Over de ligging van het Scheikunde ensemble in de zuidwesthoek merkt hij expliciet op: De van een zuidelijke ligging van chemie wellicht te verwachten bezwaren (gassen en dampen, die door de zuidwestenwind over de rest der gebouwen kunnen worden verspreid) kunnen met technische middelen (hoge schoorstenen, hoge gebouwen) goeddeels worden ondervangen. 9 Vanuit die indeling werd een eerste stedenbouwkundig plan bedacht met het zwaartepunt van het gebouwencomplex gesitueerd in de zuidwesthoek van het terrein. In de allereerste plannen voor de Technische Hogeschool vormde het Hoofdgebouw het enige hoge element binnen de ontworpen structuur van het gebouwencomplex. Een 9 Toelichting op het schetsplan door S.J. van Embden, februari 1957 Archief TU/e. ontwerp voor de campus uit september 1956 toont een enkel, centraal gelegen hoog gebouw met daaromheen verschillende lage hallen. Het centrale hoge gebouw zou naast collectieve voorzieningen als bibliotheek en kantine, onderdak bieden aan de afdeling Algemene Wetenschappen en als doorgangshuis functioneren voor de afdeling Elektrotechniek, Werktuigbouwkunde en Scheikunde. In een later stadium zouden deze afdelingen naar de hoogbouw in hun eigen terreinzone verhuizen. Ruimtevraag In februari 1957, zes maanden voor de opening van het eerste collegejaar presenteerde Van Embden zijn eerste schetsplan voor de Technische Hogeschool Eindhoven aan de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen. 10 Aanvankelijk was de opgave een hogeschool te ontwerpen voor 1000 studenten: 400 voor Werktuigbouwkunde, 300 voor Elektrotechniek en 300 voor Scheikunde. Het was duidelijk dat met de beoogde industrialisatie van Nederland het gewenste aantal ingenieurs in de toekomst sterk zou groeien. De plannen waren daarom vanaf het begin op groei berekend. Zo voorzag het Programma van Eisen uit februari 1957 in een schetsplan en een begroting voor zowel 1000 als 2000 studenten. 11 Bijna onmiddellijk bleken de ruimten voor de afdeling Scheikunde vanwege noodzakelijke installatietechnische voorzieningen het universele gebruik van het Hoofdgebouw in gevaar te brengen. Op grond hiervan werd de oorspronkelijke opzet 10 Het schetsplan werd gepubliceerd in het Bouwkundig Weekblad, jrg 75, nr.2, 8 januari 1957. 11 Na vijf kalenderjaren. 21 van het gebouwencomplex uit 1956 (een hoog gebouw omringd door lage hallen) in het schetsplan van 1957 aangepast met hoogbouw voor Scheikunde ten zuiden van het Hoofdgebouw. In eerste instantie ontvangt nu derhalve alleen de afdeling der scheikundige technologie haar eigen gebouw, aangezien de uitrusting van chemische laboratoria zoveel extra voorzieningen bleek te vragen, dat een voorlopige onderbrenging niet raadzaam leek. 12 Het plan voorzag tevens in een toekomstige uitbreiding voor Elektrotechniek in de noordelijke zone. Stedenbouwkundige inpassing scheikunde hoogbouw op campus Toen bleek dat de eerste inschrijvingen van studenten aan de hogeschool in september 1957 de prognoses ruim hadden overschreden (er moest eerder rekening worden gehouden met 1800 studenten in het studiejaar 1963/1964 in plaats van 1000), moest het tijdschema voor realisatie van de diverse gebouwen worden herzien. Dit werd vastgelegd in het Herziene Programma van Eisen van juni 1958. 13 Uiteindelijk werd niet Scheikunde maar de hoogbouw voor Elektrotechniek (1960-1963) gelijktijdig met het Hoofdgebouw (1959-1963) gerealiseerd. De hoogbouw voor Scheikunde kwam twee jaar later in 1965 gereed. Door de vervroegde hoogbouw van Elektrotechniek en Scheikunde veranderden de stedenbouwkundige 12 Toelichting op het schetsplan door S.J. van Embden, februari 1957 - Archief TU/e. 13 Samenvatting Herziene Programma van Eisen, juni 1958 Archief TU/e.

< Het Scheikunde ensemble in de jaren zestig, gezien vanuit het zuiden. verhoudingen op de campus. Het Hoofdgebouw, dat aanvankelijk gedacht was als het centrale dominerende element op de campus, veranderde tot verbindende schakel tussen twee flankerende, hoogbouwschijven. De nadruk kwam hierdoor te liggen op de totaliteit van het ensemble van drie hoogbouwstructuren. Als gevolg hiervan ontstond een sterke noord-zuid as binnen het complex. Op het niveau van het ensemble voor Scheikunde was er ook een aantal wijzigingen ten opzichte van het schetsplan uit 1957. Door het toenemend aantal studenten werd gekozen om het Scheikunde ensemble uit te breiden met nog een extra hal. In het Herziene Programma van Eisen uit 1958 is voor het eerst sprake van twee aparte hallen voor de afdeling Scheikunde: een hal voor chemische technologie (CT-hal) en een hal voor fysische technologie (FT-hal). De CT-hal in aanbouw, 1959. 23

