Gezinnen in onbalans. Onderzoek naar het bereiken van gezinnen in probleemsituaties. Drs. Marjolein Goderie Dr. Majone Steketee



Vergelijkbare documenten
Gezinnen in onbalans

Vallende hoekstenen. Drie jaar geleden stak in Roermond J E U G D Z O R G

Slachtoffers van mensenhandel en geestelijke gezondheidszorg

Geweld in huis raakt kinderen. Informatie en advies voor ouders. huiselijkgeweldwb.nl cent per minuut

Presentatie Tranzo Zorgsalon 29 november 2012 Christine Kliphuis

Huiselijk geweld. Casus 1:

Directe Hulp bij Huiselijk. U staat er niet alleen voor!

Opvoeden in andere culturen

MANIEREN OM MET OUDERPARTICIPATIE OM TE GAAN

Alvast bedankt voor het invullen!

Netwerk Ouderenzorg Regio Noord

Gezinsinterventie Gezinsgesprekken voor gezinnen waarbij de ouder psychische problemen heeft

Ik heb een postnatale/postpartum depressie

[PILOT] Aan de slag met de Hoofdzaken Ster

Terrorisme en dan verder Wat te doen na een aanslag?

Vragenlijsten diepte-interviews

Handvatten voor het omgaan met zelfbeschadiging

Informatie en advies voor ouders

De Budget Ster: omgaan met je schulden

ALLES DUBBEL. Survivalgids. voor startende tweelingmama s. Denise Hilhorst

Als opvoeden een probleem is

Centrum voor Psychotherapie

Wat is kindermishandeling? Hoe kan kindermishandeling stoppen? Wie kan je hierbij helpen?

De muur. Maar nu, ik wil uitbreken. Ik kom in het nauw en wil d r uit. Het lukt echter niet. De muur is te hoog. De muur is te dik.

Hoofdstuk 1. namelijk afschuwelijke dingen! Daders zijn soms zo creatief en geslepen, daar kunnen we ons maar amper een voorstelling bij maken.

Eerste nummer. Op kamers Eerst durfde ik de woonkamer niet naar binnen. Eetfobie. Het was moeilijk om te zien dat mijn nichtje van 5 meer at dan ik.

Relaties. HDYO heeft meer informatie beschikbaar over de Ziekte van Huntington voor jongeren, ouders en professionals op onze website:

Mantelzorg, waar ligt de grens?

1 Ben of word jij weleens gepest?

Adviesrapport Decentralisatie Jeugdzorg Wageningen 2013


Bent u niet tevreden? Laat het ons weten!

Boek en workshop over het verlies van een broer of zus. Een broertje dood. Door Corine van Zuthem

Tijdschrift Kindermishandeling April 2013 Onderwijsspecial deel 2. 8 tips voor een goed gesprek met je leerling

Dit boekje is van... Mijn naam is: Mijn gezinsvoogd heet: Het telefoonnummer van de gezinsvoogd is:

Combipoli Psychiatrie/Kinder- en Jeugdpsychiatrie

KINDERGENEESKUNDE. Pedagogische begeleiding van uw kind in het ziekenhuis

Signaleren: kinderen die getuige zijn van huiselijk geweld. huiselijkgeweldwb.nl cent per minuut

EEN DIERBARE VERLIEZEN

Als opvoeden een probleem is

Wat doet NIM Maatschappelijk Werk?

Ouderen. Vrijwilligers en studenten tegen ouderenmishandeling. Stichting

21 augustus Onderzoek: Een naaste met dementie

Terrorisme en dan verder

U in het middelpunt Die migraine hè Levenservaring verzilveren

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

Emoties, wat is het signaal?

JEUGDIGEN. Hulp na seksueel misbruik. vooruitkomen +

Onkundig en onaangepast: eenzaamheid en sociaal isolement

Theorieboek. leeftijd, dezelfde hobby, of ze houden van hetzelfde. Een vriend heeft iets voor je over,

KINDEREN LEKKER IN HUN VEL

Zaken voor mannen. Verhalen van mannen met epilepsie

Een crisiskaart omdat je het voor jezelf het beste weet

een dierbare verliezen

waardering Zwolle Jonge mantelzorgers (jonger dan 18 jaar) zijn in de onderzoeken van de gemeente niet meegenomen,

Gefeliciteerd. De allerbelangrijkste regel als we het hebben over kinderen en honden is:

AWBZ zorg bij Bureau Jeugdzorg (BJz)

Hoe je je voelt. hoofdstuk 10. Het zal je wel opgevallen zijn dat je op een dag een heleboel verschillende gevoelens hebt. Je kunt bijvoorbeeld:

Je eigen gevoelens. Schaamte

Depressie tijdens de zwangerschap uit de taboesfeer

Als opvoeden even lastig is

De mantelzorg DER LIEFDE

Die nacht draait Cees zich naar me toe. In het donker voel ik heel zachtjes zijn lippen op mijn wang.

Wat je voelt is wat je denkt! De theorie van het rationeel denken

Behandeling chronische pijn en vermoeidheid bij tieners

Het is de familieblues. Je kent dat gevoel vast wel. Je zit aan je familie vast. Voor altijd ben je verbonden met je ouders, je broers, je zussen.

