1.1 Einleitung... 2. 1.2 Lektion 1: Hallo, wie heißt du?... 2. 1.3 Aussprache: Das Alphabet... 4. 1.4 Hörverständnis: Wie geht s?...

Vergelijkbare documenten
Grüß Gott! Guten Morgen! Guten Tag! Guten Abend! Ich heiße Wie heißt du? Das ist Max. Das finde ich auch. Kommst du auch aus Duisburg.

bringen ausleihen bezahlen wären denken auschecken das Handtuch das Problem das Missverständnis das Zimmer die Rechnung die Bettwäsche

Logboek bij de lessenserie over. Cengiz und Locke. van Zoran Drvenkar. Groep: Leden: Fragment:

Kunde (vul de rol in het Duits in) 1 Guten Tag. 1 Groet terug.

Top 100 Duitse woorden

Woordenlijst Nederlands Duits

Samenvatting Duits Grammatica

Samenvatting Duits Grammatica Duits

TOETS A A1 vmbo-gt(h), DEEL 1, SCHRITT 1-8. Luister naar het luisterfragment Neu im Fußballverein. Beantwoord de vragen in het Nederlands.

Kapitel 8 Nervenkitzel

Hoi, ik heet Les 1. Hallo Peter!

2 Kann ich dir helfen? 2 Ik voel me ziek. 3 Bist du hier im Urlaub? 3 Ja, je bent hier op vakantie.

Duits - Havo 3 - Hoofdstuk 5 samenvatting

Test KAPITEL. Ich habe Angst, den Zug wieder zu

a Luister en noteer. Hören Sie und notieren Sie die Nummer des passenden Dialogs zu den Bildern.

Op het potje Aufs Töpfchen

Werkwoorden TB 49. wissen = weten müssen = moeten fahren = rijden. Voorbereiding PW hoofdstuk 4 Duits DUK7 - werkblad 3

haben / hatten / hätten können / konnten / könnten dürfen / durften / dürften werden / wurden / würden

Antwoorden Duits Hoofdstuk 1

2 Wie kann ich Ihnen helfen? 2 Je vraagt of zij/hij je kan doorverbinden met de heer Schröder?

5,5. Samenvatting door een scholier 543 woorden 19 juni keer beoordeeld. Prüfungsteil Schreiben. Schrijfvaardigheid formele brief

die Meldung bestätigen nicht jetzt

Sharing Grammars. Dr. Karijn Helsloot, Hogeschool Windesheim Domein Bewegen en Educatie , Meertaligheid in het Onderwijs

Taaltips voor succesvol zakendoen in het Duits

Naamvallen Tabel Begrijpen. Klas 3/4

Lost Cities Spielanleitung/Spielregeln. Brettspielnetz.de Team Copyright 2016 Brettspielnetz.de

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Idiom Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. Test KAPITEL

Ich möchte eine Fahrkarte nach Schwerin / bitte. Vormittags also.

Willkommen und Abschied: 1J 2D 3E 4I 5C 6M 7R 8O 9Q 10B 11H 12K 13L 14A 15N 16P 17F 18G

Geschäftskorrespondenz

Geschäftskorrespondenz

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Over dit boek. Richtlijnen voor gebruik

k ga naar school ch gehe zur Schule

Aanvraag tegemoetkoming KOB/Antrag auf KOB-Zuschuss

Zakelijke correspondentie

Zakelijke correspondentie

Luister naar het gesprek tussen de verkoopmedewerker (Verkäufer) en de klant (Kundin). Je kunt de tekst meelezen.

Ruzie maken Streiten

Begrüßungsrituale. Begroetingsrituelen. Les

INSTALLATIONS- UND BEDIENUNGSANLEITUNG GREE KLIMAANLAGEN KONSOLEGERÄT:

Test KAPITEL. Für diese harte Arbeit ist er wohl nicht

Zoals jullie afgelopen jaar geleerd hebben eisen voorzetsels een naamval.

lassen fahren finden

Duits voor zelfstudie

Stammtisch an der Küste

Dort finden Sie weitere Informationen. Am Ende des Korridors sind die Toiletten. Die Duschen befinden sich gegenüber.

Dort finden Sie weitere Informationen. Ich erkläre Ihnen / wo sich die Räume befinden. Am Ende des Korridors sind die Toiletten.

weiblich das Alter der Beruf

Uiteenzetting Duits Duitse naamvallen

Niederländisch fürs Selbststudium

Hueber Verlag 2012, Wat leuk! A1, Kopiervorlage, ISBN

vor hinter neben links um die Ecke am Ende hier dort nicht weit zwischen geradeaus rechts Dann bis später. Nach dem Weg fragen. Ja / das stimmt.

