BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit



Vergelijkbare documenten
BESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 2. Bij brief van 17 december 2001 is TDN verzocht informatie te geven naar aanleiding van de klacht.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Verloop procedure en feitelijke achtergrond

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. 1. Verloop van de procedure

6. Bij brief van 22 oktober 2001 heeft Vebega de gronden van haar bezwaarschrift op het punt van de ontvankelijkheid aangevuld.

BESLUIT. 2. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan bovengenoemde ondernemingen een boete opgelegd.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Zaaknummer 1587/30 ATG vs St. OOMT Betreft zaak: ATG vs. SOOMT. I. Inleiding

1. Op 2 juli 1999 heeft Nellen Seeds bij de NMa een klacht ingediend tegen de Nederlandse Vereniging voor Zaaizaad en Plantgoed (hierna: NVZP).

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 2. Bij besluit d.d. 28 januari 2003, met kenmerk 3279/3 (hierna ook: het bestreden besluit), heeft de d-g NMa genoemde klacht afgewezen.

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

BESLUIT. Openbare versie. 1 Verloop van de procedure. Openbaar

BESLUIT. 3. Op 25 maart 2002 heeft Politheek tegen het bestreden besluit een bezwaarschrift ingediend.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse mededingingsautoriteit

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 24 van de Mededingingswet.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 3. Bij besluit van 4 april 2003, kenmerk 3444/3, (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

BESLUIT. 4. Op 31 mei 2011 heeft Careyn bezwaar tegen het bestreden besluit ingesteld. Careyn heeft op 6 september 2011 gronden van bezwaar ingediend.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Zaaknummer 146: Gemeente Dinxperlo versus IBM Nederland B.V.

BESLUIT. 1. Op 23 september 1998 heeft I.T. Holland een klacht ingediend tegen Microsoft B.V. (hierna: Microsoft).

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 3. De d-g NMa heeft wegens de hiervoor genoemde overtreding aan Van Oord Holding een boete opgelegd.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit.

BESLUIT. Zaaknummer Betreft zaak: AKO ONLINE vs. KVB. I. II. Inleiding

BESLUIT. 3. Op 19 november 2002 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Daar zijn de standpunten van Incine en Rendac nader toegelicht.

Zaaknummer 1583/Van den Berg vs gemeente Apeldoorn

BESLUIT. Zaaknummer 60/BNA vs. achitectenkeuze gemeente Oud-Beijerland

BESLUIT. 2. Bij brief van 20 augustus 2002 heeft de d-g NMa meegedeeld dat de klacht geen aanleiding geeft voor een nader onderzoek.

BESLUIT. Zaaknummer 992/ Buiteman vs. Leerdam II (architectenkeuze), klacht.

BESLUIT. 2. Bij besluit van 5 februari 2002 is de klacht afgewezen. De essentie van dit besluit wordt hierna onder III weergegeven.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Zaaknummer 1060: Van Wieringen tegen Zorg en Zekerheid

BESLUIT. 2. Bij besluit van 21 juli 2003 (hierna: het bestreden besluit) heeft de d-g NMa de klacht van de ZLU afgewezen.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 4. Bij besluit van 11 januari 2002 ( het bestreden besluit ) is de klacht van Vink afgewezen.

BESLUIT. 4. Tegen het bestreden besluit heeft M.E. Steneker (hierna: bezwaarmaker) tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 3 augustus 2006.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Zaaknummer 416/ Smit Mode Alblasserdam B.V. I Het verloop van de procedure

BESLUIT. 3. Tegen het bestreden besluit is door de heer Zwaga tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 6 januari 2009.

BESLUIT. 4. Bij besluit van 30 september 2002 heeft de d-g NMa de klacht van Broadcast afgewezen (hierna: het bestreden besluit).

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit OPENBAAR. 1 Verloop van de procedure

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bbb\bbb htm

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit. I. Het verloop van de procedure

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 4. Bij brief van 16 maart 2010 heeft xcat aangegeven geen aanleiding te zien haar bezwaar mondeling toe te lichten tijdens een hoorzitting.

Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT

BESLUIT. 3. Tegen het bestreden besluit heeft Automark tijdig bezwaar aangetekend bij brief van 30 juli 2008.

BESLUIT. 3. De overtreding van Vialis is mede toegerekend aan Koninklijke Volker Wessels Stevin N.V. (hierna: KVWS).

BESLUIT. I. Juridisch kader. Dienst uitvoering en toezicht Energie

BESLUIT. 2. Bij besluit van 26 februari 2004 (hierna: het bestreden besluit) heeft de d-g NMa de klacht van de heer Mulder afgewezen.

BESLUIT. 6. Op 14 oktober 2004 heeft ten kantore van de NMa een hoorzitting plaatsgevonden. Hierop hebben Move en Stemra zich laten vertegenwoordigen.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. 3. Bij brief van 4 augustus 2003 heeft Sakata voornoemde brief van de NMa beantwoord.

BESLUIT. 3. Tegen het besluit hebben Witteveen, Erdo en Esha Building tijdig bezwaar aangetekend.

BESLUIT. 2. Bij besluit van 28 mei 2002 is de aanvraag om ontheffing van het verbod van artikel 6, eerste lid, Mededingingswet afgewezen.

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nederlandse Mededingingsautoriteit

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. I. Inleiding

2. In het arrest van 20 september 2001 heeft het Hof uitspraak gedaan over twee prejudiciële vragen die respectievelijk betrekking hadden op:

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 62 van de Mededingingswet

BESLUIT. file://e:\archief1998\besluiten\bt\bk htm

BESLUIT. I. Juridisch kader

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

BESLUIT _6-5 Besluit tot het verlenen van een vergunning voor de levering van elektriciteit aan

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. Juridisch kader

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar. Voorgeschiedenis

BESLUIT. 3. Op 10 april 2007 heeft Home & Away tijdig een gemotiveerd bezwaarschrift ingediend tegen het bestreden besluit.

BESLUIT. 1. Naar aanleiding van deze aanvraag is onderzocht of er mogelijk sprake is van overtreding van artikel 24 Mw door Veenman.

Zaaknummer: 2000/026 en 2000/026.1 Rechter(s): mr. Olivier Datum uitspraak: 22 mei 2000 X tegen het college van bestuur van de Universiteit Leiden

4. Tegen het afwijzende besluit van 25 juli 2018 hebben LOBCM c.s. op 31 augustus 2018 proforma bezwaar gemaakt.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit op de bezwaren gericht tegen de beslissing van 23 oktober 2003.

BESLUIT. 2. Bij brief van 31 oktober 2003, kenmerk , is gemotiveerd uiteengezet om welke redenen het dossier in zaak 3257 wordt gesloten.

N ederlandse M ededingingsautoriteit

Zaaknummer 1715/ Ontheffingsverzoek Libertel: Mantelovereenkomst

1 Juridisch kader BESLUIT. Directie Toezicht Energie

BESLUIT. pagina 1 van 5. file://e:\archief1998\besluiten\bcm\44304opb.htm

BESLUIT. Besluit van de Minister van Economische Zaken als bedoeld in artikel 95d van de

BESLUIT. Nederlandse Mededingingsautoriteit. Openbaar

BESLUIT. 3. Bij brief van 23 mei 2003 heeft VVR bezwaar aangetekend tegen het bestreden besluit.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Mededingingswet.

