AARD, OMVANG EN MOBILITEIT VAN PROBLEMATISCHE HARDDRUGSGEBRUIKERS IN ROTTERDAM. Harddrugsgebruikers geregistreerd. S. Biesma. J. Snippe. B.



Vergelijkbare documenten
AARD, OMVANG EN MOBILITEIT VAN PROBLEMATISCHE HARDDRUGSGEBRUIKERS IN ROTTERDAM. Harddrugsgebruikers geregistreerd. S. Biesma. J. Snippe. B.

Monitor daklozen en harddrugsverslaafden. Apeldoorn M. van Zwieten. S. Biesma. B. Bieleman. metingen

Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2006

Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2008

trntrtrtr V td L O\'ERLASTMETINGEN IN DE GRAVII\TNESTEEG EN OMGEVING

Monitor dak- en thuislozen en verslaafden Apeldoorn 2006

Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2005

Monitor daklozen en harddrugsverslaafden. Apeldoorn M. van Zwieten. S. Biesma. B. Bieleman. metingen

5. CONCLUSIES ONDERZOEK

Monitor begeleid wonen Twente 2012

Drugsgebruik in Oldenzaal

EVALUATIE ADVIES- EN STEUNPUNT HUISELIJK GEWELD FRYSLÂN 2008

Monitor 2009 Veelplegers Twente

4. SLOTBESCHOUWING. 4.1 Omvang

Monitor 2010 Veelplegers Twente

Gooische daklozen. S. Biesma. R. van der Stoep. R. Nijkamp. B. Bieleman. Aard en omvang daklozen Gooi en Vechtstreek

Monitor 2007 Veelplegers Twente

METINGEN 2014, 2015 EN Monitor opvang Enschede. A. Kruize. B. Bieleman

Monitorverslaafdenen daklozenenschede2007. Metingen2001,2002,2003, 2004,2005en2006

Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2009

Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2008

Monitor 2009 Huiselijk geweld Twente

Sint Jansstraat 2C Goudsesingel 184 Telefoon Telefoon Fax Fax

Monitor verslaafden en daklozen Enschede 2009

Monitor 2006 veelplegers Twente

Onderzoek Pilotprojecten campussen

Monitor begeleid wonen en bemoeizorg Enschede 2011

Monitor Regionaal Kompas Oost-Veluwe

Monitor begeleid wonen en bemoeizorg Twente 2013

Inventarisatie overlast uitgaanscentrum Vlaardingen

Monitor 2013 Veelplegers Twente

Coffeeshops in Nederland 2007

METINGEN 2014 EN Monitor opvang Enschede. A. Kruize. B. Bieleman

2007 WODC, ministerie van Justitie / St. INTRAVAL. Postadres: Postbus BT Groningen info@intraval.nl

Sociale Zaken en Werkgelegenheid gemeente Rotterdam

Evaluatie gratis openbaar vervoer 65+-ers Rotterdam

Molèster riba kaya. B. Bieleman. R. Nijkamp. S. Biesma. Inventarisatie overlastgevenden Groot Willemstad

Monitor Huisuitzettingen en preventie Twente 2012

COFFEESHOPBEZOEKERS IN VENLO 2009 TELLINGEN EN ENQUÊTE COFFEESHOPBEZOEKERS VENLO

Monitor naleving rookvrije werkplek 2006

Monitor dakloosheid en chronische verslavingsproblematiek. Enschede A. Kruize. S. Biesma. B. Bieleman METINGEN 2004 TOT EN MET 2010

Aandeel van de meest frequent vervolgde daders in de strafzaken van

St. Jansstraat 2C Goudsesingel 184 Telefoon Telefoon Fax Fax

FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner

Monitor dakloosheid en chronische verslavingsproblematiek

Monitor 2005 veelplegers Twente

FLEVOMONITOR 2006 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Susan Place, Marije Wouters & Dirk J. Korf

Monitor. alcohol en middelen

Behoefteonderzoek. Woonvoorziening kwetsbare personen Hengelo. A. Kruize S. Biesma B. Bieleman

2011 Veelplegers Twente

5. CONCLUSIES. 5.1 Overlast

9. SAMENVATTING EN CONCLUSIES

Coffeeshops in Nederland 2009

Omvang problematische harddrugsgebruikers Rotterdam S. Biesma. A. Kruize. B. Bieleman

Gedwongen opname en verslaving Dr Anne Van Duyse - De Sleutel en PC Sint Jan Baptist

Flevomonitor Annemieke Benschop & Dirk J Korf. Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Bonger Reeks

Monitor Huisuitzettingen en preventie Twente 2016

Inventarisatie shisha lounges 2015

Monitor Huisuitzettingen en preventie Twente 2014

Samenvatting Jeugdinterventieprogramma: Nieuwe Perspectieven (NP) Lotte Loef

Voorkomen incidenten Evaluatie rol supportersproject Groningen bij incidenten

Een stap verder in forensische en intensieve zorg

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht

Samenvatting. Onderzoeksvragen

Onderzoek Kooppogingen alcohol door jongeren

Monitor Regionaal Kompas Oost-Veluwe

Onderzoek kopen tabak door jongeren

Monitor dakloosheid en chronische verslavingsproblematiek Enschede 2014

Monitor Regionaal Kompas Oost-Veluwe 2012

Doelgroepen Stedelijk Kompas. Inventarisatie regio Nijmegen en Rivierenland

Samenvatting en conclusies

FLEVOMONITOR 2007 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Marije Wouters & Dirk J. Korf

MIDDELENGERELATEERDE en VERSLAVINGSSTOORNISSEN. Dr. Marie-Catherine Monté en Dr. Marieke Waignein

Profiel van daklozen in de vier grote. steden. Omz, UMC St Radboud Nijmegen. IVO, Rotterdam. Jorien van der Laan Sandra Boersma Judith Wolf

Inhoudsopgave Beginpagina...1 Vragenlijst...2 Afsluitende pagina...8

Inhoudsopgave Beginpagina...1 Vragenlijst...2 Afsluitende pagina...7

Overijsselse dak- en thuislozenmonitor 2010

Leefsituatie en hulpbehoefte daklozen en GGZ-cliënten Drechtsteden

Monitor Regionaal Kompas Oost-Veluwe

Levendige straten. Y. Seyah. J. Oude Groeniger. E. Yazgili. A. Roorda. W. Boersma. M. Spijker. R. Bottema. M. Pijpker. K. Offringa

Problematiek en hulpvragen van stelselmatige daders

Monitor Regionaal Kompas Oost-Veluwe

Bemoeizorg. mensenkennis. Assertieve psychiatrische hulp aan zorgmijders. post-hbo opleiding

IrisZorg. verslavingszorg. en maatschappelijke opvang. dicht bij mensen, ver in zorg

Monitor verplaatsing coffeeshop Amsterdam-Oost

ENQUÊTE GEBRUIK OPENBAAR VERVOER GROTE MARKT EN A-KERKHOF

Bijlage 1. Afwegingskader ZRM Wonen en zorg

Aanmeldformulier Meldpunt Zorg en Overlast / Steunpunt Huiselijk Geweld

BELEIDSREGEL BR/CU-7013

SAMENVATTING. Inleiding

Formulier voor het beoordelen van de kwaliteit van een systematische review. Behorend bij: Evidence-based logopedie, hoofdstuk 2

B&W. Advies. Noodopvang en woningen bijzondere doelgroepen. Zoetermeer steeds ondernemend. \u,/.,;/ 9P..\9\.\ Zocx C?.3-.l.l.--2:c.