Als opvoeden een probleem is

Probleem? Geen probleem. Met de vaardigheden die Humanitas je aanreikt, verander je je leven. Helemaal zelf. En het mooie is: iedereen kan het.

Gebruikersgids jeugdigen met een licht verstandelijke beperking. Algemene informatie Informatie per zorgzwaartepakket (ZZP)

Hoor je mij wel? Kinderen van ouders met een ziekte, verslaving of beperking

Meld. seksueel misbruik. aan de commissie-samson

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

NIET ZWIJGEN HOREN, ZIEN, DEEL 1. Onderzoek naar de kwaliteit van de keten van voorzieningen voor kinderen en gezinnen in probleemsituaties

TKM Online, april 2012

Adviezen in een hulpverlenend gesprek: zegen of vloek? Door: Johan Clarysse, stafmedewerker Tele-Onthaal West-Vlaanderen

24 uurshulp. Met Cardea kun je verder!

stemmen van ouders Of zoals een moeder het formuleerde: Hoe meer uitleg, hoe meer je iets verstaat. Hoe meer je begrijpt, hoe beter je kan meewerken.

Een dierbare verliezen

regio Gooi en Vechtstreek Niet uitgeslapen? Jongeren en slapeloosheid

Denkfouten. hoofdstuk 6. De pretbedervers. De zwarte bril

ALGEMENE GEGEVENS. Datum aanmelding: Dit gezinsplan is opgesteld samen met:

0-3 maanden zwanger. Zwanger. Deel 1

vooruitkomen OUDERS & OPVOEDERS

Inhoud. Inleiding 7. Deel 1

Families onder druk. Huiselijk geweld binnen Marokkaanse en Turkse gezinnen. Drs. Ibrahim Yerden. Probleemstelling

Module TA 3 Strooks Het belang van bekrachtiging van het goede bij het werken met mensen.

Hoogbegaafdheid en onderpresteren

Mijn ouders zijn gescheiden en nu? Een folder voor jongeren met gescheiden ouders over de OTS en de gezinsvoogd

CASUS. Het belang van de methode familiezorg voor cliënt, familie en samenleving

Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS)

Protocol gedrag. Recht op veiligheid Iedere leerling heeft recht zich veilig te voelen in de klas en in de school.

Verslag onderzoek Wat Werkt - deel 3

Het verlies van een dierbare

Verslag van een ervaringsdeskundige. Nu GAP-deskundige.

Ik besloot te verder te gaan en de zeven stappen naar het geluk eerst helemaal af te maken. We hadden al:

Gespecialiseerde thuisbegeleiding

Weet wat je kan Samenvatting op kaarten

Wat is PDD-nos? VOORBEELDPAGINA S. Wat heb je dan? PDD-nos is net als Tourette een neurologische stoornis. Een stoornis in je hersenen.

Ben jij een kind van gescheiden ouders? Dit werkboekje is speciaal voor jou!

Jeugdigen met een licht verstandelijke beperking

Transcriptie:

Gezinnen in onbalans Onderzoek naar het bereiken van gezinnen in probleemsituaties Drs. Marjolein Goderie Dr. Majone Steketee Tweede druk, januari 2005

Verwey-Jonker Instituut Inhoud Voorwoord 7 1 Inleiding 9 1.1 Aanleiding van het onderzoek 9 1.2 Onderzoeksdoelstelling 10 1.3 De vraagstelling 11 1.4 Aanpak 11 1.5 Leeswijzer 12 2 Analytisch kader 15 2.1 Inleiding 15 2.2 Wat zijn signaalpatronen 16 2.3 Opeenstapeling van risicofactoren 18 2.4 Kwetsbare positie van gezinnen met kinderen is een multi-dimensionaal fenomeen 19 3

3 De gezinnen 21 3.1 De weegschaal raakt in onbalans 21 3.2 Belemmeringen bij ouders om hulp te zoeken 24 3.2.1 Moeilijk om toe te geven dat er een probleem is 25 3.2.2 Het formuleren van een hulpvraag 27 3.2.3 Onduidelijk voor wie er hulp gezocht wordt. 28 3.3 Waar wordt in eerste instantie hulp gezocht? 30 3.4 Conclusie 33 4 De sociale context: de buurt en sociale omgeving 35 4.1 De ene buurt is de andere niet 35 4.2 Sociaal-economische problemen 37 4.3 Problemen worden wel gezien door de mensen in de buurt 39 4.4 Het belang van een sociaal netwerk 43 4.5 Conclusie 44 5 De hulpverleners 47 5.1 Inleiding 47 5.2 Knelpunten in de aansluiting tussen vraag en aanbod 48 5.3 Weerstand bij het vragen om hulp 48 5.4 Gebrek aan signalering 50 5.5 Beperkte mogelijkheden om in contact te komen met mensen 52 5.6 Het formuleren van de hulpvraag 54 5.7 Onduidelijkheid voor wie en wat hulp gezocht wordt 55 5.8 Conclusie 57 6 De afstemming van hulpvraag en hulpaanbod 59 6.1 Inleiding 59 6.2 Relatie hulpverlener en gezinnen 60 6.2.1 Matching 60 4

