Jaarverslag 2000 Productschap Diervoeder. Kwaliteit en voedselveiligheid



Vergelijkbare documenten
In het belang van sector en samenleving

De beste kwaliteitsborging voor vlees én diervoeder komt uit Nederland

1. kwaliteitssystemen en voedselveiligheid 2. organiseren 3. projecten. 1 Kwaliteitssystemen & voedselveiligheid

Samen werken aan voedselveiligheid

Informatieblad Transport van levensmiddelen, diervoeders en dierlijke bijproducten.

GMP+ Feed Safety Assurance scheme. Dioxine-monitoring in leghennen(opfok)voeders

Introductie LRQA 2003

Controleprogramma diervoeder in Nederland, 2001

TUSSENHANDEL IN DIERVOEDERS (HYGIËNECODE/GMP + B 3.2)

Specifieke Productvoorwaarden D-24a1 Vetten, Oliën en Bijproducten Versie: 2.0 Datum: 11 september 2017

Besluitenlijst CCvD HACCP/ List of decisions National Board of Experts HACCP

Specifieke Productvoorwaarden D-24a1 Vetten, Oliën en Bijproducten Versie: 1.0 Datum: 20 januari 2017

Meldingsplicht diervoederlaboratoria Verplichtingen uit Wet dieren en Diervoederhygiëneverordening bekend?

RIKILT Institute of Food Safety

De consument eet vee eet voer

Mycotoxinengevaar vergt ketenborging

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van (datum), nr., Directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Protocol voor acceptatie Nederlandse hygiënecodes voor levensmiddelensectoren

Borging van voedselveiligheid in de levensmiddelenketen met betrekking tot de gevaren verbonden aan grondstoffen

De NVG, 40 jaar jong

AT-10. Beheersing Salmonella. Ver BT-12 v0.12

Informatieblad 64: Borging van voedselveiligheid in de levensmiddelenketen met betrekking tot de gevaren verbonden aan grondstoffen

Protocol monitoring bietenpulp. GMP regeling diervoedersector

Rapportage en Evaluatie EWS-meldingen

code IB02-SPEC35 versie 02 Inwerkingtreding: 1 oktober 2017 pag. 1 van 5

Voorwoord. Henk Flipsen Directeur Nevedi

INLEIDENDE BEPALINGEN

GMP+ Feed Certification scheme

TOELICHTING (behorende bij Vo. PDV Gemedicineerde voeders 2003; versie: )

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

GMP+ BA6 Minimumvoorwaarden Etiketteren en Afleveren 6

Specifieke Productvoorwaarden D-24a2 Vis, vis(bij-)producten en marine Versie: 1.0 producten van niet-zoogdierherkomst Datum: 20 januari 2017

VERGADERING : OPENBAAR BESTUUR DATUM : 30 SEPTEMBER 2009 AGENDAPUNT : 3 BIJLAGE : OB : Mededelingen en ingekomen stukken

Melden en Traceren van onveilige diervoeders

FTN HERZIENING inclusief aanbevelingen Certex Industrie Food

TRA 3191 Onmiddelijke verpakking diervoeders - INFRASTRUCTUUR, INRICHTING EN HYGIENE [3191] v1

Titel Feedban Nummer DV-01 Datum januari 2017

2 e webinar herziening ISO 14001

INHOUD 2 1. VOORWOORD 3

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 1995.

GMP+ A3 GMP+ Logo s en / of Handelsmerken

Monitoring Aflatoxine B1 I-08-03c versie: 3.0 datum: 01 september 2017

De diervoedersector haalt uit voorzorg voer voor melkvee terug om besmetting van boerderijmelk met aflatoxine uit te sluiten

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De onderdelen d tot en met h worden geletterd e tot en met i.

Riskplaza Identificatie en beheersing gevaren in grondstoffen 14 april 2016 Sjoerd Kanters

Digital municipal services for entrepreneurs

GMP+ Logo s en / of Handelsmerken GMP+ A 3. Versie NL: 15 september gmpplus.org. GMP+ Feed Certification scheme

Codex vanuit het perspectief van het bedrijfsleven

GMP+ A3 GMP+ Logo s. GMP+ International B.V.

Inspectie beleid GDP Guideline. Ageeth Dekker Senior Inspecteur

GMP+ C4 Tarieven. GMP+ International B.V.

Het Kamer van Koophandelsnummer van de VWA voor Unilever Nederland is

Speech van de inspecteur-generaal van de NVWA, dr.ir. Harry Paul MPA, bij SecureFeed-congres Mentaliteit en voedselveiligheid, Zeist, 17 december 2015

O V O C O M. Voorwaarden voor de aanwijzing van een certificatie-instelling BIJLAGE IX. Autocontrolegids Dierenvoeders

Talentmanagement in tijden van crisis

Melden en Traceren van onveilige levensmiddelen

Stichting Normering Arbeid

DÉ ONLINE DATABANK VOOR INFORMATIE OVER VOEDSELVEILIGHEID VAN INGREDIËNTEN

Titel Feedban Nummer DV-01 Datum juli 2016

Opleiding PECB ISO 9001 Quality Manager.

TRA 3169 Groothandel in diervoeders - INFRASTRUCTUUR, INRICHTING EN HYGIENE [3169] v1

Generieke systeemeisen

Publicatieblad van de Europese Unie L 77/25

Beoordelingsrapport Construction Product Regulation* * CPR - REGULATION (EU) No 305/2011

General Food Law. T&T, meldplicht en aansprakelijkheid definitieve interpretatie EU. d.d. 25 en 27 januari Anneke van de Kamp

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

HACCP-stappenplan. Aan de slag met HACCP Stap 6 Basisvoorwaardenprogramma. Stap 6 Basisvoorwaardenprogramma. Govert Schouten.

ISO CTG Europe


Draaiboek incident / crisismanagement in MVO keten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Convenant horizontaal toezicht tussen VION N.V. en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage

VERORDENINGEN. (Voor de EER relevante tekst)

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Internationaal dierenwelzijnsbeleid

Accreditatie van laboratoria in het kader van de autocontrole

3. GMP. Eindwerk: De administratie bij zelfmengers.

BC-00. Inleiding. Ver BT-12 v0.12

Introductie 27/11/2015. Biologische Voeder Grondstoffen Visie Tom Wiegmans Category manager Organic Feed ingredients.

Seriously Seeking Security

Melkpoeder, feed or food?

Locatie(s) waar activiteiten onder accreditatie worden uitgevoerd. Hoofdkantoor. Certificatie Schema

Internationaal dierenwelzijnsbeleid

BENT U ER KLAAR VOOR?

EU beleid Campylobacter

Ethiek en management-systematiek

VERORDENING (EG) VAN DE COMMISSIE van 30 november 2009 tot vaststelling van overgangsmaatregelen voor de uitvoering van de Verordening

Mycotoxinemonitoring GRANEN Oogst 2017

Impact en disseminatie. Saskia Verhagen Franka vd Wijdeven

CIOT-bevragingen Proces en rechtmatigheid

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Borging van voedselveiligheid in de levensmiddelenketen met betrekking tot de gevaren verbonden aan inkoop van consumptiegerede producten

Business Continuity Management conform ISO 22301

Project: Efficiënter toezicht kalverslachterij

BT-14. Negatieve lijst. Ver 0.4. BT-07 v0.2

Stappenplan naar GDPR compliance

GMP+ BA5 Minimumvoorwaarden EWS

FAQ. 2. Op wie heeft de Europese Verordening 183/2005 betrekking?