Monitor Huisuitzettingen en preventie Twente 2013

monitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n)

Samenvatting. Achtergrond, doel en onderzoeksvragen

BZ11A. Bemoeizorg. post-hbo opleiding. Assertieve psychiatrische hulp aan zorgmijders. mensenkennis

Leeswijzer Psychiatrisch Casusregister tabellen

Overlast park Lepelenburg

Monitor dak- en thuislozen en verslaafden Apeldoorn 2006

Monitor 2015 Huiselijk geweld Twente

Transcriptie:

AARD, OMVANG EN MOBILITEIT VAN PROBLEMATISCHE HARDDRUGSGEBRUIKERS IN ROTTERDAM Harddrugsgebruikers geregistreerd S. Biesma J. Snippe B. Bieleman

Harddrugsgebruikers geregistreerd Aard, omvang en mobiliteit van problematische harddrugsgebruikers in Rotterdam

COLOFON St. INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail info@intraval.nl www.intraval.nl Kantoor Groningen: Kantoor Rotterdam: St. Jansstraat 2C Goudsesingel 184 Telefoon 050-313 40 52 Telefoon 010-425 92 12 Fax 050-312 75 26 Fax 010-476 83 76 December 2004 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of anderszins, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Tekst: drs. S. Biesma, drs. J. Snippe, drs. B. Bieleman Opmaak: P. Goeree Omslag: E. Cusiel Druk: Drukkerij de Bie Bindwerk: Binderij Steen Opdrachtgever: Gemeente Rotterdam - Programmabureau Veilig, Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gemeentelijke Gezondheidsdienst Rotterdam en omstreken ISBN 90 77115 56 0

VOORWOORD Het Programmabureau Veilig heeft, samen met de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Rotterdam e.o., behoefte aan meer inzicht in de aard en omvang van de problematische harddrugsgebruikers binnen de gemeente. Deze informatie is nodig in het kader van het zogenoemde Vijfjarenprogramma Versterking Veiligheid Rotterdam. De opdracht voor onderzoek hiernaar is verstrekt aan onderzoeks- en adviesbureau INTRAVAL en het IVO. INTRAVAL en IVO hebben beide een lange historie van onderzoek op het gebied van harddruggebruik. De bureaus zijn voor dit onderzoek een samenwerkingsverband aangegaan, omdat een gezamenlijke uitvoering van het onderzoek de mogelijkheid biedt om gebruik te maken van elkaars expertise en daarmee leidt tot een kwalitatief beter resultaat. Daarbij hebben beide bureaus andere databronnen en methoden gebruikt om tot een gezamenlijke beantwoording van de hoofdvraag van het onderzoek te komen. INTRAVAL heeft zich met name gericht op de definiëring van de doelgroep, het verzamelen van registratiegegevens, de omvangschatting van de doelgroep en het in kaart brengen van de aanwezige en gewenste voorzieningen voor de doelgroep. Het IVO heeft de leden van de doelgroep zelf bevraagd en secundaire analyses uitgevoerd op het Drugs Monitoring Systeem (DMS), waarbij de nadruk heeft gelegen op de hulpbehoefte en mobiliteit van de doelgroep. Het INTRAVAL onderzoek is uitgevoerd door de (senior)onderzoekers Sasja Biesma, Annelies Kruize, Carin Ogier en Jacco Snippe onder verantwoordelijkheid van Bert Bieleman. Verder hebben Maarten Hoorn en Harm Naayer meegewerkt aan het analyseren van de ontvangen informatie. Vanaf deze plaats willen wij de begeleidingscommissie, bestaande uit Christl van Gerven, Renée Henskens en Marjolein Keverling (voorzitter), bedanken voor hun bijdrage. Verder willen wij de medewerkers van de diverse instellingen en voorzieningen in Rotterdam bedanken voor het verschaffen van de benodigde informatie en registratiegegevens. Ook de deelnemers aan de expertmeeting en de sleutelinformanten danken wij voor het scheppen van de voorwaarden waaronder het onderzoek kon plaatsvinden en het leveren van bruikbare input. Ten slotte danken wij de collega's Ankie Lempens, Nicole Maalsté en Dike van de Mheen van het IVO voor de prettige en vruchtbare samenwerking tijdens dit gezamenlijke onderzoek. Namens INTRAVAL, B. Bieleman Groningen-Rotterdam S. Biesma December 2004

INHOUDSOPGAVE Pagina Samenvatting I Hoofdstuk 1 Inleiding 1 1.1 Achtergrond 1 1.2 Onderzoeksvragen 4 1.3 Opzet 5 1.4 Leeswijzer 9 Hoofdstuk 2 Definiëring 11 2.1 Raakvlakken 11 2.2 Relevante aspecten 17 2.3 Definitie 21 Hoofdstuk 3 Omvang 23 3.1 Aantallen 23 3.2 Registratiegegevens 28 3.3 Kenmerken 31 Hoofdstuk 4 Sociale kaart 33 4.1 Instellingen 33 4.2 Voorzieningen 33 4.3 Overlastlocaties 41 4.4 Woonadres 45 Hoofdstuk 5 Conclusies 47 5.1 Definitie 47 5.2 Omvang en verdeling 48 5.3 Aard 53 5.4 Zorgbehoefte en mobiliteit 55 5.5 Ten slotte 56 Literatuur 59 Bijlage Beschrijving registraties 63

SAMENVATTING In opdracht van de gemeente Rotterdam is de aard, omvang, hulpbehoefte en mobiliteit van de groep problematische harddrugsgebruikers onderzocht. Hiertoe heeft een literatuurstudie plaatsgevonden, zijn zogenoemde sleutelinformanten geïnterviewd en zijn registratiegegevens van de bij deze doelgroep betrokken organisaties en instellingen opgevraagd en geanalyseerd. Ten slotte hebben interviews plaatsgevonden met leden van de doelgroep zelf. Het onderzoek is uitgevoerd door onderzoeks- en adviesbureau INTRAVAL en het Instituut voor onderzoek naar Leefwijzen en Verslaving (IVO). Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van het vijfjarenprogramma Versterking Veiligheid Rotterdam. INTRAVAL heeft zich binnen de onderzoeksopdracht met name gericht op het vaststellen van de definitie, de omvang en het aanbod voor de doelgroep, terwijl het IVO de problematische harddrugsgebruikers heeft bevraagd naar hulpbehoefte en mobiliteit. Van dit laatste onderdeel is separaat verslag gedaan (Lempens e.a. 2004). Definitie Aan de hand van beschrijvingen in de bestaande literatuur en een bijeenkomst met experts is de volgende definitie van problematische harddrugsgebruikers vastgesteld. Problematische harddrugsgebruikers zijn personen die in ieder geval: sinds minimaal een jaar (bijna) dagelijks (in de voorafgaande maand drie dagen of vaker per week 1 ) harddrugs (opiaten, cocaïne, amfetaminen en dergelijke) gebruiken. En daarnaast één of meer van de volgende kenmerken vertonen: criminele activiteiten ondernemen om aan geld te komen en daardoor eventueel in aanraking komen met politie/justitie; een psychiatrisch ziektebeeld hebben (As I en/of As II DSM- IV); een overlastgevende levensstijl vertonen (overtredingen van de APV-bepalingen); 1 Hiermee worden in ieder geval de zogenoemde weekend-gebruikers buiten de doelgroep gehouden. Samenvatting I