6.2.2 Heldere communicatie 60 6.2.3 Aansluiten bij de leefwereld van gezinnen 62 6.3 Coördinatie, afstemming en continuïteit van de hulpverlening 65 6.3.1 De vraaggerichtheid van de hulpverlening 65 6.3.2 De afstemming van de zorg 66 6.3.3 Continuïteit van de zorg 67 6.3.4 Doorverwijzing 68 6.4 Discretionaire ruimte 69 6.5 Conclusie 70 7 Conclusies en aanbevelingen 73 7.1 Inleiding 73 7.2 Hoe zijn signalen en problemen bij de gezinnen te herkennen? 74 7.3 Waar en bij wie komen (de signalen vanuit) de gezinnen terecht? 75 7.4 De reactie op signalen en geldigheid van kennis 76 7.5 Wat is nodig om effectief op de signalen te reageren? 77 Literatuur 81 Samenvatting 83 5

6

Verwey-Jonker Instituut Voorwoord Steeds vaker staan er verhalen in de krant over gezinnen waarbij men al lange tijd zag aankomen dat het ergens mis zou gaan. Dramatische gebeurtenissen in en rond hoogst problematische gezinnen, die velerlei hulp ontvingen maar waar het toch vreselijk fout liep, roepen de vraag op hoe al die hulp effectiever ingericht kan worden. Telkens als zich dergelijke drama s afspelen, waarbij verschillende hulpverleners betrokken waren, ontstaat een discussie of men de signalen die er waren wel voldoende serieus heeft genomen. Omstanders zoals buren en familie zagen allang aankomen dat het mis zou gaan. Maar wat gaat er mis? Waarom hebben de gezinnen zelf het gevoel dat zij voldoende signalen uitzenden, maar dat deze niet herkend maar juist genegeerd worden? In dit onderzoek hebben we gesproken met een aantal gezinnen en mensen die direct betrokken zijn bij gezinnen die moeilijk te bereiken zijn voor hulpverleners. Vanuit de hulpverleningsinstellingen wordt gezocht naar een betere afstemming, coördinatie en continuïteit van de zorg, waarbij signalen vroegtijdig opgevangen worden. De gezinnen echter willen niet een betere afstemming van alle hulpverlening maar een rigoureuze versimpeling van de benadering van deze gezinnen. De oplossingen die nodig zijn hebben vooral betrekking op de houding en werkwijze van de hulpverleners en de hulpverleningsinstellingen. 7

Hierbij willen wij alle mensen die aan het onderzoek hebben meegewerkt bedanken. Met name de gezinnen die ons te woord hebben gestaan en de medewerkers die ons in contact hebben gebracht met de gezinnen. Verder alle hulpverleners die geïnterviewd zijn. Ten slotte de gemeente Roermond en de Provincie Limburg die ons in staat hebben gesteld dit onderzoek uit te voeren. De resultaten van dit onderzoek kunnen een bijdrage leveren aan de discussie en ontwikkelingen die momenteel gaande zijn zoals de gezinscoach en de Wet op de Jeugdzorg. Het rapport biedt hiervoor voldoende materiaal. Majone Steketee Marjolein Goderie 8

Verwey-Jonker Instituut 1 Inleiding 1.1 Aanleiding van het onderzoek Dit rapport betreft het verslag van een onderzoek dat door het Verwey-Jonker Instituut is uitgevoerd in opdracht van de Provincie Limburg en de Gemeente Roermond. Het vormt een onderdeel van een groter onderzoek naar de Ketenkwaliteit Jeugdvoorzieningen. Aanleiding voor het onderzoek Ketenkwaliteit Jeugdvoorzieningen is de brand die op 12 juli 2002 in de gemeente Roermond plaatsvond, waarbij zes kinderen om het leven kwamen. Uit een onmiddellijk na de brand ingesteld onderzoek door de inspectie Jeugdhulpverlening en Jeugdbescherming bleek dat in de afstemming tussen afzonderlijk opererende professionals en instanties zaken mis (kunnen) gaan. Het ging daarbij vooral om onderlinge samenwerking en overdracht van informatie over cliënten door instanties die zich met kinderen, jongeren en hun ouders bezighouden. Vervolgens is geconcludeerd dat het wenselijk was een breder onderzoek te laten uitvoeren, waarbij alle instanties en professionals zijn betrokken die een rol spelen in de zorg, hulp en ondersteuning aan kinderen, jongeren en hun ouders in probleemsituaties. In opdracht van de ministeries van VWS, Justitie en OC&W, de provincie Limburg en de gemeente Roermond is het onderzoek naar de kwaliteit van de keten van voorzieningen voor kinderen en gezinnen in probleemsituaties 9

