Hueber Verlag 2012, Wat leuk! A1, Kopiervorlage, ISBN

Transcriptie

1 ab les 8: VIER OP EEN RIJ (Vier gewinnt) Vorbereitung Kopieren Sie die Aufgabenkarten auf festes Papier und schneiden Sie sie aus. Kopieren Sie auch das Spielbrett mit den 25 Feldern auf festes Papier. Die TN bilden Gruppen von 4 Personen, wobei immer zwei Personen ein Team bilden. Jedes Team braucht 13 Münzen. Spielablauf Die TN bilden Gruppen von vier Personen. Jedes Team braucht 13 Münzen, das eine Team verwendet die Zahlenseite, das andere die Rückseite. Die Aufgabenkarten werden gemischt und verdeckt auf einen Stapel gelegt. Das erste Team zieht eine Karte und bearbeitet die Aufgabe. Ist die Antwort richtig, darf es eine Münze auf dem Spielfeld platzieren und die Karte wird zur Seite gelegt. Ist die Antwort falsch, wird die Karte unter den Stapel gelegt. Danach zieht das andere Team eine Karte usw. Gewonnen hat das Team, das als erstes vier Münzen waagerecht, senkrecht oder diagonal in einer Reihe hat. Binnendifferenzierung Teams mit langsameren Lernenden erhalten als Kontrollmöglichkeit die Tabelle mit den Lösungen. Die Aufgabenkärtchen sind dort zur besseren Übersicht alphabetisch nach den Arbeitsanweisungen sortiert.

2 VIER OP EEN RIJ

3 Aufgabenkarten Sagen Sie Ihrem Partner, dass Sie einen ruhigen Urlaub möchten. Ein Hotel ist nicht billiger als eine Jugendherberge. Wie sagen Sie, dass Sie am liebsten mit der ganzen Familie in Urlaub fahren? Sind diese Sätze richtig? Het gaat dadelijk regenen. Ze gaan dit weekend een fietstocht maken. Welche Anzeige verspricht den meisten Luxus? a. Leef volgens je eigen ritme. b. Maak gebruik van onze persoonlijke services. c. Waai eens lekker uit. Wir kommen am 10. März an. Welche Begründung ist richtig? Sagen Sie, dass Ihr Partner Recht hat. Ik ga graag fietsen, a. want dat vind ik ontspannend. b. omdat ik vind dat ontspannend. Sagen Sie, dass Sie mit Ihrem Partner einverstanden sind. Ich bin im Mai 1969 geboren.

4 Sagen Sie, wie das Wetter am Wochenende war. Wie fragt man nach, wo es einen Souvenirladen gibt? Sagen Sie die Ordnungszahlen auf Niederländisch 1., 8., 13., 19., 23. Erzählen Sie Ihrem Partner, dass sich Ihr Haus links von der Bank und gegenüber vom Kino befindet. Welche Frage passt zur Aussage: De nieuwe thermen zijn best de moeite waard. a. Waar vind ik een museum? b. Kunt u mij iets leuks aanbevelen? c. Wat kunnen we bij slecht weer doen? Welche Farben gibt es in der niederländischen Fahne, welche in der belgischen? Wie beschweren Sie sich, dass Ihr Zimmer zu laut ist? Ergänzen Sie: Denk aan je boek! -> Denk Wat vind je van het museum? -> Wat vind je Wie melden Sie, dass die Toilette noch nicht geputzt wurde? Erzählen Sie Ihrem Partner, dass das das Teuerste ist, das Sie im Laden gefunden haben.

5 Erklären Sie den Weg zum nächsten Parkplatz. Erklären Sie, wo sich hier der nächste Bankautomat befindet. Welche Frage passt zur folgenden Antwort? Die kosten 75 cent per stuk. Ergänzen Sie nach dem Muster: De tafel is groen - de groene tafel Het paard is bruin. Een Het hotel is paars. Het... De vlaggen zijn oranje de... Als je rechtdoor gaat en dan drie keer links afslaat, dan... a. kom je waarschijnlijk bij je startpunt uit. b. ben je ten oosten van je startpunt. c. ligt het startpunt ten zuiden van je. Übersetzen Sie: Sie kommen an eine Brücke und müssen darüber. Wie laden Sie spontan zum Abendessen ein? Was ist korrekt? a. Appels? Ik heb vijf genomen. b. Ik heb er vijf van gegeten. Übersetzen Sie: Das neue Museum, über das wir letzte Woche gesprochen haben,... Wie sagen Sie, dass das Restaurant nicht weit von hier ist?