niet over een eigen woonruimte beschikken of ondanks de beschikking over een eigen woonruimte veelvuldig op straat verblijven. Omvangschattingen Bij de hulpverlening, de maatschappelijke opvang en de politie in Rotterdam zijn in 2003 minimaal 4.168 'unieke' harddrugsgebruikers bekend (zie tabel 1). Hiervan behoren 2.613 tot de problematische harddrugsgebruikers. Op basis van deze geregistreerde harddrugsgebruikers wordt de omvang van de harddrugsgebruikers in 2003 op zo'n 5.000 geschat, terwijl de groep problematische harddrugsgebruikers wordt geschat op zo'n 3.000. Dit betekent dat bijna twee derde van de harddrugsgebruikers tot de problematische groep kan worden gerekend. Tabel 1 Minimumaantallen en schattingen omvang harddrugsgebruikers en problematische harddrugsgebruikers Rotterdam (2003) Minimum Omvangschatting Harddrugsgebruikers 4.168 5.051 Problematische harddrugsgebruikers 2.613 3.069 Opiaatgebruikers Naast de harddrugsgebruikers en problematische harddrugsgebruikers is eveneens gekeken naar het aantal opiaatgebruikers. Door van twee (HKS politie en DeltaBouman) in plaats van meerdere bestanden gebruik te maken zijn vergelijkingen met metingen uit eind jaren 80, begin jaren 90 mogelijk. Wanneer dezelfde methode wordt toegepast als destijds dan blijkt dat de omvang van de opiaatgebruikers is toegenomen van zo'n 4.400 naar zo'n 5.400 (tabel 2). De minimumaantallen opiaatgebruikers zijn overigens nauwelijks veranderd tussen 1990 en 2003. Tabel 2 Minimumaantallen en schattingen omvang opiaatgebruikers Rotterdam (1990 en 2003) Minimum Omvangschatting Opiaatgebruikers 2003 2.570 5.392 Opiaatgebruikers 1990 2.540 4.402 Aanbod Rotterdam kent een aantal grote en bekende instellingen die hulp of begeleiding bieden aan (problematische) harddrugsgebruikers. Het II INTRAVAL - Harddrugsgebruikers geregistreerd

gaat om DeltaBouman, de drang- en dwangvariant van de Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV), het Leger des Heils, het Centrum voor Dienstverlening en de Pauluskerk. Daarnaast kent Rotterdam een uitzendbureau voor harddrugsgebruikers: Top Score. Enerzijds betreft het instellingen die directe hulp bij verslavingsproblemen bieden. Anderzijds gaat het om instellingen waarbij de verslavingsproblematiek een min of meer indirecte aanleiding is voor de geboden hulp of begeleiding. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval wanneer een persoon als gevolg van zijn harddrugsverslaving dakloos is geworden en aangewezen is op een voorziening voor nachtopvang. Naast deze instellingen zijn er particuliere initiatieven die zich niet rechtstreeks op harddrugsverslaafden richten, maar waar zij wel terecht kunnen, bijvoorbeeld voor het verkrijgen van warme maaltijden. De fysieke voorzieningen voor (problematische) harddrugsgebruikers zijn onder te verdelen in klinieken, strafrechtelijke opvang, sociale pensions, begeleid wonen, 24uurs opvang, dag- en nachtopvang, gebruiksruimten en verpleegafdelingen. Daarnaast wordt met name door DeltaBouman een aantal ambulante hulpvormen geboden. Het gaat hierbij om ambulante behandeling, methadonverstrekking, het heroïneprogramma en verslavingsreclassering. Overlastlocaties Op basis van gegevens uit het zogenoemde X-pol bestand van de politie wordt duidelijk dat drugsgerelateerde overlast zich in 2003 voornamelijk voordoet in de wijken Delfshaven, Stadscentrum en Feijenoord. Binnen deze wijken doet de overlast zich met name voor aan de Mathenesserdijk, de Keileweg (tippelzone), de Westkruiskade, het Stationsplein, de Dortsmondstraat en de Pretorialaan. De woon- of verblijfsplaatsen van de problematische harddrugsgebruikers, veelal briefadressen bij de maatschappelijke opvang, komen niet overeen met de plaatsen c.q. straten waar de overlast zich vooral voordoet. Zorgvraag en mobiliteit Sleutelinformanten geven aan dat er voor problematische harddrugsgebruikers met name behoefte is aan zelfstandige woonruimte, waarbij sprake is van vormen van bescherming c.q. begeleiding. Verder worden door sleutelinformanten de volgende voorzieningen gemist: longstay-afdelingen voor veelplegers; woonvoorzieningen voor de zogenoemde Keileweggroep; woontraining; opvang voor dubbele diagnose cliënten; en een, eventueel buiten Rotterdam gesitueerde, Samenvatting III

time-out voorziening gericht op een brede doelgroep. Tevens wordt opgemerkt dat de mobiliteit van de problematische harddrugsgebruikers groot is. Deze mobiliteit wordt voornamelijk veroorzaakt door de zoektocht naar geld en drugs, en in mindere mate door (de ligging van) voorzieningen. Overige aspecten van zorgbehoefte en mobiliteit worden behandeld in 'Harddrugsgebruikers in beweging' (Lempens e.a. 2004). IV INTRAVAL - Harddrugsgebruikers geregistreerd

1. INLEIDING Voorjaar 2004 heeft de gemeente Rotterdam, vertegenwoordigd door Programmabureau Veilig (PbV), de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SoZaWe) en de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD Rotterdam e.o.), de onderzoeksbureaus INTRAVAL en IVO opdracht gegeven de problematische harddrugsgebruikers in Rotterdam in kaart te brengen. 1.1 Achtergrond De aanleiding voor het onderzoek ligt onder andere in het vijfjarenprogramma Versterking Veiligheid Rotterdam (Gemeente Rotterdam 2001b). De hoofddoelstelling van dit vijfjarenprogramma is verbetering van de veiligheid in de wijken en de stad als geheel. Om dit te bereiken is een systematische, integrale aanpak van veiligheidsproblemen noodzakelijk. Eén van de wijkoverstijgende thema s daarbij is drugs. De aanpak is gericht op bestrijding van drugsoverlast en het tegengaan van concentraties van de drugsproblematiek. Cruciaal hierbij zijn een scherp beeld van de drugsmarkt en de drugsscene, systematische uitwisseling van informatie over overlastgevende verslaafden en panden en een integrale aanpak van probleemlocaties, ook wel aangeduid met hot-spots. Er is een aantal aspecten met betrekking tot problematische harddrugsgebruik waarover momenteel te weinig (actuele) informatie beschikbaar is. Het gaat met name om de omvang en deconcentratiemogelijkheden, waarbij kenmerken, zorgbehoefte en mobiliteit een belangrijke rol spelen. Deze aspecten worden hieronder nader beschreven. Omvang Duidelijk is dat de omvangschattingen, waarvan tot op dit moment gebruik is gemaakt, verouderd zijn. De gemeente Rotterdam heeft dan ook behoefte aan een meer recente en gefundeerde omvangschatting van het totaal aantal (problematische) harddrugsgebruikers. Hiermee ontstaat gelijktijdig meer inzicht in de unieke aantallen harddrugsgebruikers die door de verschillende instellingen en de politie worden Inleiding 1

