Woordenschat: dieren (1) Er zijn veel woorden, spreekwoorden en uitdrukkingen waarin een dierennaam zit. Hierover gaan de volgende opdrachten. 1. Als een spin in het web! Sommige vergelijkingen met het woordje als worden gemaakt met een dierennaam. Vul de volgende zinnen aan. Je kunt kiezen uit: ezel, hoentje, hond, kreeft, pauw, pier, vis, vos en wezel. a. Zo bang als een.. f. Zo koppig als een b. Zo dood als een.. g. Zo rood als een. c. Zo doof als een h. Zo sluw als een. d. Zo fris als een i. Zo trots als een. e. Zo gezond als een j. Zo ziek als een.. 2. Chantal is een echte terriër. Chantal is een echte terriër. Het betekent dat zij zich in dingen vastbijt, niet snel opgeeft. Er zijn meer dierennamen die je voor een mens gebruiken kunt. Zet bij de goede betekenis: beer, duizendpoot, ezel, haas, havik, kwal, mol, rat, schaap en slak. a. : hardloper die in een wedstrijd het tempo maakt b. : grote, stevige jongen of man c. : meisje dat een beetje onnozel doet d. : oorlogszuchtig iemand e. : iemand die erg traag is f. : iemand die iets doms heeft gedaan g. : iemand die in een groep stiekem informatie verzamelt h. : iemand die vervelend en onprettig is i. : iemand die sluw en onbetrouwbaar is j. : iemand die veel dingen goed kan
3. Chantel en Denise zaten de hele tijd te geiten. Deze oefening gaat over werkwoorden met een dierennaam: bokken, buffelen, hamsteren, ijsberen, katten, mollen, papegaaien, rammen, tijgeren en zwijnen. Hieronder staan 10 omschrijvingen. Zet bij elke betekenis het bijbehorend werkwoord. a. : almaar heen en weer lopen in een kamer b. : boffen, geluk hebben c. : een voedselvoorraad aanleggen d. : hard slaan e. : hard werken f. : kapot maken g. : napraten h. : op handen en voeten sluipen i. : snauwen j. : nukkig, vervelend doen 4. Pfff, wat is dat een brombeer! Een knorrig iemand noem je een brombeer. Er zijn meer samenstellingen met een dierennaam waarmee een mens wordt aangeduid: baardaap, blitskikker, boekenwurm, feestvarken, goudhaantje, mannetjesputter, persmuskiet, sloddervos, werkezel en zondebok. Vul met behulp van deze woorden de onderstaande zinnen aan. a. De jarige is het b. Een spotnaam voor een journalist is... c. Iemand die altijd maar werkt, is een d. Iemand die altijd zijn spullen laat slingeren, is een... e. Iemand die er leuk en hip uitziet, is een. f. Iemand die veel leest, is een g. Iemand die van alles de schuld krijgt, is de h. Iemand die veel dingen goed en snel doet, noem je een i. Iemand die veel succes heeft, noem je het j. Iemand met haar op zijn kind noem je wel een.
Woordenschat: dieren (2) 1. Juf Irene was spinnijdig! Hieronder staan zes bijvoeglijke naamwoorden. Als je er de goede dierennaam voor plakt, dan wordt de betekenis van het bijvoeglijk naamwoord versterkt. Zo betekent spinnijdig erg nijdig. Kies uit: aap, beer, mier, muis, poes en spin. a. lief d..sterk b. nijdig e..trots c. stil f....zoet 2. Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken. Je moet een gegeven paard niet in de bek kijken. Met andere woorden: iets dat je cadeau hebt gekregen, moet je niet kritisch bekijken. Hieronder staan meer spreekwoorden met een dierennaam. Je moet twee dingen doen: Vul de goede dierennaam in (soms moet je de naam in het meervoud zetten!) Schrijf het cijfer van de betekenis, bij de goede letter. Kies uit de volgende dieren: ezel, haas, hond, kalf, kikker, muis, schaap en vos Kies uit de volgende betekenissen: 1. Als iemand de eerste stap heeft gezet, zullen anderen het voorbeeld volgen. 2. Bij iemand die niets heeft, kun je geen geld innen. 3. Er worden pas maatregelen genomen als het te laat is. 4. Iets dat onmogelijk lijkt, zou toch wel eens kunnen gebeuren. 5. Je moet dezelfde fout niet nog eens maken. 6. Pas op voor mensen met mooie praatjes. 7. Wie je luidkeels bedreigt, is niet echt gevaarlijk. 8. Zonder toezicht krijg je chaos. a. Als de kat van huis is, dansen de.. op tafel. b. Als de.. de passie preekt, boer, pas op je kippen. c. Als het.. verdronken is, dempt men de put. d. Als er één.. over de dam is, volgen er meer.
