Easy Money - maar tegen welke prijs?



Vergelijkbare documenten
Nieuwe dadergroep vraagt aandacht

Samenvatting. Aard en omvang van geweld

Jeugdige recidiverende woninginbrekers

8 secondant #3/4 juli/augustus Bedrijfsleven en criminaliteit Crimi-trends

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid

De twee gezichten van straatroof Verschillen tussen beroving op straat en tasjesroof in Tilburg in kaart gebracht

RAADSBIJEENKOMST LELYSTAD SESSIE 8

Appels met peren vergelijken

Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ?

Misdrijven en opsporing

Stadsmonitor. -thema Veiligheid-

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

5 Samenvatting en conclusies

Aandeel van de meest frequent vervolgde daders in de strafzaken van

Geregistreerde criminaliteit, geweldsmisdrijven en overvallen

Veiligheidssituatie in s-hertogenbosch vergeleken Afdeling Onderzoek & Statistiek, juni 2014

5. CONCLUSIES. 5.1 Overlast

FLEVOMONITOR 2006 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Susan Place, Marije Wouters & Dirk J. Korf

Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen

Inleiding. Beleving van veiligheid. Veiligheid als begrip

Monitor 2009 Veelplegers Twente

Criminele carrières van autochtone en allochtone jongeren

Veiligheid I.V ERMOGENSDELICTEN. Vooraf In dit hoofdstuk schetsen we in grote lijnen de ontwikkelingen

monitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n)

Fact sheet Volwassenencriminaliteit en risicofactoren

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II

Samenvatting en conclusies

Geweld in Nederland Een verkenning

Psychosociale gezondheid en gedrag

FLEVOMONITOR 2007 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Marije Wouters & Dirk J. Korf

De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Grensoverschrijdend slachtofferschap

FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner

Criminele meisjes: Specifieke zorg en aandacht of niet?

Notitie Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland

Opvattingen van Amsterdammers over tolerantie jegens homoseksuelen

Bijlage 1 Gebruikte gegevens

Criminaliteit en slachtofferschap

Slachtoffers van woninginbraak

Minder geregistreerde criminaliteit, meer kinderbeschermingsmaatregelen

6. Veiligheid en criminaliteit

Monitor Veelplegers 2016

Flevomonitor Annemieke Benschop & Dirk J Korf. Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Bonger Reeks

Monitor 2010 Veelplegers Twente

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Tabellen bij hoofdstuk 4. Geregistreerde en opgehelderde misdrijven a naar delict

Monitor 2007 Veelplegers Twente

Methodologie verdachten. Politiële criminaliteitsstatistieken

Kennislink.nl. Reizende criminelen langer uit handen van de politie. Slechts kwart van misdrijven opgehelderd

Meerkeuzevragen Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op. Verontrustend veel criminaliteit bij allochtone jongeren

6 secondant #6 december Groot effect SOV/ISD-maatregel

12 Veelplegers: specialisten of niet?

Rapportage. Politie in aanraking met veteranen. Stuurgroep Politie in aanraking met veteranen

Wat weten wij over de gevangenispopulatie?

Veiligheidsbeeld gemeente Amersfoort

De Eindhovense Veiligheidsindex. Eindhoven, oktober 11

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht

Samenvatting, conclusies en aanbevelingen

Gemengd Amsterdam * in cijfers*

Criminele meisjes of femme fatale

Persbericht. Criminaliteit nauwelijks gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek

Fact sheet. Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland Politie Eenheid Amsterdam. Veiligheidsbeleving buurt. nummer 4 februari 2013

openbare orde en veiligheid

Crimiquiz over trends en ontwikkelingen

2012 b 2013 b 2012 b 2013 b (% één of meer keer slachtoffer)

Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort

Bijlage 4 Tabellen. Verklaring van tekens in tabellen

De kindcheck op de huisartsenpost: mogelijkheden voor het signaleren van kindermishandeling

Van: M. van Milligen Tel nr: Nummer: 17A.00002

Samenvatting. Wat is de kern van de Integratiekaart?

