Werkvormen voor EBP in het onderwijs Marthe Heitbrink en Wouter Dijkshoorn
Inleiding Evidence-Based Practice (EBP) vormt tegenwoordig een belangrijk onderdeel van het HBO onderwijs. EBP betekent: Het gewetensvol, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal (evidence) om beslissingen te nemen voor individuele patiënten. Het is een integratie van individuele klinische expertise met het beste externe bewijsmateriaal dat vanuit systematisch onderzoek beschikbaar is. De voorkeuren en verwachtingen van patiënten spelen bij de besluitvorming een centrale rol. 1 De uitdaging voor een docent is het uitlokken van dit gedrag bij de student. Hiervoor zijn verschillende onderwijsvormen mogelijk. Dit document bevat een aantal effectieve onderwijsvormen voor in de praktijk. Daarbij dient rekening gehouden te worden met een aantal aangetoonde effectieve aandachtspunten 2,3,4,5, namelijk de docent 1. Dient een rol model te zijn; 2. Richt zich op theorie én vaardigheden; 3. Varieert in onderwijsvormen; 4. Richt zich op zelfgestuurd onderwijs; 5. Daagt de student uit een knowledge constructor te zijn; 6. Formuleert EBP doelstelling(en). Met behulp van deze aandachtspunten kunnen onderwijsvormen effectiever worden met als doel EBP gedrag uit te lokken bij de studenten. Hiermee worden voor de voorkeuren als het leren van kennis over EBP, het ervaren van de klinische relevantie en het zien van de docent als voorbeeld daadwerkelijk door de student ervaren. 1. Offringa (2003), M., Assendelft, W.J.J. & Scholten, R.J.P.M. inleiding in evidencebased medicine: klinisch handelen gebaseerd op bewijsmateriaal. Tweede druk. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. 2. Saunders, H. & Vehviläinen-Julkunen, K. 2016. The state of readiness for evidence-based practice among nurses: An integrative review. International Journal of Nursing Studies. Vol. 56, 128-140 3. Young T, Rohwer A, Volmink J, Clarke M (2014) What Are the Effects of Teaching Evidence-Based Health Care (EBHC)? Overview of Systematic Reviews. PLoS ONE 9(1): e86706. 4. Aglen, B. 2016. Pedagogical strategies to teach bachelor students evidencebased practice: A systematic review. Nurse Education Today. Vol. 36, p. 255 263. 5. Scurlock-Evans, L., Upton, P. & Upton, D. 2014. Evidence-Based Practice in physiotherapy: a systematic review of barriers, enablers and interventions. Physiotherapy, Vol. 100(3), 208 219.
Wegstrepen De wegstreepoefening is een bekende oefening uit het (lees)vaardigheidsonderwijs, gericht op het onderscheiden van hoofd- en bijzaken. De oefening is makkelijk in te passen, geeft voldoende stof om eens over door te praten en is leuk om te doen. In plaats van onderstrepen van belangrijke informatie, wordt onbelangrijke informatie met een dikke stift weggestreept. Deze perspectiefwisseling blijkt in de praktijk veel ingrijpender dan men op het eerste gezicht zou denken. Het schrappen van bijzaken krijgt door het wegstrepen een definitief karakter. Daardoor moeten studenten er zich veel bewuster en nauwkeuriger rekenschap van geven welke informatie (gegeven het leesdoel) al dan niet van belang is. 1. De docent deelt overdrukken van een artikel uit. Dit artikel, zo wordt uitgelegd, moet worden samengevat in een literatuuroverzicht. De samenvatting zal uit ongeveer 150 woorden bestaan; 2. De studenten lezen het artikel en al lezend onderstrepen ze de hoofdzaken; 3. Vervolgens deelt de docent dikke stiften uit en geeft de opdracht alles wat niet onderstreept is, regel voor regel, weg te strepen; 4. De resultaten worden in tweetallen vergeleken en besproken. Ondertussen loopt de docent rond en zoekt twee extremen (een artikel waarin veel en een waarin weinig is weggestreept); 5. De oefening wordt plenair nabesproken aan de hand van de twee extremen. De wegstreepoefening kan gebruikt worden bij eenvoudige teksten en krijgt dan meer het karakter van een schematisch overzicht leren maken. Bij moeilijke en complexe teksten, zeker wanneer de structuur van de tekst ook nog eens te wensen overlaat, wordt er een beroep gedaan op structureren en synthetiseren, en krijgt de oefening meer het karakter van samenhangen in de stof leren aangeven. De oefening kan op veel manieren worden georganiseerd en ingericht. Met name de formulering van het leesdoel is van belang. Dat bepaalt immers wat hoofd- en bijzaken zijn. Een variant van de oefening is gericht op kritisch lezen. De vraag is dan of de verstrekte informatie wel relevant is. Bijvoorbeeld: streep alle tekst uit het methodedeel weg waarin geen informatie wordt gegeven over de onderzoeksmethode, of streep alle tekst uit het resultatendeel weg waarin meer dan resultaten wordt gepresenteerd Deze werkvorm komt uit: Werken aan academische vorming. Ideeën voor actief leren in de onderwijspraktijk.(2001). Jaap Milius, Heinze Oost en Wes Holleman. Utrecht: Universiteit Utrecht (IVLOS).