Samenvatting Duits Hoofdstuk 3 en 4 grammatica

Je werkt in een ijszaak op de boulevard van Scheveningen en een Duitse toerist spreekt je aan

Alltag: Lesen KGT 2. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Duits Hoofdstuk 2

ES-S7A. Außensirene.

Snel uw zakelijk Duits verbeteren, zonder saaie grammaticaregels uit uw hoofd te leren

gezellig Het was een leuke dag en het was leuk om deze dag te doen want beter Toppie leuk man het was prima Echt leuk Dag kan niet meer stuk

Aussprache & Rechtschreibung 1

- De site voor samenvattingen

13 Ik zit net te denken...

Solliciteren Sollicitatiebrief

Solliciteren Sollicitatiebrief

Samenvatting door een scholier 1996 woorden 19 juni keer beoordeeld. Persoonlijk voornaamwoord. 1e nv ich du er sie es wir ihr sie Sie

Huiswerktips Hausaufgaben Tipps

TOETS A A1 VWO(H), DEEL 1, SCHRITT Luister naar Auf dem Münchner Viktualienmarkt. Kruis tijdens het luisteren het goede antwoord aan.

SPREKEN EN GESPREKSVAARDIGHEID

Gegenbesuch des HBBK in Nijmegen. 15. Januar groepswerk en stadsbezoek. Gruppenarbeit und Stadtbesichtigung. Nijmegen is een heel mooie stad.

Als je voor het eerst een claim indient, kun je dat op deze pagina doen (via registeren).

U hebt hier het activiteitenprogramma voor de periode van 20 juli t/m 2. augustus. Het zijn de activiteiten zoals deze georganiseerd worden door

Doppelstunde zum Thema Een afspraak maken

drücken benötigen wissen

Voorbeeld Instellingsexamen. Toets Duits Spreken/Gesprekken voeren B1

Waar zijn de eieren? Präpositionen, Farben Kopien Arbeitsblätter. Zeit. Arbeitsform. Aufgabenstellung:

Vakantiehuizen en vakantiewoningen(of Appartementen) Exclusief op het eiland Ameland.

Ich mache eine Ausbildung zum Dachdecker. Ich gehe gleichzeitig in die Berufsschule. Als Dachdecker fertigt man Dächer an.

Binnendifferenzierung Schnellere TN können mit den Arbeitsblättern 2a und 2b arbeiten.

Schrijfvaardigheid V

Das erste niederländische Lesebuch für Anfänger

Voltooid tegenwoordige tijd (D = Perfekt)

Pascal Egbers gestorben am 12. Mai 2017

Als je voor het eerst een claim indient, kun je dat op deze pagina doen (via registeren).

der Schreibfehler Ich freue mich auf eine gute Zusammenarbeit. Haben Sie alle meine von letzter Woche vorliegen?

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

INHOUD Zo gebruikt u dit boek 4 Lees eerst dit! 5 Vorderingstabel 6 Week 1: dagplanning 7 Week 2: dagplanning 17 Week 3: dagplanning 25

1 Hoofdstuk. Leuk je te leren kennen!

6,6. Samenvatting door Y woorden 20 januari keer beoordeeld. Pagina 1 van 7

Kapitel 6 Urlaub zum Verlieben. Antwoorden. 1-2 vmbo-kgt Kapitel 6 Antwoorden

4. Deutsch-Niederländisches Wirtschaftsforum

3 Hier ist die Karte. Bitte schön. 3 Doe je bestelling.

Persoonlijke correspondentie Brief

Anleitung SWS Wireless Display

Studie Tuningmarkt. Exklusive Marktstudie 2007

Kapitel 6 Frust oder Lust?

