dat ik als werkende in de zorg of welzijn ook veel praat met de mensen waarvoor ik werk.

Vergelijkbare documenten
CP15. functioneringsgesprek

dat ik aan mijn baas en collega s moet doorgeven welke werkzaamheden ik heb gedaan en wat nog gedaan moet worden.

CP17. het werkoverleg

CP16. ziek- en betermelden

CP23. klachten afhandelen

begrijpen wat de huisarts zegt over wat ik moet doen aan mijn klachten.

CP9. In gesprek over de toekomst

dat ouders vaak afspraken maken om hun kinderen bij elkaar thuis te laten spelen.

CP1. op zoek naar werk

CP14. gesprek over arbeidsvoorwaarden

van tevoren vragen opschrijven om bij een sollicitatiegesprek te stellen.

hoe ik kan reageren op familieberichten van de buren, bijvoorbeeld als er iemand jarig is, of er een baby geboren is.

EE P6 n huis huren/ verhuizen

CP3. Naar de basisschool

CP2. Documenten en andere zaken aanvragen

CP11. op zoek naar werk

CP1. Op het consultatiebureau

Cp7. het bedrijfsplan

Thema 4 Communicatie. Taalhulp Telefoneren. Informele situaties - opbellen en opnemen. Hoi, Diana. Hallo, Diana van Someren. Hi, met. Hé, met John.

U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.

waar ik afval zoals papier, glas, groente en plastic en gevaarlijke stoffen in moet doen.

Thema Gezondheid. Lesbrief 3. De huisarts

Lesbrief 6. Gezondheid

Thema Gezondheid. Les 3. De huisarts

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De wachtkamer

Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten

Thema Kinderen en school. Demet TV. Lesbrief 9. De kinderopvang

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Thema Op het werk. Lesbrief 15. Vrij vragen

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De huisarts

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. Naar het ziekenhuis.

Thema Gezondheid. Lesbrief 2. De wachtkamer

Thema Op het werk. Les 16. Herhaling thema. Wat leert u in deze les? Veel succes!

een gesprek voeren op een school of in het buurthuis om me aan te melden voor een cursus.

werkbladen thema 1 naar een nieuwe school

Thema Gezondheid. Lesbrief 1. Een afspraak maken

Thema Op het werk. Lesbrief 14. Opdrachten

werkbladen thema 7 DE BASISSCHOOL

werkbladen thema 4 gezondheid

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 5. Werk vragen in een winkel

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema

Formeel en informeel. Formeel: Je gebruikt u om iemand aan te spreken. Je noemt iemand bij zijn achternaam.

Spreken. Les 6: Wat zeg je? Telefoon OPDRACHTKAART.

Thema Kinderen en school. Lesbrief 19. Samen naar de bibliotheek

Thema Gezondheid. Lesbrief 1. Een afspraak maken

Les 5. In het ziekenhuis.

Thema Op zoek naar werk

Het thema van deze les is Gezondheid. Dit is Les 1 Beginners. Een afspraak maken

Thema Op het werk. Lesbrief 16. Herhaling thema.

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 6. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

Thema In en om het huis

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

Spreekopdrachten thema 7 Werken

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 8. Praten en bellen over een baantje

Thema Op het werk. Les 15. Vrij vragen

Opstartlessen. Les 1. Kennismaken

Thema Op zoek naar werk

Soms gebeurt er wel eens iets wat jij niet wilt. Dit noemen wij onvrijwillige zorg. Onvrijwillige zorg mag alleen als jij in gevaar bent, of als jouw

Om P gaa27 n met voorschriften

Thema Op zoek naar werk. Lesbrief 10. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema In en om het huis.

RAPPORTAGE WACHTKAMERINTERVIEWS

Thema Op zoek naar werk. Demet TV. Lesbrief 7. Het sollicitatiegesprek Afspraken maken

Thema Gezondheid. Les 34. Een afspraak bij de GGD.

Thema Op het werk. Les14. Opdrachten

VERLENGEN KOPEN RUILEN BETALEN

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Handboek NT2 in het volwassenenonderwijs

Thema Kinderen en school

Het thema van deze les is Op zoek naar werk. Dit is les 7 Beginners. Werk vragen in een winkel.