Inventarisatie overlast uitgaanscentrum Vlaardingen

Fact sheet. Concentraties van allochtone ouderen en jongeren,

Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort

Jaarrapport Integratie Bijlagen hoofdstuk 8 1

7. SAMENVATTING EN CONCLUSIES

Slachtofferschap onder burgers naar delictsoort, volgens de VMR en de IVM a

Analyse cijfers prioriteiten Veiligheid 2012 t/m 2016

Sociale omgeving. 1. Kindermishandeling

En vandaag herdenken wij de mensen die voor onze veiligheid de hoogste prijs betaalden.

Diversiteit in de Provinciale Staten

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Inhoud sector Horeca. Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2005 WODC 30 december

Onderzoeksrapport Nuenen c.a. en haar relatie met de omgeving bezien vanuit verplaatsingspatronen

Statistisch Jaarboek diversen

Omvang van verschillende sanctiegroepen; volwassen en jeugdige daders met minstens één strafzaak afgedaan in 1997

Straatintimidatie van vrouwen in Amsterdam

Via deze raadsinformatiebrief bieden wij de politie(criminaliteits)cijfers 2016 en de duiding er van ter kennisname aan.

Verdachten van criminaliteit

2016, Annemarie ten Boom (WODC)

Land eli jk Verdachtenbe el d 2008 KLPD - Dienst IPOL Landelijk Verdachtenbeeld 2008

Stadsmonitor. -thema Veiligheid-

2. De niet-westerse derde generatie

Fase I Voorvallen in de huiselijke kring Huiselijk geweld

Toename van geweld en verwevenheid met andere criminaliteit

Aantal misdrijven blijft dalen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlage 1, bij 3i Wijkeconomie

Politiemonitor Bevolking Landelijke rapportage

Transcriptie:

Henk Ferwerda en Alfred Hakkert Easy money maar tegen welke prijs? Straatroof: daad, slachtoffers en daders. In: Kees Schuyt en Gabriël van der Brink (Red.) Publiek Geweld. Amsterdam University Press, Amsterdam, 2003, pagina 53-59. Easy Money - maar tegen welke prijs? Straatroof: daad, slachtoffers en daders Dr. H.B. Ferwerda en Drs. A. Hakkert 1 Het fenomeen straatroof heeft de afgelopen maanden regelmatig de voorpagina s van kranten gehaald. Met name de ernst van het misdrijf en de (voorgestelde hardere) aanpak van de daders stonden centraal. Ondanks een toename van het aantal door de politie geregistreerde straatroven komt straatroof in vergelijking met andere diefstal- of geweldsmisdrijven niet eens zo heel veel voor. De reden dat straatroof zo in de belangstelling staat, heeft waarschijnlijk te maken met de ernst van het misdrijf, de impact van een straatroof voor het slachtoffer en wellicht de indruk dat de daders een duidelijke risicogroep zijn. Vreemd genoeg is onderzoek naar het fenomeen straatroof in ons land schaars. In dit artikel willen wij op basis van enkele lokale studies en resultaten uit een recent uitgevoerd landelijk onderzoek in alle politieregio s in Nederland (Ferwerda, e.a., 2002) ingaan op het fenomeen straatroof. We staan stil bij de ontwikkeling ervan en beschrijven zowel de kenmerken van slachtoffers als daders. Van deze laatste groep zal ook een beeld gegeven worden van hun werkwijze en motieven. Straatroof: ontwikkeling en impact Wat straatroof inhoudt, ligt in het begrip besloten. Het gaat om een misdrijf waarbij een persoon op de openbare weg onder dreiging of met gebruikmaking van geweld gedwongen wordt of afgeperst wordt om afstand te doen van zijn of haar bezittingen. In zowel de onderzoeksliteratuur als de politiepraktijk is er consensus over het feit dat het slachtoffer een particulier is. Een overval op een geldtransport valt dus niet onder straatroof. Tasjesroof wordt daarentegen in de schaarse studies naar straatroof niet altijd als een vorm van straatroof gezien. Wij zullen dat - gezien de ernst van dat misdrijf en het feit dat tasjesroof veelal als een vorm van straatroof door de politie wordt geregistreerd - wel doen en maken net als een aantal andere auteurs (Vogel, 1991; De Haan, 1993; Van Wijk en Ferwerda, 1998 en Van Der Vinne, 1999) als het om straatroof gaat een onderscheid in beroving en tasjesroof. Ondanks het feit dat door de politie wordt aangegeven dat straatroof in bijna alle politieregio s in Nederland als een probleem wordt ervaren (vooral in stedelijke centra en binnensteden), is straatroof vooral een grootstedelijk probleem. In 2000 vond 79% van alle berovingen plaats in gemeenten groter dan 100.000 inwoners terwijl in deze gemeenten samen minder dan eenderde van de totale Nederlandse bevolking woont. 1. Henk Ferwerda is criminoloog en directeur van Bureau Beke te Arnhem. Alfred Hakkert is medewerker beleidsinformatie bij de Directie Jeugd en Criminaliteitspreventie van het Ministerie van Justitie in Den Haag.

