ONDERWIJSRAAD AAN. 's-gravenhage, voortgangsrapportages en drie projectplannen van ontwikkelingsprojecten. db/cr



Vergelijkbare documenten
ONDERWIJSRAAD, _ A1ÄMUAn. n,, v lo. 'F-GRAVENHAGE, 24 septenwr

ONDERWIJSRAAD. - 6 FEB. i985 AAN WOB. Advies niet-arr.bteiijke adviescommissie

de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, drs. G. van Leijenhorst, Postbus 25OOO, 27OO LZ Zoetermeer. Formatiebesluit IS0VS0

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

ONbERWUSRAAD 2 G HM Bijl«*«I bij notulen I98O-3. 's-gravenhage, O.R. UI/93516 LO

ONDERWIJSRAAD. 3 0 JüL VGRAVENHAGE, O.R. VI/182, 183, 184, 185 en I86. AAN

Onderwijsraad. 'SSlftiaftg: Wratollö/SA/T ^^ d.d. 31 maart 1993 vl/ak Onderwerp...,, Studierichting psychologie Rijksuniversiteit Limburg.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen dr. ir. J.M.M. Ritzen Postbus LZ Zoetermeer. 21 januari 1998.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Uw kenmerk VO/A d.d. 27 augustus 1996

^vïes nkt-ambtelijke adviescommissie

Advies niet-ambtelijke adviescommissie WOB. Onderwijsraad

Casus 14 Argumenten op tafel!

Tweede Kamer der Staten-Generaal

(op te stellen door kredietnemer in combinatie met het vaststellingsverzoek bij afronding/beëindiging van het project)

Bijlage I bij notulen Afd. 2B. Advies niet-ambteiijke adviescommissie. Nassaulaan JS 's-gravenhage Tel

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. Basisschool Cosmicus

VO/BOB 1998/ juli 1998

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Uitspraaknr De klacht. De feiten. De visie van partijen

ONDERWIJSRAAD <,. G RAVENHAGE, 2 2 OKT. 1986

Advies niet-ambtelijke adviescommissie

ONDERWIJSRAAD WC*,. GRAVE NHAGE. 26 SEP. 1986

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK DE VRIJE SCHOOL 'HOEKSCHE WAARD'

ONDERWIJSRAAD. Advies niet-ambîelijke adviescommissie

Advies niet-ambtelijke adviesçomm^iç WOB.

BESLUIT. 3. De Raad heeft wegens de hiervoor in randnummer 1 genoemde overtreding aan Bouwbedrijf P. Moll B.V. een boete opgelegd.

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK SAMSAM

Advies niet-ambtelijke adviescommii-,.. WOB.

Projectvoorstellen maken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. basisschool Frans Naerebout

UITKOMST ONDERZOEK VIVERE DEMOCRATISCH ONDERWIJS VOOR PRIMAIR ONDERWIJS TE ROTTERDAM

Rapport. Datum: 28 maart 2001 Rapportnummer: 2001/071

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK BASISSCHOOL ANNE FRANK

Commentaar van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid inzake leeftijdsgrenzen in wet- en regelgeving

Dit advies, gedateerd 3 april 2015, nr. W /l, bied ik U hierbij aan.

Adviescommissie voor. Vreemdelingenzaken. 1. Inhoud van het voorstel. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Protocol Herfstleerlingen

Stichting VHAN. Reglement Wetenschapscommissie

EXAMENBESLUIT HAVO/VWO

Partituur De Kindertuin Van Profiel naar Partituur voor De Kindertuin.

Eerste klankbordgroep-bijeenkomst: Denkdok

VERGADERREGLEMENT ONAFHANKELIJKE ADVIESCOMMIS- SIE PRAKTIJKTOEPASSING BRANDVEILIGHEIDSVOOR- SCHRIFTEN Versie 12 april 2010

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Risico A: De samenwerkingsdoelen worden niet / onvoldoende bereikt

Hieronder vindt u de reactie van de BSMR op het concept beleidsplan tegenprestatie.