e. Blaffende.. bijten niet. f. Een stoot zich in het gemeen, geen twee keer aan dezelfde steen. g. Een kale kun je niet plukken. h. Je weet maar nooit hoe een koe een vangt. A: B: C: D: E: F: G: H: 3. Het is bij de wilde spinnen af! Deze oefening gaat net als de vorige oefening, alleen nu gaat het niet om spreekwoorden, maar om uitdrukkingen. Vul de goede naam in (soms moet je het meervoud of de verkleinvorm gebruiken!) Schrijf het cijfer van de betekenis, bij de goede letter. Kies uit de volgende dieren: aap, kat, kip, uil, varken, vlinder, wolf en zalm Kies uit de volgende betekenissen: 1. Een dutje doen. 2. Een miskoop doen. 3. Er wordt duidelijk wat er precies gebeurd is. 4. Het beste van het beste. 5. Iemand die onschuldig lijkt, maar in werkelijkheid gevaarlijk is. 6. Iets snel en goed afhandelen. 7. Verliefd zijn. 8. Vroeg naar bed gaan. a. De.. komt uit de mouw. b. Een... in de zak kopen. c. Een in schaapskleren. d. Een knappen. e. Het neusje van de f. Het. wassen. g.. in je buik hebben. h. Met de. op stok gaan. A: B: C: D: E: F: G: H:
Woordenschat: dieren (3) Er zijn veel vergelijkingen, spreekwoorden en uitdrukkingen waarin een dierennaam zit. Hierover gaan de volgende opdrachten. 1. Zo sterk als een beer! Sommige vergelijkingen met een bijvoeglijk naamwoord en het woordje als worden gemaakt met een dierennaam. Vul de volgende zinnen aan. Je kunt daarbij kiezen uit: aal, beer, ezel, hond (2x), kerkrat, konijn, lammetje, leeuw (2x), muis, oester, olifant, pauw, tor, varken, vogel en vos. a. Zo arm als een.. j. Zo moedig als een. b. Zo dom als een. k. Zo sluw als een. c. Zo dronken als een.. l. Zo sterk als een. d. Zo duf als een.. m. Zo sterk als een e. Zo gesloten als een. n. Zo stil als een f. Zo glad als een. o. Zo trots als een. g. Zo lui als een. p. Zo trouw als een h. Zo mak als een.. q. Zo vrij als een i. Zo moe als een.. r. Zo ziek als een.. 2. Vechten als een leeuw! Sommige vergelijkingen met een werkwoord en het woordje als worden gemaakt met een dierennaam. Vul de volgende zinnen aan. Kies uit: bunzing, kievit, leeuw, nachtegaal, (mager) speenvarken, os, otter, paard, stier en (water)rat. a. Balen als een. f. Vechten als een.. b. Gillen als een g. Werken als een.. c. Lopen als een h. Zingen als een. d. Slapen als een. i. Zwemmen als een e. Stinken als een. j. Zweten als een..