Transcriptie:

Jaarverslag 2000 Productschap Diervoeder Kwaliteit en voedselveiligheid

Productschap Diervoeder Jaarverslag 2000 Kwaliteit en voedselveiligheid De diervoedersector staat aan de basis van de voedselketen voor de consument. Onder het motto Feed for Food werkt het Productschap Diervoeder daarom permanent aan het optimaliseren van het kwaliteitsbeleid van de diervoedersector, de samenwerking in de keten en de communicatie met de omgeving.

2 Inhoudsopgave 3 Voorwoord: Draagvlak voor versterking kwaliteitsborging 6 Summary 8 8 28 29 31 37 Kwaliteitsbeleid Versterking kwaliteitsborging Kwaliteitsdienst Landbouwkundige Laboratoria Keuringsdienst Diervoedersector Centraal Veevoederbureau Bureau Product Registratie 40 Onderzoeksbeleid 45 Milieubeleid 48 Biotechnologiebeleid 52 Sociaal beleid 54 Marktordeningsbeleid 57 60 61 64 Organisatie Productschap Diervoeder Doel en taken Juridische zaken Financiën 67 69 70 72 Bijlage I: Samenstelling bestuur Bijlage II: Adviescommissies Bijlage III: Medewerkers Colofon 5 15 27 39 51 66 De visie op het thema Kwaliteit en voedselveiligheid van: drs. H. Verburg, Veterinair Hoofdinspecteur Keuringsdienst van Waren M.J. van Nunen RA, president-directeur Cerestar Benelux BV J.C.P. Vogelaar, melkveehouder ir. P.F.G.A. Snoeijen, algemeen directeur Hendrix UTD J.J. de Vries, voorzitter FNV Bondgenoten H.G. Haverkort, directeur Harrie Haverkort Transporten Kwaliteit en voedselveiligheid is ook het thema van de foto s op de pagina s 10, 20, 32, 44 en 56. Op de foto op pagina 71 staan de medewerkers van het Productschap Diervoeder.

Voorwoord Draagvlak voor versterking kwaliteitsborging 3 Onder het inspirerende motto Feed for Food wordt door de diervoedersector hard gewerkt aan de versterking van de kwaliteitsborging van diervoeder. In het vorige verslagjaar is, naar aanleiding van de dioxinecrisis, daarvoor een plan van aanpak opgesteld. Dit jaar heeft vooral in het teken gestaan van de uitvoering van dit plan, in nauwe samenwerking met de vervolgschakels in de dierlijke productieketens. Draagvlak Uiteindelijk zijn het echter de bedrijven en hun medewerkers die de kwaliteitsmaatregelen, die in productschapsverband tot stand komen, in de praktijk moeten brengen. Het is daarom verheugend dat het draagvlak en de extra inspanningen op bedrijfsniveau voor de aangescherpte kwaliteits- en veiligheidsborging van de diervoederproducten zeer groot is gebleken. Hierin ligt de beste waarborg om de betrouwbaarheid van de diervoedersector en de voedselveiligheid voor de consument optimaal te kunnen garanderen. Met de uitvoering van het plan van aanpak zijn in de loop van het verslagjaar goede vorderingen gemaakt. Vrijwel alle diervoederbedrijven die voedermiddelen aan veehouders leveren hebben zich aangemeld voor HACCP-certificering. Op een groot deel van de voedermiddelen is een risicoanalyse toegepast. Verder is goede voortgang gemaakt met de uitbouw van de kwaliteitsborging naar de toeleveranciers in binnen- en buitenland. De verwachting is gerechtvaardigd dat in goed overleg met de belangenorganisaties op nationaal en internationaal niveau sluitende afspraken kunnen worden gemaakt. Toezicht en controle Het bestuur heeft, na zorgvuldig beraad, er uitdrukkelijk voor gekozen de uitvoering van de controle door de Keuringsdienst Diervoedersector (KDD) binnen het productschap te handhaven en te versterken. Het bestuur heeft daarbij vooral overwogen dat daarmee een degelijke basis is gelegd voor een efficiënte uitvoering van de controlewerkzaamheden van het productschap. Tegelijkertijd heeft het bestuur, in het kader van de versterkte samenwerking met de vervolgschakels in de dierlijke productieketens, gemeend de advies- en toezichtstructuur op kwaliteitsgebied opnieuw te moeten inrichten. Centraal daarin staat de instelling van sectorcommissies voor de verschillende soorten diervoeders, samengesteld uit vertegenwoordigers van de diervoedersector en de betrokken vervolgschakels. Zij zullen het bestuur direct adviseren over het kwaliteitsbeleid voor hun sector. Een ander belangrijk onderdeel van de nieuwe structuur vormt de Commissie van Advies en Toezicht Diervoedercontrole. Ook deze commissie is gemengd samengesteld met een onafhankelijke voorzitter. De commissie zal toezicht op de controlewerkzaamheden vanwege het productschap door de KDD uitoefenen. Het bestuur meent daarmee de noodzakelijke waarborg voor een onafhankelijke en transparante controle te hebben geschapen. Koploper Alle inspanningen op kwaliteitsgebied hebben evenwel niet kunnen voorkomen dat de veehouderijsector dit najaar ernstig is geconfronteerd met de BSE-problematiek. De ernst van dit probleem heeft de Europese landbouwministers doen besluiten tot een tijdelijk verbod op het gebruik van diermeel en van andere dierlijke eiwitten in veevoeders, ook voor varkens en pluimvee. Dit verbod heeft zeer verstrekkende en economische gevolgen. Bezien vanuit het voorzorgsbeginsel mogen deze maatregelen gerechtvaardigd zijn, toch blijft een rationele benadering van de risico s noodzakelijk. Ondanks alle tegenslag stemde het in ieder geval tot tevredenheid te kunnen

4 constateren dat de Nederlandse diervoedersector volledig in de pas loopt met de Europese en nationale regelgeving en zelfs koploper is als het gaat om kwaliteits- en veiligheidsborging op basis van de HACCP-systematiek. Nederland was ook koploper in het doorvoeren van een strikte scheiding in de productie en het transport tussen herkauwervoeders enerzijds en voeders met dierlijke eiwitten anderzijds. De diervoedersector kent momenteel een turbulente tijd. De tijd voor geleidelijke aanpassing ontbreekt, de bakens moeten zo nu en dan met kracht worden verzet. Voor velen gaat er van zo n proces een bedreiging uit en niet ieder bedrijf zal het ook overleven. Dat is pijnlijk, maar onvermijdelijk. Het is de taak van het productschap het diervoederbedrijfsleven ondernemers en werknemers zo goed mogelijk van dienst te zijn bij het behoud en het versterken van een perspectiefvolle diervoedersector. Het afgelopen jaar heeft eens te meer duidelijk gemaakt dat transparant en pro-actief handelen, in goede samenwerking met de dierlijke productieketen en de overheid, daarvoor de basis biedt. drs. J.H.M. Kienhuis, voorzitter ing. J. den Hartog MBA, secretaris.