Transcriptie:

Niederländisch für Anfänger A1 Lernheft 1 Hallo, wie heißt du? Hallo, hoe heet jij? Inhaltsverzeichnis: 1.1 Einleitung... 2 1.2 Lektion 1: Hallo, wie heißt du?... 2 1.3 Aussprache: Das Alphabet... 4 1.4 Hörverständnis: Wie geht s?... 5 1.5 Landeskunde: Namen und Begrüßungsformen... 5 1.6 Grammatik... 6 1.7 Übungen... 9 1.8 Zusammenfassung... 11 1.9 Hausaufgaben... 12 1.10 Lösungen zu den Übungen... 15 1.11 Vokabelliste... 17 1.12 Anhang... 18 Copyright Laudius GmbH DE-1098-00-00

1.1 Einleitung Schön, dass Sie sich dafür entschieden haben, Niederländisch mit einem Sprachlehrgang von Laudius zu erlernen. Ich wünschen Ihnen dabei viel Spaß und freue mich auf eine gute Zusammenarbeit. In diesem Lernheft lernen Sie Alltagssituationen kennen und lernen, wie sich Niederländer begrüßen, vorstellen und sich nach dem Befinden erkundigen. Außerdem erhalten Sie wichtige Informationen zur Aussprache und zu landestypischen Besonderheiten in Bezug auf die niederländischen Begrüßungsformen und Namen. Sie können nach Durcharbeitung dieser Lektion: Sprechsituationen Spezifische Ziele je Sprechsituation sich vorstellen sich begrüßen nach dem Namen Befinden Beruf fragen Grammatik: Wortschatz: Landeskunde: Aussprache: Personalpronomen Präsens der regelmäßigen Verben Präsens der unregelmäßigen Verben sich begrüßen, sich vorstellen, nach dem Befinden fragen Namen und Begrüßungsformen das Alphabet und spezielle Kombinationen der Buchstaben 1.2 Lektion 1: Hallo, wie heißt du? 1. Hören Sie sich bitte auf der CD den Dialog mindestens zweimal an ohne mitzulesen. Lassen Sie die niederländische Satzmelodie auf sich wirken. Sie verstehen vielleicht sogar einzelne Wörter. Welche haben Sie verstanden? 2. Lesen Sie beim dritten Hörgang den Text auf der nächsten Seite mit. Versuchen Sie, sich diesen ein wenig einzuprägen. 3. Versuchen Sie beim vierten Hörgang die Sätze nachzusprechen. Um die Sätze zu wiederholen, drücken Sie bitte die Pausentaste Ihres Abspielgeräts. 4. Nun hören Sie sich das Gespräch noch einmal an und überprüfen Sie, ob Sie alles korrekt ausgesprochen haben. 2

Hallo, ik heet Anne van der Vliet. Hoe heet jij? Hoi, ik ben Tim Smit. Leuk je te ontmoeten. Waar kom je vandaan? Ik kom uit Amsterdam, en jij? Ik kom uit Utrecht, maar woon ook in Amsterdam. Wat doe je in Amsterdam? Ik werk hier. Ik ben lerares op een basisschool. En jij, wat doe jij voor werk? Ik studeer nog, Sociologie aan de Vrije Universiteit. Ah, oké. Zeg, heb je zin om morgen koffie met me te drinken? Ja, waarom niet. Goed, tot morgen! Doei! CD 1 Track 1 Sie finden die Übersetzung unter 1.10 Lösungen zu den Übungen. Versuchen Sie bitte zunächst die Übungen ohne Zuhilfenahme der Übersetzung durchzuführen. 5. Haben Sie eventuell auch schon eine Begrüßungsformel verstanden? Dann unterstreichen Sie sie im Text. Sie finden nun eine Übersicht über die gängigen niederländischen Begrüßungsformeln und über Möglichkeiten, den Gesprächspartner nach seinem Befinden zu fragen. Sich begrüßen Begroeten Sich verabschieden Afscheid nemen Goedemorgen Guten Morgen Dag (beim Gehen) Tschüs Goedemiddag (wird ab 12 Uhr Guten Tag Doei Ciao mittags gesagt) Goedenavond Guten Abend Tot ziens Auf Wiedersehen Goedendag (allgemeine Guten Tag Tot morgen Bis morgen Begrüßungsformel) Hallo Hallo Tot dan Bis dann Hoi Hey Tot de volgende keer Bis zum nächsten Mal Hé Hey Tot snel Bis bald Dag (beim Kommen) Hallo Tot straks Bis später 3