< Het oorspronkelijke Scheikunde ensemble gezien vanuit het zuidwesten met rechtsonder T-laag,, daarachter links T-hoog en rechts de CT-hal. Aansluitend op de CT-hal is het Gaslab met links daarvan de FT-hal. Ensemble voor Scheikundige Technologie Eerste bouwfase 1957-1965 Het gebouw Matrix, voorheen FT-hal, maakte oorspronkelijk deel uit van het ensemble voor Scheikundige Technologie. Dit ensemble (zie afbeelding p. 24) werd tijdens de eerste bouwfase (1957-1965) gerealiseerd en bestond uit: twee technologische hallen - CT-hal en FT-hal (1958-1959); aansluitend op de CT-hal een laboratorium voor gevaarlijke experimenten - Gaslab (1959); hoogbouw met 8 laboratoriumlagen - T-Hoog (1961-1965); en een propedeusegebouw in laagbouw - T-laag (1961-1965). Het complex bezat een duidelijke architectonische en stedenbouwkundige samenhang en was exemplarisch voor de ruimtelijke uitwerking van de ideeën van Van Embden uit de eerste bouwfase. Tijdens de realisatie van het Masterplan in de jaren negentig zijn verschillende gebouwen binnen het ensemble (gedeeltelijk) gesloopt, gerenoveerd en/of nieuw gebouwd. Zowel de heldere stedenbouwkundige opzet als de architectonische samenhang is hierdoor gewijzigd. De realisatie van Helix en de transformatie van T-hoog tot Vertigo, evenals de plaatsing van de Meeuwenkeet en het Trafohuis hebben geleid tot een verdichting van het ensemble op maaiveldniveau. (zie afbeelding p. 42) T-hoog in de jaren zestig. 25

26 CT-hal gezien vanuit het noorden met op de voorgrond links de FT-hal, ca. 1960.

Ontstaansgeschiedenis FT-hal en CT-hal (1958-1959) Semi-industriële hallen Het Matrix gebouw was aanvankelijk bedoeld als onderkomen voor de afdeling Fysische Technologie (vandaar de benaming FT-hal) en kwam in september 1959 gereed. 14 De gelijktijdig gerealiseerde CT-hal (nu De Hal) was bestemd voor de afdeling Chemische Technologie. Beide hallen vielen onder de categorie semiindustriële hallen. Het zijn specialistische all-purposegebouwen ; gebouwen met een sterk gestandaardiseerde structuur maar aangepast aan specifieke eisen van een bepaald wetenschapsgebied. 15 Een progressief industrieel milieu In de Toelichting op het schetsplan uit februari 1957 is sprake van drie hallen voor Elektrotechniek, voor Werktuigbouwkunde en voor Scheikunde. Van Embden omschreef deze hallen als semi-industriële hallen voor omvangrijke en zware opstellingen. De hallen werden gekenmerkt door een ligging begane-gronds, door grote horizontale uitgebreidheid en door de mogelijkheid van toetreding van daglicht van de bovenzijde. 16 De hallen bezaten een dubbele hoogte ten opzichte van de overige zalen en vertrekken, die vaak met een normale 14 Vanaf 1963 bood het gebouw tevens onderdak aan de sectie stromingstechniek van Werktuigbouwkunde. Deze sectie was gevestigd in de zuidelijke hal op de begane grond met aansluitende ruimten. In het ontwerp voor de FT-hal uit 1957 hield Van Embden rekening met deze toekomstige ontwikkeling. 15 Linoleumnieuws, no.25, 1965/1, p.5. 16 Toelichting op het schetsplan door S.J. van Embden, februari 1957. Archief TU/e. kamerhoogte van drie meter volstonden. Uit bestudering van het programma- en contactschema bleek bovendien behoefte aan een reeks kleinere vertrekken in de nabijheid van een grote zaal of werkplaats. Op basis van deze gegevens en de wens om zo economisch mogelijk te bouwen, ontwikkelde Van Embden een systeem waarin alle zalen en hallen door het plaatselijk invoegen van een tussenvloer tot twee reeksen van boven elkaar gelegen vertrekken konden worden gevormd. De ruimten in de onderste reeks stonden in rechtstreeks contact met de grote laboratoria, terwijl de bovenste reeks via een door de tussenvloer gevormde galerij of gang bereikbaar waren. Deze oplossing was overigens niet nieuw voor die tijd, maar door Van Embden naar eigen zeggen afgekeken van een normale fabriekshal op de begane grond, waar op halve hoogte een tussenvloer was geplaatst met galerijen. Dit principe was volgens de architect maatgevend voor de totaliteit van het interieur van het gehele complex. 17 Bovendien sloot dit uit de fabrieksbouw geïntroduceerde principe aan bij de wens van Van Embden om het totale campuscomplex een industrieel karakter te geven. De gebouwen moesten de sfeer van het moderne laboratorium en van de moderne fabriek uitademen. 18 Zo schrijft Van Embden in het Bouwkundig weekblad van januari 1957: Het is de bedoeling dat de behuizing van de T.H. straks vrijelijk en zelfs met nadruk haar industriële afkomst zal tonen en docenten en studenten een milieu zal bieden, dat verwant is met een - wellicht wat geïdealiseerd - fabriekscomplex, dat wil zeggen dat de aanstaande ingenieur 17 Van Embden, De Technische Hogeschool Eindhoven, De Ingenieur, 24 juli 1964, p.10, 18 Boukundig weekblad, jrg. 75, nr. 2, 8 januari 1957. 27 een omgeving zal aantreffen, zoals ook de industrie die zou behoren te hebben, en zoals deze die - hopen wij - in de toekomst als regel ook zal bieden. 19 Van één hal voor technologie naar twee afzonderlijke hallen De hal voor Scheikunde was oorspronkelijk bedoeld voor twee verschillende onderwijstakken: chemische en fysische technologie, die zoveel overeenkomsten hadden dat ze om efficiency -redenen in één hal konden worden geprojecteerd; de Technologische Hal. Deze hal was volgens Van Embden hoofdzakelijk bedoeld voor kleine semi-technische opstellingen die door snelle opbouw en aanpassing aan de wisselende behoeften 20 geschikt was voor beide afdelingen. Wel merkte hij in het Programma van Eisen voor drie hallen reeds op dat wanneer er in de toekomst mocht blijken dat het aantal studenten sneller toenam dan werd verwacht, de bouw van een tweede hal noodzakelijk zou zijn. 21 In de eerste plannen voor de Technische hogeschool was de technologische hal geprojecteerd ten zuiden van het hoofdgebouw en ten westen van de geplande hoogbouw voor Scheikunde. In het eerste ontwerp lag de hal in het verlengde van het hoofdgebouw. Omwille van een betere ligging van de verschillende vertrekken ten opzichte van de zon werd de hal in het schetsplan van februari 1957 een kwartslag gedraaid. 19 Boukundig weekblad, jrg. 75, nr. 2, 8 januari 1957. 20 Programma van Eisen Voorstel voor de oprichting van gebouwen voor de technische hogeschool te Eindhoven, februari 1957 - Archief TU/e. 21 Programma van eisen bouw drie hallen voor de Technische Hogeschool te Eindhoven, september 1957 - Archief TU/e.