Feed for Food: Kwaliteit en voedselveiligheid De visie van drs. H. Verburg, Veterinair Hoofdinspecteur van de Keuringsdienst van Waren, Den Haag "Voedselveiligheid is een kwestie van zorg en betrokkenheid. Daar hoort een heldere rolverdeling tussen overheid en bedrijfsleven bij. De overheid stelt de normen voor de volksgezondheid en is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving daarvan. Het is de taak en de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven om garanties af te geven voor het product. Die scheiding van verantwoordelijkheden is nog niet geheel uitgekristalliseerd. Zie bijvoorbeeld de Europese norm dat een gewoon product maximaal één procent genetisch gemodificeerd product mag bevatten. Veiligheidstechnisch gezien is die vermenging met GMO-product niet erg, want het gaat om producten die zijn onderzocht op de risico s voor de volksgezondheid en die goedgekeurd zijn. Maar als consumenten zoiets niet willen, kun je beter uitgaan van een nultolerantie. De veiligheid van levensmiddelen zal verder toenemen. De borging van producten wordt steeds verder aangescherpt. Uiteindelijk zal niet alleen de industrie, maar ook de hele primaire productie aan HACCP moeten voldoen. Dus ook veehouders die zelf diervoeder verbouwen of diervoeder kopen van een niet gecertificeerd bedrijf. Daar gaat ook het Witboek van de Europese Commissie van uit. Hoe ingewikkelder de borgingsregeling op papier, hoe moeilijker de naleving. Een borging moet eigenlijk op een zodanige manier zijn georganiseerd dat naleving ervan automatisch gebeurt en vanzelfsprekend is. Maar zo n systeem is helaas niet zo eenvoudig te verzinnen. Je moet dus blijven controleren. Een probleem met de veiligheid van het voedsel kun je maar beter in één keer goed aanpakken, want je krijgt uiteindelijk altijd een koekje van eigen deeg. Kijk maar naar BSE. Dat probleem is stapsgewijs aangepakt. Het gevolg daarvan is nu dat een prachtige grondstof als diermeel waarschijnlijk nooit meer terugkomt. Want ook al heeft Nederland de strikt gescheiden verwerking en toepassing van diermeel goed voor elkaar, in een aantal andere landen wil men absoluut geen diermeel meer in welk voer dan ook hebben. Als je voedselveiligheid in de keten wil, moet je ook in het buitenland borgen. Dat geldt voor diervoedergrondstoffen, maar ook voor voedingsmiddelen. Toch worden er in de EU opmerkelijk genoeg nog steeds voedingsmiddelen geïmporteerd die alleen maar op het eindproduct mogen worden gecontroleerd. Bedrijven die zaken doen in andere landen, zullen zelf regelmatig iemand naar het buitenland moeten sturen voor controles op de kwaliteitsborging. Maar eigenlijk zou de overheid wettelijke eisen moeten stellen, zodat hier geen grondstoffen meer komen die niet aantoonbaar geborgd zijn. Bij diervoeding gaat het om grote hoeveelheden product. Kleine afwijkingen in de kwaliteit hebben al gigantische gevolgen. Kleine oorzaak, grote gevolgen. Een vuistregel bij de bestrijding van calamiteiten met voedsel is: een residuprobleem valt doorgaans mee, een microbiologisch probleem valt altijd tegen. Omdat in dat laatste geval, als je ook maar iets over het hoofd hebt gezien, dat altijd een nieuwe bron kan vormen van problemen. De druk zal verder worden opgevoerd Voedselkwaliteit is politiek een hot item. De druk om de garanties voor de volksgezondheid te vergroten zal alleen maar verder worden opgevoerd. Voor salmonella bijvoorbeeld zullen er ongetwijfeld wettelijke normen komen. Ook de toevoeging van antibiotica aan het voer zal verder aan banden worden gelegd. Die zullen uiteindelijk allemaal uit het voer verdwijnen."

6 Summary 2000 was a year dominated by the fleshing out of the Action plan for strengthening quality assurance in the animal feed sector, which was adopted in 1999. Where 1999 was focused on preparations for this Plan, in 2000 many of the measures set out in the Plan were worked up into practicable form and a start made on their implementation. Implementation HACCP The HACCP manual for the animal feed sector was completed in March 2000. This manual serves as a guide for carrying out an HACCP analysis at individual companies. This signalled the green light for the implementation in practice. This implementation was accompanied by intensive training in spring of 2000, in which approximately 550 people took part. In addition to investments in product quality, attention was also devoted to the quality of employees. Companies in the sector began implementing HACCP during the course of the year, and in December 2000 around 150 companies submitted their HACCP documentation for initial screening. Implementation in practice is scheduled for completion in 2001. Quality assurance A start was also made in mid-2000 on vertical risk analyses of all feeds on the basis of this HACCP system. These analyses are built on the risk inventories carried out for each product group at an earlier date. The risk analysis involves the definition of the process steps for each product, identification of the critical process steps which contain the potential hazards, and an assessment of the chance that these hazards will manifest themselves (= risk) and of their potential severity. At the end of the year under review the first results (for approximately 70 products) became available for feed companies. These risk analyses at sector level will serve as a guideline for companies in carrying out their own HACCP procedures at company level and will help them ask the right questions to their suppliers regarding the control of critical points in the production process. On 1 October 2000 the next step was also taken in the extension of the quality assurance system to include suppliers of ingredients. The principle is that suppliers based in the Netherlands must be able to demonstrate that they control the critical points. This applies for a large number of by-products of the food production process, as well as for basic products of arable farming mainly of foreign origin. A good deal of energy was invested in the year under review in encouraging manufacturers in the European Union and elsewhere to apply a quality control system. If everything goes to plan, this aim will be achieved by mid-2001. In addition, talks were held with industry in Belgium and Germany on the possibility of implementing GMP/HACCP principles in the animal feed industry in those countries. Good progress was made in the cooperation with Belgium in particular, which has opted for the Dutch system as the basis for its activities in this regard. Supervision and control Strengthening the Product Board s monitoring of compliance with quality regulations was a major focus in the first half of 2000, and the capacity of the inspection service was massively expanded. Plans were also adopted to improve reporting through computerisation, strengthening enforcement through disciplinary law and raising efficiency by seeking greater cooperation with government and industry inspection services in subsequent links of the chain. An Animal Feed Inspection Supervision and Advisory Committee was also installed, on which all interested parties in the production chain are represented.

7 Another key focus in the year under review was the structural involvement of the subsequent links in the animal production chain in the formation of the Product Board s policy. Positive experience had already been gained in this area with the steering committee for the Action plan for strengthening quality assurance in the animal feed sector, and this has now been realised by participation of producers of dairy products, eggs and meat in the newly installed Sector Committees and the Expert Committee for the Animal Feed Sector. GMO Genetically Modified Organisms (GMO) continued to be a major focus area in the year under review. Stemming the tide of GMO products is not a realistic option in the longer term. The Product Board takes the view that the consumer must be given freedom of choice between GMO foods and GMO-free foods. An exploratory study was carried out in the year under review into IP (Identity Preservation) systems, which is intended to form the basis for a GMO screening scheme for animal feeds. Social affairs On the social front, the research on exposure to endotoxins and the gathering of socio-economic indicators received wide attention. In addition, the Product Board remains committed to encouraging the training of employees (the most important production factor). Environment An important topic with regard to the environment was the programme to promote the sale of manure. This programme was initially due to conclude at the end of 2000. Based on an evaluation adopted at the beginning of the year, it was decided to extend the programme until 2004 and to enlarge it by incorporating the theme spatial planning, environment and technology. Work also continued on the setting up of a certification system for animal manure. Policy At the end of 2000 the executive committee published its policy plan for the next five years ( Beleidsplan PDV 2000-2005 ), which sets out the Product Board s course and tasks for the coming period. The core of the policy plan is formed by chain quality management, an information and knowledge centre for the animal feed sector, and communication. 2000 was a highly active year, following on from a turbulent 1999. It was also a year when it became clear that proactive and offensive action combined with transparency form the basis for efficient cooperation with other links in the overall production chain and with the government. The animal feed industry lies at the basis of the food chain for the consumer. Under the motto Feed for Food, the Product Board Animal Feed is therefore permanently engaged in optimising the quality policy of the animal feed industry, the cooperation throughout the chain and the communication within the chain and with other interested parties in the community.