Nach dem Befinden fragen (und die Antworten) Vragen hoe het gaat (en de antwoorden) Hoe gaat het? Wie geht s? Hoe is het? Wie geht s? Hoe gaat het met jou? Wie geht s dir? Hoe gaat het met u? Wie geht es Ihnen? Alles goed? Alles in Ordnung? Uitstekend Prima Goed Het gaat wel Niet zo goed Slecht Verschrikkelijk Ausgezeichnet Hervorragend, prima Gut Es geht so Nicht so gut Schlecht Schrecklich 1.3 Aussprache: Das Alphabet Das niederländische Alphabet umfasst 26 Buchstaben. Viele Buchstaben werden im Niederländischen ähnlich wie im Deutschen ausgesprochen, aber es gibt natürlich Ausnahmen. Hören Sie sich das Alphabet auf der CD mindestens zweimal an. Versuchen Sie, sie nach einem 2. Hörgang nachzusprechen. Drücken Sie nach jedem Buchstaben die Pausentaste Ihres Abspielgerätes, damit Sie Zeit haben, den Buchstaben nachzusprechen. CD 1 Track 2 A,a B,b C,c D,d E,e F,f G,g H,h I,i J,j K,k L,l M,m [a] [be] [se] [de] [e] [ef] [che] [ha] [i] [je] [ka] [el] [em] N,n O,o P,p Q,q R,r S,s T,t U,u V,v W,w X,x Y,y Z,z [en] [o] [pe] [kü] [er] [es] [te] [ü] [ve] [we] [ix] [äi] [set] 4

1.4 Hörverständnis: Wie geht s? 1. Hören Sie sich den Dialog auf der CD an und versuchen Sie, die fehlenden Informationen zu ergänzen. CD 1 Track 3 In een café. In einer Kneipe. Tim. Hé Anne, er al. Hoe het?! Met jou? Mijn fiets is gestolen. Oh, dat vervelend! Sie finden die Lösung unter 1.10 Lösungen zu den Übungen. Im Niederländischen spricht man eine unbekannte oder nicht vertraute Person mit der Anredeform meneer oder mevrouw an. Der im Deutschen übliche Brauch, Personen mit ihren Titeln (z. B. Doktor) anzusprechen, ist in den Niederlanden eher die Ausnahme. Die Höflichkeitsform heer statt meneer wird heutzutage nur noch im formellen Briefverkehr benutzt. 1.5 Landeskunde: Namen und Begrüßungsformen Namen Wie oben angegeben spricht man in den Niederlanden Unbekannte als meneer oder mevrouw an. Anders als im Deutschen benutzt man im Niederländischen während eines Gespräches fast nie den Familiennamen, auch nicht wenn der bekannt ist. Begrüßungsformen Sie erfahren im folgenden Merkkasten, wie man sich in den Niederlanden begrüßt und warum die Begrüßung für Männer anders ist als für Frauen. Lesen Sie den Text laut vor und achten Sie dabei auf die Aussprache der Laute und auf die Satzmelodie. Nehmen Sie sich dabei auf und senden Sie diese Aufnahme an Ihre Fernlehrerin bzw. Ihren Fernlehrer. Ihre Ausspracheübung wird individuell korrigiert und Sie erhalten Tipps für die Verbesserung Ihrer Aussprache. Bereits das laute Lesen ist eine gute Übung, um die genaue Aussprache und die Satzintonation für sich zu trainieren und damit immer besser zu werden. Aber gerade die Auswertung Ihrer Ausspracheübung wird Ihnen noch weiter helfen. Wenn Sie das Feedback erhalten haben, schauen Sie sich die Fehler an und hören Sie sich noch einmal Ihre Aufnahme an. Das schult Ihr Gehör und Ihre Aussprache! 5

Waarom geven mannen elkaar bij begroeting geen kus en vrouwen wel? In Nederland geven mannen elkaar bij een begroeting vaak geen kus, maar alleen een hand. Tussen man en vrouw en tussen vrouwen onderling is het in bepaalde situaties wel gebruikelijk om kussend te begroeten. Dit zijn in Nederland drie kussen op de wang: links-rechtslinks of andersom. Dit kan soms tot verwarring en grappige situaties leiden. Onder vrienden komt het vaak voor dat ze elkaar omhelzen, of elkaar helemaal niet aanraken en alleen hallo zeggen. Tussen geliefden is het natuurlijk een ander verhaal; dan geven zowel mannen als vrouwen elkaar een kus. Vokabel Niederländisch Vokabel Deutsch Vokabel Niederländisch Vokabel Deutsch waarom warum wang (de) Wange geven geben andersom andersherum man (de) Mann verwarring (de) Verwirrung elkaar einander grappig lustig begroeting (de) Begrüßung leiden tot hervorrufen geen kein onder unter kus (de) Kuss vriend (de) Freund vrouw (de) Frau voorkomen passieren wel wohl omhelzen umarmen vaak oft helemaal gar alleen nur aanraken berühren tussen zwischen zeggen sagen onderling gegenseitig geliefde (de) Geliebte bepaald bestimmt verhaal (het) Geschichte gebruikelijk gängig, üblich zowel als sowohl als auch 1.6 Grammatik Personalpronomen ik jij (je)/u hij/zij (ze) wij (we) jullie zij (ze) ich du/sie er/sie wir ihr sie Die niederländischen Personalpronomen (persoonlijke voornaamwoorden) sind den deutschen sehr ähnlich. Doch gibt es einige Unterschiede. 1. Im Niederländischen hat die Höflichkeitsform u die gleiche Konjugation wie hij und zij. Hij komt (er kommt) hat dieselbe Stammform wie u komt (Sie kommen). Wie in der Grammatik jeder Sprache, gibt es auch hier Ausnahmen; die Konjugation vieler unregelmäßiger Verben ist für u anders als für hij. 6