uitgevoerd door de Inspecties van Jeugdhulpverlening en Jeugdbescherming, Gezondheidszorg en Onderwijs, en het Verwey-Jonker Instituut. In het onderzoek staan de belangen van kinderen, jongeren en hun ouders centraal. Het onderzoek heeft niet als oogmerk terug te kijken, maar aan de hand van ervaringen in de praktijk op zoek te gaan naar mogelijkheden voor verbetering van de keten van voorzieningen voor kinderen en gezinnen in probleemsituaties. Het brede onderzoek naar Ketenkwaliteit in de Jeugdvoorzieningen bestaat uit de volgende deelonderzoeken 1 : Toetsing van de werking in de praktijk van de keten van voorzieningen voor kinderen en gezinnen in probleemsituaties. Formele regeling, financiering en toezicht (wettelijke analyse). Quick scan signaalpatronen vanuit gezinnen die problemen hebben. 1.2 Onderzoeksdoelstelling Het onderhavige deelonderzoek betreft het vierde onderzoek: de quick scan signaalpatronen vanuit gezinnen met problemen. Doel van dit deelonderzoek is het nagaan of er sprake is van signaalpatronen en zo ja, hoe die signaalpatronen eruit zien. Hierbij is ten eerste nagegaan wat de behoefte is vanuit de vraagzijde. Welke gezinsproblemen ervaren ouders en kinderen zelf? Voor welke problemen hebben zij een beroep gedaan op anderen? Bij wie hebben zij dat gedaan, in welk stadium (wanneer) en op welke wijze? Wat hebben zij daarbij als belemmerend of drempelverhogend ervaren? Hoe zijn signalen van gezinnen die het moeilijk hebben in de praktijk te herkennen? Vervolgens wordt bekeken hoe de keten van welzijnsvoorzieningen (onderling en in relatie tot jeugdzorg en onderwijs) daarmee in de praktijk omgaat. Tot slot doen we aanbevelingen hoe, gezien vanuit het perspectief van cliënten, een aanbod of combinatie van aanbod ontwikkeld kan worden dat effectief op signalen van gezinnen met problemen kan reageren. 1 Gezamenlijk inspectierapport Onderzoek Kwaliteit van de keten deel I: Onderzoek naar de kwaliteit van de keten van voorzieningen voor kinderen en gezinnen in probleemsituaties, en deel II: Methodologische en inhoudelijke verantwoording van het inspectieonderzoek naar de ketenkwaliteit van voorzieningen voor kinderen en gezinnen in probleemsituaties. 10

1.3 De vraagstelling In deze analyse gaan we in op vier centrale vragen, namelijk: 1. Hoe zijn de signaalpatronen van gezinnen met problemen in de praktijk te herkennen? 2. Waar en bij wie komen de (eerste) signalen vanuit de gezinnen terecht? 3. Hoe gaan de ontvangers van de (eerste) signalen daarmee om? 4. Wat is nodig om effectief op de signalen te reageren? In de rapportage hebben we als uitgangspunt het perspectief van de gezinnen zelf genomen. Er is bewust voor gekozen om vanuit het oogpunt van de gezinnen te kijken naar hun eigen situatie en wat zij als relevante interventies ervaren om de problemen op te lossen. Het belang hiervan zal duidelijk worden in de volgende paragraaf. Deze waarnemingen worden gespiegeld aan de ervaringen van hulpverleners. 1.4 Aanpak Deze studie is een kwalitatief onderzoek om inzichtelijk te maken op welke wijze gezinnen zelf kenbaar maken welke problemen er volgens hen zijn en op welke wijze deze door de betrokken omgeving en hulpverleners opgepikt worden. Hiertoe zijn er gesprekken geweest met vijf gezinnen en zo mogelijk de hulpverleners of andere betrokkenen bij het gezin. De problemen van de gezinnen zijn zeer divers en ook de diversiteit wat betreft de ernst en duur van de problemen is zeer groot. Hier gaan we later verder op in. Het was niet eenvoudig om gezinnen met problemen op het spoor te komen. Aangezien we niet van deur tot deur een buurt langs konden gaan, was de eerste stap het benaderen van hulpverleners en andere personen met de vraag of zij ons in contact wilden brengen met gezinnen. We hebben hier veel tijd in geïnvesteerd, allereerst om hun vertrouwen te winnen, maar vervolgens ook in vervolgcontacten, omdat zij ons soms weer doorverwezen naar anderen die ons mogelijk met geschikte gezinnen in contact konden brengen. Medewerking verkrijgen van de gezinnen zelf om deel te nemen aan het onderzoek verliep daarentegen vlot. Over het algemeen vonden zij het belangrijk dat dit onderwerp op de agenda van de gemeente staat en hoopten zij dat knelpunten aangepakt zullen worden, zodat andere gezinnen hiervan in de toekomst kunnen profiteren. 11