Wanneer gekeken wordt naar de omvang van het aantal straatroven en de ontwikkeling daarin valt op dat het aantal door de politie geregistreerde berovingen op straat tussen 1990 en 2000 toeneemt van 7.700 naar 13.807. Ondanks het feit dat er sprake is van een vrij forse toename in een periode van 10 jaar staan de aantallen straatroven in 2000 in geen verhouding tot bijvoorbeeld het totaal aantal diefstaldelicten in dat jaar. In 2000 is slechts 1.9% van alle diefstaldelicten te benoemen als beroving op straat en dat is relatief weinig. Los van de forse toename in de afgelopen jaren komt straatroof dus niet zo heel veel voor. Een belangrijke reden om het misdrijf toch zeer serieus te nemen, is de impact - van met name het geweldgebruik - die het heeft op de slachtoffers. Uit de politiemonitor bevolking blijkt dat eenderde deel van de slachtoffers te maken heeft met letsel en daarnaast heeft ongeveer 20% van de slachtoffers emotionele problemen gehad. Een citaat uit een proces-verbaal: Helaas wil het slachtoffer niet verder meewerken aan het onderzoek. Ze is bang dat de verdachte achter haar identiteit komt en haar komt opzoeken als hij weer vrij is. Het slachtoffer vertelt dat ze na de straatroof slecht en weinig slaapt en het eigenlijk wil vergeten. Ook door de politie wordt straatroof als een ernstig misdrijf gezien, want zij verwijzen slachtoffers van een beroving op straat veel vaker door naar slachtofferhulp dan andere typen slachtoffers. De vraag rijst dan ook of er een beeld te geven is van de slachtoffergroep. Een profiel van slachtoffers Eerder maakten we het onderscheid tussen beroving op straat en tasjesroof. In deze paragraaf gaan we in op de vraag of de beide typen straatroof ook verschillende slachtoffers kennen en onder welke groepen er sprake is van een oververtegenwoordiging van dergelijke slachtoffers. Het oudste onderzoek naar straatroof in Nederland heeft betrekking op Amsterdam. Het is ook een buitenbeentje, omdat de auteurs onder straatroof alleen beroving verstaan, niet tasjesroof. Slachtoffers in Amsterdam zijn voor een groot deel buitenlandse toeristen (bijna 70%), noteren Loef en Holla (1989). Toeristen bepalen dus het beeld van de slachtofferpopulatie in hun onderzoek. Slechts ongeveer een vijfde deel van de slachtoffers (19%) is afkomstig uit Amsterdam zelf. 13% is van elders in Nederland afkomstig. Hierbij wordt wel aangetekend dat de karakteristieken van slachtoffers in hun onderzoek beïnvloed worden door de engere definitie van straatroof die zij hanteren. Daar het bij tasjesroof voornamelijk om (oudere) vrouwen gaat, heeft dit gevolgen voor de totale groep slachtoffers als we bijvoorbeeld geslacht en leeftijd in ogenschouw nemen. Waarom worden toeristen zo vaak slachtoffer van straatroof? Zij kunnen vaak de lokale risico s niet goed inschatten. Ook torsen zij soms openlijk waardevolle goederen mee, zoals camera s. Naar geslacht valt op dat de slachtoffers vrijwel uitsluitend (92%) mannen zijn. Ze zijn overwegend alleengaand en veelal jonger dan 40 jaar. Vaak is er sprake van drankgebruik. De Haan (1993) geeft op basis van onderzoek naar straatroof (beroving én tasjesroof) in Amsterdam en Utrecht een andere indruk van het profiel van slachtoffers. Het blijkt dat in meer dan de helft van de gevallen (57%) van straatroof in Amsterdam de slachtoffers uit Amsterdam zelf afkomstig waren. In bijna eenderde van de gevallen (31%) ging het om buitenlandse toeristen, een veel bescheidener aandeel dus dan de bijna 70% in het bovengenoemd onderzoek van Loef en Holla. De verdeling tussen inwoners en bezoekers is in Utrecht weer geheel anders. Nog meer slachtoffers, bijna driekwart van hen (74%), waren afkomstig uit de stad zelf. Slechts 1% van de gevallen betrof buitenlandse toeristen, hetgeen een frappant verschil is met de Amsterdamse situatie. Dat Amsterdam meer toeristen onder de slachtoffers van straatroof telt, houdt natuurlijk verband met het unieke karakter van deze stad, die nu eenmaal veel toeristen trekt. Het lijkt verder aannemelijk dat het profiel van slachtoffers van straatroof in Utrecht typerender is voor slachtoffers van straatroof in het algemeen.