Besluit van 18 mei 2009 houdende vaststelling van kerndoelen voor het speciaal onderwijs (Besluit kerndoelen WEC)

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Tussentijds kwaliteitsonderzoek bij. basisschool De Hoorn

ONTWERP-UITVOERINGSBESLUIT INTERIMWET ZIJ-INSTROOM LERAREN PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RAPPORT VAN BEVINDINGEN. Basisschool t Kwekkeveld

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Onderwijsraad. Nassaulaan JS 's-gravenhage Telefoon Telefax

Öt.% ONDERWIJSRAAD. 30 september Eerste Afdeling O.E. 229 H.O. Bericht op schrijven van 17 augustus 1966, D.G.W. I46776/I

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Advies over de evaluatie van de eindtermen en ontwikkelingsdoelen voor het basisonderwijs

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK ISLAMITISCHE BASISSCHOOL 'IKRA'

Klachtenregeling Vogel Bewind

D/W ONDERWIJSRAAD ZEVENDE AFDELING O.R. 53 W.V.O. 8 januari I970.

- 1 - De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

gemeente Eindhoven Oplegvel Raadsvoorstel Rekenkamerrapport "De burger als baas"

UITKOMST ONDERZOEK PARKENDAAL VOOR PRIMAIR ONDERWIJS TE APELDOORN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nassaulaan 6 en wetenschappen, Tel mevrouw drs. N.J. Ginjaar-Maas, Europaweg 4, 2727 SK Zoetermeer.

EXAMENPROGRAMMA S VMBO MAATSCHAPPIJLEER EN KUNSTVAKKEN I

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid AV/IR/2003/ Datum 10 maart 2003


1 s-gravenhage, 18 januari 1972.

ONDERWIJSRAAD WOB. VGRAVENHA G E, 23 APR. 1987

Ontwerp-Experimentenwet onderwijs. Zijne Excellentie de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, Nieuwe Uitleg 1, 's-gravenhage.

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

RAPPORT JAARLIJKS ONDERZOEK 'T IEMENSCHOER EN T KORHOEN, SCHOOL VOOR SO/VSO- ZML

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Advies niet-ambtelijke adviescomm.ss.o Vv'OB.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

College voor geschillen medezeggenschap defensie

LUMIAR VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

Passend Onderwijs voor de kinderen op school: samen met ouders en leerkracht

2 Vergaderjaar

Naar het oordeel van de Commissie is niet komen vast te staan dat er fouten zijn gemaakt bij het afnemen van toetsen bij de leerling.

Onderwerp : Voorstel tot het verstrekken van een krediet ten behoeve van de uitvoering van een plan van aanpak ten behoeve van de organisatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

LUMIAR VOOR PRIMAIR ONDERWIJS

Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Rapportage werkgroep schoolboeken algemene natuurwetenschappen

RAPPORT VAN BEVINDINGEN KWALITEITSONDERZOEK. : De Toermalijn. Onderzoeksnummer :

Algemeen Dagblad T.a.v. Postbus TC ROTTERDAM

Het kader voor de evaluatie van de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

ONDERWIJSRAAD. 2 6 FEB.i*885. A'dvïes niet-ambtelijke adviescomnissi« 's-gravenhage, 26 oktober 1984, DGVO 12943; ingekomen op 8 november 1984, AAN

Aan dtkv. 10 juni juni 2015

Transcriptie:

ONDERWIJSRAAD O.R. IH/961 17 LO Bericht op het schrijven van 26 februari 19Ö2; BO/VP 5316; ingekomen k maart 1982. Betreffende: voortgangsrapportages en projectplannen ontwikkelingsprojecten basisschool db/cr 's-gravenhage, Nassaulaan 6 25U JS 's-gravenhage de staatssecretaris van onderwijs en wetenschappen, Nieuwe Uitleg 1, 1 s-gravenhage. 19 AAN Bij bovenvermeld schrijven verzocht u de Derde Afdeling van de Onderwijsraad advies uit te brengen over tien voortgangsrapportages en drie projectplannen van ontwikkelingsprojecten basisschool. De voortgangsrapportages en projectplannen ontving de Afdeling eind januari/begin februari. De bijbehorende inspectie-adviezen volgden op 15 februari jongstleden. Op k maart daaropvolgend deed u haar ten slotte een overzicht van de beoordeling van de voortgangsrapportages en projectplannen toekomen. Uit de voortgangsrapportages krijgt de Afdeling in het algemeen de indruk dat er belangrijke verbeteringen in de scholen zijn aangebracht tijdens de uitvoering van het project. Het valt daarbij op dat in de lagere school, ook bij een gedifferentieerde aanpak, de uren-gesplitste, vakkengesplitste manier van werken organisatorisch uitgangspunt blijft. Een ander aspect, dat uit de meeste rapportages naar voren komt, is dat projectactiviteiten in de school zich in vrij sterke mate richten op overleg over algemene onderwerpen, op het samenstellen van "praatpapieren" en delen van schoolwerkplannen. Een nadelig gevolg is dat daardoor het verbeteren van de dagelijkse onderwijspraktijk, de gerichtheid op het functioneren in de eigen klas, tijdelijk op de achtergrond raakt. De Afdeling gaat er vanuit dat het belang van projecten vooral is gelegen in verandering van de klassepraktijk. Zij benadrukt dat schoolwerkplannen of andere overdraagbare produkten pas geschreven kunnen worden als eerst de verandering in de klassepraktijk ter hand is genomen. Belangrijke vragen in dit verband zijn dan onder andere waar men tot andere uitgangspunten voor de gehele school is gekomen en in welk opzicht men zich ontwikkeld heeft in het omgaan met kinderen. 1. voortgangsrapportages. 1.1. projecten eindtermen. Men gelieve bij het antwoord dagtekening en nummer von dit schrijven te vermeiden

. UI/96117 LO -2-1.1.1. Eindhoven (OR UI/96118 LO). De voortgangsrapportage geeft een beeld van een school die zich ontwikkeld heeft tot een goed lopende organisatie, waarin getracht wordt de activiteiten reëel te houden, in overeenstemming met de vernieuwingsbereidheid en vernieuwingsruimte van de onderwijsgevenden. De Afdeling heeft begrip voor het feit dat de geplande doelen niet zijn gehaald. Het verdient aanbeveling de school de gelegenheid te geven om de geplande produkten uiterlijk aan het eind van het schooljaar 1982/1983 op te leveren. Aangenomen mag worden dat men daarvoor de volledige faciliteiten nodig zal hebben. De Afdeling acht het noodzakelijk dat men zich in het volgend schooljaar geleidelijk voorbereidt op een interne organisatie die minder afhankelijk is van deze faciliteiten. De terugkeer naar een werksituatie zonder faciliteiten behoort naar haar mening in de planning voor het schooljaar 1982/1983 te worden opgenomen. (r Op grond van het voorgaande lijkt een zogenaamd "verlengd oogstjaar" de beste wijze van voortgang voor dit project. Een nieuwe projectperiode is minder gewenst, met name omdat het geboden vooruitzicht op produkten met betrekking tot eindtermen rekenen en wereldoriëntatie te vaag is, de invloed van het kleuteronderwijs onvoldoende duidelijk aanwezig is en het onderwijsinhoudelijke aspect slechts in zijn algemeenheid is belicht. 1.1.2. Rotterdam (OR UI/96119 LO). Evenals in het geval van het ontwikkelingsproject Eindhoven, getuigt de voortgangsrapportage van het ontwikkelingsproject Rotterdam van verbetering in de organisatie, vergeleken met de aanvang van het project. Binnen deze organisatie krijgen individuele onderwijsgevenden de kans om zich, door deelname aan werkgroepen, in onderwijs-inhoudelijk opzicht te specialiseren. De Afdeling had graag gezien dat de gunstige effecten daarvan nader waren toegelicht. De onderwijs-inhoudelijke veranderingen van de scholen lijken meer het karakter te hebben van verbetering dan van vernieuwing, met het accent op het invoeren van nieuwe methoden en het door het hele scholenkoppel heen stroomlijnen van de werkwijze daarmee. Een en ander is op niet onverdienstelijke wijze beschreven. Op zich is dit een positief te waarderen ontwikkeling van de scholen en alle direct betrokkenen. Waarschijnlijk levert het echter meer gegevens op over "eindtermen lager onderwijs" dan over "eindtermen basisonderwijs". Vanuit landelijk perspectief bezien is een wijze van voortzetting te prefereren, waarbij men de gelegenheid krijgt de voorgenomen projectplanning zo mogelijk af te ronden en de toegezegde produkten op te leveren. Evenals de inspecteur beschouwt de Afdeling 'Verlengde oogst' als vorm van voortgang van het project acceptabel.