De opdracht was om ons te concentreren op met name gezinnen met jonge kinderen. We hebben open interviews gehouden aan de hand van een itemlijst. De gesprekken hadden een lengte van ruim een uur tot drie uur. Aan de geïnterviewden is toestemming gevraagd om, indien van toepassing, ook de betrokken hulpverleners te interviewen. De casussen die in het onderzoek worden beschreven zijn geanonimiseerd. Om enige herkenbaarheid te voorkomen zijn de verhalen over de gezinnen in deze rapportage niet een letterlijke weergave van de interviews, maar is het oorspronkelijke interviewmateriaal aangevuld met gegevens over andere gezinnen met problemen die ons zijn aangeleverd door buurtmoeders en professionele buurtwerkers. Deze gepresenteerde cases zijn hiermee indicatief voor gezinnen in Roermond die het moeilijk hebben. De interviews zijn zorgvuldig geanalyseerd, waarbij de werkgroep Presentiebenadering als klankbordgroep heeft gefunctioneerd 2. Bij de analyse is gebruikgemaakt van de zogenaamde sensitizing concepts, die uit verschillende onderzoeken en theorieën naar voren komen als het gaat om gezinnen en kinderen in probleemsituaties. 1.5 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de begrippen die uit verschillende onderzoeken en theorieën naar voren komen als het gaat om gezinnen en kinderen in probleemsituaties. In hoofdstuk 3 worden de gezinnen beschreven, welke problemen ervaren zij en op welke wijze vragen zij om hulp? In hoofdstuk 4 wordt de sociale context beschreven, welke rol vervult de omgeving als gezinnen in probleemsituaties komen? Hoe pakt het sociaal netwerk van de gezinnen de signalen op en wat doen zij met die signalen? De rol van de hulpverleners en instellingen wordt in 2 In het Verwey-Jonker Instituut is vanaf 2001 de werkgroep Presentie actief, dit betreft een samenwerkingsverband met medewerkers van Actioma. In het project Presentiebenadering wordt nagegaan in hoeverre deze werkwijze, of elementen ervan, toepasbaar en relevant zijn voor de onderzoekmethoden die door het Verwey-Jonker Instituut gehanteerd worden. De presentiebenadering is een theorie, ontwikkeld door Andries Baart (2001), waarin expliciet aandacht wordt besteed aan de vraag hoe professionals c.q. onderzoekers in contact kunnen komen met mensen die minder gemakkelijk bereikbaar zijn. Het belang van nabijheid, inlevings- en afstemmingsvermogen met het ongewone staat in deze benadering voorop. 12

13 hoofdstuk 5 besproken. Welke patronen zien de professionals als het gaat om de hulpvragen van moeilijk bereikbare gezinnen? In hoofdstuk 6 wordt de afstemming en coördinatie van de hulp besproken. Waarom lukt het mensen die werkzaam zijn in de hulp- of zorgverlening niet of alleen mondjesmaat om in contact te komen met bepaalde doelgroepen? In het slothoofdstuk trekken we conclusies en gaan we in op de vraag wat het betekent als men daadwerkelijk de hulp wil laten aansluiten op de vragen en behoefte van gezinnen die nu nog niet bereikt worden door de hulpverlening.

14

Verwey-Jonker Instituut 2 Analytisch kader 2.1 Inleiding Doel van dit deelonderzoek is een verkennend onderzoek te zijn naar de wijze waarop gezinnen signalen geven als zij zich in een problematische situatie bevinden. Zijn daarin patronen te herkennen die door de hulpverleners beter opgepakt kunnen worden en lijdt dat tot eerdere herkenning van gezinnen of kinderen die hulp behoeven? Bij de analyse van de interviews is gebruikgemaakt van zogenaamde sensitizing concepts, die uit verschillende onderzoeken en theorieën naar voren komen als het gaat om gezinnen en kinderen in probleemsituaties. Hierop gaan we in de volgende paragraaf nader in. In de werkgroep Presentie van het Verwey-Jonker Instituut en Actioma, die als klankbordgroep heeft gefunctioneerd bij dit deelonderzoek, is gediscussieerd over wat mogelijke signalen zijn. In het onderzoek is niet alleen gekeken naar wat een signaal is, wat het betekent en wat een bijpassende handeling is, maar tevens is er aandacht voor de cumulatie van problemen die zich veelal op verschillende levensgebieden afspelen. Op welke wijze ontstaan er problemen en wanneer besluiten mensen daadwerkelijk gebruik te maken van hulpverleningsinstellingen? 15

2.2 Wat zijn signaalpatronen 3 Hoewel men het in allerlei onderzoeken en in de hulpverleningspraktijk heeft over de signalen en de signalerende functie van bepaalde instellingen, is er geen eenduidig begrip of eenduidige definitie over wat een signaal is. Toch blijkt het begrip signaal cruciaal, ook vanuit het perspectief van de (beoogde) cliënten van instellingen. Uit verschillende onderzoeken (WESP, 2003; Alexander, 2003) naar de ervaringen van jongeren en ouders met hun ervaringen in de hulpverlening blijkt dat zij vinden dat de signalen die zij geven onvoldoende serieus genomen worden door de instellingen. Ook aan signalen van andere instellingen zoals de huisarts, scholen en dergelijke zou volgens de ouders en jongeren meer aandacht besteed moeten in de jeugdzorgketen. Maar wat zijn dan deze signalen? Een signaal staat niet op zichzelf. Als we met mensen in contact staan, krijgen we allerlei signalen. Hoe iemand zich kleedt, zich gedraagt, praat, zijn allemaal signalen. Al deze signalen zeggen iets. Deze signalen hebben een bepaalde betekenis die sterk bepaald wordt door de persoon die het signaal uitzendt en degene die het signaal ontvangt. Veelal zij we ons niet bewust van deze signalen en de betekenis ervan, er zijn immers altijd signalen. Volgens het woordenboek is een signaal een sein. Signalen geven een impliciete opdracht om iets te gaan doen. Als je een signaal ontvangt betekent het meestal dat je iets moet doen of laten. Als de schoolbel gaat, moeten leerlingen naar hun (volgende) klaslokaal gaan. Na een signaal (rood lampje op het dashboard, luchtalarm, oplichtend bord met het opschrift file), vul je de motorolie bij, kruip je in een schuilkelder of verminder je je snelheid. Kortom een signaal is een sein, een teken dat iemand een handeling moet verrichten. In het kader van dit onderzoek wordt met het uitzenden van een signaal door iemand met een probleem bedoeld: een sein met de intentie dat omstanders degene gaan helpen met het probleem waar hij mee zit. Kortom: er wordt een vorm van hulp of een hulpverleningsproces in gang gezet. Signalen in onze cultuur en in de context van het onderzoek worden gekoppeld aan onraad, gevaar, risico. We zijn in het kader van het onderzoek op zoek gegaan naar signalen, die aangeven dat er iets mis is met een kind of een van de andere personen in het gezin waar de kinderen verblijven. De vraag blijft hoe signalen geïnterpreteerd moeten worden. Een signaal betekent dat er iets gebeurt dat 3 Dit hoofdstuk is tot stand gekomen op basis van een notitie van Andries Baart en de discussiebijdrage van de leden van deze werkgroep. 16