Thema Op het werk. Lesbrief 13. Hoe werkt de machine?

Thema In en om het huis

Lesbrief 6. Herhaling thema.

Training - Begeleiding - Coaching BALANS DE BAAS VOOR VROUWEN DIE MAMA ZIJN OF WORDEN

Hoofdstuk 2. Contact maken, inlichtingen verstrekken en onderhandelen

CP1. wijzigingen in je persoonsgegevens doorgeven

Welkom op verpleegafdeling C3. Locatie Dordwijk

Wat kan ik voor u doen?

Hebt u zorg nodig? Informatie over de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en het aanvragen van zorg

werkbladen thema 6 feestdagen en vrije tijd

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Informatie vragen bij een instelling

Voorlichtingsgesprek over chemotherapie Inleiding

Thema Op zoek naar werk

Les 6. Herhaling thema.

VRAGENLIJST. Zorgvrager, vervolgmeting

EEN BRIEF NAAR DE DOCENT

Thema Op zoek naar werk. Les 9. Het sollicitatiegesprek Antwoord geven op vragen

MEE. Ondersteuning bij leven met een beperking. Vrienden & Relaties

Thema Gezondheid. Les 5. De tandarts

Hoofdstuk 6 Extra spreekopdrachten 1 tot en met 6

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

Thema Gezondheid. Lesbrief 5. De tandarts

Gezond thema: DE HUISARTS

Uw antwoorden bij de opdrachten 1 tot en met 6 moeten kort zijn. U hebt 20 seconden spreektijd.

Hoofdstuk 1- oefening 21 Extra schrijfoefeningen. Temposchrijven - 5 schrijfopdrachten in 11 minuten. Opdracht 1:

Wie ben jij? HOOFDSTUK 1 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik... Paula. a heet b naam kom je vandaan? a Hoe b Waar

Netwerk Ouderenzorg Regio Noord

Lesbrief 14. Naar personeelszaken.

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

Transcriptie:

CP30 klantencontact Als u in Nederland in Zorg of Welzijn werkt, heeft u veel contact met klanten. U praat bijvoorbeeld over het huishoudelijk werk dat u gaat doen voor iemand. Of u geeft door dat u op andere tijden gaat werken bij de klant. Maar het is ook heel gewoon in uw soort werk om zomaar een praatje te maken met een klant over dagelijkse dingen. Bijvoorbeeld over het weer of over de familie. Ook krijgt u soms vragen van mensen die op bezoek komen waar u werkt. In deze cruciale praktijksituatie oefent u met gesprekken met klanten en bezoekers.

Klaar voor de praktijk Cruciale praktijksituatie 30? Wat weet u? Wat kan u? Maak het bolletje zwart als u kunt zeggen: ja, dit weet ik of ja, dit kan ik. Ik weet 1 2 dat ik als werkende in de zorg of welzijn ook veel praat met de mensen waarvoor ik werk. dat het in de zorg en welzijn heel gewoon is om tijdens het werk zomaar een praatje te maken met een klant over dagelijkse dingen, bijvoorbeeld over het weer, of de familie. 1 2 3 4 5 6 Ik Kan een praatje maken met een klant over dagelijkse dingen. een boodschap doorgeven aan een klant over bijvoorbeeld het spreekuur van de dokter. overleggen met de klant over bijvoorbeeld mijn werktijden bij de klant. overleggen met de klant over het werk dat ik ga doen. mensen die op bezoek komen in mijn organisatie vriendelijk ontvangen. vragen beantwoorden van mensen die op bezoek komen bij mijn organisatie of ze doorsturen naar een colleg woordenlijst Welke woorden kent u? Welke nog niet? aanwezig zijn afdeling, de afspreken apotheek boodschappen doen collega, de contact opnemen contactpersoon, de controleren doorgeven gaten houden, in de huishoudelijk werk hulp vragen innemen kennismaken letten op medicijn, het ophalen overleggen plaatsnemen probleem, het recept, het rondleiden schoonmaken thuiszorg, de uitleggen u i t z o e ke n verhinderd zijn verpleeghuis, het voelen, zich goed voelen wegbrengen ziekenhuis, het zorgen maken over, zich 2