Een nieuwe projectperiode is zeker niet gewenst, het bovenstaande in aanmerking genomen en gelet op het ontbreken van enige in de voortgangsrapportage duidelijk gemaakte invloed van de principes en werkwijzen van de kleuterschool op het gehele onderwijs aan vier- tot twaalfjarigen. 1.1.3. Veghel (OR Hl/96120 LO). Uit de voortgangsrapportage ontstaat een beeld van een organisatie, waarbinnen de betrokkenen zich intensief inzetten om de gestelde doelen te bereiken. Positief is ook dat men zich niet tracht te verschuilen achter de tegenslagen waarmee men geconfronteerd is, maar juist lering schijnt te hebben getrokken uit deze ervaringen. Dit geldt zeker voor wat betreft de verhouding tussen praktijkgericht en "papiergericht" werken en de positie ten opzichte van externe instanties en hun produkten (bij voorbeeld de Stichting voor de leerplanontwikkeling). Rekening houdend met bovenstaande opmerkingen lijkt een nieuw project een redelijke kans van slagen te hebben. Het is niet onwaarschijnlijk dat daarbij landelijk relevante gegevens naar voren komen. Ook het streven naar vervanging van het uren-gesplitste, vakken-gesplitste leerstofjaarklassensysteem door een meer op het kleuteronderwijs geïnspireerde manier van werken wijst in deze richting. Een probleem is echter dat de voor een nieuw project gestelde doelen slechts in zeer algemene bewoordingen zijn aangegeven. Om deze reden is het voor de Afdeling moeilijk te beoordelen of een nieuwe inspanning van het team het best in de vorm van een nieuw ontwikkelingsproject kan plaatsvinden. 1.2. projecten eigen thema. 1.2.1. Bergen (OR Hl/96121 LO). De voortgangsrapportage maakt op de Afdeling een gunstiger indruk dan het projectplan: aan een aantal, door de Afdeling in haar advies met betrekking tot het projectplan gesignaleerde bezwaren, is in de voortgangsrapportage tegemoet gekomen. Nog steeds geldt echter als bezwaar dat het probleem van de "kleuterschool" onvoldoende uit de verf is gekomen. In het bijzonder het feit dat de medewerkers aan het project kritisch staan ten aanzien van hun eigen activiteiten geeft vertrouwen in een eventuele voortgang van het project. Dit dient volgens de Afdeling te geschieden in de vorm van "verlengde oogst". Een argument om geen nieuw project toe te kennen is dat de scholen weinig nieuws te bieden hebben: veel van de op deze scholen ondernomen activiteiten kunnen gezien worden als normale hervormingen op moderne scholen. Na afloop van een "verlengd oogstjaar" kunnen de scholen zonder extra faciliteiten voortgaan op de ingeslagen weg,