CENTRALE RAAD VAN BEROEP U I T S P R A A K

Beslissing op bezwaar

3. Middelharnis heeft op 5 november 2004 aangegeven gebruik te willen maken van de versnelde procedure in de GWW-sector. 2

Nederlandse Mededingingsautoriteit

1. Inleiding en procedure

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

Transcriptie:

Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 2805/ 41 Betreft zaak: R. en G. vs Nederlandse Golf Federatie Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit tot ongegrondverklaring van het bezwaar R. en G. 1 tegen zijn besluit van 12 april 2002. I. Verloop procedure en feitelijke achtergrond 1. Bij brief van 26 november 2001 hebben R. en G. een klacht ingediend bij de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: d-g NMa) wegens vermeende schending van de Mededingingswet door de vereniging Nederlandse Golf Federatie (hierna: de NGF). 2. R. en G., beiden golfprofessional 2, zijn van mening dat artikel 1 van hoofdstuk III van het Reglement Golfvaardigheidsbewijs 2001 (hierna: het Reglement), zoals dat door de NGF wordt gehanteerd, mededingingsbeperkende effecten heeft. In genoemd artikel wordt bepaald dat aanmelding van een golfleerling voor het examen voor het golfvaardigheidsbewijs 3 (hierna: gvb) alleen kan geschieden door een door de Nederlandse Professional Golfers Associatie (hierna: PGA Holland) 4 erkende golfprofessional. Het gaat in artikel 1 van hoofdstuk III uitsluitend om aanmelding ten behoeve van golfleerlingen die geen lid zijn van een A-, B- of C-club. R. en G. zijn niet als zodanig erkend en mogen op grond van genoemde bepaling voor hun golfleerlingen geen examenaanvragen voor gvb s doen. 1 De namen van bezwaarmakers zijn vertrouwelijk. 2 Met de term golfprofessional wordt golfleraar bedoeld. 3 Het gvb kent twee uitvoeringen: oranje en wit. Oranje: de houder is lid van een vereniging die als A-, B- of C-lid is aangesloten bij de NGF. Wit: de houder is geen lid van een vereniging die als A-, B- of C-lid is aangesloten bij de NGF. De letters A, B en C hebben betrekking op de status van de baan. Voor een A-club is de lengte van de baan over 18 holes minimaal 5200 meter, voor een B-club 3650 meter en voor een C-club 2750 meter. 4 De naam NPGA is per 3 januari 2002 gewijzigd in Vereniging Professional Golfers Associatie Holland (PGA Holland). 1 Openbaar

3. Bij besluit van 12 april 2002 (hierna: het bestreden besluit) heeft de d-g NMa de klacht afgewezen. Hierbij is aangegeven dat de door de NGF gestelde eis met betrekking tot het aanvragen en ondertekenen van gvb s valt binnen de zelfreguleringsbevoegdheid van de NGF en daarmee buiten het bereik van de Mededingingswet. Hierbij heeft de d-g NMa verwezen naar de arresten van het Hof van Justitie EG inzake Walrave en Koch en inzake Deliège 5. 4. De d-g NMa heeft op 23 mei 2002 tijdig en op nader aan te geven gronden een bezwaarschrift van R. en G., ontvangen. De gronden werden ingediend bij brief van 28 juni 2002. Bij brief van 17 september 2002 werden enige kleine tekstuele wijzigingen in de gronden aangebracht. De bezwaargronden worden hierna onder randnummers 8 tot en met 11 weergegeven. 5. Op 9 oktober 2002 heeft overeenkomstig artikel 7:2 Algemene wet bestuursrecht een hoorzitting plaatsgevonden, alwaar partijen hun standpunten uiteen hebben gezet. R. en G. zijn tevens in de gelegenheid gesteld alsnog te reageren op het door de NGF in de primaire fase gegeven oordeel over de klacht. Van de hoorzitting is een verslag gemaakt dat op 5 november 2002 aan partijen is toegezonden. II. Betrokken partijen 6. R. en G., bezwaarmakers, oefenen het beroep van golfprofessional uit, hoofdzakelijk op golfvereniging de Amstelborgh te Amsterdam. Dit is een vereniging met een C-status 6. Bezwaarmakers hebben beide een opleiding tot golfprofessional genoten bij de European Golf Teachers Federation (hierna: EGTF), onderdeel van de wereldwijde Golf Teachers Federation (hierna: GTF). 7. In de NGF, gevestigd te De Meern, zijn Nederlandse golfverenigingen vertegenwoordigd. Alle Nederlandse golfverenigingen die voldoen aan de door de NGF gestelde eisen zijn lid van de NGF. De NGF geeft gvb s uit aan golfspelers die daartoe met goed gevolg een examen hebben afgelegd. Gvb-examens kunnen, voor golfleerlingen die geen lid zijn van een A-, B- of C-club, alleen worden aangevraagd door daartoe door PGA Holland erkende golfprofessionals. 5 Respectievelijk HvJ EG, 12 december 1974, zaak C-36/74, Jurispr. 1974, p. 1405 en HvJ EG, 11 april 2000, zaak C-51/96, Jurispr. 2000, p. I-2549. 6 Zie www.borchland.nl 2 Openbaar