2. Die Personalpronomen werden im Niederländischen (genauso wie Substantive) kleingeschrieben. 3. Die meisten Personalpronomen haben eine reduzierte Form. So kann man statt jij auch je benutzen und für wij gibt es die kürzere Form we. 4. Es gibt noch einen wichtigen Unterschied in der Verwendung von jij (du) und u (Sie). Die Höflichkeitsform wird meistens, genauso wie im Deutschen, für Leute, die man nicht kennt, benutzt. Die Verwendung des u statt jij wird aber vor allem von dem Alter des Gesprächspartners bestimmt. Ist die andere Person wesentlich jünger, oder im selben Alter wie man selbst, wird ein Niederländer oft duzen. Regelmäßige Verben Fast alle niederländischen Verben enden im Infinitiv auf en. Um die regelmäßigen = (regelmatige) Verben (werkwoorden) konjugieren zu können, muss man erst den Stamm des Verbes bilden. In den meisten Fällen ist der Stamm eines Verbes der Infinitiv ohne -en. Beispiel: werken (arbeiten) = Infinitiv werk = Stamm Es gibt hier allerdings ein paar Regeln zu beachten: 1. Verben mit langen Vokalen im Infinitiv, haben auch im Stamm einen langen Vokal. Beispiel Infinitiv: weten [weeten] wissen Stamm: weet [weet] 2. Ein Stamm kann nicht auf zwei gleiche Konsonanten enden. Beispiel Infinitiv: bakken backen Stamm: bak 3. Ein Stamm kann nicht auf v oder z enden. V wird dann f, z wird s. Beispiel Infinitiv: lezen [leesen] lesen Stamm: lees [leeß] Infinitiv: durven [dörven] sich trauen Stamm: durf [dörf] 4. Der Stamm eines Verbes, das auf -iën endet, bekommt die Endung -ie statt -i. Beispiel Infinitiv: ruziën streiten Stamm: ruzie 7

Die Konjugation regelmäßiger Verben im Präsens sehen Sie in der folgenden Tabelle: Personalpronomen Stamm + Beispiel: leven (leben) ik Stamm ik leef jij/u Stamm + t jij leeft/u leeft hij/zij/het Stamm + t hij leeft/zij leeft/het leeft wij Infinitiv wij leven jullie Infinitiv jullie leven zij Infinitiv zij leven Wie Sie sehen bekommt die jij-form nach dem Stamm immer ein t. Wenn das Verb in einem Satz allerdings vor dem jij steht, verliert es sein t. Beispiel Verb: lezen lesen Stamm: lees Jij leest. Lees jij? Verb: worden werden Stamm: word Jij wordt. Word jij? Unregelmäßige Verben Wie in jeder Sprache gibt es auch im Niederländischen unregelmäßige (onregelmatige) Verben. Sie werden oft verwendet. Hier folgt eine Übersicht über zwölf Verben, die ein unregelmäßiges Präsens haben. Die Unregelmäßigkeiten sind in der Tabelle fettgedruckt. zijn sein hebben haben gaan gehen doen tun komen kommen kunnen können ik ben heb ga doe kom kan jij bent hebt gaat doet komt kunt/kan u bent hebt/heeft gaat doet komt kunt/kan hij/zij/het is heeft gaat doet komt kan wij zijn hebben gaan doen komen kunnen jullie zijn hebben gaan doen komen kunnen zij zijn hebben gaan doen komen kunnen zullen werden willen wollen zien sehen slaan schlagen staan stehen mogen dürfen ik zal wil zie sla sta mag jij zult/zal wilt/wil ziet slaat staat mag u zult/zal wilt ziet slaat staat mag hij/zij/het zal wil ziet slaat staat mag wij zullen willen zien slaan staan mogen jullie zullen willen zien slaan staan mogen zij zullen willen zien slaan staan mogen 8