bereikt en de aantallen harddrugsgebruikers die bij meerdere instellingen en/of de politie bekend zijn. Tevens wordt informatie verkregen over de kenmerken van de geregistreerden bij de verschillende instellingen. Deconcentratie Rotterdam werkt hard aan het veiliger maken van wijken en buurten. Eén van de aspecten die de veiligheidsbeleving van burgers negatief beïnvloedt is de aanwezigheid en zichtbaarheid van drugsgerelateerde problematiek in de wijk. De deconcentratie van drugsgebruikers over verschillende delen van de stad is in dit verband een terugkerende discussie. De huidige verdeling over de stad van drugverslaafden hangt gedeeltelijk samen met de vestiging van voorzieningen voor deze doelgroep. Voorzieningen zijn immers vindplaatsgericht gevestigd. Het is overigens niet helder in hoeverre voorzieningen een aanzuigende werking hebben op verslaafden. Uit de veiligheidsindex blijkt dat drugsoverlast zich in verschillende mate voordoet in de stad (gemeente Rotterdam 2003c). Bijna 70% van de overlast wordt gemeld in tien wijken, terwijl de helft van de overlast zich voordoet in vijf wijken. Zowel de effectiviteit als de haalbaarheid van deconcentratie wordt echter bepaald door een aantal factoren, te weten: 1. de kenmerken van de gebruikers; 2. de aansluiting van het aanbod van de voorzieningen op de behoeften van de gebruikers; en 3. de mobiliteit van gebruikers. Daarnaast speelt het sociale draagvlak voor de vestiging van bepaalde voorzieningen (buurtbewoners, (deel)gemeentelijke instellingen, ondernemers, et cetera) een belangrijke rol. Hieronder wordt op de eerste drie factoren nader ingegaan. Kenmerken Van een belangrijk deel van de (problematische) harddrugsgebruikers zijn gegevens over achtergrond en kenmerken voorhanden. Dat geldt echter niet voor de volledige groep. Zo is minder bekend over de nieuwere groepen verslaafden, zoals jonge polydrugsgebruikers en base-coke gebruikers. Het is bovendien van belang om onderscheid te kunnen maken tussen verschillende groepen harddrugsgebruikers, zoals wonenden versus dak- en thuislozen of nieuwe aanwas (welke kan bestaan uit verslaafden die zich sinds kort in het verslavingscircuit ophouden of uit verslaafden uit andere plaatsen in Nederland of daarbuiten) versus lang gevestigden. 2 INTRAVAL - Harddrugsgebruikers geregistreerd

Andere kenmerken van de verslaafdenpopulatie die van belang zijn om te weten, zijn de verslavingsgeschiedenis, het soort middel en de wijze waarop wordt gebruikt, de aard van de problemen, persoonskenmerken als geslacht, leeftijd en etniciteit en dergelijke. Ook de lokalisering is van belang: in welke deelgemeenten en welke hot-spots binnen deze deelgemeenten houden welke harddrugsgebruikers zich met name op? Hiermee samen hangt de vraag naar mobiliteit: kopen en gebruiken zij hun drugs op dezelfde locaties als waar zij met name verblijven c.q. wonen of gebruik maken van voorzieningen? Zorgbehoefte Tegen de achtergrond van de geografische spreiding van voorzieningen wil de gemeente graag weten of het huidige voorzieningenniveau aansluit bij de behoefte van de harddrugsgebruikers. Met andere woorden: Wat zijn de ervaringen van de harddrugsgebruikers met het huidige aanbod? In hoeverre wordt er van het huidige aanbod gebruik gemaakt? En aan welke vormen van hulp of voorzieningen hebben de harddrugsgebruikers behoefte? Hierover is reeds het een en ander bekend uit de DMS-surveys van 2000 en 2003 (Van der Poel e.a. 2001, Van der Poel e.a. 2003). Problematische harddrugsgebruikers zijn er in soorten. De bestaande zorgvoorzieningen zijn afgestemd op verschillende aspecten van verslaving. Het methadonprogramma is er voor opiaatverslaafden. De nachtopvang is er voor daklozen en de opvang op de prostitutiezone is er (onder andere) voor verslaafde vrouwen. Een categorisering van problematische harddrugsgebruikers in relatie tot zorgbehoefte kan worden gemaakt naar a. zorgzwaarte; b. cliëntprofiel; c. huidige zorgconsumptie; of d. implementatiemogelijkheid van voorzieningen voor bepaalde groepen. Mobiliteit In het kader van deconcentratie van voorzieningen is het belangrijk inzicht te krijgen in hoeverre problematische harddruggebruikers in het gebruik van (woon)voorzieningen honkvast zijn. Wanneer de doelgroepen erg honkvast zijn, dan is spreiding van voorzieningen weinig zinvol. Als de overstap naar een soortgelijke (woon-) voorziening elders in de stad gemakkelijk wordt gemaakt is deconcentratie wel een mogelijke optie. Het is met andere woorden belangrijk zicht te krijgen op de mate van mobiliteit van problematische harddrugsgebruikers, zowel binnen de stad als van en naar de stad. Inleiding 3

1.2 Onderzoeksvragen De doelstelling van het onderzoek is inzicht te krijgen in de aard, omvang, hulpbehoefte en mobiliteit op de diverse leefgebieden van de populatie problematische harddrugsgebruikers in Rotterdam en in de mogelijkheden voor een goede afstemming tussen zorgbehoefte en zorgaanbod. Dit alles tegen de achtergrond van geografische spreiding van voorzieningen. De hoofdvraag die uit het voorgaande is af te leiden luidt als volgt: Wat is de aard, omvang en (de)concentratie van de populatie problematische harddrugsgebruikers in Rotterdam en wat is hun zorgbehoefte en mobiliteit? Van belang is dat het hier om het problematische deel van de harddrugsgebruikers gaat. Hoewel de definitie in het volgende hoofdstuk aan bod komt, kan hier reeds worden vermeld dat het in ieder geval niet de bedoeling is om allen die (wel eens) harddrugs gebruiken, inclusief de weekend- en uitgaansgebruikers, in kaart te brengen. Vragen die uit de hoofdvraag voortvloeien zijn: 1. Wat is een (werkbare) definitie van problematische harddrugsgebruikers? 2a. Wat is de omvang van de populatie problematische harddrugsgebruikers in Rotterdam? b. Hoe is de verdeling van deze groep naar deelgemeenten in combinatie met zogenoemde hot-spots? 3. Wat zijn de kenmerken (zoals leeftijd, sekse, culturele herkomst, dakloosheid, middelengebruik, soort problematiek en hulpverleningscontacten) van deze groep? 4a. Wat is de zorgbehoefte van de problematische harddrugsgebruikers? b. Sluit het aanbod van voorzieningen in Rotterdam hierbij aan? c. Welke voorzieningen worden gemist? 5a. Welke mate van mobiliteit vertonen problematische harddrugsgebruikers? b. Wat zijn de achterliggende motieven hiervan? 4 INTRAVAL - Harddrugsgebruikers geregistreerd

c. In hoeverre is te verwachten dat bij deconcentratie van (woon-)voorzieningen deze daadwerkelijk worden gebruikt door de betreffende doelgroepen? 6. Zijn er verschillen waar te nemen per deelgemeente in combinatie met zogenoemde hotspots op basis van de uitkomsten op bovenstaande vragen? In het onderliggend rapport wordt uitgebreid ingegaan op vragen 1, 2a, 2b en 3. In de conclusies wordt verder kort ingegaan op vragen 4a en 5a. Voor de beantwoording van de overige vragen wordt verwezen naar 'Harddrugsgebruikers in beweging' (Lempens e.a. 2004). 1.3 Opzet Om meer inzicht in de problematische harddrugsgebruikers in Rotterdam te verkrijgen is gekozen voor een gefaseerde opzet. Allereerst is een eenduidige definitie van het begrip problematische harddrugsgebruiker vastgesteld. Tevens is het huidige aanbod voor deze doelgroep in kaart gebracht. Vervolgens heeft een gedegen verzameling en analyse van gegevens uit registraties plaatsgevonden, die onder andere leidt tot een omvangschatting van het aantal problematische harddrugsgebruikers in Rotterdam. Op basis van deze gegevens en veldwerk hebben uitgebreide gesprekken plaatsgevonden met de problematische harddrugsgebruikers zelf. Samenvattend hebben voor de dataverzameling de volgende activiteiten plaatsgevonden: deskresearch; interviews sleutelinformanten; vaststellen definitie problematische harddrugsgebruikers; verzamelen registratiegegevens; vaststellen categorieën; interviews problematische harddrugsgebruikers. Deskresearch Begonnen is met het verzamelen van relevante informatie en reeds aanwezige gegevens over de doelgroep. Hierbij gaat het zowel om onderzoeksrapporten, artikelen, beleidsnota s, notities en verslagen van vergaderingen en grijze literatuur als om interne notities, scripties en dergelijke. Op deze wijze is een eerste inzicht verkregen in de lokale situatie en recente ontwikkelingen met betrekking tot de doelgroep. Verder zijn ook de aanwezige voorzieningen en Inleiding 5