III. De gronden van het bezwaar 8. R. en G. stellen dat de d-g NMa in zijn besluit van 12 april 2002 het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel heeft geschonden. Zij voeren daartoe - kort weergegeven - het volgende aan. 9. In het bestreden besluit gaat de d-g NMa ten onrechte voorbij aan het feit dat R. en G. golfprofessional zijn. Voor hun inkomen zijn zij afhankelijk van hun professie. Het feit dat zij geen gvb s mogen ondertekenen, belemmert bezwaarmakers in het uitoefenen van hun werkzaamheden. 10. De door NGF gestelde eis in het Reglement Golfvaardigheidsbewijs 2001 dient niet het waarborgen van kwaliteit maar dient, aldus bezwaarmakers, de bevoordeling van de positie van PGA Holland op de Nederlandse golfmarkt. 11. Ten aanzien van de motivering van het bestreden besluit merken R. en G. op dat de d-g NMa heeft miskend dat in de door hem aangehaalde jurisprudentie wordt bepaald dat de vrijheid van sportfederaties tot zelfregulering niet onbeperkt is. Er kan alleen worden geoordeeld dat geen sprake is van strijd met de mededingingsregels als de mededingingsbeperkende zelfregulering voortvloeit uit de noodzaak die inherent is aan de organisatie van (bijvoorbeeld) een golfwedstrijd. R. en G. stellen dat die noodzaak niet aanwezig is. Zij wijzen erop dat in andere landen zowel PGA- als GTF-opleidingen worden erkend. IV. Zienswijze NGF 12. Tijdens de hoorzitting heeft de NGF gereageerd op het bezwaar van R. en G.. 13. De NGF is van oordeel dat het door R. en G. bestreden voorschrift uit het Reglement Golfvaardigheidsbewijs 2001 nodig is teneinde de waarborging van de kwaliteit en veiligheid op de golfbanen en de kwaliteit van de opleiding van beginnende golfspelers daadwerkelijk te kunnen bereiken. 14. De NGF heeft met PGA Holland, het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Sporthogeschool Fontys, criteria opgesteld waaraan een opleiding tot golfprofessional dient te voldoen. De Stichting Van Swinderen Golfcollege, waarin vertegenwoordigers van de NGF en PGA Holland zitting hebben, heeft de uitvoering van de 3 Openbaar