8 Kwaliteitsbeleid Versterking kwaliteitsborging Naar aanleiding van de dioxinecrisis van 1999, heeft het diervoederbedrijfsleven een serie maatregelen genomen die ook in het verslagjaar 2000 onverminderd zijn doorgegaan. In juni 1999 heeft het bestuur van het productschap het Plan van aanpak versterking kwaliteitsborging diervoedersector vastgesteld. Dit plan van aanpak heeft tot doel het stelsel van normering, borging en controle & monitoring in de diervoedersector zodanig te versterken, dat het gewenste kwaliteitsniveau voor diervoeders, in relatie tot de veiligheid van de dierlijke producten voor de consument, afdoende gewaarborgd wordt. Gekozen is voor een betere borging van de gehele voederketen (inclusief voorliggende schakels van grondstoffenleveranciers) en het inbouwen van de HACCP-principes in de risicobeheersing. Daarnaast is besloten tot het opzetten van een Early Warning Systeem (EWS). De basis voor activiteiten ingevolge het plan van aanpak is risicoanalyse, die bestaat uit drie componenten: risicobeoordeling (risk assessment); risicobeheersing (risk management); communicatie (risk communication). Deze drie componenten maken integraal onderdeel uit van het plan van aanpak. Risicobeoordeling De uitvoering van een risicobeoordeling voor de verschillende voedermiddelenstromen op sectorniveau is een omvangrijke en complexe zaak. Er zijn vele, zeer diverse productstromen. Gekozen is voor een gefaseerde aanpak van risico-inventarisatie en beoordeling, waarbij ook is gezocht naar de beste werkwijze. In het verslagjaar zijn de volgende risico-inventarisaties en beoordelingen ter hand genomen dan wel afgerond: veevoedergrondstoffen voor de mengvoederindustrie; vochtrijke voedermiddelen, afkomstig uit een industrieel (levensmiddelen)proces, en foeragemiddelen; voedermiddelen op boerderijniveau (varkenshouderij). In eerste instantie (tot voorjaar 2000) hadden de deelprojecten meer het karakter van een risicoinventarisatie, waarbij de meest kritische productstromen en processtappen in beeld werden gebracht. Op basis daarvan werd gewerkt aan het opstellen van generieke beheersmaatregelen, zoals de GMP-code voedervetten en de GMP-code transport voedermiddelen. In de loop van de eerste helft van 2000 is steeds meer gekozen voor een systematische risicoanalyse van alle voedermiddelen volgens een uniforme aanpak, vastgelegd in de HACCP-handleiding diervoedersector (maart 2000). Deze aanpak kent de volgende stappen: het opstellen van een processchema voor de gehele voortbrengingsketen; het identificeren van gevaren bij elke processtap; risico-ranking door de vaststelling van het risico op basis van de aard van het gevaar (chemisch, fysisch of microbiologisch), de kans en de ernst van een gevaar op basis van een vastgesteld risicobeoordelingschema; het vaststellen van de aard van de beheersmaatregel (aandachtspunt of critical control point), op basis waarvan de beheersmaatregel vastgesteld dient te worden.

9 Hierbij worden schema s gebruikt die als volgt zijn ingedeeld: Processtap Gevaar Risico-ranking Categorie Kans Ernst Risico Aard van maatregel Referentie Deze op sectorniveau uitgevoerde risicoanalyse is om drie redenen relevant. 1 Het biedt de bedrijven een goede basis voor het uitvoeren van hun risicoanalyse in het kader van HACCP op bedrijfsniveau en voor het bevragen van hun toeleveranciers over het beheersen van de kritische punten in het voortbrengingsproces. 2 Het biedt de instanties die de verificatie-audits bij de bedrijven uitvoeren een handvat voor de beoordeling van het op HACCP gebaseerde kwaliteitssysteem. 3 De diervoederketen maakt op transparante wijze aan de stakeholders in de vervolgschakels van de dierlijke productieketen (voor een deel ook zelf toeleveranciers van voedermiddelen) duidelijk op welke wijze de kritische punten geïdentificeerd zijn en op basis van voortgaand onderzoek worden bijgesteld. De risico-inventarisatie en beoordeling van vochtrijke voedermiddelen heeft het gehele jaar gelopen, vanwege het grote aantal producten dat daarbij betrokken is. In het streven naar kwaliteitsbeheersing in de gehele diervoederketen is ook versterking van de kwaliteitsborging van voer op het veehouderijbedrijf wenselijk. In het verslagjaar is een deskstudie naar de microbiologische en biochemische risico s van voeders op het varkensbedrijf uitgevoerd. In vervolg daarop is een pilotproject gestart voor toetsing in de praktijk. Ook is, vooruitlopend op het eindresultaat, begonnen met het formuleren van een hygiënecode. Aan het einde van het verslagjaar is een soortgelijk project geformuleerd voor de melkveehouderijbedrijven. Overdrachtsonderzoek melkvee 2000 In het kader van de risicobeoordeling past ook het overdrachtsonderzoek van meticlorpindol in rundveebrok. In 2000 hebben ID Lelystad en Rikilt-DLO in opdracht van het productschap de tweede in een serie overdrachtsproeven bij melkvee uitgevoerd. De proef werd uitgevoerd met twee groepen (hoogproductieve en laagproductieve) dieren. De koeien kregen na een gewenningsperiode van twee weken gedurende twintig dagen de proefvoeders en daarna gedurende zeven dagen weer een blanco controlevoer. Tijdens de proefperiode kregen de koeien via het krachtvoer verschillende hoeveelheden meticlorpindol toegediend. De melk werd op verschillende momenten voor, tijdens en na de proefperiode bemonsterd voor meticlorpindolanalyse. Er blijkt een kwantitatieve relatie te bestaan tussen lage gehaltes meticlorpindol in het voer en in de melk bij zowel laag- als hoogproductieve koeien. Hoe meer meticlorpindol wordt toegediend, des te meer wordt ook in de melk teruggevonden. De overdracht lijkt zeer snel te gaan. Zodra gestopt wordt met het voeren van met meticlorpindol gecontamineerd voer, wordt ook in de melk niets meer teruggevonden. De resultaten van deze studie zullen verwerkt worden in de voorschriften met betrekking tot versleping van deze stof.