afwijkt van het normale, maar dat betekent dat men kennis moet hebben van wat normaal is. Als men niet op de hoogte is met de normale gang van zaken, als men de gewoontes niet kent van mensen, dan zijn we niet in staat om het bijzondere waar te nemen en goed te verstaan. Het verschil ten opzichte van het gewone is de context van het signaal. Daarnaast is er sprake van een culturele betekenis van signalen. Wat bij ons een signaal, een teken of symptoom is dat er problemen zijn, hoeft in een andere cultuur deze betekenis niet te hebben. Verder is de notie van belang dat signalen hun signaalwaarde verliezen als ze lange tijd als signaal genegeerd of niet herkend worden. Oftewel, een signaal houdt op een (effectief) signaal te zijn als er geen sensitieve ontvanger is. Probleem is echter dat onbekend is welk signaal naar welke handeling verwijst. Als het stoplicht op rood gaat, is er een duidelijk signaal waarbij iedereen ervan op de hoogte is welke handeling daarbij hoort. Wat betreft de signalen die gezinnen uitzenden is niet altijd bekend of dit signaal bedoeld is om de ander tot handelen te motiveren. Als dat wel het geval is, is het nog onduidelijk wat de signaalgever voor respons of handeling verwacht. Dit vind je terug in het niet-handelen bij vermoedens van kindermishandeling. Mensen willen dat hun handelen gelegitimeerd wordt door de signalen die zij krijgen. Het veelvuldig voorkomen van onverklaarbare blauwe plekken is zo n signaal. In een situatie waarin het van belang is om aan te geven dat je hulp nodig hebt, spelen er allerlei gevoelens een rol die de signalen vertroebelen. Omdat mensen zich schamen, schuldgevoelens hebben, niet willen toegeven dat ze het niet alleen redden, zullen de signalen voor de ontvanger voor wie zij bedoeld zijn niet altijd even helder en eenduidig zijn. Mensen in zo n situatie maken vooral gebruik van het uitzenden van indirecte signalen. Daarom is een bedoeld signaal niet altijd een effectief signaal. Een gegeven dat de interpretatie van signalen nog verder compliceert, is dat bepaalde observaties niet per definitie altijd alarmerende signalen zijn waarop een hulpreactie zou moeten volgen. Om een voorbeeld te geven: wat zijn signalen van kindermishandeling? Meestal zijn bij mishandelde kinderen altijd dezelfde signalen te herkennen, zoals onverklaarbare blauwe plekken en kneuzingen, slechte verzorging (kleding, hygiëne, eten), mentale ontwikkelingsachterstanden, buikpijnklachten, gering gevoel van eigenwaarde, agressief gedrag. Andersom hoeven vergelijkbare signalen niet te betekenen dat kinderen dus mishandeld 17

worden. Een kind met buikpijn en agressief gedrag hoeft niet mishandeld of misbruikt te worden. Men moet hier zeer zorgvuldig mee omgaan. Een methode om hier zorgvuldig mee om te gaan is om de interpretatie van het signaal voor te leggen aan de signaalgever. In het geval van vermoedens van kindermishandeling is ook overleg nodig met anderen om tot een juiste interpretatie van signalen te komen. De signaalontvanger dient reflectief om te gaan met zijn interpretatie. Er zitten dus twee kanten aan signalen: wat betekent een signaal en wat is een bijpassende handeling. Of een handeling gewenst is (vanuit de hulpvrager of vanuit de samenleving gezien) en of die handeling passend is, dient getoetst te worden. Kortom dit is een zeer ingewikkeld, om niet te zeggen moeizaam, proces waarin we zo precies mogelijk willen nagaan, wat de signalen zijn die ouders die het moeilijk hebben uitzenden. Wanneer en op welke wijze vragen mensen om hulp? En hoe wordt met deze signalen door de hulpverleners omgegaan? 2.3 Opeenstapeling van risicofactoren Veelal worden allerlei risicofactoren als signalen opgevat. Risicofactoren zijn variabelen die de kans op het ontstaan van problemen verhogen. De veronderstelling is dat als men een goed zicht heeft op de risicofactoren, men problemen kan voorspellen. Maar uit verschillende onderzoeken blijkt dat risicofactoren niet zonder meer als voorspellers van problemen gebruikt kunnen worden. Ten eerste zijn er maar weinig kinderen (10%) die niet te maken hebben met een of meer risicofactoren, zoals alleenstaande ouders, conflictueuze relatie tussen de ouders, gepest worden op school et cetera (Peeters & Woldringh, 1993). Toch gaat het met de meeste kinderen in Nederland redelijk goed, maar 10 tot 15% van de kinderen en adolescenten heeft serieuze ontwikkelingsproblemen (Rispens, e.a., 1996). Risicofactoren op zich zijn geen goede voorspellers van problemen. Echter, verschillen onderzoeken tonen aan dat risicofactoren vooral een negatief effect hebben als ze cumuleren. Uit onderzoek blijkt dat naarmate het aantal problemen en stressfactoren toeneemt de draagkracht van ouders om deze problemen zelf aan te kunnen evenredig afneemt (Hermans, 2002). Elke individuele factor als zodanig heeft slechts een zwak verband met het ontstaan van problemen. Bij de aanwezigheid van twee factoren verviervoudigt de kans op problemen en bij vier of meer factoren vertienvoudigt het voorkomen van psychische of gedragsproblemen (Rutter, in: Hermans e.a., 2002). 18