Interieur technologische hallen, ca. 1960.

Exterieur technologische hallen, ca. 1960.

30 Grote hoge hal op het noorden in aanbouw, 1959.

Op grond van de eerste inschrijvingen van studenten aan de hogeschool in september 1957 die de prognoses ruim hadden overschreden, werd het Scheikunde ensemble nog voor aanvang van de bouw uitgebreid met een tweede hal de FT-hal. Gezien het grote aantal, te verwachte, studenten was het noodzakelijk dat deze tweede hal net als de eerste hal in september 1959 gereed zou komen. Dit was volgens Van Embden alleen mogelijk als de tweede hal dezelfde structuur en een vergelijkbare indeling zou krijgen als de eerste hal. 22 De tweede hal (FT-hal) werd ten zuiden van de W-hal geplaatst en ten noordoosten van de CT-hal (voorheen Technologische Hal), die hiervoor in zuidelijke richting werd opgeschoven. Ruimtelijke structuur van de hallen De ruimtelijke structuur van de beide hallen was identiek. Zo hadden beide gebouwen een hoge op het noorden georiënteerde halruimte voor hoge vaste opstellingen. Deze hal was ca. 15 meter breed, 68 meter lang, had een vrije hoogte van 9 meter en was uitgerust met een beweegbare kraan. De hal werd aan drie zijden (oost-zuid-west) omsloten door uit twee verdiepingen bestaande vleugels met lagere vertrekken; zalen voor lagere opstellingen, laboratoria, hulpruimten, kabinetten en magazijnen. De tussenvloer overkoepelde 3/5 van de hoofdvloer en was via gangen, galerijen en luchtbruggen op het eerste niveau verbonden met de andere gebouwen op het terrein. Op maaiveld werden de hallen ontsloten door een verhoogde, secundaire entree aan de westzijde van het gebouw. In de 22 Programma van eisen betreffende: de hal voor chemische technologie en de hal voor fysische technologie, 25 maart 1958- Archief TU/e. noord, oost en zuid gevel bevonden zich de nooduitgangen en de goedereningangen. Alle zalen en laboratoriumruimten werden aan twee zijden ontsloten om het risico voor insluiting bij brand of explosie zo laag mogelijk te houden. Vanwege de grondgesteldheid en de aanleg van leidingen werd in het midden van beide halgebouwen in de lengterichting een kruipruimte van 12 meter breed en een hoogte van 1.50 meter geplaatst. Afhankelijk van het programma bezaten de hallen kleine verschillen op plattegrondniveau, terwijl de hoofdstructuur gelijk was. Constructie Ook de constructie van beide halgebouwen was identiek en komt overeen met de andere gebouwen op de campus: een skelet uit gewapend beton op een grid van 6,2 x 6,2 meter. Dit met uitzondering van de hoge, op het noorden georiënteerde hal, die als een vrije ruimte zonder kolommen werd vormgegeven. Typerend voor de gebouwen zijn de stalen en glazen vliesgevels. Door de gevels los te koppelen van de draagstructuur (de kolommen) en de binnenwanden, kon het stramien van de gevel (1,24 meter) ongehinderd worden voortgezet. Een dergelijke constructie bood het gebouw tevens de gewenste flexibiliteit qua plattegrondindeling. Vormgeving Van Embden beschouwde de keuze van de constructie als een van de meest wezenlijke expressiemiddelen van de 31 architectuur. 23 Het was volgens hem de belangrijkste keuze die een architect ten aanzien van de vormgeving kon maken. Daarnaast was hij van mening, dat in het moderne leven de techniek als typische uiting van zijn tijd weinig plaats bood voor een starre, pralende manifestatie van het representatieve. 24 Architectonische expressie ontstond als vanzelf uit de toegepaste constructie en diende niet expliciet te worden vormgegeven. In het geval van de hallen koos hij voor een uiterst neutrale vormgeving gebaseerd op de standaard moduulmaat van 1,24 x 1,24 meter. Door de toepassing van glas, staal en beton bezaten de hallen net als de overige gebouwen uit de eerste bouwfase een sterk industrieel karakter. In antwoord op vragen van de afdeling Technologische Scheikunde over de afbouw van de technologische hallen merkte Van Embden op dat deze geheel volgens opdracht in de stijl van eenvoudige utiliteitsbouw waren vormgegeven. 25 Een belangrijk architectonisch element vormde de grote hal op het noorden. Karakteristiek voor de hallen was verder de manier waarop Van Embden functionele elementen zoals noodtrappen en schoorstenen, inzette als architectonische expressiemiddelen. Illustratief zijn de twee spiraaltrappen aan de noordgevel en de oorspronkelijke dakopbouw met de monumentale, vanwege eventuele stankoverlast extra hoge schoorstenen in combinatie met de rijen zaagtand daklichten. 23 De Ingenieur, jrg. 76, nr. 30, 24 juli 1964. 24 Embden, S.J., van, en J.L.C. Choisy, Technische Hogeschool te Eindhoven, Bouw, 1965, Jrg 20, nr 7, p. 215. 25 Beantwoording opmerkingen afdeling Scheikundige Technologie van december 1959 betreffende de afbouw van de technologische hallen, S.J. van Embden, januari 1960 Architef TU/e.