-U- Terzijde merkt de Afdeling nog op, dat zij gaarne kennis zou nemen van de in het inspectie-advies vermelde brochure, waarin het proces, de resultaten en de materialen van de projectperiode zijn beschreven. 1.2.2. Delft (OR UI/96122 LO). Het constante streven van de medewerkers aan het project om de geplande doelstellingen en de daarop betrekking hebbende activiteiten te bereiken waardeert de Afdeling. Blijkens de voortgangsrapportage wordt hier op gedegen wijze aan gewerkt. In grote lijnen kan de Afdeling zich aansluiten bij het in het uitvoerige inspectie-advies naar voren gebrachte commentaar ter zake van de voortgangsrapportage. Zij geeft u in overweging de betrokken scholen ten minste een "verlengd oogstjaar" toe te staan. 1.2.3. Hengelo (OR UI/96123 LO). Zonder tekort te willen doen aan de vele activiteiten die in het kader van het project zijn verricht, is de Afdeling, evenals de inspecteur, de opvatting toegedaan dat men zich aan de breed opgezette projectdoelstellingen enigszins "vertild" heeft. Ook de overige opmerkingen in het inspectie-advies onderschrijft zij. De Afdeling meent dat een "verlengd oogstjaar" te verkiezen is boven een nieuwe projectperiode. Zij betwijfelt of het team in staat is een beperking in de hoeveelheid activiteiten aan te brengen en de grote lijnen van een project in het oog te houden. 1.3. projecten educatieve achterstanden. 1.3.1. Epe (OR III/9612U LO). De in de voortgangsrapportage gegeven uitwerking van de gestelde doelen komt de Afdeling realistisch voor. Een en ander is daarbij op eerlijke en eenvoudige wijze weergegeven. De Afdeling ziet geen aanleiding af te wijken van het inspectie-advies, waarin gevraagd wordt een "verlengd oogstjaar" toe te staan. Terloops vraagt zij nog aandacht voor een organisatorisch probleem, genoemd onder 2.k. van de voortgangsrapportage. Met verwijzing naar hetgeen hieromtrent staat gesteld op blz. 8 van de voortgangsrapportage, dient volgens haar te worden nagegaan in hoeverre het niet volledig invullen van de extra begeleidings-faciliteiten van invloed kan zijn op het realiseren van de doelstellingen van het onderhavige project. 1.3.2. Tilburg (OR UI/96125 LO). Naar het oordeel van de Afdeling is het zeker voor

-5- een project dat als thema "educatieve achterstanden" heeft en bovendien uitgevoerd wordt door een scholenkoppel voor Daltononderwijs, nuttig de relatie met de ouders helderder uiteen te zetten. Verwezen zij in dit verband naar het onderzoek van de Katholieke Hogeschool Tilburg en de GECN-cursus (zie 5-7-). Overigens lijken de verwachtingen van het team de mogelijkheden van de ouders te boven te gaan. Aan de ene kant wordt melding gemaakt van het tot stand komen van een nauwere betrokkenheid van ouders bij het onderwij sgebeuren doordat zij zijn gaan meedenken over de opzet en inhoud van de tot stand gekomen buurtgerichte projecten (zie 5-1.)> terwijl aan de andere kant onder 8.1. wordt gesteld dat ouders wel bereid zijn tot kritische beoordeling van aan hen voorgelegde schoolwerkplanonderdelen, doch zich zelf onvoldoende deskundig achten om in een eerder stadium een inhoudelijke inbreng te hebben. De vraag rijst wat dan onder "meedenken" moet worden verstaan. De Afdeling adviseert de inspecteur in zijn advies te volgen en een "verlengd oogstjaar" toe te staan, op voorwaarde dat deze voortgang van het project meer in overeenstemming met het thema wordt gebracht. Het argument van het team om geen nieuwe projectperiode aan te vragen (het betreft hier een school die geleidelijk wordt afgebouwd) acht zij juist. I.U. projecten kleine scholen. 1.1+.1. Haarlem (OR UI/96126 LO). Verhelderend in deze voortgangsrapportage is de beknopte weergave per school aangaande de realisatie van de onderwijsdoelen van de nieuwe basisschool door de deelnemende teams. Ook de leerervaringen worden toegelicht. De Afdeling waardeert de overzichtelijke wijze waarop wordt aangegeven welke activiteiten reeds zijn voltooid en welke de vraag naar een verlengde oogst moeten rechtvaardigen. Hoewel men al geruime tijd bezig is aan projectactiviteiten en de betekenis voor de plaatselijke/landelijke situatie nog gering is, hecht zij toch waarde aan een beschrijving van de resultaten van de organisatie van de onderwij s verandering, met name de belemmerende en bevorderende factoren die daarbij een rol hebben gespeeld. In een eventueel toe te kennen 'Verlengd oogstjaar" moeten de tijdens de projectperiode opgedane ervaringen, die volgens hoofdstuk 10 landelijk interessant kunnen zijn, ter beschikking komen. 1.1».2. Hurwenen (OR UI/96127 LO). Het rendement van extra faciliteiten moet naar de opvatting van de Afdeling meer gericht zijn op inhoudelijke vernieuwingen dan op zaken als genoemd onder 2.5-3. van de voortgangsrapportage. Het leren vergaderen, het uitwisselen van ervaringen omtrent de gang van zaken binnen de groepen, e.d., zijn