Uit ander onderzoek naar de relatie tussen risicofactoren en kindermishandeling blijkt dat, als er sprake is van meer dan vier stressvolle omstandigheden of gebeurtenissen, in 23% van de gezinnen meer fysieke en sociale onveiligheid voorkomt (Brown, 1998). De invloed van risicofactoren kan gereduceerd worden indien er sprake is van beschermende factoren in de omgeving van het kind. De meest beschermende factor is de sociale steun van ouders (Hermans, In: Home Start International, 2002). Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen vier soorten steun: informatief, emotioneel, instrumenteel en toegang tot een netwerk. Vergelijkingen tussen een groep van kinderen die in een omgeving met een hoge risicofactor, zonder beschermende factoren, opgegroeid zijn en een groep van kinderen in een gelijkwaardige omgeving mét sociale steun zoals door de ouders zelf aangegeven, toonden aan dat de resultaten en voordele van de laatste groep waren. De sociale steun werkt als een buffer die een bescherming tegen accumulatie van risicofactoren biedt. 2.4 Kwetsbare positie van gezinnen met kinderen is een multidimensionaal fenomeen Onlangs is er een Europees onderzoek verricht naar gezinnen met jonge kinderen die zich in een sociaal geïsoleerde en kwetsbare positie bevinden (Home Start International, 2002). Duidelijk is dat als gezinnen met jonge kinderen in een geïsoleerde positie terechtkomen, dit een multidimensionaal fenomeen betreft. Meerdere aspecten en factoren maken deel uit van sociale uitsluiting. Indicatoren die in het onderzoek in vier verschillende landen gebruikt zijn om te kijken naar sociale uitsluiting van gezinnen met jonge kinderen bestaan uit een combinatie van objectieve en subjectieve indicatoren. De objectieve indicatoren waren verbonden met zes dimensies te weten: Consumptie-activiteit: indicatoren zijn laag inkomen en/of lage koopkracht. Kapitaal (financieel, cultureel), indicatoren zijn gebrekkige behuizing, gebrek aan basiskennis en bekwaamheden, schulden of beperkte bezittingen. Productie-activiteit: indicatoren zijn gebrek aan betaald werk en/of geen deelname aan een opleiding. Sociale activiteit: indicatoren zijn niemand hebben om op te steunen, beperkte sociale contacten en beperkte deelname aan activiteiten van culturele aard (sport of vrijetijdsactiviteiten); geen veilige omgeving speciaal voor kinderen. 19

Openbare diensten; het niet gebruiken van diensten doordat deze niet beschikbaar, ontoegankelijk, onbetaalbaar zijn, of niet aansluiten bij de behoefte en vragen van gebruikers. Subjectieve waarnemingen: deze dimensie geldt voor alle hierboven genoemde dimensies. Subjectieve indicatoren zijn 4 equivalentie (het gevoel niet als een burger met gelijke rechten behandeld te worden); respect en waardering (het gevoel niet gerespecteerd en gewaardeerd te worden); zelfwaardering (een negatieve zelfwaardering, ervaren machteloosheid); vertrouwen (wantrouwen ten opzichte van anderen en van instellingen); gebrek aan controle (ervaren machteloosheid om invloed op zijn/haar toekomst te kunnen uitoefenen). De conclusie van dit Europese project is dat als men gezinnen met jonge kinderen die zich in een geïsoleerde en kwetsbare positie verkeren, zichtbaar wil maken, men rekening moet houden met de hierboven genoemde dimensies. Uit onderzoek naar moeilijk bereikbare gezinnen (Dogan e.a., 2000) blijkt dat moeilijkheden en problemen bijna onlosmakelijk verbonden zijn met de levens van de gezinsleden. Bovendien lijken de stappen die de gezinsleden zetten om de problemen op te lossen, zelden effectief. De moeders geven aan dat zij op eigen kracht niet uit deze negatieve spiraal kunnen komen. Ze beschikken over te weinig hulpbronnen om moeilijkheden op eigen kracht adequaat aan te pakken. Daarbij gaat het zowel om materiële hulpbronnen, als om immateriële, sociaal-culturele en persoonlijke hulpbronnen. De problemen die de gezinnen ondervinden zijn zeer divers en hebben betrekking op de hierboven genoemde dimensies zoals sociaaleconomische zaken, opvoedingsproblemen, sociaal isolement en geen toegang hebben tot de hulpverleningsvoorzieningen. Wat betreft het verzamelen en analyseren van de gegevens zijn de hiervoor beschreven aspecten van het uitzenden en interpreteren van signalen, het voorkomen van risicofactoren en de reikwijdte van de problematiek als sensitizing concepts meegenomen. 4 Zie ook Andries Baart (2002) en Cees Schuyt (2000). 20