11 Risicobeheersing In het Plan van aanpak versterking kwaliteitsborging diervoedersector zijn met het oog op risicobeheersing de volgende subdoelstellingen vastgelegd: het versterken van het GMP-kwaliteitssysteem met het HACCP-concept in de schakels van de diervoedersector, van grondstoffenproducenten tot en met de gebruikers van diervoeders; het uitbouwen van het GMP-kwaliteitssysteem tot de gehele keten van productie van en handel in grondstoffen en enkelvoudige voedermiddelen in ieder bedrijf in deze keten; het herijken van het gewenste kwaliteitsniveau voor diervoeders en grondstoffen in relatie tot de (waarborging van de) veiligheid van de dierlijke producten voor de consument op basis van de uitgevoerde risicobeoordelingen; het versterken en waar nodig het verbeteren van de controle op (verificatie) en de handhaafbaarheid van wettelijke en kwaliteitsregelingen in de diervoederketen (zie ook bij Keuringsdienst Diervoedersector). Ook is in het plan van aanpak aangegeven dat als resultaat van de risico-inventarisaties en beoordelingen ondersteunende activiteiten verbeterd dan wel ingevoerd kunnen worden: het vaststellen van nieuwe randvoorwaarden voor de vorm, de invulling en het gebruik van de PDV-databank Ongewenste stoffen en producten om de effectiviteit te verhogen (monitoring); het ontwikkelen en opzetten van een Early Warning Systeem (EWS) in de (gehele) dierlijke productiesector voor mogelijke incidenten (EWS-voedermiddelen, EWS-transport enz.). Invoering HACCP-systeem in de diervoedersector Om het hoofd te bieden aan de vragen over de toereikendheid van het bestaande GMP-systeem, is in 1999 door TNO Voeding een quick scan uitgevoerd op volledigheid en adequaatheid in relatie tot de HACCP-principes. Een belangrijke conclusie was dat de toenmalige GMP-regeling een goede basis vormde om verder op voort te bouwen. GMP-maatregelen zijn voorwaarde voor het functioneren van een HACCP-systeem. De diervoedersector voldoet in zijn algemeenheid aan deze basisvoorwaarde. Op basis hiervan is in november 1999 het Implementatieplan GMP met HACCP-risicofactoren vastgesteld. De invoering van het HACCP-principe in de diervoedersector moet het realiseren van twee doelen bewerkstelligen: 1 betere aansluiting op andere kwaliteitssystemen in onder andere de voedingsmiddelenindustrie; 2 een betere beheersing van voederveiligheid - en daarmee voedselveiligheid - op basis van ondernemersverantwoordelijkheid. Dit implementatieplan bevatte ten eerste de ontwikkeling van een HACCP-handleiding diervoedersector, met behulp waarmee de bedrijven een risicoanalyse op bedrijfsniveau kunnen uitvoeren. De toegevoegde waarde van HACCP ten opzichte van de diervoederwetgeving en de reeds bestaande GMP-regeling - die meer repressieve mechanismen met generieke beheersmaatregelen zijn - is dat bedrijven hun eigen processen op een pro-actieve manier analyseren, bedrijfsspecifieke risico s en kritische punten identificeren en beheersmaatregelen treffen. De handleiding biedt in het bijzonder een praktisch stappenplan voor het opzetten van een HACCP-systeem, dat aansluit bij het GMP-systeem. Deze handleiding heeft bij deskundigen een goede ontvangst gekregen. Ten tweede bevatte het implementatieplan een opleidings- en trainingstraject om de bedrijven

12 behulpzaam te zijn bij de invoering van HACCP in hun bedrijfsvoering. Dit traject is uitgevoerd in de periode medio maart tot juli 2000. In totaal hebben circa 550 personen aan dit traject deelgenomen. Het programma is uitgevoerd onder auspiciën van het Informatie- en Kenniscentrum Diervoedersector (IKD). In de tweede helft van 2000 is het beschikbare lesmateriaal geïntegreerd in de reeds bestaande cursusproducten, die zijn afgestemd op de verschillende doelgroepen. Ten derde behelsde het eerdergenoemde implementatieplan de aanpassing van het GMP-kwaliteitssysteem op basis van de HACCP-principes door de bereiders van mengvoeders en de leveranciers van enkelvoudige voedermiddelen, alsmede door de bedrijven in de voedervettensector. De voorwaarde van HACCP is in juni 2000 opgenomen in de GMP-regeling diervoedersector, die in oktober 2000 is aangevuld met een aantal criteria op basis van de ervaringen uit het opleidings- en trainingstraject. Het streven was de HACCP-principes per 1 januari 2001 in de bedrijven te realiseren. In de loop van 2000 is de volgende planning gemaakt (in samenhang met de uitbreiding van de GMP-regeling): Planning erkenning bedrijven voor GMP (grondstoffen) en HACCP (mengvoeders en enkelvoudige voedermiddelen) Vetrecycling- Overige Grondstoffen- Mengvoeder- Enkelvoudige bedrijven voedervetten- leveranciers sector voederleveranciers middelen Systeem GMP HACCP GMP HACCP GMP HACCP HACCP Aantal bedrijven 6-8 6-8 ca. 75 ca. 75 50 300 250 1-1-2000 voorlopig - - - - - - 1-5-2000 definitief - - - - - - 1-3-2001 - definitief definitief - - - - 1-7-2001 definitief < 31-12-2001 - - - definitief definitief definitief Uitbreiding van de GMP-regeling naar de grondstoffenleveranciers - GMP-code voedervetten Op grond van de risicoanalyse van de voedervettensector is direct in september 1999 gestart met de ontwikkeling van een aanvullende GMP-code voor voedervetten, met het oog op het borgen van de kritische punten in het proces van transport, opslag, be- en verwerking van voedervetten en het realiseren van een sluitend registratiesysteem voor de traceerbaarheid van partijen vetstoffen. Deze aanvullende GMP-code is voor de vetrecyclingbedrijven in november 1999 en voor de overige vetbedrijven in januari 2000 vastgesteld. De implementatie verloopt volgens het hiervoor gegeven tijdschema en is voor de vetrecyclingbedrijven afgerond. Voor de overige vettenleveranciers en de vetinzamelaars is de implementatie volop in uitvoering en zal medio 2001 worden afgerond. Dit is ruimschoots voor de inwerkingtreding van de EU-regeling ter borging van de veiligheid van voedervetten (per 15 september 2001).

13 - Uitbreiding kwaliteitsborging naar grondstoffenketen Volgens het implementatieplan Uitbreiding GMP met HACCP-risicofactoren (november 1999) is in de eerste helft van 2000 de GMP-regeling uitgebouwd naar de toeleveranciers van de overige grondstoffen. Dit houdt in dat de GMP-erkende ondernemer uitsluitend voedermiddelen van leveranciers mag afnemen die gecertificeerd zijn, hetzij ingevolge de GMP-regeling diervoedersector, hetzij tenminste aantoonbaar gelijkwaardig (bijvoorbeeld ISO 9001/2 of HACCP). Hierbij dienen minimaal de relevante normen en condities ingevolge de GMP-regeling én eventuele beheersmaatregelen en controles afgeleid van een op HACCP gebaseerde analyse te zijn gerealiseerd. Indien de toeleverancier een akkerbouwer betreft, dient deze ten minste deel te nemen aan het Kwaliteitsprogramma Akkerbouw (KPA), waarbij hij zich contractueel jegens zijn afnemer verplicht heeft om de in de GMP-regeling opgenomen productkwaliteit te realiseren en de daarin opgenomen relevante beheersmaatregelen toe te passen. Indien de ondernemer van een leverancier in het buitenland afneemt die niet aan het voorgaande voldoet, dient de ondernemer op basis van contractuele afspraken aantoonbaar te maken welke kritische punten zich in het voortbrengingsproces voordoen en op welke wijze deze worden beheerst. Voorwaarde is dat tenminste één keer in de twee jaar bij de betreffende toeleverancier een verificatieaudit wordt uitgevoerd. Het productschap is gerechtigd tussentijdse audits uit te voeren en kan ook voorwaarden omtrent aard en onafhankelijkheid van deze verificatieaudits vaststellen. De doelstelling was dat de in Nederland gevestigde toeleveranciers van voedermiddelen per 1 oktober 2000 een GMP-erkenning zouden verwerven of anderszins een gelijkwaardige gecertificeerde waarborging konden bieden. Een groot aantal handelaren was reeds GMP-erkend, maar per 1 oktober zijn circa 35 nieuwe bedrijven gecertificeerd en daarnaast zijn nog ongeveer 25 bedrijven hard op weg om het certificaat te behalen. Voorts doet zich het fenomeen voor dat een aantal voedingsmiddelenbedrijven wel een kwaliteitssysteem (veelal HACCP) heeft, maar dat dit geen betrekking heeft op de reststromen die bestemming diervoeder krijgen. De verwachting is dat dit aantal in de komende maanden zal toenemen, omdat steeds meer bedrijven met eisen van hun afnemers worden geconfronteerd. Met deze bedrijven worden zodanige afspraken gemaakt, dat zij uiterlijk medio 2001 aan de voorwaarden voldoen. Alle GMP-erkende bedrijven zijn vastgelegd in een openbaar register. Daarnaast publiceert het productschap de gelijkwaardig gecertificeerde bedrijven (bijvoorbeeld ISO 9001/2 of HACCP), indien de certificerende instelling aan het productschap verklaart dat de voor diervoeding bestemde producten van het betreffende bedrijf (ook) geborgd worden, waarbij tenminste aan de relevante GMP-voorwaarden (met name beheersing kritische punten) wordt voldaan. Voor de in het buitenland gevestigde toeleveranciers geldt als voorwaarde, dat zij per 1 oktober 2000 een commitment zijn aangegaan om uiterlijk 1 juli 2001 te voldoen aan de hiervoor genoemde voorwaarden. In essentie komt het neer op het aantoonbaar beheersen van de kritische punten in het voortbrengingsproces. Het gaat hierbij zowel om toeleveranciers in EU-lidstaten zoals Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, als om toeleveranciers in derde landen (Noord- en Zuid-Amerika, het Verre Oosten). Naast de contacten die de bedrijven hierover met hun toeleveranciers hebben, heeft het productschap samen met de Koninklijke Vereniging Het Comité van Graanhandelaren verschillende ondersteunende missies naar een aantal landen binnen en buiten