golfopleidingen 7 uitbesteed aan Fontys Sporthogeschool. Deze opleidingen zijn tot nu toe de enige opleidingen in Nederland die door PGA Holland zijn erkend. Dat neemt niet weg dat een andere opleiding die aan de genoemde criteria voldoet, eveneens door PGA Holland moet worden erkend. 15. In Europees verband bestaat er een overkoepelende brancheorganisatie voor golfprofessionals: de Professional Golfers Associations of Europe Ltd (PGA Europe). Hierbij zijn de nationale Professional Golfers Associations aangesloten 8. PGA Europe verleent erkenningen aan nationale golfopleidingen. Daar de nationale golfopleidingen tot golfinstructeur niet identiek zijn, heeft PGA Europe een vergelijkend onderzoek gedaan bij de verschillende nationale opleidingen en de opleidingen op een gelijk minimumniveau getrokken. PGA Holland en de NGF sluiten zich aan bij de erkenningen van PGA Europe. 16. Derhalve wordt een opleiding door PGA Holland erkend die aan de in Nederland gestelde eindtermen voldoet. Bovendien worden opleidingen erkend die door PGA Europe worden erkend. 17. Klagers/bezwaarmakers hebben een opleiding gevolgd bij de EGTF en zijn bij deze organisatie aangesloten. NGF leidt uit de door klagers overgelegde stukken af dat de door de EGTF verzorgde opleiding slechts zes dagen duurt. Dit staat, aldus de NGF, in geen enkele verhouding tot de opleidingen die door PGA Holland worden erkend. Van iemand die de door de EGTF verzorgde zesdaagse golfopleiding heeft afgerond, kan, aldus de NGF, niet worden aangenomen dat diegene voldoende bekwaam is om beginnende golfspelers op te leiden voor het gvb-examen. 18. Indien de EGTF een opleiding zou verzorgen die gelijkwaardig zou zijn aan de door de nationale PGA s verzorgde opleidingen, zou deze opleiding voor erkenning bij PGA Europe in aanmerking komen. Degene die die erkende opleiding hebben voltooid zouden gerechtigd zijn examenaanvragen voor gvb s te ondertekenen. Van gelijkwaardigheid is op dit moment echter evident geen sprake. 19. Naar het oordeel van de NGF is de bestreden bepaling in het Reglement Golfvaardigheidsbewijs 2001 redelijk en noodzakelijk om het beoogde doel te bereiken, te 7 De criteria voorzien in een opleiding tot B-professional en een (vervolg)opleiding tot A-professional. Alleen B-professionals worden toegelaten tot de opleiding tot A-professional. Om te worden erkend door de PGA Holland moet de opleiding tot B- en A-professional zijn gevolgd. De Stichting Van Swinderen Golfcollege is door de NGF en PGA Holland opgericht om een golfopleiding die aan de genoemde criteria voldoet te realiseren. 8 In Nederland is dat de PGA Holland 4 Openbaar

weten het waarborgen van kwaliteit en veiligheid op de golfbanen en het waarborgen van de kwaliteit van beginnende golfspelers. Het is tevens proportioneel. Voorts gaan de criteria voor de opleiding tot golfprofessional, die met de nodige zorg zijn opgesteld, niet verder dan nodig en zijn zij objectief en transparant. 20. NGF heeft er tenslotte op gewezen dat de EGTF noch bij de NGF noch bij PGA Holland een verzoek om erkenning van haar opleiding tot golfprofessional heeft gedaan. V. Beoordeling 21. De klacht van bezwaarmakers richt zich tegen de bepaling in het Reglement die ziet op de aanmelding voor het gvb-examen ten behoeve van kandidaten die geen lid zijn van een A-, B- of C-club. Derhalve worden bij de beoordeling uitsluitend dergelijke aanmeldingen voor het gvb-examen in ogenschouw genomen. Toepasselijkheid van de Mededingingswet 22. Artikel 6, eerste lid, van de Mededingingswet (hierna: Mw) verbiedt overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan wordt verhinderd, beperkt of vervalst. Blijkens de parlementaire geschiedenis van de Mededingingswet sluit artikel 6 Mw zoveel mogelijk aan bij artikel 81, eerste lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna: EG-Verdrag) 9. Ten aanzien van het verbod van artikel 6, eerste lid, Mw dient derhalve aansluiting te worden gezocht bij de beschikkingenpraktijk van de Europese Commissie en de jurisprudentie van het Gerecht van Eerste Aanleg en het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen. 23. Het begrip ondernemersvereniging moet ingevolge artikel 1, sub g, Mw worden uitgelegd in de zin van artikel 85 (thans 81), lid 1, van het EG-Verdrag. De leden van de NGF verrichten economische activiteiten en zijn derhalve als ondernemingen in de zin van artikel 6 Mw aan te merken 10. Aangezien de leden van de NGF ondernemingen zijn, is de NGF aan te merken als ondernemersvereniging in de zin van artikel 6 Mw. 24. Het Reglement Golfvaardigheidsbewijs 2001 is, gelet op het bovenstaande, aan te merken als een besluit van een ondernemersvereniging en valt daarmee binnen het bereik van de Mededingingswet. Het feit dat het bestreden artikel uit genoemd Reglement niet rechtstreeks 9 Kamerstukken II, 1995/1996, 24 707, nr. 3, p.11 10 Vgl voor het ondernemingsbegrip zaak C-41/90 Höffner en Elser. Economische activiteiten van golfverenigingen zijn onder meer het organiseren van toernooien, sponsoractiviteiten, merchandising. 5 Openbaar