Verwey-Jonker Instituut 3 De gezinnen 3.1 De weegschaal raakt in onbalans Zoals gezegd zijn de verschillen tussen de gezinnen groot. Wat zij in ieder geval gemeen hebben is dat er op een bepaald moment problemen ontstaan die groter worden of zich opstapelen, waardoor de draagkracht van het gezin aangetast wordt. De draagkracht van het gezin wordt onevenredig belast, omdat de problemen niet daadwerkelijk en effectief opgelost worden. Hierbij past het beeld van een weegschaal, met aan de ene kant de draagkracht van het gezin en aan de andere kant de draaglast. Op de schaal van de draaglast komen steeds meer of steeds zwaardere gewichten en aan de andere schaal gebeurt niets of te weinig, waardoor de weegschaal in onbalans raakt. Door de interviews met gezinnen en personen in hun omgeving hebben we meer informatie gekregen over het proces van in onbalans raken van die weegschaal. Duidelijk is dat er sprake is van een geleidelijk proces waarin de problemen zich langzaam opstapelen en steeds zwaarder en erger worden. Het is dan ook moeilijk om aan te geven waar precies het punt ligt waarop mensen besluiten hulp te gaan vragen. Daar komt bij dat het heel erg lang duurt voordat ouders voor zichzelf toegeven dat het nu echt tijd wordt om hulp te vragen. Een ander punt dat de zaak compliceert, is dat er sprake is van golfbewegingen: na een periode van crisis 21

waarin het de ouder(s) allemaal boven het hoofd is gegroeid, komt weer een periode van relatieve rust. De echte crisis is voorbij en het gaat weer wat beter. De druk is even van de ketel, men krijgt weer hoop ( zie je wel, het gaat weer beter ) en de directe noodzaak om hulp te vragen is even weg. Tot na de zoveelste crisis de maat daadwerkelijk vol is en men besluit de stap te zetten om hulp te zoeken. Zie hier een aantal casusbeschrijvingen, waarin dit geleidelijke proces van probleemaccumulatie duidelijk wordt en de beslissing valt hulp te gaan zoeken. Gezin A Een man en een vrouw hebben een huis gekocht in een buurt met oudere mensen en buitenshuis werkende stellen. Ze hebben geen sociale contacten in de buurt, maar dat missen ze in die periode nog niet, omdat ze zelf ook overdag aan het werk zijn. Beiden hebben een drukke baan. Na een paar jaar raakt de vrouw in verwachting van een tweeling. Ze wil heel graag blijven werken na de geboorte van de kinderen. Ze regelt met haar werkgever dat ze na de geboorte een dag in de week minder kan gaan werken. Na een zware bevalling blijkt een van de tweeling niet goed te drinken. De kinderarts kan niets bijzonders vinden en met allerlei instructies ten aanzien van het voeden van het ene kind mogen de kinderen allebei mee naar huis. Beide ouders gaan een periode van doorwaakte nachten tegemoet: twee baby s, waarvan het ene kind erg lastig blijft drinken (voeden duurt langer dan normaal, kind moet steeds gewogen worden) en het andere kind heel veel huilt. Aanvankelijk krijgt de vrouw kraamzorg. Als deze periode voorbij is, heeft zij behoefte aan voortzetting van de hulp. Ze neemt contact op met de huisarts, die vervolgens contact opneemt met de gezinszorg. Het blijkt niet eenvoudig te zijn om een gezinshulp te krijgen via de gezinszorg. Zowel de moeder als de huisarts hebben flink moeten praten en benadrukken dat de moeder echt hulp nodig heeft. Volgens de vrouw wordt de situatie door de gezinszorg heel erg onderschat. Na meerdere gesprekken komt er voor een korte periode hulp, maar die is in tegenstelling tot de behoefte van de ouders uitsluitend gericht op het huishouden, niet op steun bij de verzorging van de kinderen. Gelukkig is er voor beide kinderen een plaats in het kinderdagverblijf, zodat de vrouw na haar zwangerschapsverlof weer aan het werk kan. Na een aantal weken wordt duidelijk dat er ook iets aan de hand is met het andere kind, maar onduidelijk is wat er precies aan de hand is. Het wordt een uiterst zware periode voor de vrouw: het hervatten van haar werk en na het werk de zorg voor haar twee kinderen waar het niet goed mee gaat. Het slecht etende kind weigert af en toe helemaal om te eten. Ze kan nauwelijks een beroep doen op haar man, die s avonds pas heel laat en doodvermoeid thuiskomt. Zelf heeft ze het gevoel dat ze nauwelijks meer de tijd heeft om te slapen en een beetje tot rust te komen. De kinderen worden gezien door de kinderarts, de huisarts en de arts van het consultatiebureau. Geen van drieën heeft een idee wat er met de kinderen aan de hand is. Er wordt van alles uitgeprobeerd, zoals babymassage, chiropractie, reiki, homeopathie en kynesiologie en er vinden zowel 22