instellingen voor de doelgroep geïnventariseerd. Tevens is literatuur verzameld en bestudeerd voor de definiëring van problematische harddrugsverslaafden. Interviews sleutelinformanten Er hebben in totaal 11 gesprekken plaatsgevonden met 15 medewerkers van betrokken instanties, zoals verslavingszorg, maatschappelijke opvang, geestelijke gezondheidszorg, politie, gemeente en GGD. De gesprekken hebben een drieledig doel. Ze dragen bij aan het totstandkomen van de definitie, inzicht in de gelegenheidsstructuur en het verkrijgen van registratiegegevens. Tijdens de gesprekken is onder meer geïnformeerd naar de groepen problematische harddrugsgebruikers die de sleutelinformanten onderscheiden. Verder is gevraagd naar de aard en omvang van het aantal lokale problematische harddrugsgebruikers en de mogelijke vindplaatsen. Tevens is de hulpbehoefte onder deze gebruikers aan bod gekomen, evenals het gebruik van de bestaande hulpverlening en voorzieningen en mogelijke knelpunten. Ten slotte is aandacht besteed aan de (verkrijgbaarheid van) registratiegegevens. Vaststellen definitie problematische harddrugsgebruikers Voorafgaand aan de interviews met de sleutelinformanten is op basis van een literatuurstudie een eerste conceptdefinitie opgesteld van problematische harddrugsgebruikers, welke met de sleutelinformanten is besproken. Omdat het van belang is dat een breed gedragen definitie van problematische harddrugsgebruikers wordt gehanteerd bij zowel de omvangschatting als de selectie van de te interviewen harddrugsgebruikers, is een bijeenkomst georganiseerd met een aantal experts uit de praktijk. Tijdens deze zogenoemde expertmeeting is bepaald welke harddrugsgebruikers wel en welke niet tot de onderzoeksgroep behoren. Naast het vaststellen van de definitie is met andere woorden ingegaan op de criteria die worden gebruikt om gegevens uit registraties van betrokken instanties en respondenten uit de doelgroep te selecteren. Verzamelen registratiegegevens Voor een nadere bepaling van de kenmerken en de omvang van de doelgroep zijn registratiegegevens verzameld bij politie, verslavingszorg en maatschappelijke opvang. 6 INTRAVAL - Harddrugsgebruikers geregistreerd

Politie Bij de politie zijn gegevens opgevraagd uit verschillende systemen. Allereerst zijn gegevens (waaronder achtergrondkenmerken) verzameld uit het Herkenningssysteem (HKS). In het HKS worden verdachten van misdrijven geregistreerd. Voor het inventariseren van de problematische harddrugsgebruikers in Rotterdam is het van belang te weten hoeveel harddrugsverslaafden bij de politie bekend zijn. Hiervoor zijn uit het HKS de idents (eerste twee letters van de achternaam en de geboortedatum) gehaald van de door de politie aangehouden verdachten met de gevarenclassificatie harddrugsgebruiker. Op deze wijze is een lijst verkregen van alle harddrugsgebruikers die als zodanig bekend zijn bij de politie. Uit de SOVdrang evaluatie is reeds gebleken dat de Rotterdamse politie deze classificatie goed bijhoudt (Bieleman e.a. 2002a). Aanvullend zijn gegevens opgevraagd uit het bedrijfsprocessensysteem (X-pol). Hieruit zijn gegevens gehaald van personen die de algemene plaatselijke verordening (APV) hebben overtreden. Het gaat hierbij met name om gebeurtenissen die weggeschreven zijn onder codes als 'drugsoverlast', 'bezit harddrugs', 'handel harddrugs' en 'overlast zwervers'. Deze overtredingen zijn niet op personen weggeschreven, zodat uitdraaien van de genoemde codes zijn nagelezen. Bij relevante overtredingen zijn vervolgens de namen van de 'verdachten' of 'betrokkenen' overgenomen. Op deze wijze zijn niet alleen de overlastveroorzakende verslaafden in Rotterdam achterhaald, maar tevens de locaties waar deze overlast zich met name heeft afgespeeld. Verslavingszorg Bij de verslavingszorg zijn uit de registratiesystemen de volgende gegevens van (ex)cliënten opgevraagd: ident; geslacht; inschrijfdatum; postcode; hoofdmiddel; tweede middel; en woonsituatie. Van de SOVdrang zijn deze gegevens rechtstreeks ontvangen, terwijl bij DeltaBouman een enigszins afwijkende procedure heeft plaatsgevonden. Nadat alle gegevens van overige instellingen zijn gekoppeld in een nieuw, geanonimiseerd bestand, heeft bij DeltaBouman ter plekke een koppeling plaatsgevonden met het bestand van DeltaBouman. Op deze wijze is van het gekoppelde bestand duidelijk geworden welke personen tevens bij DeltaBouman bekend zijn, terwijl er daarnaast een (geanonimiseerde) groep naar voren komt die alleen bij DeltaBouman bekend is. Inleiding 7

Maatschappelijke opvang Voorzieningen voor maatschappelijke opvang registreren niet altijd gegevens van hun cliënten of bezoekers. Dit geldt met name voor de meest laagdrempelige voorzieningen als dag- en nachtopvangvoorzieningen. Een aantal van dit soort voorzieningen legt gegevens vast op papier. In Rotterdam is gebleken dat het Leger des Heils en het Centrum voor Dienstverlening over goed bruikbare registratiesystemen beschikken. Hiervan is voor onderliggend onderzoek gebruik gemaakt. De idents en achtergrondgegevens van allen die de code 'drugsprobleem' hebben bij deze instellingen voor maatschappelijke opvang zijn opgevraagd en verkregen. Helaas zijn de gegevens die de Pauluskerk bijhoudt niet geschikt gebleken voor onderliggend onderzoek. Omvangschatting Met behulp van de registratiegegevens en de capture-recapture methode (vangst-hervangst) zijn omvangschattingen van de doelgroep gemaakt. Bij deze methode worden harddrugsgebruikers in twee of meer afzonderlijke en onafhankelijke bestanden, in dit geval politie, verslavingszorg en maatschappelijke opvang, vergeleken. Op grond van de overlap en het aantal harddrugsgebruikers dat in slechts één bestand voorkomt kan de omvang van de totale populatie worden geschat. Bij meer dan twee registraties is enige afhankelijkheid tussen registraties toegestaan. Vergeleken met andere technieken is dit een van de meest betrouwbare schattingsmethoden (Smit e.a. 1994). In formule ziet de capture-recapture methode er als volgt uit: Omvang = (aantal bekend in bestand A x aantal bekend in bestand B) aantal bekend in zowel bestand A als bestand B Vaststellen categorieën Zoals eerder aangegeven is het mogelijk problematische harddrugsgebruikers in verschillende categorieën in te delen, bijvoorbeeld naar zorgbehoefte of mobiliteit. Ook kunnen categorieën worden geconstrueerd naar bijvoorbeeld hulpzoekgedrag versus zorgmijdend gedrag of wonen versus dakloosheid. Daarnaast kan in de categorisering ook aandacht worden besteed aan specifieke groepen als jongeren, ouderen of vrouwen. Op basis van bestaande literatuur, informatie uit de interviews met sleutelinformanten en aan de hand 8 INTRAVAL - Harddrugsgebruikers geregistreerd

van analyses op DMS-materiaal uit 2003 (in de DMS survey 2003 zijn reeds extra gegevens over mobiliteit verzameld) zijn criteria vastgesteld op basis waarvan verschillende categorieën problematische harddrugsgebruikers zijn geformuleerd, bijvoorbeeld naar mobiliteit. De categorieën zijn zodanig gekozen dat zij niet alleen de oorspronkelijke populatie van de DMS herbergen, maar ook andere problematische harddrugsgebruikers die daarbuiten vallen. Interviews problematische harddrugsgebruikers Het IVO heeft, aan de hand van de hierboven beschreven categorieën, problematische harddrugsgebruikers geïnterviewd. In totaal gaat het om 34 gesprekken. Hiervan wordt verslag gedaan in 'Harddrugsgebruikers in beweging' (Lempens e.a. 2004). 1.4 Leeswijzer In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de definitie van problematische harddrugsgebruikers, terwijl in hoofdstuk 3 de omvang van deze doelgroep aan bod komt. Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de aanwezige instellingen, voorzieningen en overlastlocaties. In hoofdstuk 5 ten slotte worden de belangrijkste conclusies van het onderzoek weergegeven. Bijlage 1 geeft een overzicht van de ontvangen registratiegegevens van de betrokken instellingen. Inleiding 9