TU/e Campus met op de voorgrond Vertigo, 2012.

Transformatie Scheikunde ensemble Vierde bouwfase 1994-2009 Begin jaren negentig werd duidelijk dat de ruimtebehoefte van de TU na jaren van stevige groei, in de toekomst met ongeveer een kwart zou teruglopen. Vanaf 1994 werd in diverse nota s en discussiestukken nagedacht over de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de campus, hetgeen resulteerde in Het Masterplan uit 1999. 26 Directe aanleiding tot het opstellen van het Masterplan was het besluit van de Rijksoverheid om de TU-gebouwen met ingang van 1 januari 1995 over te dragen aan de TU. Bovendien was een groot aantal gebouwen uit de eerste en tweede bouwfase verouderd. De ruimten voldeden niet langer aan de moderne eisen van onderwijs en onderzoek en waren klimatologisch en veiligheidstechnisch vaak ondermaats. Een van de uitgangspunten van het Masterplan was de universiteit weer als samenhangend geheel vorm te geven. Een compact universiteitscomplex met een autovrij middengebied en een overzichtelijk loopbruggensysteem. Naast het loopbruggensysteem werd een tweede bindend element geïntroduceerd; De Wielen. Aan dit openbaar gebied dat nadrukkelijk bestemd werd voor voetgangers en fietsers - gemotoriseerd verkeerd was slecht beperkt toegestaan - zouden alle faculteitsingangen worden gesitueerd. De wens tot een meer samenhangend geheel stond haaks op de vraag om een meer gedifferentieerde architectuur. De verschillende faculteitsgebouwen dienden niet meer een duidelijke architectonische samenhang te vormen zoals bij het oorspronkelijke ontwerp van Van Embden -, maar een eigen gezicht binnen het geheel te krijgen. 26 H. Rickhof (1999), Masterplan TU planvorming en concrete projecten juni 1999. Voor een uitgebreide bespreking van het Masterplan zie noot 6 Meurs (2009). Studenten en medewerkers hebben hun eigen gebouw. 27 Diverse architecten kregen opdracht tot nieuwbouw of renovatie van bestaande gebouwen, hetgeen heeft geleid tot solitaire gebouwen met een sterk uiteenlopende vormentaal. Helix (1992-1997) De eerste wijziging binnen het Scheikunde ensemble betrof de nieuwbouw voor de faculteit Scheikundige Technologie: het zogenaamde Helix ontworpen door Martien Janssen van het bureau OD205. In eerste instantie was voorgesteld om ter plaatse van de bestaande hallen voor Chemische Technologie en Fysische Technologie, een nieuwe laagbouwstructuur voor Scheikunde te realiseren. Beide hallen waren bouwtechnisch slecht en programmatisch, bouwtechnisch en klimatologisch sterk verouderd. Tijdens de ontwikkeling van de plannen werd om financiële redenen afgezien van sloop. In plaats daarvan werd het hergebruik van beide hallen als nieuwe randvoorwaarde gesteld. Een tweede, nieuw ontwerp van Martien Janssen voorzag dan ook in een herbestemming van beide hallen. De CT-hal zou na renovatie onderdak bieden aan TNO, terwijl de FT-hal en de ten oosten hiervan geplande nieuwbouw, de faculteit Scheikunde zouden huisvesten. Daarbij zou de FT-hal worden herontwikkeld als onderwijsgebouw en Helix volledig bestemd worden voor onderzoek. Aansluitend op het Masterplan diende de FT-hal gelegen aan de Wielen tevens als centrale entree tot zowel het achterliggende 27 Zie noot 26 33 TNO-gebouw als de Scheikunde nieuwbouw. Er werd voorgesteld om de nieuwbouw op het eerste niveau door middel van een promenade ruimtelijk te verbinden met de bestaande hal. Gedurende het planproces bleek het aantal verwachte Scheikundestudenten drastisch terug te lopen. De ruimtebehoefte van TNO daarentegen was door de komst van een aantal landelijke instituten van TNO naar Eindhoven juist toegenomen, waardoor de CT-hal niet langer geschikt bleek voor de huisvesting van het instituut. Tijdens de fase van technisch ontwerp en bestek werd daarom alsnog afgezien van een herontwikkeling van de beide hallen. De entree aan de Wielen en de promenade op het eerste niveau kwamen hierdoor te vervallen, waardoor het ontwerp op een aantal essentiële punten moest worden aangepast. Zo werd de centrale entree op maaiveld, die in het eerste ontwerp was gesitueerd in de FT-hal, verplaatst naar de westzijde van de nieuwbouw, direct aan het Kraaienveld. De H-vormige plattegrond van het onderzoeksgebouw inclusief het trappenhuis werd om die reden gespiegeld. De voorgestelde verbinding op het eerste niveau kwam te vervallen. Na oplevering van de nieuwbouw in 1997 bleek er binnen de faculteit Scheikunde toch behoefte te bestaan aan hoge, grote ruimten voor specialistische opstellingen. Ook was er een tekort aan kantoorruimten en onderwijslokalen. Om in deze behoefte te kunnen voorzien, werd besloten de FT-hal alsnog te renoveren en een rechtstreekse verbinding met Helix via een loopbrug op het eerste niveau te realiseren. Deze loopbrug kon niet meer zoals eerder voorgesteld via de oostgevel worden gerealiseerd vanwege de ligging van de onderzoeksruimten in de westelijke vleugel van Helix. De nieuwe loopbrug diende via de zuid gevel van Matrix direct op de centrale hal van de nieuwbouw aan te sluiten.