gericht is tot de leden van de NGF, te weten de golfverenigingen, doet hier in dit geval niet aan af. De d-g NMa acht van doorslaggevend belang dat het bestreden artikel effect heeft op de mededinging tussen golfprofessionals onderling. Het ligt in de rede dat golfverenigingen, na de inwerkingtreding van het bestreden artikel, voor het aanbieden van golflessen aan golfleerlingen die een gvb willen behalen (wat in de regel door golfleerlingen wordt nagestreefd) niet geneigd zullen zijn om niet-erkende golfprofessionals te contracteren. Met andere woorden, het bestreden artikel heeft gevolgen voor de concurrentiepositie van nieterkende golfprofessionals, zoals R. en G. Verenigbaarheid met de Mededingingswet 25. Vooropgesteld dient te worden dat sportorganisaties het veelal tot hun taak rekenen hun tak van sport te organiseren en te bevorderen, met name wat betreft de specifieke sportregels die van toepassing zijn. Daarbij moet de nationale (en communautaire) wet- en regelgeving worden nageleefd. Het Hof van Justitie heeft bij verschillende gelegenheden geoordeeld dat sport in haar economische context aan het Gemeenschapsrecht met inbegrip van de mededingingsregels is onderworpen 11. Dit geldt eveneens voor de toepasselijkheid van de nationale mededingingsregels. Tegelijkertijd dient acht te worden geslagen op de bijzondere kenmerken van sportactiviteiten 12. 26. Naar het oordeel van de d-g NMa valt het vaststellen en hanteren van het Reglement Golfvaardigheidsbewijs 2001 in beginsel binnen de bevoegdheid van de NGF tot zelfregulering. Uitgangspunt hierbij is dat de gestelde regels objectief, transparant en nondiscriminatoir dienen te zijn. Wordt niet aan deze cumulatieve criteria voldaan, dan leidt dit, gelet op de in randnummer 25 genoemde effecten, mogelijk tot strijd met het mededingingsrecht. 27. Wat betreft de regels ten aanzien van de bevoegdheid tot het aanvragen van gvb s, acht de d-g NMa in dit verband het volgende van belang. Tot medio 2001 was het lidmaatschap van de NPGA (thans: PGA Holland) vereist voor golfprofessionals die aanvragen voor het gvbexamen ondertekenden. In de praktijk werd echter niet geverifieerd of degene die een gvbexamenaanvraag ondertekende daadwerkelijk aan die eis voldeed. Thans geldt, als gevolg van een wijziging in het Reglement dat een aanvraag voor het gvb-examen ondertekend kan worden door eenieder die een door de PGA Holland erkende opleiding tot golfprofessional 11 M.n. Union Royale Belge des Sociétés de football association, Royal club liègeois et UEFA vs. Jean-Marc Bosman, C-415/93 ECR 1995, p.i-4921. 12 Door de Europese Raad in Nice is het specifieke karakter van de sport in een verklaring nog eens benadrukt: Verklaring over de specifieke kenmerken van sport en de maatschappelijke functie daarvan in Europa, waarmee bij de uitvoering van het gemeenschappelijk beleid rekening moet worden gehouden. Bijlage IV bij de conclusies van het voorzitterschap, Nice, 7-9 december 2000. 6 Openbaar