eerste ronde filmkijken 1 Wat is waar? Evelien werkt vandaag voor het eerst achter de balie van de thuiszorg. waar / niet waar Evelien mag niet werken met een vieze rok aan. Evelien hoeft alleen maar de telefoon te beantwoorden. waar / niet waar waar / niet waar tweede ronde filmkijken 1 Waarom werkt Evelien vandaag achter de balie? omdat ze een dagje invalt omdat ze een nieuwe baan heeft omdat ze graag met Miriam samenwerkt 2 Welke mensen helpt Evelien aan de balie? Kruis aan. een oude man met krukken de moeder van Jan Jan een man met een rolstoel derde ronde filmkijken 1 Is Miriam aan het eind van de film tevreden over de werkdag van Eveline? ja / nee 2 Miriam noemt op wat Evelien vandaag allemaal heeft gedaan. Wat zegt ze? Kruis aan. mensen doorverbonden mensen weggestuurd afspraken gemaakt boodschappen gedaan voor mevrouw Hofman mensen de weg gewezen een gesprek gevoerd met een boze klant de balie opgeruimd 3 Heeft Evelien de mensen aan de balie goed geholpen? Waarom wel / niet? Hoe zou u het doen? 3

1. Een praatje maken met een patiënt Begrijpen (5) Gevoelens uiten (20) U werkt bij de thuiszorg. U maakt een praatje met een patiënt. U vraagt hoe het gaat. De patiënt voelt zich niet goed. U vraagt waarom. U vraagt of de patiënt nog bezoek heeft gehad. Oefenen: Oefen het gesprek met iemand. Luister naar de patiënt en reageer. Lees uw tekst voor. Patiënt U Goedemiddag... Hoe gaat het met u? Niet zo goed. Wat bedoelt u? Ik heb niet goed geslapen. Wat vervelend voor u. Ik ga vandaag vroeg naar bed. Heeft u nog bezoek gehad? Ja, mijn dochter was hier gisteren. Oh, gezellig. Kunt u voor mij een pak melk halen in de winkel? Dat is goed. Tot zo! Tot zo. 4

1. Een praatje maken met een patiënt Begrijpen (5) Gevoelens uiten (20) U werkt bij de thuiszorg. U maakt een praatje met een patiënt. U vraagt hoe het gaat. De patiënt voelt zich niet goed. U vraagt waarom. U vraagt of de patiënt nog bezoek heeft gehad. spelen: U werkt bij de thuiszorg. U maakt een praatje met een patiënt. U vraagt hoe het gaat. De patiënt voelt zich niet goed. U vraagt waarom. U vraagt of de patiënt nog bezoek heeft gehad. Meeluisteren: Heeft u dit van de spreker gehoord? Zet een als u het hoort. Een groet: goedemorgen, goedemiddag. Hoe gaat het met u? Wat vervelend voor u. Heeft u nog bezoek gehad? Gezellig/leuk Een groet: tot zo, tot straks 5

2. Praten over een patiënt - U werkt in een verzorgingstehuis. U maakt zich zorgen over mevrouw Vos. Ze heeft een blauwe plek op haar arm. Ze is gevallen. Ze heeft pijn. U gaat naar uw colleg U praat met uw collega over mevrouw Vos. Oefenen: Oefen het gesprek met iemand. Luister naar uw collega en reageer. Lees uw tekst voor. collega U Hallo.. Hallo.. Wat kan ik voor je doen? Ik maak me zorgen over mevrouw Vos. Wat is er aan de hand? Ze heeft een blauwe plek op haar arm. Hoe komt dat? Ze is gevallen. Heeft ze pijn? J Ik vraag of de dokter bij haar langsgaat. Okee, bedankt. 6