Slachtofferschap van tasjesroof treft vooral (oudere) vrouwen en bij beroving blijkt het vooral om mannelijke slachtoffers te gaan, zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek van Van Wijk en Ferwerda naar straatroof in Tilburg (1998). Ook van Wijngaarden en Boerman (1997) bereiken in een onderzoek naar berovingen in Nijmegen een soortgelijke conclusie. Als straatroof en tasjesroof afzonderlijk worden bezien, komt een opmerkelijke segregatie naar sekse aan het licht, constateren zij. Vrouwen worden in de regel het slachtoffer van tasjesroof en mannen van straatroof met confrontatie. Wordt de leeftijd van slachtoffers daarbij ook nog in ogenschouw genomen, dan blijkt dat het meestal oudere vrouwen betreft die slachtoffer worden van tasjesroof en jongere mannen die slachtoffer worden van beroving. Daderkenmerken Straatrovers zijn bijna zonder uitzondering van het mannelijk geslacht, zo blijkt uit diverse onderzoeken (Van den Broek, e.a., 1998; Wiersma en Jagt, 2000 en Van Wijk en Ferwerda, 1998). Een eenduidig beeld van de leeftijd van straatrovers is er op basis van onderzoek niet. Wel kan de conclusie getrokken worden dat het aandeel van minderjarige daders (tot 18 jaar) onder straatrovers aanzienlijk is en op basis van het landelijk onderzoek bij de politie (Ferwerda, e.a., 2002) lijken straatrovers in de loop der jaren ook jonger te worden. Op basis van slachtofferverklaringen kan gesteld worden dat daders van tasjesroof veelal jonger zijn dan daders van beroving. Politiecijfers over aangehouden daders verschaffen een nauwkeuriger beeld over de leeftijdsverdeling van straatrovers. Deze cijfers zijn overigens niet uniform inzake de verhouding tussen minderjarige en meerderjarige straatrovers. Zo was volgens gegevens van de Amsterdamse politie een ruime meerderheid (66%) van de verdachten van straatroof in 1999 (strafrechtelijk) meerderjarig en 34% minderjarig. De gemiddelde leeftijd van de verdachten was 24 jaar (Wiersema en Jagt, 2000). Het aandeel van jeugdige daders in Amsterdam is echter sinds begin jaren negentig wel groeiende, zoals De Haan (2001) constateert. In vergelijking met 1991 heeft zich een absolute en relatieve toename voorgedaan van verdachten in de leeftijdscategorie van 12-18 jaar. Een beduidend groter aandeel van minderjarige daders wordt vastgesteld in een onderzoek van de politie Haaglanden (Van den Broek, e.a., 1998) op basis van HKS-gegevens: bijna de helft (47%) van de verdachten die zich in 1996 of 1997 schuldig hadden gemaakt aan straatroof, is minderjarig. Nog iets hoger ligt dit percentage in het onderzoek van Van Wijk en Ferwerda (1998). Meer dan de helft (52%) van de verdachten van straatroof is minderjarig; daarnaast is maar liefst 70% van de daders 19 jaar of jonger. De jongste straatrover heeft de leeftijd van 12 jaar. Wanneer ingezoomd wordt op de etnische achtergrond van de verdachten blijkt dat er op basis van slachtofferverklaringen sprake is van een oververtegenwoordiging van niet-blanke daders (De Haan, 1993 en Loef en Holla, 1989). Politiecijfers met betrekking tot aangehouden verdachten geven aan dat er in Amsterdam en Den Haag verhoudingsgewijs sprake is van een oververtegenwoordiging van Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse verdachten. Het blijkt dat drugsverslaving bij straatrovers steeds minder c.q. nauwelijks een rol speelt. Volgens De Haan (2001) is het verschijnsel straatroof in Amsterdam de laatste tijd op dit punt aan het veranderen. In zijn ogen wijst het afnemend aandeel van drugsverslaafde straatrovers erop dat dit delict minder dan voorheen verband houdt met problemen als drugsverslaving en illegaliteit (dak en thuislozen). Terwijl de prominente rol van jeugdige verdachten erop zou wijzen dat straatroof meer dan voorheen verband houdt met de jeugd(sub)cultuur in wijken waar door migratie en segregatie van migranten een achterstandssituatie is gegroeid. Belangrijk in dit verband is ook zijn vermoeden dat straatroof in Amsterdam meer de vorm aan heeft genomen van straatroof in andere grote steden (De Haan, 2001). Straatrovers - zo blijkt - zijn te zien als een echte risicogroep. Ze plegen niet alleen heel veel straatroven (hoge recidive), maar zijn ook actief in het plegen van andere misdrijven, zoals in-