Wie Sie in der oberen Tabelle sehen, haben die Verben bei den Personalpronomen jij und u manchmal zwei mögliche Konjugationen. Diese beiden Möglichkeiten sind gleich richtig. Jij/u kunt, jij/u zult und u heeft sind eher formell. Man benutzt sie allerdings sowohl beim Schreiben als auch beim Sprechen. Jij/u kan, jij/u zal und u hebt ist informeller und wird in der Schriftsprache weniger verwendet. 1.7 Übungen Nun fahren Sie fort, Ihre neu erworbenen Kenntnisse zu testen! Am Ende des Lernheftes finden Sie die Lösungen zu den Übungen. Viel Spaß! A. Setzen Sie die richtige Konjugation der regelmäßigen Verben ein! 1. Anne (kennen) Tim al heel goed. Anne kennt Tim schon sehr gut. 2. Hij (bakken) elke dag brood. Er backt jeden Tag Brot. 3. Marie (lezen) graag romantische boeken. Marie liest gerne romantische Bücher. 4. Ik (fietsen) iedere week drie uur. Ich fahre jede Woche drei Stunden Fahrrad. 5. Zij (varen) met hun boot naar de Noordzee. Sie fahren mit ihrem Schiff zur Nordsee. B. Setzen Sie die richtige Konjugation der unregelmäßigen Verben ein! 1. Ik (willen) morgen naar het strand. Ich will morgen zum Strand. 2. Jij (gaan) veel te laat naar bed. Du gehst viel zu spät ins Bett. 3. Marie (hebben) een rode jas. Marie hat eine rote Jacke. 4. Tim (zijn) altijd vrolijk. Tim ist immer gut gelaunt. 5. U (zullen) nog ziek worden, als u geen jas draagt. Sie werden noch krank, wenn Sie keine Jacke tragen. 9

C. Setzen Sie die richtige Konjugation der du-form ein! 1. Jij (worden) al groot. Du wirst schon groß. 2. Je (zullen) wel honger hebben! Du wirst wohl Hunger haben! 3. je (hebben) zin in vanavond? Freust du dich auf heute Abend? 4. jij (worden) ook zo graag gemasseerd? Wirst du auch so gerne massiert? 5. Je (lezen) ook graag boeken, toch? Du liest auch gerne Bücher, oder? 6. Eerst moet je opruimen, dan pas je (krijgen) een ijsje. Zuerst musst du aufräumen, erst dann bekommst du ein Eis. D. Ordnen Sie den Verben jeweils die richtige(n) Regel(n) zu! Jede Regel ist nummeriert und hinter jedem Verb finden Sie Platz für die richtige Ziffer. 1. Verben mit langen Vokalen im Infinitiv, haben auch im Stamm einen langen Vokal. 2. Ein Stamm kann nicht auf zwei gleiche Konsonanten enden. 3. Ein Stamm kann nicht auf v oder z enden. V wird dann f, z wird s. 4. Der Stamm eines Verbes, das auf -iën endet, bekommt die Endung -ie statt -i. Verb Regel Verb Regel lezen lesen leren lernen ruziën streiten nemen nehmen lopen gehen stoppen aufhören pakken nehmen lozen ausscheiden leven leben koken kochen werven werben breken brechen vuren feuern missen vermissen skiën Skifahren horen hören weten wissen bonzen dröhnen, stoßen wennen sich gewöhnen oliën ölen vallen fallen lukken klappen durven sich trauen kiezen wählen 10