10 INTRAVAL - Harddrugsgebruikers geregistreerd

2. DEFINIERING In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze waarop de definitie van problematische harddrugsgebruikers tot stand is gekomen. Allereerst worden enkele in de literatuur gebruikte omschrijvingen van problematisch harddrugsgebruik weergegeven, evenals enkele projecten/trajecten voor de problematische groep harddrugsgebruikers en de daarbij behorende criteria. Op basis van deze reeds elders toegepaste omschrijvingen van de doelgroep worden de belangrijkste aspecten van de definitie omschreven, gevolgd door de uiteindelijke definitie. Deze definitie is in een bijeenkomst met experts besproken en vastgesteld. 2.1 Raakvlakken Hoewel er geen eenduidige omschrijving is van 'problematische harddrugsgebruikers', hebben de afgelopen jaren diverse onderzoeken en programma's voor deze doelgroep plaatsgevonden. Hieronder worden enkele relevante voorbeelden weergegeven. Nationale drugsmonitor Het jaarbericht 2003 van de Nationale Drug Monitor (Van Laar e.a. 2003) geeft een omschrijving van problematisch gebruik en een aantal aanverwante termen. Problematisch gebruik wordt in het jaarbericht omschreven als het gebruik van een middel op zo'n manier dat hierdoor lichamelijke, psychische of sociale problemen ontstaan of op zo'n manier dat maatschappelijke overlast ontstaat. Problematisch gebruik is niet altijd verslaving. Misbruik is een vorm van problematisch gebruik waarbij geen sprake is van verslaving. Misbruik wordt omschreven als een vorm van problematisch gebruik waarbij (nog) geen sprake is van verslaving. Misbruik wordt vastgesteld via diagnostische classificatiesystemen zoals de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) en de ICD (International Classification of Diseases). Kenmerken van misbruik zijn: verplichtingen thuis, op school of op het werk niet nakomen, gebruik in gevaarlijke situaties (bijvoorbeeld autorijden onder invloed), in aanraking komen met justitie en doorgaan met het gebruik ondanks de problemen die daardoor ontstaan. Verslaving ten slotte wordt Definiëring 11

omschreven als problematisch gebruik van een middel waarbij sprake is van afhankelijkheid. De klinische diagnose van afhankelijkheid wordt vastgesteld via classificatiesystemen als de DSM en de ICD. Kenmerken van afhankelijkheid zijn: vaak in grote hoeveelheden of langere tijd gebruiken; steeds meer van het middel nodig hebben voor het gewenste effect (gewenning); onthoudingsverschijnselen, het middel gebruiken tegen onthoudingsverschijnselen, willen stoppen terwijl dat niet lukt; veel tijd besteden om aan het middel te komen of om er van te herstellen; opgeven van belangrijke bezigheden thuis, op school, op het werk of in de vrije tijd; en doorgaan met het gebruik ondanks het besef dat dit veel problemen oplevert. Addiction Severity Index Naast de in het jaarbericht van de NDM genoemde classificatiesystemen DSM en ICD wordt de ernst van de verslaving vaak vastgesteld met behulp van de Addiction Severity Index (ASI). Hierbij geldt dat hoe ernstiger de verslaving is, hoe problematischer het drugsgebruik wordt gezien. In de ASI wordt met de respondent ingegaan op zeven potentiële probleemgebieden: Lichamelijke gezondheid, Arbeid/opleiding/inkomen, Alcoholgebruik, Druggebruik, Justitie/politie, Familie en sociale relaties en Psychisch/emotionele gezondheid (ASI, Mc Lellan e.a., 1980; Hendriks e.a., 1989; Blanken e.a., 1994; Kokkevie en Hartgers, 1995). De ernst van de problematiek wordt ingeschat door de (gecertificeerde) interviewer, waarbij rekening wordt gehouden met de door de respondent zelf aangegeven mate waarin hij/zij problemen ervaart op de onderscheiden probleemgebieden. Drugs Monitoring Systeem Onderdeel van Monitoring Alcohol en Drugs in Nederlandse gemeenten is het Drug Monitoring Systeem (DMS), een lokale onderzoeksmonitor die de trends en ontwikkelingen in de lokale drugscene van Rotterdam, Parkstad Limburg en Utrecht volgt. De onderzoeksgroep van het DMS is gedefinieerd als: de gemarginaliseerde (bijna) dagelijkse gebruiker van cocaïne en/of heroïne. Met (bijna) dagelijks wordt hier bedoeld: op 20 of meer dagen van de afgelopen maand (Van de Mheen (red) 2000). Binnen de monitor in Parkstad Limburg is de marginaliseringstheorie ontwikkeld, waarbij de mate van marginalisering (vergelijkbaar met 'problematisch gebruik') wordt aangegeven door de volgende factoren: verlies van sociale contacten buiten de gebruikersscene; verslechtering 12 INTRAVAL - Harddrugsgebruikers geregistreerd

(verzorging van) uiterlijke verschijning; verslechtering lichamelijke en psychische gezondheid; het ontstaan van thuis en dakloosheid; en het (in toenemende mate) plegen van criminaliteit. Het gebruik van basecocaïne wordt in dit proces aangewezen als katalysator (Coumans e.a. 2002). In parkstad Limburg (Coumans e.a. 2002) en in Utrecht (Lempens e.a. 2001) is voorts een indeling gemaakt binnen de groep gemarginaliseerde harddruggebruikers, waarbij hun relatie tot de drugsscene centraal staat. Hoe nauwer verweven iemand is met de straatscene, des te meer problemen ondervindt hij of zij op het gebied van (onder meer) huisvesting, lichamelijk en geestelijke gezondheid en financiën. Daarbij worden drie groepen onderscheiden: de scenemijders, de scenebezoekers en de scenebewoners. In de laatste groep wordt ook de hoogste mate van overlastfactoren gemeten: de scenebewoners zijn het vaakst dakloos en kopen en gebruiken veelal op straat. Verder staat deze groep het minst in contact met instellingen voor drugshulpverlening (Lempens e.a., in druk). Experiment gecontroleerde verstrekking heroïne Voor het experiment met gecontroleerde verstrekking van heroïne onder medisch toezicht zijn inclusiecriteria gebruikt die aan (kunnen) sluiten bij de doelgroep problematische harddrugsgebruikers. Inclusiecriteria heroïneverstrekking (CCBH/Kendle 2000): 1. Therapie resistentie blijkend uit: 1. geschiedenis van heroïneafhankelijkheid gedurende tenminste vijf jaar; 2. dagelijkse voorgeschreven methadondosering van tenminste 50 mg (rokers) of 60 mg (spuiters) gedurende tenminste 1 maand aaneengesloten in de voorafgaande vijf jaar; 3. voorafgaande jaar geregistreerd en onder behandeling in een methadonprogramma (regelmatig contact, minstens 50-60 keer in de voorafgaande zes maanden) 1 ; 4. chronische verslaving aan heroïne en zonder succes eerder behandeld in een methadonprogramma; 5. (bijna) dagelijks gebruik van illegale heroïne. Er is sprake van (bijna) dagelijks gebruik als de persoon in de voorafgaande maand drie dagen of vaker per week heroïne heeft gebruikt; 1 In een later stadium laten zowel de CCBH als de commissie Paas dit inclusiecriterium vallen (CIBH 2003). Definiëring 13