braak, mishandeling en andere vormen van diefstal. Straatrovers zijn dan ook met recht actieve generalisten te noemen, voor wie het gevaar dreigt dat zij steeds verder afglijden. Werkwijze en motieven van daders Uit diverse bronnen is af te leiden dat berovingen in 65 tot 70% van de gevallen door meer dan één dader worden gepleegd. Wel zijn dadergroepen vaak klein en hebben berovers er een voorkeur voor om in tweetallen te werken. Een dader bedreigt het slachtoffer terwijl de ander het slachtoffer van zijn bezittingen beroofd. Voordeel van het werken in tweetallen is dat de buit ook maar door twee hoeft te worden gedeeld (Loef en Holla, 1989). Ook Van Wijngaarden en Boerman (1997) constateren dat straatroof (beroving) vaak door meer dan één dader gepleegd wordt. Tasjesrovers blijken daarentegen vaker (ruim 70% van de gevallen) solistisch te werk te gaan. Volgens Ferwerda, e.a. (1998) zijn tasjesrovers ook impulsiever in hun werkwijze, terwijl berovers een calculerende houding hebben. Berovers maken volgens hen ook vaker deel uit van een netwerken van criminele relaties. Ook wanneer gekeken wordt naar het gebruik van geweld en wapens is het goed om een onderscheid aan te brengen tussen tasjesroof en beroving. Zo blijft het bij tasjesroof meestal bij het ontrukken van een tas. Bij een beroving wordt het slachtoffer meestal ook bedreigd. Het meer gewelddadige karakter van een beroving uit zich eveneens in de grotere mate van wapengebruik. Ondanks het feit dat er bij veel straatroven sprake is van het instrumenteel toepassen van geweld wijst een aantal auteurs op het toepassen van onnodig excessief geweld (disproportioneel geweld). Met name jeugdige berovers bedienen zich verhoudingsgewijs vaak van onnodig excessief geweld, noteren Ferwerda, Jonkmans en Van Wijk (1998). Daardoor neemt de kans op letsel natuurlijk toe. Zo is ook De Haan (1993) wel gevallen tegengekomen van jeugdige daders die soms behoorlijk veel geweld hadden gebruikt. Opvallend vindt hij dat daarbij nooit makkelijke slachtoffers werden uitgezocht. Het ging altijd om mannen die door een groepje ten val werden gebracht en beroofd. Een mislukte beroving leidde tot wraak, wat aangeeft dat het geweld niet louter instrumenteel, is. Soms werd het slachtoffer achtervolgd en met een ketting in het gezicht geslagen. Wanneer gekeken wordt naar de motieven van de straatrover om het misdrijf te plegen, valt telkens op dat straatroof een gemakkelijk delict is (De Haan, 1993). De laatste jaren is er daarnaast sprake van een veranderende buit die nog gemakkelijker is om de hand op te leggen. Met de komst van de GSM is de diefstal ervan (makkelijke en waardevolle buit) sterk toegenomen. Het mag duidelijk zijn dat veel straatroven weinig voorbereiding vragen, weinig tijd in beslag nemen en zich kenmerken door een betrekkelijk geringe pakkans. Het is met andere woorden een eenvoudige manier om gemakkelijk aan geld te komen. Easy Money met andere woorden, maar gezien de impact voor de slachtoffers en indirect voor de veiligheidsbeleving van iedereen: tegen welke prijs?