14 de Europese Unie uitgevoerd. Hoewel dit proces langzaam verloopt, kan worden vastgesteld dat de noodzaak om veiligheidsgaranties te bieden wordt onderkend. In een aantal regio s kan worden aangesloten bij reeds van toepassing dan wel in ontwikkeling zijnde kwaliteitssystemen. In een aantal gevallen worden hiertoe voorbereidingen getroffen. Hoewel het proces zich in de goede richting ontwikkelt, is op basis van de huidige stand niet zeker dat alle buitenlandse leveranciers medio 2001 de vereiste garanties kunnen bieden. Om die reden zullen het productschap en het Comité van Graanhandelaren in de komende maanden met belanghebbende producentenorganisaties in de betreffende landen afspraken maken over inhoud, werkwijze en planning van de aldaar in ontwikkeling dan wel van toepassing zijnde kwaliteitssystemen, teneinde de voortgang in het proces te houden. In reactie op de Nederlandse GMP-code heeft COCERAL (Europese vereniging van grondstoffenproducenten/-handelaren) een code Good Trade Practice opgesteld voor de Europese grondstoffenhandel. Inmiddels zijn de eerste contacten gelegd om te komen tot afstemming over de Nederlandse GMP-voorwaarden voor grondstoffenhandel en de COCERAL-code, teneinde te komen tot één uniforme code voor de gehele Europese markt voor grondstoffenhandel. Van de hiervoor genoemde uitbreiding van de kwaliteitsborging naar de toeleveranciers van grondstoffen zijn de toevoegingsmiddelen vooralsnog uitgesloten. Dit om reden dat deze producten reeds gereguleerd zijn door de EG-richtlijnen 70/524/EEG (toevoegingsmiddelen) en 82/471/EEG (andere bepaalde producten). Met de betrokken branche is inmiddels afgesproken om uiterlijk medio 2001 deze producten onder de scope van de GMP-regeling te brengen, aangezien een groot aantal producenten van deze middelen reeds beschikt over een ISO-certificaat. Voor buitenlandse toeleveranciers geldt als voorwaarde dat periodiek een onafhankelijke verificatieaudit wordt uitgevoerd. In november 2000 heeft het productschap de randvoorwaarden voor de inspectieinstellingen die deze audits uitvoeren vastgesteld. Belangrijke kwalificatiecriteria voor de inspectieinstelling zijn: aantoonbare onafhankelijkheid en deskundigheid voor het onderwerp ( feed ) en de wijze van inspectie (audit). Tot eind 2003 kan dit worden aangetoond door een accreditatie op basis van EN 45004 voor de relevante inspectie (audit) en de deskundigheid op diervoederterrein. Voor de periode na 2003 heeft het productschap als voorwaarde gesteld dat de instelling geaccrediteerd dient te zijn voor certificering van producten en processen op basis van EN 45011 met HACCP-elementen of op basis van EN 45012. Het productschap sluit overeenkomsten met de betreffende instellingen. De inspectie-instellingen worden in een openbaar register opgenomen. In de planning is verder nog opgenomen dat in de loop van 2001 de GMP-regeling nu ingedeeld volgens ISO 9001:1988 wordt aangepast aan de nieuwe norm ISO 9001:2000. - Aanvullende GMP-beheersmaatregelen In vervolg op de horizontale risico-inventarisatie bij mengvoedergrondstoffen is eind 1999 gestart met het opstellen van generieke beheersmaatregelen voor de volgende kritische processtappen: teelt in verband met de vorming van mycotoxinen; kunstmatige droging met verbrandingsgassen; wisseltransport; verhitting met stoom en toepassing van procestechnische en technologische hulpstoffen.

Feed for Food: Kwaliteit en voedselveiligheid De visie van M.J. van Nunen RA, president-directeur Cerestar Benelux BV, Sas van Gent "Cerestar is met een marktaandeel van 28 procent marktleider in de zetmeelindustrie in de Europese Unie. Wij maken in Sas van Gent voor de voedingsmiddelenindustrie, de papierindustrie en de farmaceutische industrie zetmeel en derivaten uit maïs, tapioca en aardappelen. In totaal 564 verschillende producten. We verwerken jaarlijks één miljoen ton graan. Dat graan komt grotendeels uit het buitenland, vooral uit Frankrijk. Het wordt aangevoerd per trein, binnenschip en coaster. De eindproducten worden wereldwijd verwerkt onder andere in suikerwaren, bakkerij- en zuivelproducten, frisdranken, in bier, papier, karton en in farmaceutische producten. De bijproducten (maïs- en tarwegluten, etc.) gaan - als nat en droog product voornamelijk naar de diervoederindustrie, maar worden via de tussenhandel ook ongemengd aan varkenshouders geleverd. de allerstrengste eisen gehanteerd qua kwaliteitsborging. Wij hebben voor GMP+HACCP dan ook weinig aanpassingen in de fabriek hoeven te doen. Bij onze inkoopafdeling komen alleen maar gecontroleerde grondstoffen binnen. Deze moeten door de afdeling Quality Assurance zijn goedgekeurd. Wat wel is veranderd, is de analyse van de bijproducten. Dat is nu verplicht. Het is een extra rapportering. We deden die analyses trouwens al, maar net iets anders. Op salmonella bijvoorbeeld hoefde je vroeger nooit te analyseren. Het laboratorium moet nu bovendien een Labcode-erkenning hebben. Ook de periodieke rapportage aan het Productschap Diervoeder is nieuw. Zoiets bestaat zelfs niet eens voor de voedingsmiddelenindustrie. Diervoeding is welhaast belangrijker dan menselijke voeding, zo lijkt het wel. Wij leveren diervoeder af fabriek. Bij menselijke voeding wordt franco geleverd. Bij het transport van het diervoeder ligt de verantwoordelijkheid bij de afnemer. Op ons verzoek heeft een transportbedrijf dat voor ons veel veevoer in Nederland vervoert, zich dan ook gecertificeerd. Wij willen op geen enkele wijze in verband gebracht kunnen worden met affaires. Wij gaan daarom ook verder dan de HACCP-handleiding voorschrijft. We kijken bij het laden mee en sturen desnoods een vrachtwagen terug. Bij het vervoer van producten voor de voedingsmiddelenindustrie is dat heel normaal. Daar wordt een tankwagen al teruggestuurd bij een geurafwijking. Zo n geurafwijking krijg je bijvoorbeeld als er daarvoor fruitconcentraat mee is vervoerd. De kwaliteitscontroles kosten ons veel geld. Zo controleren wij de inkoop van maïszaad door onze maïsleveranciers om er zeker van te zijn dat er geen genetisch gemodificeerde maïs wordt geteeld. Al het graan wordt naar onze fabriek in Sas van Gent vervoerd in verzegelde en genummerde wagons die alleen door Cerestar worden gebruikt. Alleen zo kunnen we de garantie geven dat we geen GMO-maïs gebruiken. Door de discussies over GMO is tracking and tracing bij maïs in de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden. Dat is de positieve kant van het hele verhaal." Wij hebben geen enkele moeite om aan de nieuwe, strengere kwaliteitseisen van het Productschap Diervoeder te voldoen. Onze productieprocessen waren al voor voeding goedgekeurd. De diervoederproducten voldoen grotendeels aan dezelfde kwaliteitseisen als die voor rechtstreekse menselijke voeding. Bij de productie kijken grote internationale levensmiddelenconcerns en de farmaceutische industrie over onze schouders mee. In de farma-industrie worden Diervoeding lijkt wel belangrijker dan menselijke voeding