De Hal (voorheen CT-hal), 2013.

<Matrix met op de achtergrond Vertigo na transformatie in de jaren negentig. Hierdoor ontstond een diagonale loopbrug; een afwijkend element binnen het orthogonale loopbruggensysteem van de campus. Vertigo (1998-2002) De tweede grote wijziging in het ensemble betreft T-hoog en T-Laag. Na het vertrek van de faculteit Scheikunde onderging de voormalige scheikunde hoogbouw een complete make-over naar ontwerp van Bert Dirrix teneinde dienst te kunnen doen als nieuw onderkomen voor de faculteit Bouwkunde. Terwijl T-laag met uitzondering van het entreegebouw (de huidige Zwarte Doos 28 ) werd gesloopt, is T-hoog behouden maar tot op het betonskelet gestript. De bestaande toren is aan de noordzijde uitgebreid met een monumentale entree conform de voorschriften van het Masterplan. Alle faculteitsingangen diende te worden gesitueerd aan de Wielen. Aan de zuidzijde is in het verlengde van de hoogbouw een laagbouw met werkplaatsen toegevoegd. Om dit te kunnen realiseren is de CT-hal voor 1/3 deel gesloopt en is de luchtbrug ter plaatse komen te vervallen. Door de laagbouwuitbreiding is het door Van Embden gehanteerde functionele onderscheid van laagen hoogbouwtypen in een gebouw samengesmolten. Deze vorm samen met de nieuwe groene gevelbekleding geven het gebouw geheel in de lijn van het Masterplan een eigen gezicht, maar staan haaks op de ideeën van Van Embden om de campus als stedenbouwkundige en architectonische eenheid te ontwerpen. Vertigo is illustratief voor de veranderde ontwerpvisie ten aanzien van de campus uit 28 De Zwarte Doos is in 2006 naar ontwerp van J.Hofman i.s.m. studenten van de TU-Eindhoven gerenoveerd. de jaren negentig. In de huidige situatie staat de zuidelijke uitbreiding van Vertigo zeer dicht op De Hal, waardoor het ensemble in de zuidwesthoek in tegenstelling tot de oorspronkelijke opzet wordt afgesloten. Architect Dirrix zou destijds gepleit hebben om De Hal net als T-laag compleet te slopen. 29 Renovatie FT-hal (1998-99 en 2006) Na het gereedkomen van Helix in 1997 bleek de gerealiseerde nieuwbouw voor de faculteit Technologische Scheikunde over te weinig grote ruimte te beschikken voor het plaatsen van grote en hoge proefopstellingen en werd besloten de FT-hal alsnog te renoveren. Naast ruimte voor grote onderzoeksopstellingen moest het gebouw na renovatie voorzien in werkplaatsen, kantooren onderwijsruimten. Na de verbouwing en renovatie door OD205 (projectarchitect Roy Lim), bood de hal, die in eerste opzet hoofdzakelijk bestemd was voor de Faculteit Technologische Scheikunde, tevens onderdak aan het UTI (Universitair Technologisch Instituut. In een later stadium bood Matrix tevens onderdak aan de faculteit Bouwkunde. Bij de renovatie zijn het interieur en de gevels vernieuwd, evenals de installaties. De hoofddraagstructuur en een deel van de infrastructuur zijn hergebruikt. De grote hal op het noorden, bestemd voor scheikundig procesonderzoek met grote en hoge proefopstellingen, bleef in opzet ongewijzigd. Wel werd de hal in drie afzonderlijke ruimten opgedeeld, waardoor afwisselend gebruik mogelijk werd. De uit twee bouwlagen bestaande vleugels kregen 29 Interview Martien Janssen, d.d. 23-11-2012. 35 een nieuwe indeling/plattegrond, waarbij een deel van de bestaande infrastructuur werd hergebruikt. Op de begane grond kwamen aansluitend op de grote hal werkplaatsen en diverse kantoren te liggen en in de zuidoosthoek ruimte voor de faculteitssociëteit. In verband met mogelijk geluidsoverlast werd deze ruimte als een doos in een doos zonder ramen uitgevoerd.op de verdieping plaatste Lim in het inpandige deel nieuwe onderwijslokalen en vergaderruimten. De nieuwe kantoorruimten situeerde hij aan de gevelzijde, met het oog op direct daglichttoetreding. Aan de zuidoost zijde werd het gebouw op het eerste niveau via een diagonaal geplaatste loopbrug gekoppeld aan de nieuwbouw Helix. Ook werden de installaties vernieuwd. Het karakteristieke daklandschap kreeg hierdoor een ander aanzicht. De monumentale schoorstenen zijn komen te vervallen. Tijdens een tweede verbouwing in 2006 zijn in het westelijk deel van de grote hal en het middendeel tussenvloeren en een stalentrap geplaatst om vijf atelier/werkplaatsruimten te creëren. Deze ruimten zijn momenteel in gebruik door de faculteit Bouwkunde. Naast de interne wijzigingen werd het exterieur vernieuwd, waardoor het voor de gebouwen uit de eerste bouwfase kenmerkende alzijdige karakter niet langer aanwezig is bij Matrix. Zo zijn de open glazen west-, zuid- en oostgevel vervangen door meer gesloten gevels. Door de toepassing van golfmetalen gevelbeplating en aluminium kozijnen zou de hal haar oorspronkelijke industriële karakter, volgens de ontwerpers, behouden hebben. De glazen noordgevel van de grote hal werd eveneens vernieuwd. Het stramien van de oorspronkelijke gevel bleef daarbij ongewijzigd. Wel werden er willekeurig houtenplaten in