1.8 Zusammenfassung Begroeten Afscheid nemen Vragen hoe het gaat Goedemorgen Dag (bij het gaan) Hoe gaat het? Goedemiddag Doei Hoe is het? Goedenavond Tot ziens Hoe gaat het met jou? Goedendag Tot morgen Hoe gaat het met u? Hallo Tot dan Alles goed? Hoi Tot de volgende keer Hé Tot snel Dag (bij het komen) Uitstekend Prima Goed Het gaat wel Niet zo goed Slecht Verschrikkelijk Zich voorstellen Persoonlijk voornaamwoord + werkwoord leben Ik heet Hoe heet jij/u? ik leef wij leven Ik ben Wie ben jij/bent u? jij leeft jullie leven Mijn naam is Wat is jouw/uw naam? hij, zij, het, u leeft zij leven Onregelmatige werkwoorden zijn hebben gaan doen komen kunnen ik ben heb ga doe kom kan jij bent hebt gaat doet komt kunt/kan u bent hebt/heeft gaat doet komt kunt/kan hij/zij/het is heeft gaat doet komt kan wij zijn hebben gaan doen komen kunnen jullie zijn hebben gaan doen komen kunnen zij zijn hebben gaan doen komen kunnen zullen willen zien slaan staan mogen ik zal wil zie sla sta mag jij zult/zal wilt/wil ziet slaat staat mag u zult/zal wilt ziet slaat staat mag hij/zij/het zal wil ziet slaat staat mag wij zullen willen zien slaan staan mogen jullie zullen willen zien slaan staan mogen zij zullen willen zien slaan staan mogen 11

1.9 Hausaufgaben A. Schreiben Sie die Sätze in der 2. Person Singular (jij) und 3. Person Plural (zij)! 1. Ik kom uit Amsterdam. 2. PS: jij uit Amsterdam 3. PP: zij uit Amsterdam 2. Ik wil naar huis. 2. PS: 3. PP: 3. Ik word morgen 30 jaar. 2. PS: 3. PP: 4. Ik ben moe. 2. PS: 3. PP: B. Ordnen Sie zu! 1. Waar werkt u? 2. Waar gaat hij op vakantie naartoe? 3. Hebben jullie een auto? 4. Hoe heet je vriend? 5. Wanneer ga je naar Spanje? 6. Waar ben ik nu? a. Ik ga volgende week. b. We hebben alleen een fiets. c. Hij gaat naar Frankrijk. d. Je bent in Den Haag. e. Hij heet Thomas. f. Ik werk in een bank. 12

C. Was wird Tim auf die folgende Frage antworten? Hé Tim, hoe gaat het met je? 13

D. Hörverständnis CD 1 Track 4 Hören Sie sich die folgenden Sätze auf der CD an. Dann setzen Sie bitte die fehlenden Wörter in die entsprechenden Lücken ein. Sie haben die Möglichkeit die Sätze mehrfach zu hören. Hoi,? Ik ben Nederlandse en mijn Anne van der Vliet. Ik woon in Amsterdam en op een basisschool. In mijn vrije tijd graag naar een sportschool. Mijn man Rotterdam en Mark. Op vakantie vaak naar Italië. Lesen Sie jetzt selbst den Text vor. Nehmen Sie sich selbst auf, speichern Sie die Aufnahme und senden Sie sie Ihrem Fernlehrer oder Ihrer Fernlehrerin. E. Sprechen Sie! Versuchen Sie den folgenden Dialog zu ergänzen. Lesen Sie die Fragen und beantworten Sie sie mündlich in vollständigen Sätzen. Nehmen Sie sich selbst auf, speichern Sie die Aufnahme und schicken Sie die Datei Ihrem Fernlehrer oder Ihrer Fernlehrerin zu. a) Goedemorgen! b) Hoi! c) Hoe heet je? d) Hoe gaat het met je? e) Waar kom je vandaan? f) Tot de volgende keer! g) Doei! h) Buchstabieren Sie bitte Ihren Vor- und Zunamen. 14

1.10 Lösungen zu den Übungen Zu 1.2 Lektion 1: Wie heißt du? Übersetzung: Hallo, ich heiße Anne van der Vliet. Wie heißt du? Hey, ich bin Tim Smit. Toll, dich kennenzulernen. Woher kommst du? Ich komme aus Amsterdam, und du? Ich komme aus Utrecht, aber wohne auch in Amsterdam. Was machst du in Amsterdam? Ich arbeite hier. Ich bin Grundschullehrerin. Und du, was machst du beruflich? Ich studiere noch, Soziologie an der Vrije Universiteit. Ah, ok. Sag mal, hast du Lust, morgen mit mir einen Kaffee zu trinken? Ja, warum nicht. Gut, bis morgen! Tschüs! Zu 1.4 Hörverständnis: Wie geht s? In een café. In einer Kneipe. Hoi Tim. Hé Anne, je bent er al. Hoe gaat het? Goed! Met jou? Niet zo goed. Mijn fiets is gestolen. Oh, dat is vervelend! CD 1 Track 3 Zu 1.7 Übungen A. Setzen Sie die richtige Konjugation der regelmäßigen Verben ein! 1. Anne kent Tim al heel goed. 2. Hij bakt elke dag brood. 3. Marie leest graag romantische boeken. 4. Ik fiets iedere week drie uur. 5. Zij varen met hun boot naar de Noordzee. 15