Het gatenartikel Het aanbieden van een gatenartikel is een manier om studenten tot kritische reflectie op wetenschappelijke informatie te brengen. Het is een voorbeeld van een werkvorm waarbij de student in een expertrol wordt geplaatst: de student meet zich aan de wetenschappelijke kwaliteiten van de auteur door kritische beschouwing van het artikel. Verder zet de opdracht de student aan actief en creatief te werk te gaan. Daarnaast heeft de opdracht een hoog realiteitsgehalte. Bovendien wordt de student gedwongen de hele empirische cyclus te doorlopen. 1. De docent deelt een wetenschappelijk artikel uit, waarin een gat zit: één paragraaf, bijvoorbeeld de conclusies, is weggelaten; 2. Elke student bestudeert het artikel en schrijft, op basis van de aanwezige informatie, de ontbrekende paragraaf; 3. De studenten krijgen het oorspronkelijke (volledige) artikel en vergelijken de eigen paragraaf met het origineel. Afhankelijk van de deelvaardigheid waar de student zich in bekwaamt, kan de docent het gat laten vallen in: het formuleren van een passende probleemstelling, hypothese, werkhypothese, werkwijze, conclusie, of discussie. Het gatenartikel kan voor veel doeleinden gebruikt worden, bijvoorbeeld als een vorm van kennisverwerving (het is een prikkelende variant op de opdracht artikelen te bestuderen), maar ook als opstap voorafgaand aan een uit te voeren experiment (formuleren van eigen hypothese op basis van bevindingen uit onderzoek, formuleren van onderzoeksvragen, kiezen voor onderzoeksmethode en werkwijze etc.). Er zijn talloze varianten denkbaar: o Een spoor uit het artikel wordt weggelaten (subprobleemstelling, bijbehorende deelmethode, deelresultaten en deelconclusie); o Een video wordt stilgezet, of alleen de eindscène wordt vertoond; de groep bedenkt de eindscène resp. de voorafgaande gebeurtenis(sen); o Een student houdt een mondelinge presentatie, maar geeft (nog) niet zijn of haar conclusie; die moet de groep afleiden; o Een artikel wordt stap voor stap onthuld: eerst wordt alleen de probleemstelling gegeven, de groep voorspelt de bijbehorende methode; de methode wordt onthuld, de groep voorspelt de resultaten, de resultaten worden onthuld, de groep voorspelt de conclusie; de conclusie wordt onthuld, de groep evalueert het artikel; o De methode wordt weggelaten, studenten bedenken het design dat tot de gevonden resultaten moet leiden en voeren dat onderzoek uit. Deze werkvorm komt uit: Werken aan academische vorming. Ideeën voor actief leren in de onderwijspraktijk.(2001). Jaap Milius, Heinze Oost en Wes Holleman. Utrecht: Universiteit Utrecht (IVLOS).