16 De ontwikkeling van de generieke beheersmaatregelen met betrekking tot directe, kunstmatige droging is eind 1999 ter hand genomen. Aanvankelijk leidde de meer globale aanpak niet tot het gewenste resultaat, waarna voor een meer gedetailleerde analyse van droogprocessen voor de verschillende producten is gekozen. Het doel is te komen tot een analyse van de kritische punten bij de verschillende directe droogprocessen en het vaststellen van de gewenste beheersmaatregelen op het gebied van brandstof en afstelling van de droogapparatuur. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de in de levensmiddelenindustrie aanwezige kennis. Zodra de resultaten beschikbaar zijn (derde kwartaal 2001), zullen deze worden opgenomen in de risicoanalyses (inclusief beheersmaatregelen) per voedermiddel. De ontwikkeling van generieke beheersmaatregelen op het gebied van teelt in verband met mycotoxine is eveneens eind 1999 ter hand genomen. Aanvankelijk is er vertraging opgetreden omdat onvoldoende specifieke gegevens beschikbaar waren voor de verschillende graanproducten naar herkomstgebieden. Daarom is besloten tot publicatie van de achtergronden van de mycotoxineproblematiek en het meenemen van de risico s en de noodzakelijke beheersmaatregelen in de verticale risicoanalyse van de graanproducten. Het bedoelde rapport geeft aan welke toxinen in de verschillende diervoedergrondstoffen voor kunnen komen, welke gehalten voor kunnen komen en welke beheersmaatregelen genomen kunnen worden. Daarnaast is een inschatting gemaakt van het effect van de verschillende maatregelen op de groei van de schimmels en de vorming van toxinen. Deze gegevens kunnen worden gebruikt voor de risicoanalyses die mengvoederbereiders in het kader van de HACCP-certificering (GMP + ) moeten uitvoeren. Reeds in juli 1999 is de aanvullende GMP-code transport voedermiddelen vastgesteld, die in eerste instantie gericht was op wegtransport. GMP-erkende ondernemingen dienden deze aanvullende GMP-voorwaarden voor transport uiterlijk 31 december 1999 in hun kwaliteitssysteem opgenomen te hebben. Hierbij dienden de transportondernemingen in het beroepsgoederenvervoer uiterlijk 31 december 2000 te beschikken over een gecertificeerd kwaliteitssysteem. De voorbereiding voor de certificering van deze bedrijven is in de loop van 2000 uitgewerkt in samenwerking met Transport en Logistiek Nederland, Koninklijk Nederlands Vervoer en de certificerende instellingen. Door de vertraging hierbij en de grote deelname is de uiterste ingangsdatum verschoven naar 1 april 2001. In de tweede helft van 1999 is de GMP-transportcode uitgebreid met de transportvormen zeevaart, binnenvaart en rail voor droge goederen, die in januari 2000 zijn vastgesteld. In de eerste helft van 2000 zijn deze voorwaarden ook afgestemd op vervoer van vloeibare voedermiddelen bij deze transportvormen. Deze uitbreiding van de GMP-transportcode is vastgesteld in oktober 2000. De implementatie van de borging van zeevaart-, binnenvaart- en railtransport is gekoppeld aan de implementatie van de kwaliteitsborging van de grondstoffen in het buitenland. Vanaf de tweede helft van 1999 tot medio 2000 is gewerkt aan de reinigings- en ontsmettingsmaatregelen (R&O-regime) voor het wegvervoer en de lijst van toegestane voorgaande ladingen. Door de complexiteit nam het meer tijd in beslag dat aanvankelijk was voorzien. Momenteel is voor de lijst van voorafgaande ladingen nog een risicobeoordeling voor dierlijke mest en kunstmest in uitvoering. Bij het opstellen van de HACCP-handleiding is de behoefte gebleken aan een nadere uitwerking van tracing en tracking in de diervoedersector. Doel van het project is het ontwikkelen van een systematiek en methode, met zowel administratieve als fysieke aspecten, die een zo nauwkeurig

17 mogelijke en snelle naspeurbaarheid van onregelmatigheden in partijen voeders en voedermiddelen mogelijk moet maken. Het project zal naar verwachting in januari 2001 starten en wordt uitgevoerd in samenwerking met de Belgische mengvoederindustrie. Voor de verhitting met stoom en de toepassing van procestechnische en technologische hulpstoffen is medio februari 2000 het initiatief genomen. Voor de verhitting met stoom is een generieke beheersmaatregel vastgesteld. Voor de toepassing van procestechnische en technologische hulpstoffen is een inventarisatie uitgevoerd naar de wijze waarop gerenommeerde bedrijven de veiligheid waarborgen. De hieruit voortvloeiende publicatie is een leidraad voor kopers van grondstoffen om hun toeleveranciers te bevragen over de kwaliteitsborging bij het gebruik van deze categorie producten. - Aanvullende beheersmaatregelen (met betrekking tot salmonella) in de pluimveehouderij Vanwege onvoldoende voortgang in de beheersing van salmonella in de sectoren pluimveevlees en eieren zijn in 2000 voorstellen geformuleerd voor versterking van de aanpak in de diverse schakels in de kolommen, inclusief de pluimveevoeders. Voor de pluimveevleessector heeft het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE), in verband met het niet behalen van de doelstellingen van het in 1997 gestarte Plan van aanpak Salmonella en Campylobacter binnen de met de overheid afgesproken termijn, in oktober 2000 een plan vastgesteld voor de doorstart van het plan van aanpak. Dit doorstartplan is opgesteld onder begeleiding van een stuurgroep, waarin ook de diervoedersector is vertegenwoordigd. Voor de eiersector had op 1 november 2000 de doelstelling van minder dan 5% Salmonella enteritidis (Se)/Salmonella typhimurium (St)-besmette koppels leghennen bereikt moeten zijn. Ook deze doelstelling, van het in 1998 gestarte Plan van aanpak preventie en bestrijding Salmonella in de eiersector, is niet gerealiseerd. De eiersector heeft zich eind 2000 beraden over vervolgscenario s op de bestaande aanpak. Voor de pluimveevleessector is de inhoud van de bestaande aanpak voor salmonella eind 2000 dus reeds op verschillende punten in de productiekolom - zo ook in de diervoedersector - versterkt. De diervoedersector heeft daarbij besloten tot de volgende aanscherpingen. In vleeskuikenvoeders wordt een maximale besmettingsincidentie van 0,4% nagestreefd; na een jaar (in 2001) zal worden geëvalueerd met het oog op een mogelijkheid tot verdere verlaging. Verscherping van de HACCP-aanpak in voedermiddelen. Doormelding van salmonella-uitslagen in voeders aan de pluimveehouders, mits overeenstemming tussen de mengvoedersector, de primaire sector en de slachterijen over de randvoorwaarden wordt verkregen, waarbij de resultaten van een nadere risico-efficiency-analyse leidend zullen zijn. Bij wijze van proef zullen gedurende het eerste halfjaar van 2001 alle meldingen van salmonellapositieve uitslagen in het pluimveevoer aan de Keuringsdienst Diervoedersector, worden doorgeleid aan een centraal punt bij het PPE. Deze uitslagen zullen centraal tesamen met de overige salmonellagegevens van de betreffende pluimveekoppels, tot en met die van de slachterij, in onderling verband bestudeerd worden. Zodra snelle onderzoeksmethoden gevalideerd en geaccepteerd zijn, zullen deze ingezet worden. In het geval binnen de bestaande monitoringsprogramma s een salmonellapositieve uitslag in het eindvoer gevonden wordt zal, in aanvulling op het onderzoek naar de mogelijke oorzaak, gedurende de eerstvolgende vier productiedagen dagelijks een monster eindvoer worden onderzocht.