6. slechte lichamelijke en/of geestelijke gezondheid en/of slecht sociaal functioneren/integratie (bepaald aan de hand van antwoorden op de Maudsley Addiction Profile Health Symptom Scale (MAP-HSS), SCL-90 en onderdelen uit de ASI-supplementen). 2. Tenminste 25 jaar oud. 3. Nederlandse nationaliteit of legaal verblijvend in Nederland. 4. Tenminste drie jaar geregistreerd als inwoner van de gemeente waarin de behandeling plaatsvindt. De exclusiecriteria zijn met name bedoeld voor deelname aan het experiment en daardoor minder van toepassing voor de definitie van problematische harddrugsgebruikers. Zij worden hier dan ook niet weergegeven. PGA 700 De doelgroep van de Persoons Gebonden Aanpak in Rotterdam, de PGA 700, wordt in de nota 'Gevangen in Zorg' als volgt omschreven (gemeente Rotterdam 2003). "De PGA 700 is bedoeld voor verslaafden die veel overlast geven (van overtredingen tot crimineel gedrag) en ook veel problemen hebben (veelal misbruik van verschillende drugs plus alcohol, psychiatrische aandoeningen, dakloosheid, et cetera). Een kandidaat voor de PGA 700 lijst is afhankelijk van harddrugs en/of alcohol en is legaal in Nederland. Daarnaast voldoet de verslaafde aan tenminste drie van de volgende kenmerken: a. (verwervings)criminaliteit; b. een uiterst onaangepaste levensstijl; c. polydrugsgebruik; d. zorgmijdend gedrag; e. psychiatrische stoornissen. ad a. Personen die in hun hele verleden meer dan tien processen verbaal wegens een misdrijf tegen zich zagen opmaken (de zogenoemde veelplegers) voldoen aan het gestelde criterium. De mate van crimineel gedrag wordt vastgesteld met behulp van de politionele en justitiële dossiers, aan de hand van het aantal geregistreerde misdrijven, overtredingen, het aantal veroordelingen en de openstaande boetes en nog uit te zitten straffen. De verslaafde krijgt aan de hand van de ernst van de registraties een ranking. Hoe zwaarder de delicten en de straffen hoe hoger de verslaafde op de lijst wordt geplaatst en hoe eerder de task force hem/haar in behandeling neemt. 14 INTRAVAL - Harddrugsgebruikers geregistreerd

ad b. Het niet hebben van huisvesting, het niet of zelden gebruikmaken van de beschikbare voorzieningen voor wonen, leren, werken, dagactiviteiten en dergelijke, en veelvoorkomend overlastgevend gedrag in de openbare ruimte is een indicatie voor een onaangepaste levensstijl. In combinatie met één of meer van de andere criteria bepaalt dit of betrokkene in aanmerking komt voor de PGA 700 lijst. ad c. Polydrugsgebruik is een indicatie voor overlastgevend gedrag en daarom criterium voor plaatsing op de PGA lijst. Polydrugsgebruik (vaak in combinatie met alcohol) leidt vaak tot agressief of in ieder geval tot (zeer) overlastgevend gedrag, dat bij de gemiddelde passant in de openbare ruimte tot gevoelens van onveiligheid leidt. Aan de hand van de dossiers van de verslavingszorg (onder andere de registratie van deelnemers aan het methadonprogramma) wordt vastgesteld of er sprake is van een polydrugsgebruiker. ad d. Het mijden van zorg is een indicatie voor plaatsing op de PGA lijst. Zorgmijdend gedrag wijst er meestal op dat de verslaafde in het verleden meermalen slechte ervaringen heeft gehad met de zorginstellingen en het eerder aangeboden zorgtraject. Het feit dat hulpverlening in principe geschiedt op basis van vrijwilligheid, leidt ertoe dat zorgmijders per definitie niet in de zorg terechtkomen. Bemoeizorg, en in het uiterste geval een dwang- of drangtraject, is dan vaak nog de enige mogelijkheid om de verslaafde te kunnen helpen. Aan de hand van de historische dossiers van de verslavingszorg wordt vastgesteld of er sprake is van een zorgmijder. ad e. Psychiatrische problemen die leiden tot onaangepast gedrag dat bij de gemiddelde passant in de openbare ruimte tot gevoelens van onveiligheid leidt." Justitiabele verslaafden DeltaBouman heeft een notitie uitgebracht waarin wordt beschreven hoe deze instelling tegen verslaving aankijkt en welke plaats zij de verslavingszorg binnen de psychiatrie geeft (Czyzewski e.a. 2002). Eén van de door DeltaBouman beoogde maatregelen richt zich op de verslavingsreclassering. Deze maatregel wordt in een aparte notitie nader uitgewerkt (Van de Wetering 2002). Hierin wordt een classificatie gegeven van de justitiabele verslaafden. Globaal worden er vijf groepen onderscheiden op de kenmerken verslaving, andere psychische ziekte, ernst delicten en sociale problematiek: Definiëring 15

1. Weekendgebruikers: excessief gebruik; geen andere psychische ziekte; ernst delicten licht; geen sociale problematiek; voornamelijk jongeren die door excessief gebruik delictgedrag vertonen maar verder maatschappelijk gezien vooralsnog naar behoren functioneren. 2. Meppende mannen: regelmatig (excessief) gebruik; As-II DSM- IV 2 ; ernst delicten middelzwaar tot zwaar; beginnende sociale problematiek; gebruikers die door hun regelmatige en soms excessieve gebruik en veelal andere persoonlijkheidsproblemen delicten plegen en maatschappelijk gezien steeds slechter gaan functioneren (bijvoorbeeld geweld achter de voordeur onder invloed van overmatig alcoholgebruik). 3. Droeftoeters: chronisch verslaafd; As-I DSM-IV, ernst delicten licht, hoge frequentie; ernstige sociale problematiek; chronische, in slechte lichamelijke en psychische gezondheidstoestand verkerende verslaafden die vanwege hun straatleven regelmatig APV-overtredingen begaan en kortstondig maar zeer frequent op het politiebureau belanden. Door stapeling van de APVovertredingen en/of door lichte delicten zijn ook frequent korte detentieperioden aan de orde. 4. Echte junks: chronisch verslaafd; As-I en As-II DSM-IV, ernst delicten middelzwaar tot zwaar, hoge frequentie; ernstige sociale problematiek; chronisch verslaafden met slechte psychische gezondheidstoestand en/of persoonlijkheidsstoornissen of verstandelijke handicaps die vrijwel continu delicten plegen om te kunnen gebruiken. 5. Echte criminelen: chronisch verslaafd; As-I en As-II; ernst delicten steeds zwaarder, hoge frequentie; steeds ernstiger sociale problematiek; verslaafde justitiabelen met slechte psychische gezondheidstoestand en/of persoonlijkheidsstoornissen of verstandelijke handicaps die delicten plegen en chronisch verslaafd zijn en waarvan het onduidelijk is of het delictgedrag voortkomt uit de verslaving of dat het middelengebruik is gaan horen bij delictgedrag dat een uiting is van een andere psychische ziekte. 2 Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders, 4e uitgave (DSM- IV). Onder de As-I stoornissen vallen schizofrenie, andere psychosen, bipolaire stemmingsziekte, depressie, angststoornissen, posttraumatische stress stoornis. Onder de As-II stoornissen staan de verschillende persoonlijkheidsstoornissen en verstandelijke handicaps. 16 INTRAVAL - Harddrugsgebruikers geregistreerd