6 Een hotel is niet goedkoper dan een jeugdherberg. Dat is het duurste, wat ik in de winkel gevonden heb. je gaat naar buiten, je slaat linksaf en daar is de dichtstbijzijnde geldautomaat. Mijn huis ligt links van de bank en tegenover de bioscoop. je gaat naar buiten, je slaat linksaf en daar is de dichtstbijzijnde parking een bruin paard, het paarse hotel, de oranje vlaggen eraan, ervan a Tabelle mit Lösungen Als je rechtdoor gaat en dan drie keer links afslaat, dan... a. kom je waarschijnlijk bij je startpunt uit. b. ben je ten oosten van je startpunt. c. ligt het startpunt ten zuiden van je. Ergänzen Sie: Denk aan je boek! -> Denk Wat vind je van het museum? -> Wat vind je Ergänzen Sie nach dem Muster: De tafel is groen - de groene tafel Het paard is bruin. Een Het hotel is paars. Het De vlaggen zijn oranje - de Erklären Sie den Weg zum nächsten Parkplatz. Erzählen Sie Ihrem Partner, dass sich Ihr Haus links von der Bank und gegenüber vom Kino befindet. Erklären Sie, wo sich hier der nächste Bankautomat befindet. Erzählen Sie Ihrem Partner, dass das das Teuerste ist, das Sie im Laden gefunden haben. Ein Hotel ist nicht billiger als eine Jugendherberge.

7 ja Het heeft geregend, de zon heeft geschenen, het was koud Ik hou van een rustige vakantie./ Voor mij/ik heb het liefst een rustige vakantie eerste, achtste, dertiende, negentiende, drieëntwintigste Ik ben het met je/met u/met hem/met haar eens. U heeft/ Je hebt gelijk. We komen op 10 maart aan./ We komen de 10de maart aan Ik ben in mei 1969 geboren. Ich bin im Mai 1969 geboren. Wir kommen am 10. März an. Sagen Sie, dass Ihr Partner Recht hat. Sagen Sie, dass Sie mit Ihrem Partner einverstanden sind. Sagen Sie die Ordnungszahlen auf Niederländisch 1., 8., 13., 19., 23. Sagen Sie Ihrem Partner, dass Sie einen ruhigen Urlaub möchten.. Sagen Sie, wie das Wetter am Wochendende war. Sind diese Sätze richtig? Het gaat dadelijk regenen. Ze gaan dit weekend een fietstocht maken.

8 Hoeveel kosten die per stuk? Hoeveel kost dat? b,c blauw, wit rood en zwart, geel, rood a b b U komt aan een brug en u moet erover. Dat nieuwe museum waarover we vorige week gesproken hebben,... Übersetzen Sie: Das neue Museum, über das wir letzte Woche gesprochen haben,... Übersetzen Sie: Sie kommen an einer Brücke und müssen darüber. Was ist korrekt? a. Appels? Ik heb vijf genomen. b. Ik heb er vijf van gegeten. Welche Anzeige verspricht den meisten Luxus? a. Leef volgens je eigen ritme.// b. Maak gebruik van onze persoonlijke services. c. Waai eens lekker uit. Welche Begründung ist richtig? Ik ga graag fietsen, a. want dat vind ik ontspannend. b. omdat ik vind dat ontspannend. Welche Farben gibt es in der niederländischen Fahne, welche in der belgischen? Welche Frage passt zur Aussage: De nieuwe thermen zijn best de moeite waard.// a. Waar vind ik een museum? b. Kunt u mij iets leuks aanbevelen? c. Wat kunnen we bij slecht weer doen? Welche Frage passt zur folgenden Antwort? Die kosten 75 cent per stuk.

9 Het liefst ga ik met de hele familie op vakantie. Dat restaurant is niet ver van hier./ Dat is maar een paar minuten lopen Pardon/ Excuseer/ Neem me niet kwalijk, maar het toilet is nog niet schoongemaakt. Heb je toevallig zin om te komen eten? Wil je misschien komen eten? Pardon, weet u waar hier een souvenirwinkel is? Neem me niet kwalijk/ Excuseer/ Pardon, mijn kamer is wel erg lawaaierig. Wie beschweren Sie sich, dass Ihr Zimmer zu laut ist? Wie fragt man nach, wo es einen Souvenirladen gibt? Wie laden Sie spontan zum Abendessen ein? Wie melden Sie, dass die Toilette noch nicht geputzt wurde? Wie sagen Sie, dass das Restaurant nicht weit von hier ist? Wie sagen Sie, dass Sie am liebsten mit der ganzen Familie in Urlaub fahren?