3. Een ongelikte beer. Deze opdracht gaat over vaste verbindingen met een dierennaam. Zet bij de volgende omschrijvingen de juiste vaste verbinding. Kies uit: bezige bij, bonte hond, gebeten hond, grijze muis, koele kikker, ongelikte beer, ouwe rot (rot betekent rat ), vreemde snoeshaan, vroege vogel en zwarte schaap. a... : iemand die altijd maar in de weer is b.. : iemand die niet opvalt (en een beetje saai is) c.. : iemand die raar gevonden wordt d.. : iemand die van alles de schuld krijgt e.. : iemand die vroeg opstaat f.. : iemand die zich niet van de wijs laat brengen g.. : iemand met een slechte naam h.. : iemand met een slechte naam i.. : iemand met veel ervaring j.. : iemand zonder manieren, een lomperik 4. Juf Carla heeft een olifantenhuid. Juf Carla heeft een olifantenhuid: ze trekt zich niks aan van beledigingen of rare kritiek. Zet bij elke omschrijving het juiste woord. Kies uit: apenstaartje, ganzenpas, hondenleven, kattenkwaad, kraaienpootje, krokodillentranen, slakkengangetje, struisvogelpolitiek, vlinderdas en zwijnenstal. a... : ellendig bestaan b.. : gedrag waarbij je de problemen niet wilt zien c.. : heel laag tempo d.. : het teken @ (gebruikt in e-mailadressen) e.. : ondeugende streken f.. : onechte tranen (doen alsof je iets erg vindt) g.. : rimpeltje bij het oog h.. : rotzooi, vieze troep i.. : manier van lopen, één voor één achter elkaar j.. : strikje (bij een overhemd)
Woordenschat: dieren (4) 1. Zet achter elk dier hoe het mannetje ( ) en hoe het vrouwtje ( ) heet. Hond.... Kat.... Rund.... Paard.... Varken.... Schaap.... Hert.... Konijn.... Vos.... 2. Zet achter elk dier hoe zijn jong heet. Hond.. Schaap.. Kip.. Varken.. Paard.. Kat.. Rund.. Leeuw.. 3. Koeien loeien. Zet achter elk dier welk werkwoord zijn geluid weergeeft. Bijen.. Kippen.. Duiven.. Koeien.. Eenden.. Leeuwen.. Ezels.. Muizen.. Ganzen.. Paarden.. Geiten.. Schapen.. Hanen.. Varkens.. Katten.. Krekels.. Kikkers.. Mussen..
Woordenschat: dieren (5) De volgende oefeningen gaan over dierennamen die je ook voor mensen kunt gebruiken en over woorden waarin een dierennaam zit. 1. Aasgier, belhamel Zet de woorden bij de goede betekenis. Kies uit: aasgier, belhamel, eendagsvlieg, haantje, kat, horzel, koekoeksjong, kraai, tortelduifjes en uilskuiken. a... : deugniet (ondeugend kind) b.. : dommerik, domoor c.. : doodgraver d.. : iemand die ten koste van anderen groeit e.. : zanger die maar even succes heeft f.. : iemand die wil profiteren van andermans ongeluk g.. : kwelgeest (iemand die steeds lastig is) h.. : macho (jongen of man die erg stoer doet) i.. : pinnig meisje, pinnige vrouw j.. : verliefd stelletje 2. Berenmuts, ezelsoor Zet de woorden bij de goede betekenis. Kies uit: berenmuts, ezelsoor, hanenkam, knijpkat, koevoet, kraaiennest, paardenstaart, slavink, weerhaan en zebrapad. a... : grote, ruige muts b.. : ijzeren stang om iets te forceren c.. : omgevouwen hoekje van een bladzijde d.. : punkkapsel e.. : grote pluk samengebonden haar f.. : stukje vlees, gerold in een plakje spek g.. : uitkijkpost in de mast van een schip h.. : oversteekplaats voor voetgangers i.. : windvaan op een kerktoren j.. : zaklantaarn die licht geeft als je erin knijpt
3. Kippendrift, muggenpoepje Zet de woorden bij de goede betekenis. Kies uit: kippendrift, kippenvel, muggenpoepje, nachtmerrie, rattenstreek, slangenkuil, vogelnestje, wespennest, wespentaille en zwanenzang. a... : bobbeltje op je huid bij kou of angst b.. : enge droom c.. : gymnastiekoefening in de touwen d.. : heel dun middel (van het lichaam) e.. : het allerlaatste optreden (bijv. van een zanger) f.. : iets heel kleins of heel onbelangrijk g.. : onnodige, rusteloze drukte h.. : plaats vol haat en nijd i.. : plaats vol haat en nijd j.. : sluwe, gemene daad 4. Bok, eend Zet de woorden bij de goede betekenis. Kies uit:bok, eend, ezel, haan, haring, kater, muis, pony, rups en vinkje. a... : apparaatje dat de cursor van je PC bestuurt b.. : bepaalde Franse auto c.. : haar dat over je voorhoofd hangt d.. : kermisattractie, bestaande uit huifkarretjes e.. : misselijkheid door teveel alcohol f.. : onderdeel van een vuurwapen g.. : pen om de scheerlijn van een tent vast te zetten h.. : statief om een schilderij op te zetten i.. : teken,, waarmee je iets afvinkt j.. : turntoestel voor springoefeningen
Woordenschat: kleding en schoeisel 1. Kletskousen, pantoffelhelden en andere mensen Deze opdracht gaat over samenstellingen met de naam van een kledingstuk of schoeisel: grapjas, klerenkast, kletskous, lolbroek, pantoffelheld, rokkenjager, schijtlaars, slijmjurk, slippendrager en vechtjas. Zet ze op de goede plaats. a... : bangerik b.. : grapjas, lollig iemand c.. : iemand die graag geweld gebruikt d.. : iemand die (te) veel babbelt e.. : lange, brede man f.. : lolbroek, lollig iemand g.. : man die alles doet wat zijn vrouw wil h.. : iemand die (te) veel complimentjes geeft i.. : overdreven volgzaam iemand j.. : vrouwenversierder, casanova 2. Daar zakt m n broek van af! Deze oefening gaat over uitdrukkingen met het woord broek. Kies uit: Zuiniger gaan leven - De baas zijn in huis Doodsbang zijn - Iemand steeds aansporen Ik ben stomverbaasd! - Genoeg geld hebben om voor jezelf te zorgen a. Daar zakt m n broek van af!.. b. De broek aan hebben... c. De broekriem aanhalen... d. Je eigen broek kunnen ophouden... e. Het in zijn broek doen van angst!.. f. Iemand achter de broek zitten..