Nieuwe kopgevel van De Hal (voorheen CT-hal), 2013. 36

de gevel geplaatst, dit om een afwisselende beleving van binnen naar buiten en omgekeerd te realiseren. 30 In 2012 is de noordgevel opnieuw gerenoveerd en zijn deze houten panelen verwijderd. De gevel heeft hierdoor een sterkere horizontale geleding gekregen, die meer overeenkomst met het oorspronkelijke ontwerp. Gedeeltelijke sloop CT-hal (1999) Tijdens het ontwerpproces voor Helix kwam het plan om de CT-hal te herontwikkelen als huisvesting voor TNO te vervallen. De Hal bleek niet langer over voldoende oppervlakte te beschikken. Na de verhuizing van de faculteit Scheikunde naar Helix stond de verouderde hal voor Chemische Technologie leeg. Ten behoeve van de uitbreiding van Vertigo werd een derde deel van de hal in 1999 gesloopt. Het gebouw kreeg een nieuwe kopgevel en de westelijke brandtrap aan de noordgevel werd verplaatst. De loopbrug naar het voormalige T-hoog kwam te vervallen. De leegstaande hal werd herbestemd als tijdelijk onderkomen voor de Centrale Bibliotheek. Oorspronkelijke was de Centrale bibliotheek gehuisvest in het Hoofdgebouw. Het Masterplan uit de vierde bouwfase voorzag in een nieuw onderkomen voor de bibliotheek, die oorspronkelijk op de begane grond van het Hoofdgebouw was gesitueerd. Volgens planning zou de nieuwe bibliotheek samen met het universiteitsrestaurant in 2002 worden ondergebracht in de 30 Zie: www.od205.com hiervoor te transformeren W-hal - het huidige MetaForum. Tot die tijd diende De Hal als tijdelijk onderkomen van onder andere de Centrale Bibliotheek en werd er in de grote hal op het noorden een nieuwe verdieping geplaatst. De Hal bood daarnaast onderdak aan andere studentenvoorzieningen, zoals de ICTheek, het Notebook Service Centrum, CLIC (destijds Centrum voor Taal en Techniek) en het Stiltecentrum, en fungeerde het gebouw als voorloper op het huidige MetaForum. De kantoren van de dienst Bibliotheek en Informatievoorziening (nu IEC) werden eveneens in De Hal ondergebracht. In 2008, na samenvoeging van de bibliotheek met de bibliotheek WenST uit de oude W-hal, werd de CT-hal aan de noordzijde uitgebreid met een tijdelijke (maximaal 4 jaar) aanbouw: de Meeuwenkeet. De keet voorzag aanvankelijk in de behoefte aan een extra studiezaal voor de bibliotheek. Momenteel wordt de keet gebruikt door de faculteit Bouwkunde voor praktijk- en studiefaciliteiten van de bouwkundestudenten. In de zomer van 2012 is de centrale bibliotheek verhuist naar haar definitieve onderkomen: het MetaForum (voormalige W-Hal). Sindsdien staat De Hal opnieuw leeg. Onder invloed van het Masterplan werd De Hal, oorspronkelijk bedoeld voor niet-stapelbare onderzoeksfuncties, getransformeerd tot een gebouw met een bijzondere functie. Het oorspronkelijke programmatische onderscheid van Van Embden, volgens welke hij de ruimtevraag in vier verschillende categorieën gebouwen indeelde, werd hierdoor opgeheven. Renovatie Gaslab (2002) Het voormalige laboratorium voor gevaarlijke experimenten - het Gaslab ten oosten van de oorspronkelijk CT-hal - is in 2002 gerenoveerd en herbestemd tot (muziek)theater naar ontwerp van J. Swagten. Bij de renovatie is de oorspronkelijke loopbrug tussen Gaslab en CT-hal behouden. Dit geldt tevens voor het industriële karakter van het exterieur. De renovatie van het Gaslab is illustratief voor een subtielere aanpak van de bestaande bebouwing, zoals deze de afgelopen tien jaar is toegepast op het Campusterrein. 37