Journal club Tijdens de journal club worden een aantal artikelen individueel grondig doorgespit door middel van richtvragen. Dit kan zowel gedaan worden als voorbereiding of als werkvorm in de les. Door middel van deze werkvorm kan een student een voorbereid artikel helder uiteenzetten. Tijdens het werkcollege worden de artikelen door groepjes studenten gepresenteerd aan de rest van de groep. 1. De docent verdeelt de klas in groepjes en geeft per groep (als voorbereiding) een ander artikel. 2. De studenten gaan de vragen over het artikel individueel of in groepjes beantwoorden. 3. De studenten krijgen 10 minuten de tijd om een presentatie voor te bereiden. Dit kan in verschillende vormen gebeuren (presentatie, tv format, toneelstukje, elevator pitch, etc.). Het doel is om de rest van de groep, die het artikel niet heeft gelezen, te informeren over de inhoud van het artikel. De vragen over het artikel: De grijs gearceerde vragen zijn vragen die niet altijd van toepassing zijn. 1. Wat is het onderwerp van het artikel? 2. Wat is er al aan onderzoek bekend/ uitgevoerd? 3. Wat is het doel van het artikel? 4. Wordt er een verwachting weergegeven? M.a.w. wat is de hypothese van de auteurs? 5. Op welke theorie is deze verwachting gebaseerd? 6. Wat voor type onderzoek is het? 7. Zou je het onderzoek na kunnen doen met deze informatie? 8. Wat zijn de gevonden resultaten? 9. Wat zijn de belangrijkste conclusies? 10. Hoe pas je dit toe als toekomstig beroepsprofessional? Hoe kun je dit generaliseren naar een doelgroep of andere doelgroepen? 11. Worden er suggesties gegeven voor vervolgonderzoek op dit gebied? Kun je zelf een vervolgonderzoek bedenken? 12. Is er sprake van meerdere vormen van bias? Om deze vraag te kunnen beantwoorden moet je eerst weten wat biases zijn. Zet voor jezelf op een rijtje welke biases er bestaan en wat ze inhouden. Ook dit gaan we bespreken in de les. Er zijn talloze varianten denkbaar: o Elevator pitch. De studenten gaan in 5 minuten vertellen waar het artikel over gaat. De vragen die ze hebben beantwoord zijn richtvragen, maar deze hoeven niet letterlijk terug te komen in hun verhaal. De groep mag zelf weten met hoeveel personen ze het verhaal gaan vertellen, wel moet iedereen in de lift staan. o Tv format: De studenten vertellen dit in de vorm van een tv show. Voorbeelden hiervan zijn RTL Late Night, RTL Boulevard, NOS Journaal, Weekend Miljonairs, etc. De overige studenten van die groep luisteren kritisch en vullen aan waar nodig. De studenten sluiten af met een goede vraag (= de kijkersvraag) over het artikel. Daarna is er ruimte voor vragen vanuit de zaal. Vraag een luisterende student om een samenvatting te geven van het artikel, zo check je meteen of alles is blijven hangen.
Schrijf de methode Met de werkvorm schrijf de methode worden studenten gestimuleerd om na te denken over een onderzoeksdesign. Hoe ziet de methode van een onderzoek er uit, met welke type design kun je je onderzoeksvraag beantwoorden en hoe zorg je voor betrouwbare resultaten? 1. Kies een aantal artikelen waar de studenten een passend design voor kunnen opstellen; 2. Verdeel de klas in kleinere groepen. Laat per subgroepje alleen de inleiding lezen; 3. Laat elk subgroepje een onderzoeksdesign opstellen voor de onderzoeksvraag die gesteld is in de inleiding; 4. Plenaire bespreking van de verschillende designs. Probeer artikelen te selecteren die verschillende designs hanteren. Bijvoorbeeld experimenteel (RCT) of quasiexperimenteel onderzoek, of juist observationeel onderzoek zoals een cohortstudies of patiënt-controle onderzoek. In plaats van het plenair nabespreken van de opdracht, kun je de studenten ook de opdracht mee geven om de methode op te schrijven zoals in een wetenschappelijk artikel en later laten inleveren.