18 GMP-erkende toeleveranciers van voedermiddelen zullen in 2001 volgens een vastgestelde frequentie de voedermiddelen moeten monitoren en alle salmonella-analyseresultaten moeten melden aan het productschap. Bij overeenstemming tussen de mengvoedersector en de toeleveranciers van voedermiddelen over de randvoorwaarden inzake doormelding en over de zinnigheid van maatregelen die mengvoederfabrikanten kunnen treffen, zal tevens doormelding van de analyse-uitslagen in voedermiddelen door de toeleveranciers aan de mengvoederfabrikanten plaatsvinden. Het Landbouw-Economisch Instituut (LEI) en het Rijks-Instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) zullen overigens een modelstudie uitvoeren naar de financiële effecten van aangescherpte maatregelen in de pluimveevleessector. Op basis van deze studie wordt een tijdpad geformuleerd waarbinnen de doelstellingen behaald moeten zijn. Deze studie zal begin 2001 zijn afgerond. Daarnaast zal er begin 2001 een risico-efficiency-analyse inzake salmonellabesmetting in pluimveevlees worden uitgevoerd. Beoogd wordt hiermee om (deels op basis van bestaande salmonella-analysegegevens) te onderzoeken of er op hoofdlijnen een verband is tussen salmonellaincidentie in (het voer in) de verschillende schakels in de pluimvee(vlees)kolom en in het eindproduct. Verder zullen in dit kader economische analyses worden uitgevoerd aangaande de schade van salmonella-incidentie in de diverse schakels in de keten, alsmede kosteneffectiviteitsanalyses van preventieve maatregelen. Ten behoeve van de eiersector zal begin 2001 een protocol worden opgesteld voor de melding van eventuele Salmonella enteritidis en/of typhimurium in het voer en het daaraan gekoppelde onderzoek in de desbetreffende mengvoederfabriek. Herijking van het gewenste kwaliteitsniveau In de achterliggende jaren zijn - aanvullend op de Europese normen - met ketenpartijen bovenwettelijke kwaliteitsnormen voor diervoeders afgesproken en in de GMP-regeling vastgelegd. Het plan van aanpak heeft als subdoelstelling het herijken van het gewenste kwaliteitsniveau voor diervoeders en grondstoffen in relatie tot de (waarborging van de) veiligheid van de mens (als consument van dierlijke producten), het dier en het milieu. Deze herijking dient gebaseerd te zijn op de uitgevoerde risicobeoordelingen. Sinds medio 1999 heeft het productschap de volgende aanvullende (voorzorgs)maatregelen met betrekking tot normering en productkwaliteit genomen:

19 Aard van de maatregel met betrekking tot het kwaliteitsniveau Maand Verbod op huishoudelijk frituurvet, op vetten die vrijkomen bij het schoonmaken van tankwagens en op putvetten afkomstig uit vetafscheiders die niet gescheiden van afvalwaterstromen opgevangen zijn, en op verschillende andere reststromen. Verbod op het gebruik van zoogdiermelen en pluimveevleesmeel in andere voeders dan voor herkauwers op productielijnen waar ook herkauwervoeders worden geproduceerd. Verbod op het gebruik van kaoliniet met dioxine als toevoegmiddel. Verbod op het gebruik van afvalwaterzuiveringsslib als grondstof. Een maximumgehalte voor dioxine in mengvoeders (met uitzondering van visvoeders). Norm voor salmonellabesmetting in enkelvoudige voedermiddelen voor pluimvee. Maximumgehalten aan PCB s in voedervetten en mengvoeders. Maximumgehalten aan vomytoxine (DON) in voedergranen, daarvan afgeleide producten en mengvoeders. 06-1999 08-1999 07-1999 07-1999 09-1999 10-1999 11-2000 10-1999 11-2000 10-1999 11-2000 12-1999 11-2000 Algemeen uitgangspunt is dat voedermiddelen van gezonde, deugdelijke en gebruikelijke handelskwaliteit dienen te zijn, en geen gevaar mogen opleveren voor de gezondheid van mens en dier (artikel 3:1 van Verordening PDV diervoeders 1998). Voor een aantal ongewenste stoffen en producten zijn reeds maximumgrenzen vastgesteld, veelal gebaseerd op incidenten in het verleden. Voor veel risicofactoren bestaan geen actie- en afkeurgrenzen. De praktijk leert dat het gewenst is voor relevante risicofactoren over actiegrenzen en normen te kunnen beschikken, teneinde te kunnen vaststellen of een voedermiddel gezond, veilig, deugdelijk en van gebruikelijke handelskwaliteit is. In februari 2000 is besloten tot een gestructureerde aanpak voor het opstellen van actie- en afkeurgrenzen voor kwaliteitsparameters, die uit de risicobeoordelingen als relevant voortvloeien en waarvoor nog geen wettelijke normen bestaan. Uitgangspunt is de gezondheid van mens en dier. Voor stoffen die via het dier overdraagbaar zijn naar dierlijke producten, worden de grenzen voor voedermiddelen afgeleid van de normen dan wel van ADI s (average daily intake) voor levensmiddelen en de overdracht door het dier. In een aantal gevallen zullen - vanwege te beperkt inzicht - voorlopige (actie)grenzen vastgesteld worden. Het streven is om de actie- en afkeurgrenzen op een eenduidige wijze wetenschappelijk te onderbouwen. Voor de uitvoering hiervan is een (permanente) kerngroep ingesteld met deskundigen van Rikilt-DLO, Wageningen Universiteit, RIVM, TNO en uit het bedrijfsleven. Waar mogelijk wordt aangesloten bij reeds lopende initiatieven. Als eerste is gestart met voedervetten, in aanvulling op de reeds vastgestelde dioxine- en PCBnormen. Dit heeft de nodige vertraging opgelopen doordat een survey-onderzoek op Europees niveau is gestart en er overleg gaande is tussen Nederland en België. De verwachting is dat dit in het eerste kwartaal van 2001 wordt afgerond. Voor de overige voedermiddelen wordt op basis van de risicobeoordelingen begin 2001 een programma opgesteld voor het ontwikkelen van actie- en afkeurgrenzen.