38 De transformatie van het Scheikunde ensemble is illustratief voor de gewijzigde ontwerpvisie uit de vierde bouwfase (1994-2009).

Deelconclusie: De FT-hal en CT-hal maakten oorspronkelijk deel uit van het Scheikunde ensemble. Dit ensemble werd tijdens de eerste bouwfase (1957-1965) gerealiseerd en bestond uit een hoogbouw met daar omheen vier laagbouwhallen. Het complex bezat een architectonische en stedenbouwkundige samenhang en was exemplarisch voor de ruimtelijke uitwerking van de ontwerpvisie van Van Embden in de eerste bouwfase (1957-1965). Beide hallen behoorden tot de categorie semi-industriële hallen. Dit waren specialistische all-purpose gebouwen met een sterk gestandaardiseerde structuur, maar aangepast aan de eisen van een bepaald wetenschapsgebied zoals de fysische technologie en de chemische technologie. De gebouwen zijn geïnspireerd op het zogenaamde haltype, zoals dat aan het begin van de twintigste eeuw werd toegepast in de fabrieksbouw: een fabriekshal op de begane grond waarin op halve hoogte een tussenvloer is geplaatst. Dit principe was maatgevend voor het gehele campuscomplex en is in de meest zuivere vorm toegepast in de laagbouwhallen. Het door Van Embden uit de fabrieksbouw geïntroduceerde principe sloot aan bij zijn wens om het TU-complex een industrieel karakter te geven. Dit karakter werd ondersteund door de toepassing van een gestandaardiseerd gevelsysteem, materialen als beton, staal, glas en aluminium en primaire kleuren in gevels, deuren en loopbruggen. ensemble is illustratief voor de gewijzigde ontwerpvisie uit de vierde bouwfase (1994-2009). Bij de uitwerking van het Masterplan uit 1999 is nadrukkelijk afstand genomen van de architectonische benadering van Van Embden. Het toelaten van een meer gedifferentieerde architectuur heeft er toe geleid dat de karakteristieke architectonische samenhang tussen de oorspronkelijke gebouwen van het Scheikunde ensemble verloren is gegaan. De verschillende gebouwen worden niet meer gekenmerkt door een aan elkaar verwante industriële vormgeving, maar bezitten elk een eigen gezicht. Ook het programmatisch onderscheid dat in de oorspronkelijk opzet van Van Embden afleesbaar was in de toepassing van een bepaald gebouwtype is niet langer aanwezig. Zo is Vertigo een samensmelting van een hoogbouwschijf met een laagbouw-hal en is Matrix niet langer een hal voor nietstapelbare onderzoeksfuncties maar een onderwijsgebouw in laagbouw. De voor dit gebouw zo karakteristieke hoge hal is door de plaatsing van de tussenvloeren niet langer als zodanig herkenbaar. Dit geldt tevens voor De Hal, die is getransformeerd tot een gebouw met een bijzondere functie. Om de bibliotheek te kunnen huisvesten is ook hier het meest karakteristieke element van het gebouw - de hoge hal op het noorden - door de plaatsing van een tussenvloer verloren gegaan. In de jaren negentig zijn verschillende gebouwen binnen het ensemble (gedeeltelijk) gesloopt, gerenoveerd en/of nieuw gebouwd. De transformatie van het Scheikunde 39

Deel II - B Catalogus van Matrix (voorheen FT-hal) De Hal (voorheen CT-Hal) Onderdeel B gaat in op het object in de bestaande situatie. De catalogus van Matrix en De Hal bestaat uit een beschouwing van de beiden objecten op de achtereenvolgende schaalniveaus: het ensemble op de campus, het object en de elementen. De objecten worden zowel bekeken op de positie binnen het ensemble in relatie tot de gehele campus, als op het niveau van het object (de hal) en de elementen. Per beschouwingniveau worden de waarden geanalyseerd, opgetekend en toegekend.