B. Setzen Sie die richtige Konjugation der regelmäßigen Verben ein! 1. Ik wil morgen naar het strand. 2. Jij gaat veel te laat naar bed. 3. Marie heeft een rode jas. 4. Tim is altijd vrolijk. 5. U zult/zal nog ziek worden, als u geen jas draagt. C. Setzen Sie die richtige Konjugation der du -Form ein! 1. Jij wordt al groot. 2. Je zult/zal wel honger hebben! 3. Heb je zin in vanavond? 4. Word jij ook zo gek van Marie? 5. Je leest ook graag boeken, toch? 6. Eerst moet je opruimen, dan pas krijg je een ijsje. D. Ordnen Sie den Verben jeweils die richtige(n) Regel(n) zu! Jede Regel ist nummeriert und hinter jedem Verb finden Sie Platz für die richtige Ziffer. 1. Verben mit langen Vokalen im Infinitiv, haben auch im Stamm einen langen Vokal. 2. Ein Stamm kann nicht auf zwei gleiche Konsonanten enden. 3. Ein Stamm kann nicht auf v oder z enden. V wird dann f, z wird s. 4. Der Stamm eines Verbes, das auf -iën endet, bekommt die Endung -ie statt -i. Verb Regel Verb Regel lezen lesen 1,3 leren lernen 1 ruziën streiten 4 nemen nehmen 1 lopen gehen 1 stoppen aufhören 2 pakken nehmen 2 lozen ausscheiden 1,3 leven leben 1,3 koken kochen 1 werven werben 3 breken brechen 1 vuren feuern 1 missen vermissen 2 skiën Skifahren 4 horen hören 1 weten wissen 1 bonzen dröhnen, stoßen 3 wennen sich gewöhnen 2 oliën ölen 4 vallen fallen 2 lukken klappen 2 durven sich trauen 3 kiezen wählen 3 16

1.11 Vokabelliste Sollten Sie einmal ein Wort nicht in Ihrem Vokabelheft finden, dann schauen Sie bitte in einem Wörterbuch oder in einem der zahlreichen Online-Wörterbücher nach! aanraken achternaam (de) afscheid (het) afscheid nemen alleen Alles goed? andersom begroeten begroeting (de) bepaald Dag Doei doen elkaar gaan gebruikelijk geen geliefde geven goed Goedemiddag Goedemorgen Goedenavond Goedendag grappig groet (de) hand geven Hé hebben heer (de) helemaal het gaat wel heten Hoe gaat het? Hoi jongen (de) kind (het) komen kunnen kus (de) leiden tot man (de) meisje (het) meneer (de) mevrouw (de) mogen naam (de) berühren Nachname, Familienname Abschied verabschieden nur Alles in Ordnung? andersherum begrüßen Begrüßung bestimmt Tschüs Tschüs, Ciao tun einander gehen gängig, üblich kein Geliebte geben gut Guten Mittag Guten Morgen Guten Abend Guten Tag lustig Gruß händeschütteln Hey haben Herr gar es geht so heißen Wie geht s? Hey Junge Kind kommen können Kuss hervorrufen Mann Mädchen Herr Frau dürfen Name 17

niet zo goed omarmen omhelzen onder onderling prima slaan slecht staan Tot dan Tot de volgende keer Tot morgen Tot snel Tot straks Tot ziens Tot zo tussen uitstekend vaak verhaal (het) verschrikkelijk verwarring (de) voorkomen voornaam (de) voorstellen vriend (de) vrouw (de) waarom wang (de) wel zeggen zien zijn zowel als zullen zwaaien, wuiven nicht so gut umarmen umarmen unter gegenseitig hervorragend, prima schlagen schlecht stehen Bis dann Bis zum nächsten Mal Bis morgen Bis bald Bis später Auf Wiedersehen Bis gleich zwischen ausgezeichnet oft Geschichte schrecklich Verwirrung passieren Vorname vorstellen Freund Frau warum Wange wohl sagen sehen sein sowohl als auch werden winken 1.12 Anhang Quellen: Die im Lernheft verwendeten Fotos stammen aus den folgenden Quellen: Istock, Fotolia, Pixelio und Wikipedia. 18