2. Praten over een patiënt - U werkt in een verzorgingstehuis. U maakt zich zorgen over mevrouw Vos. Ze heeft een blauwe plek op haar arm. Ze is gevallen. Ze heeft pijn. U gaat naar uw colleg U praat met uw collega over mevrouw Vos. spelen: Voor deze oefening gebruikt u het gesprek op de vorige pagin De collega heeft de tekst. U niet. U luistert naar de colleg U reageert. Wissel daarna van rol. Meeluisteren: Heeft u dit van de spreker gehoord? Zet een als u het hoort. Een groet: hallo, hoi Ik maak me zorgen over mevrouw Vos. Ze is gevallen. Een groet: tot ziens, dag, tot morgen. Een bedankje: dank je, bedankt 7

3. Praten met een klant over uw werk - U werkt bij de thuiszorg. Een klant wil dat u de zolder opruimt. Dat kunt u niet doen. Het is uw taak niet. U vertelt dit tegen de klant. Oefenen: Oefen het gesprek met iemand. Luister naar de klant en reageer. Lees uw tekst voor. klant U Wil je de zolder opruimen? Het spijt me, maar dat kan ik niet voor u doen. Waarom niet? Dat is mijn taak niet. Wil je eerst de bedden opmaken en dan stofzuigen? Ja hoor. Ik begin meteen. Dank je wel. 8

3. Praten met een klant over uw werk - U werkt bij de thuiszorg. Een klant wil dat u de zolder opruimt. Dat kunt u niet doen. Het is uw taak niet. U vertelt dit tegen de klant. spelen: Voor deze oefening gebruikt u het gesprek op de vorige pagin De klant heeft de tekst. U niet. U luistert naar de klant. U reageert. Wissel daarna van rol. Meeluisteren: Heeft u dit van de spreker gehoord? Zet een als u het hoort. Het spijt me / Sorry Dat kan ik niet voor u doen./dat mag ik niet doen. Dat is mijn taak niet. Ja hoor. 9

4. Gegevens over een patiënt opzoeken Uitleg vragen bij een tekst (4) Informatie zoeken in een folder of een tekst (11) U werkt aan de balie van een ziekenhuis. De bezoekers vragen u gegevens over patiënten. U kijkt in de patiëntenlijst. Omcirkel het goede antwoord. 1 Op welke afdeling ligt de heer Alberts? op de afdeling Brandwondencentrum op de afdeling Intensive care 2 Wat is het kamernummer van de heer Alberts? 015 43 25 665 3 Een bezoeker vraagt naar mevrouw M. Damen. Op welke afdeling ligt zij? op de afdeling Verloskunde op de afdeling Brandwondencentrum 4 Wat is het kamernummer van mevrouw M. Damen? 312 319 5 U wilt bellen met mevrouw M. Damen. Welk nummer belt u? 43 25 123 43 25 665 6 Wat zijn de bezoektijden van de afdeling Brandwondencentrum? 15.30-17.00 en 18.00-20.30 11.00-11.30 en 19.00-19.30 7 Wat zijn de bezoektijden van de afdeling Intensive Care? 15.00-16.00 en 18.30-19.00 11.00-11.30 en 19.00-19.30 10

4. Gegevens over een patiënt opzoeken Uitleg vragen bij een tekst (4) Informatie zoeken in een folder of een tekst (11) U werkt aan de balie van een ziekenhuis. De bezoekers vragen u gegevens over patiënten. U kijkt in de patiëntenlijst. Omcirkel het goede antwoord. 1 Een bezoeker wil mevrouw Amrani bezoeken. Wat is haar kamernummer? 015 43 25 221 215 2 Op welke afdeling ligt mevrouw Amrani? Brandwondencentrum Verloskunde Intensive Care 3 Wat zijn de bezoektijden van de afdeling Verloskunde? 15.30-17.00 en 18.00-20.30 11.00-11.30 en 19.00-19.30 10.00-12.00 en 14.00-22.00 4 Een bezoeker wil bellen met de heer De Graaf. Wat is zijn telefoonnummer? 43 25 654 43 25 339 013 5 Het is 15:00 uur. De bezoeker wil graag naar de heer De Graaf. Wat zegt u? Dat kan. U moet wachten tot de bezoektijd van 19:00 uur. U moet wachten tot de bezoektijd van 16:00 uur. 6 Een bezoeker vraagt het kamernummer van mevrouw Damen. Wat zegt u? 312 319 Wat is de voorletter van mevrouw Damen? 7 De bezoeker wil naar mevrouw M. Damen. Wat is het kamernummer? 312 319 115 11