42

< TU/e Campus gezien vanuit het westen voor de transformatie van de W-hal tot MetaForum. Het ensemble op campusniveau Deze paragraaf beschrijft de opbouw en ruimtelijke werking van het (voormalig) Scheikunde ensemble in relatie tot het campus terrein. Dit gebeurt aan de hand van de drie plancomponenten: landschap, bebouwing en infrastructuur, die van belang zijn voor het begrip van de ruimtelijke opbouw van de campus. De wijze waarop Van Embden de drie plancomponenten met elkaar heeft verweven is representatief voor de functioneel modernistische stedenbouw. Aan de hand van beschrijvingen en beelden wordt een analyse gemaakt van het campus terrein, teneinde de specifieke waarden van het (voormalig) Scheikunde ensemble in relatie tot de campus bloot te leggen. Functioneel modernisme De idee van de functioneel modernistische stedenbouw was stad en land te combineren tot een nieuwe ruimtelijke vorm: een stedelijke bebouwing in een landschappelijke omgeving. Deze voor het modernisme kenmerkende dubbele oriëntatie op steen en groen is zichtbaar in het ontwerp voor de TU/e campus. Vanuit elk gebouw of straat is zicht op het landschap en omgekeerd. Typerend voor Van Embden was zijn abstracte ontwerpbenadering, waarbij hij niet de vorm maar het functioneren van het bedrijf, in dit geval het onderwijs, als uitgangspunt nam. 1 Het ontwerp voor de campus is dan ook functionalistisch. De organisatie van het programma is zo consequent mogelijk vertaald naar een ruimtelijke dispositie. Deze functionele benadering van het ontwerp past eveneens 1 Joosje van Geest, S.J. van Embden, Rotterdam, 1996, pp.62-69. in de traditie van het modernisme. Daarnaast bevat de campus een integrale ruimtelijke organisatie met de voor het modernisme kernmerkende verwevenheid tussen landschap, bebouwing en infrastructuur. Een ander kenmerk van de functionalistische, modernistische architectuur en stedenbouw is de open bebouwing. Dit betekent dat het ruimtelijk ensemble zich niet langer presenteert als een massa, waar stratenpatronen en openbare ruimte zijn uitgesneden, maar juist als het omgekeerde hiervan; vrijstaande elementen in de ruimte. Doordat deze ruimte niet langer wordt begrensd, maar als het ware om de bebouwing heen vloeit, dient deze op een andere wijze te worden gestructureerd om niet in vormloosheid te resulteren. Door een specifieke articulatie van de openbare ruimten en een subtiele verweving van landschap, bebouwing en infrastructuur heeft Van Embden de afzonderlijke ruimten op de campus gekoppeld en is er een overtuigende vorm van stedelijkheid ontstaan. Landschap Het Landschapsplan van Quadrat - in 2011 uitgevoerd in het kader van Campus 2020 - stelt dat de landschappelijke kwaliteit van de campus zoals die met name in de eerste ontwikkelingsfase is uitgezet, nog altijd de basis vormt van de ruimtelijke identiteit van de Technische Universiteit. Het betreft zowel de inbedding van de campus in de stedelijke structuur en de groenstructuur van Eindhoven als de landschappelijke detaillering binnen de campus. De wijze waarop Van Embden het groen heeft ingezet in de stedenbouw was essentieel voor de ruimtelijke opbouw van de campus. In navolging van de modernisten zette 43 Van Embden het groen in als bindend element voor het gebied. Door toepassing van groen op verschillende schaalniveaus werd een groot park via een parkstrook en een tuin verbonden aan het individuele gebouw. Hierdoor ontstond een in elkaar overvloeiende openbare ruimte die tevens fungeerde als alternatieve route naast de reguliere infrastructuur. Voor de aansluiting van het grootschalige groen naar de tuinen werden boomvelden en boomrijen ingezet. In de vierde bouwfase (het Masterplan) zijn niet alleen de individuele gebouwen binnen het Scheikunde ensemble getransformeerd, ook de buitenruimte is gewijzigd. Illustratief is de herinrichting van het gebied tussen Vertigo, De Hal en Matrix dat in 2002 naar ontwerp van landschapsarchitect Richard Koek en ir. Jean Leering (1934-2005) werd heringericht. Het plein is voorzien van de vier vloerreliëfs van Ad Dekkers (1938-1974) afkomstig uit de patio s van het toenmalige rekencentrum (nu Laplacegebouw). Met de plaatsing van de Meeuwenkeet in 2008, is de ruimte aan de zuidzijde dichtgezet waardoor er geen duidelijke relatie meer is met het Kranenveld. dat eveneens als besloten eenheid kan worden gezien. Beide pleinen worden als twee afzonderlijke eenheden ervaren. Het groen vormt niet langer een bindend element binnen het Scheikunde ensemble, maar versterkt eerder het solitaire karakter van de diverse gebouwen van het ensemble in relatie tot de campus. De zuidrand van het ensemble langs de Prof. Dorgelolaan heeft haar oorspronkelijke meer formele tuinarchitectonische karakter met een lange beukenhaag langs het fietspad, plataanschermen en losse boomgroepen in het gras als contrapunten voor de bebouwing vrij in het groen behouden. 2 2 Landschapsplan TU/e Science Park, Quadrat, maart 2011.