-6- verworvenheden die bij elk schoolteam aanwezig moeten worden geacht. Wanneer dit dan ook de enige resultaten van het project zouden blijken te zijn, dan waren volgens de Afdeling de faciliteiten onvoldoende benut. De voortgangsrapportage toont evenwel aan, dat er zeer veel, naar men mag aannemen ook voor andere scholen bruikbaar, materiaal wordt opgeleverd. In dit verband is de zogenaamde "Creatieve Middag" vermeldenswaard; de relatie daarvan met de rest van het onderwijs verdient echter nauwkeuriger aandacht. De problematiek van de kleine scholen, in het bijzonder een antwoord op de vraag wat exact onder de problematiek van de kleine scholen verstaan moet worden, acht de Afdeling uit de voortgangsrapportage onvoldoende naar voren komen. Gezien de vele praktische opbrengsten van het project sluit de Afdeling zich aan bij het zeer positieve inspectieadvies. 2. projectplannen. 2.1. projecten buitengewoon onderwijs/basisonderwijs. 2.1.1. Breda (OR Hl/96133 LO). In het projectplan is veel aandacht besteed aan een duidelijke weergave van de in het kader van het project voorgenomen activiteiten. De uitgangspositie van de deelnemende scholen is echter niet zodanig, dat men de ontwikkelingen met vertrouwen tegemoet kan zien. Zo begrijpt de Afdeling uit het projectplan onder meer dat de betrokken scholen nog niet veel hebben bereikt op het gebied van vakkenintegratie, wereldoriëntatie, documentatiecentrum, vernieuwing van het rekenonderwijs, expressievakken, enz. Als met dergelijke zaken in de scholen nog zo weinig vorderingen zijn gemaakt, dan betwijfelt de Afdeling of men in staat is meer ingrijpende activiteiten, als in het projectplan beschreven, ten uitvoer te brengen. De voorliggende beschrijving en planning van activiteiten (zoals het vastleggen van observaties in leerlingendossiers, het aanleggen van een "doeboek" voor leerkrachten) - de tijdsplanning geeft overigens een nogal vage indeling - lijkt hoofdzakelijk van theoretischadministratieve aard. De Afdeling veronderstelt dat de leerkrachten door genoemde activiteiten wel in hun denken, en misschien ook in hun handelen, worden beïnvloed, maar concreet wordt vooral het laatstgenoemde punt niet geëxpliceerd. Een zeer belangrijk bezwaar van dit naar het oordeel van de Afdeling te theoretische projectplan is dat de beoogde gevolgen van de activiteiten voor de leerlingen nagenoeg ontbreken. De Afdeling concludeert met het positieve advies van de inspecteur van het kleuter- en lager onderwijs (het advies van de inspecteur van het buitengewoon onderwijs is bij de stukken niet aangetroffen) in te stemmen, met de kanttekening dat