3. Met de hoed in de hand, kom je door het ganse land. Deze oefening gaat over uitdrukkingen of spreekwoorden met een kledingstuk of een accessoire, zoals een hoed. Zet het cijfer van de betekenis bij de juiste letter. Vul ook het juiste kledingstuk in. Kies uit: broek, das, hemd, hoed, jasje, kleren, kous, mantel, pet en sokken. Kies uit de volgende betekenissen: 1. Als je er netjes uitziet, maak je een goede indruk. 2. Als je vriendelijk bent, bereik je het meest. 3. Dat betekende het einde, de genadeklap 4. Hij laat zijn mening afhangen van wat hem het beste uitkomt 5. Je beter of rijker voordoen dan je bent 6. Falen, mislukken in iets 7. Iemand zijn fout vergeven 8. Niet je best doen 9. Veel praatjes hebben, maar niks durven 10. Voor familieleden heb je meer over dan voor anderen. a. De op de kop krijgen. b. Een held op c. Een te grote. aantrekken. d. Er met de naar gooien. e. Het is nader dan de rok. f. Het heeft hem de.. omgedaan. g. Iets met de der liefde bedekken. h.. maken de man. i. Met de. in de hand, kom je door het ganse land. j. Zoals de wind waait, waait zijn A. B. C. D. E. F. G. H. I. J.
Woordenschat: lichaamsdelen 1. Bofkonten (en andere mensen.0 Deze opdracht gaat over samenstellingen met de naam van een lichaamsdeel: blaaskaak, bofkont, buitenbeentje, duizendpoot, lekkerbek, mopperkont, roodhuid, speurneus, waaghals en warhoofd. Zet ze op de goede plaats. a... : alleskunner b.. : buitenstaander, outsider c.. : chaoot d.. : detective e.. : durfal f.. : geluksvogel g.. : indiaan h.. : opschepper, praatjesmaker i.. : smulpaap j.. : zeurpiet 2. Een hart van goud hebben. Hieronder staan zes uitdrukkingen met hart. Schrijf de juiste betekenis eronder. Kies uit: Direct alles zeggen wat je denkt - Een goed karakter hebben Een probleem waarover je wilt praten - Iemand moed inspreken Met volle overtuiging - Stoer doen, maar gevoelig zijn a. Een hart van goud hebben. b. Een klein hartje hebben. c. Het hart op de tong dragen. d. Iemand een hart onder de riem steken.
e. Iets op het hart hebben. f. In hart en nieren. 3. Je kont tegen de krib gooien. Deze oefening gaat net als oefening 2 over uitdrukkingen met een lichaamsdeel. Behalve de betekenis moet je nu ook het lichaamsdeel invullen. Kies uit de volgende lichaamsdelen: borst, hielen, kont, kop, nek en tanden Kies uit de volgende betekenissen: Je kwetsbaar opstellen Je verzetten Opstappen, weggaan Laten zien dat je niet bang bent Je voorbereiden op een moeilijke taak Een vervelende situatie onder ogen willen zien a. Je in het zand steken. b. Je.. laten zien. c. Je. lichten. d. Je natmaken. e. Je uitsteken. f. Je. tegen de krib gooien.