Geraadpleegde literatuur Broek, J. van den, P. van Panhuis en A. Patty - Criminele kaart regio Haaglanden: trendanalyse 1993-1997. Den Haag, Politie Haaglanden, Bureau Informatieknooppunt Haaglanden, 1998. Ferwerda, H., H. Jonkmans en A. van Wijk - Het fenomeen straatroof onder de loep: verschillen in dader- en slachtofferprofielen zijn van belang voor de aanpak. In: Algemeen Politieblad 147, nr. 20, pag. 14-16, 1998. Ferwerda, H., Bottenberg, M., Hakkert, A. en A. Eijken - Straatroof. Omvang, achtergronden en praktijkervaringen. Cluster Beleidsanalyse en Informatievoorziening. Directie Jeugd en Criminaliteitspreventie, Ministerie van Justitie, Den Haag, 2002. Haan, W. de - Beroving van voorbijgangers. Rapport van een onderzoek naar straatroof in 1991 in Amsterdam en Utrecht. Den Haag, Ministerie van Binnenlandse Zaken, 1993. Haan, W. de - Straatroof in Amsterdam. Aard, omvang en ontwikkelingen, 1991-1998. In: SEC 15, nr. 1, pag. 11-14, 2001. Loef, C. en P. Holla - Straatroof in Amsterdam. In: Justitiële Verkenningen 15, nr. 8, pag 92-101, 1989. Vinne, H. van der - Geweld in vermogensdelicten: een dieptestudie op basis van de WODC-Strafrechtmonitor. Den Haag, Ministerie van Justitie, WODC, 1999. Vogel, G. - Straatroof in Amsterdam: enkele daders aan het woord over risico s, lucrativiteit en prestige. In: Justitiële Verkenningen 17, nr. 8, pag. 58-75, 1991. Wiersma, J. en M. Jagt - Jaarverslag straatroof en overvallen 1999: politieregio Amsterdam-Amstelland. Amsterdam, Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, 2000. Wijk, A. van en H. Ferwerda - De twee gezichten van straatroof: verschillen tussen beroving op straat en tasjesroof in Tilburg in kaart gebracht. In: Tijdschrift voor criminologie, 40, nr. 4, pag. 404-416, 1998. Wijngaarden, J. van en F. Boerman - Criminaliteit in Nijmegen: een beschrijving van aard, omvang en spreiding van criminaliteit, met speciale aandacht voor berovingen. Amsterdam, Vrije Universiteit, Faculteit der Rechtsgeleerdheid, vakgroep Criminologie, 1997.