Patiëntenregistratie Naam patiënt afdeling kamernummer telefoonnummer Alberts, F. (m) Intensive Care 015 43 25 665 Amrani, S. (v) Verloskunde 215 43 25 221 Bertels, M. S. (m) Kindergeneeskunde 111 43 25 334 Bouzine, F. R. (m) Intensive Care 018 43 25 765 Damen, L.K. (v) Brandwondencentrum 312 43 25 567 Damen, M. (v) Brandwondencentrum 319 43 25 123 Frederiks, B. (m) Kindergeneeskunde 115 43 25 088 Farouk, F. (m) Brandwondencentrum 323 43 25 876 Graaf de, V. (v) Intensive Care 013 43 25 654 Graaf de, S. (m) Psychiatrie 412 43 25 339 Haji, I. (m) Kindergeneeskunde 117 43 25 122 Haan de, T. R. (v) Verloskunde 222 43 25 654 Karimi. Z. (m) Psychiatrie 410 43 25 214 Kooistra, B.B. (v) Verloskunde 220 43 25 519 Selim, T. U. (v) Brandwondencentrum 316 43 25 956 Straten van, M.L. (v) Psychiatrie 418 43 25 777 Straaten van, N. (m) Kindergeneeskunde 113 43 25 912 Turan, S. (m) Kindergeneeskunde 114 43 25 634 Afdeling Bezoektijden Brandwondencentrum 15.30-17.00 18.00-20.30 Intensive Care 11.00-11.30 19.00-19.30 Kindergeneeskunde 15.00-16.00 18.30-19.00 Psychiatrie 16.00-17.00 19.00-20.00 Verloskunde 10.00-12.00 14.00-22.00

5. Een boodschap aan de telefoon aannemen - U werkt aan de balie van verzorgingstehuis De Horizon. De telefoon gaat. U neemt op. De beller wil spreken met Mevrouw De Vries. Zij is de zorgcoördinator. Ze is vandaag vrij. U schrijft een boodschap op voor haar. U vraagt of de beller zijn of haar naam wil spellen. Oefenen: Oefen het gesprek met iemand. Luister naar de beller en reageer. Lees uw tekst voor. beller U Goedemorgen. Verzorgingstehuis De Horizon, met Hallo, met. Wat kan ik voor u doen? Ik wil mevrouw De Vries graag spreken. Zij is er vandaag niet. Oh, vervelend. Kan ik een boodschap doorgeven? Ja graag. Kunt u vragen of zij mij morgen belt? Dat is goed. Ik schrijf het op. Mijn telefoonnummer is.. 13

En uw naam is?. Kunt u dat spellen? Dat is Okee, ik zal het doorgeven. Dank u wel, tot ziens. Tot ziens. 14

5. Een boodschap aan de telefoon aannemen - U werkt aan de balie van verzorgingstehuis De Horizon. De telefoon gaat. U neemt op. De beller wil spreken met Mevrouw De Vries. Zij is de zorgcoördinator. Ze is vandaag vrij. U schrijft een boodschap op voor haar. U vraagt of de beller zijn of haar naam wil spellen. spelen: Voor deze oefening gebruikt u het gesprek op de vorige pagin De beller heeft de tekst. U niet. U begint met praten. U luistert naar de beller. U reageert. Wissel daarna van rol. Meeluisteren: Heeft u dit van de spreker gehoord? Zet een als u het hoort. Een groet: goedemorgen, goedemiddag. Verzorgingstehuis De Horizon, met. Wat kan ik voor u doen? Zij is er vandaag niet. Kan ik een boodschap doorgeven? Kunt u dat spellen? Ik zal het doorgeven. Een groet: tot ziens, dag. 15

antwoordblad 4. Gegevens over een patiënt opzoeken 1 b 2 a 3 b 4 b 5 a 6 a 7 b 4. Gegevens over een patiënt opzoeken 1 c 2 b 3 c 4 b 5 c 6 c 7 b