4. Wie zijn gat verbrandt, moet op de blaren zitten. Hieronder staan zes spreekwoorden met een lichaamsdeel. Schrijf de juiste betekenis eronder. Kies uit: Als je enthousiast over iets bent, wil je er graag over praten. Als iedereen meehelpt, is het werk zo gedaan. Als iemand nooit meer ziet, ben je hem snel vergeten. Als je iets doms hebt gedaan, zul je de gevolgen moeten aanvaarden. Als je de moeite neemt om voorzorgsmaatregelen te treffen, voorkom je problemen Als je rijk wordt, is het moeilijk om je niet van de wijs te laten brengen a. Beter hard geblazen dan de mond gebrand. b. Het zijn sterke benen die de weelde kunnen dragen. c. Vele handen maken licht werk. d. Uit het oog, uit het hart. e. Waar het hart vol van is, loopt de mond van over. f. Wie zijn gat (ver)brandt, moet op de blaren zitten.
Woordenschat: vergelijkingen (1) 1. Zo rond als een tonnetje. Deze opdracht gaat over vergelijkingen met een bijvoeglijk naamwoord en het woordje als. Vul de volgende zinnen aan. Kies uit: deur, dubbeltje, hoepel, kind, klontje, lat, mes, plank, toeter, tomaat, vaatdoek en veertje. a. Zo blij als een. g. Zo mager als een. b. Zo dronken als een h. Zo plat als een.. c. Zo gek als een i. Zo rood als een d. Zo klaar als een. j. Zo scherp als een.. e. Zo krom als een. k. Zo slap als een.. f. Zo licht als een.. l. Zo stijf als een 2. Zo koppig als een ezel. Veel vergelijkingen met als worden gemaakt met een dierennaam. Kies uit: aal, ezel, hoentje, hond, kreeft, kwartel, mol, pauw, pier, vis, vos en wezel. a. Zo bang als een. g. Zo gezond als een. b. Zo blind als een. h. Zo glad als een. c. Zo dom als een. i. Zo rood als een.. d. Zo dood als een j. Zo sluw als een.. e. Zo doof als een k. Zo trots als een.. f. Zo fris als een l. Zo ziek als een 3. Zinken als een baksteen. Sommige vergelijkingen bestaan uit een werkwoord en het woordje als. Kies uit: baksteen, bunzing, gieter, huis, kievit, nachtegaal, paard, rat, rietje, rund, speenvarken en stekker. a. Afgaan als een. g. Zo gezond als een. b. Balen als een h. Stinken als een.. c. Beven als een.. i. Zingen als een d. Bloeden als een... j. Zinken als een. e. Gillen als een.. k. Werken als een.. f. Lopen als een... l. Zwemmen als een.
Woordenschat: vergelijkingen (2) 1. Zo arm als Job. Deze opdracht gaat over vergelijkingen met een bijvoeglijk naamwoord en het woordje als. Vul de volgende zinnen aan. Kies uit: boter, de weg naar Rome, goud, gras, Job, kool, kristal, Methusalem, steen, staal, stroop en water. a. Zo arm als g. Zo oud als. b. Zo eerlijk als. h. Zo oud als. c. Zo groen als. i. Zo traag als d. Zo hard als.. j. Zo vlug als.. e. Zo hard als.. k. Zo zacht als f. Zo helder als l. Zo zwart als.. 2. Zo arm als een kerkrat. Veel vergelijkingen met als worden gemaakt met een dierennaam. Kies uit: beer, hond, kerkrat, konijn, kraai, lammetje, muis, olifant, paard, spin, varken en vogel. a. Zo arm als een. g. Zo stil als een. b. Zo duf als een.. h. Zo sterk als een. c. Zo lui als een i. Zo sterk als een. d. Zo mak als een. j. Zo sterk als een... e. Zo nijdig als een k. Zo trouw als een. f. Zo schor als een l. Zo vrij als een. 3. Lopen als een trein Sommige vergelijkingen bestaan uit een werkwoord en het woordje als. Kies uit: blok, Burgman, graf, hond, ketter, klok, leeuw, os, raven, roos, trein en schoorsteen. a. Janken als een. g. Slapen als een. b. Klinken als een. h. Slapen als een.. c. Lopen als een i. Slapen als een d. Praten als.. j. Stelen als de... e. Roken als een.. k. Vechten als een. f. Roken als een... l. Zwijgen als het