heeft gevolgd, ongeacht of die persoon lid is van de PGA Holland. De NGF heeft aangegeven dat zij het gewijzigde Reglement op dit punt strikt handhaaft. 28. De NGF eist in het Reglement dat een examenaanvraag voor een gvb uitsluitend mag geschieden door een door PGA Holland erkende golfprofessional. PGA Holland erkent een opleiding tot golfprofessional indien deze door de PGA Europe wordt erkend 13. Erkenning door de PGA Europe vindt plaats op basis van de vereisten als opgenomen in The Recognition Process, Guidelines to achieving the European Training Standard-revised July 1998 en The European Training Standard-revised July 1998 14, welke afkomstig zijn van PGA Europe. In The European Training Standard wordt aangegeven wat een golfprofessional aan kennis en vaardigheden moet bezitten en welke aandachtsgebieden onderdeel zouden moeten uitmaken van national training programmes, zodat een aspirant golfprofessional zich die kennis en vaardigheden eigen kan maken. Deze aandachtsgebieden zijn: Sports Science and its Application to Golf, General Teaching and Learning Skills, Technical Knowledge of Golf, Golf Instruction, The Game of Golf, Business Management. Van ieder van de aandachtsgebieden wordt in The European Training Standard gedetailleerd beschreven wat het te bereiken doel en de inhoud is. 29. In The Recognition Process, Guidelines to achieving the European Training Standard-revised July 1998 wordt voorgeschreven hoe het proces van erkenning verloopt. Hiertoe dienen vertegenwoordigers van de opleiding die erkenning aanvraagt een bezoek te brengen aan reeds erkende opleidingen. Daarnaast brengen afgevaardigden van de PGA Europe een bezoek aan het opleidingsinstituut dat erkenning heeft aangevraagd. Zonodig geven de afgevaardigden van PGA Europe adviezen om de inhoud en het niveau van de te erkennen opleiding in overeenstemming te brengen met The European Training Standard. 30. Vast is komen te staan dat PGA Holland de erkenningen van de PGA Europe overneemt. De erkenningscriteria alsmede de erkenningsprocedure van PGA Europe (en daarmee die van PGA Holland) zijn neergelegd in documenten en voldoen aan de uitgangspunten van objectiviteit, transparantie en non-discriminatie. 31. De erkenningscriteria waarborgen dat de betreffende opleiding een zeker kwaliteitsniveau heeft en dat golfprofessionals die een erkende opleiding hebben gevolgd een zeker niveau qua kennis en vaardigheden bezitten. Naar het oordeel van de d-g NMa houden alle criteria nauw verband met de golfsport dan wel de golfopleiding als zodanig. Voorts is niet gebleken dat de criteria als zodanig verder gaan dan noodzakelijk. Ook ten aanzien van de toepassing van de erkenningsregeling is niet gebleken van disproportionaliteit, discriminatie danwel 13 Zie ook randnrummers 14 tot en met 16. 14 Gevoegd als bijlagen bij brief van de NGF dd 15 oktober 2002, nr 2805/24. 7 Openbaar

partijdigheid. In dit verband acht de d-g NMa tenslotte tevens van belang dat de opleiding tot golfprofessional die bezwaarmakers hebben gevolgd, nimmer voor erkenning is voorgedragen bij de PGA Europe of de PGA Holland en dat de EGTF in dit kader evenmin contact heeft gezocht met de NGF. 32. Gelet op het voorgaande stelt de d-g NMa vast dat het bestreden artikel uit het Reglement niet in strijd is met de Mededingingswet. De d-g NMa verklaart het bezwaar ongegrond. VI. Besluit Gelet op het vorenstaande verklaart de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit het bezwaar van R. en G. gericht tegen zijn besluit van 12 april 2002 ongegrond. Datum: 20-12-2002 W.g. Drs. R.J.P. Jansen Plv. directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de arrondissementsrechtbank te Rotterdam, sector bestuursrecht, Postbus 50951, 3007 BM Rotterdam. 8 Openbaar