De indeling in deze groepen is vooral gebaseerd op de eigen waarneming en ervaringsgegevens van de verslavingsreclassering. SOV-drang Bij de start van de drangvariant van de Strafrechtelijke Opvang Verslaafden (SOV-drang) in 1996 zijn de volgende plaatsingscriteria, onderverdeeld in kerncriteria en toepassingscriteria, geformuleerd (Bieleman e.a. 2002). Kerncriteria betrokkene is in verzekering gesteld (voorlopige hechtenis) ter zake misdrijf; betrokkene is in de afgelopen vijf jaren drie keer veroordeeld tot een vrijheidsstraf of een zogenoemde werkstraf en heeft deze straffen reeds ondergaan; betrokkene is verslaafd aan harddrugs; het plegen van misdrijven hangt samen met die verslaving en veroorzaakt overlast in de openbare orde sfeer; de zogenoemde dubbele diagnose (verslaafd en psychiatrische problematiek) is een contra-indicatie voor plaatsing binnen de SOV-drang. Toepassingscriteria ter verdere selectie leeftijd vanaf 18 jaar en niet ouder dan 45 jaar; betrokkene is van het mannelijk geslacht; betrokkene heeft een legale verblijfstatus; betrokkene is langdurig (tenminste 3 jaar) verslaafd aan harddrugs; betrokkene heeft in de afgelopen vijf jaar tenminste tien processen-verbaal gehad ter zake van aan zijn verslaving gerelateerde misdrijven. 2.2 Relevante aspecten Uit bovenstaande beschrijvingen is een aantal relevante aspecten te destilleren die een rol spelen bij het totstandkomen van de definitie van problematische harddrugsgebruikers. De volgende aspecten komen naar voren: soort middel; duur van gebruik; Definiëring 17

verslaving; deelname aan methadonprogramma; deelname aan hulpverleningsprogramma's; contact met politie/justitie; psychische ziekten; woongemeente; leeftijd; levensstijl; woonsituatie. Deze aspecten zijn onder te verdelen in een vijftal thema's, namelijk: 1. Middelengebruik 2. Hulpverleningscontacten 3. Criminaliteit 4. Psychische gezondheid 5. Achtergrondkenmerken Personen die tot de categorie problematische harddrugsgebruikers behoren dienen te voldoen aan een aantal criteria, welke gekoppeld zijn aan de vijf genoemde thema's. ad 1. Middelengebruik Allereerst dient er sprake te zijn van middelengebruik. Onder middelen worden harddrugs (opiaten, cocaïne, amfetamine en dergelijke) verstaan. Over het algemeen wordt een gebruiker als problematisch gezien als hij/zij vijf jaar of meer op regelmatige basis harddrugs gebruikt. Daarbij is er sprake van (bijna) dagelijks gebruik, ofwel de persoon heeft in de voorafgaande maand drie dagen of vaker per week harddrugs gebruikt. Voor de definitie van problematische harddrugsgebruikers is de veelal gehanteerde periode van minimaal vijf jaar te lang. Hiermee wordt immers de eventuele nieuwe aanwas niet tot de doelgroep gerekend, terwijl deze categorie wel degelijk als problematisch kan worden gezien. ad 2. Hulpverleningscontacten Voor een aantal trajecten die voor problematische harddrugsgebruikers worden uitgezet wordt gesteld dat een harddrugsgebruiker zonder blijvend resultaat meerdere hulpverlenende programma's heeft doorlopen (heroïneverstrekking, PGA 700, SOV). Anderzijds zijn er ook zorgmijders die niet in contact willen staan met de hulpverlening. Voor de definitie van problematische harddrugsgebruikers wordt het deelnemen of deel hebben genomen aan een vorm van hulpverlening 18 INTRAVAL - Harddrugsgebruikers geregistreerd

dan ook niet als voorwaarde beschouwd, ook als is het zorgmijdende gedrag veroorzaakt door slechte ervaringen met de hulpverlening. ad 3. Criminaliteit Verslaving gaat veelal gepaard met vermogenscriminaliteit, hoewel niet alle harddrugsgebruikers crimineel zijn. Onder andere Grapendaal e.a. (1991) stellen dat het verband tussen drugsverslaving en het op routineuze of stelselmatige wijze begaan van misdaad niet eenduidig is. Verder is uit onderzoek onder Utrechtse harddrugsgebruikers gebleken dat 45% van de respondenten in een jaar tijd in verzekerde bewaring zijn gesteld door de politie (Ten Den e.a. 1995). Het al dan niet in verzekerde bewaring zijn gesteld blijkt samen te hangen met de leeftijd, de duur van het gebruik en het al dan niet in contact staan met de hulpverlening. In 1993 werd op basis van HKS-gegevens geschat dat minimaal 42% van de totale populatie harddrugsgebruikers crimineel is (geweest), terwijl 22% van de populatie tot de veelplegers kan worden gerekend (Bieleman e.a. 1995). Uit een onderzoek naar de achtergronden van veelplegers blijkt dat bij zaken in de Strafrechtmonitor uit 1995 het in 15% van de gevallen om veelplegers te gaan (Jacobs en Essers 2003). Hierbij is zo'n 47% van de veelplegers een 'serieuze' harddrugsgebruiker (dagelijks of vrijwel dagelijks gebruik van heroïne of cocaïne). Hoewel de problematiek van een harddrugsgebruiker wellicht als ernstiger kan worden beoordeeld wanneer hij/zij zich schuldig maakt aan criminele activiteiten om aan geld te komen, hoeft een (problematische) harddrugsgebruiker dus niet per definitie crimineel te zijn. Een bijkomend argument om criminaliteit niet als vereist inclusiecriterium te hanteren is de moeilijkheid om criminaliteit aan te tonen. Niet alle harddrugsgebruikers die crimineel gedrag vertonen zijn namelijk als zodanig herkenbaar in de registraties van de politie (Snippe e.a. 2001). Hiertoe dient een harddrugsgebruiker bij zijn inbewaringstelling aan te geven harddrugs te gebruiken en/of methadon nodig te hebben of er dient anderzijds duidelijk te zijn dat de verdachte een harddrugsgebruiker is. Pas dan zal de politie de zogenoemde gevarenclassificatie 2 toevoegen aan de gegevens van de verdachte. Verslaafden die niet als zodanig bekend zijn bij de politie worden dan ook niet als verslaafde geregistreerd. Bovendien is niet elk politiekorps even consequent in het registreren van de gevarenclassificatie 2. Dit leidt tot de conclusie dat wanneer nietcriminele harddrugsgebruikers niet worden meegenomen in het onderzoek, de omvangschatting bij voorbaat te laag zal zijn. Definiëring 19

ad 4. Psychische gezondheid De psychische gezondheid van problematische harddrugsgebruikers is veelal niet goed. Tot de doelgroep van de PGA 700 behoren degenen met psychiatrische problemen "die leiden tot onaangepast gedrag dat bij de gemiddelde passant in de openbare ruimte tot gevoelens van onveiligheid leidt" (gemeente Rotterdam 2003). DeltaBouman stelt dat verslaving aan harddrugs per definitie een psychische ziekte is, terwijl daarnaast nog andere psychische stoornissen voorkomen bij met name de chronisch verslaafden. Bij de gecontroleerde verstrekking van heroïne wordt de psychische gesteldheid van de deelnemers vastgesteld met behulp van de SCL-90. De psychiatrische problematiek onder personen uit de doelgroep kan op een relatief eenvoudige wijze worden vastgesteld met behulp van twee meetinstrumenten. Eerst kan een indeling worden gemaakt aan de hand van de zogenoemde General Health Questionnaire (Koeter en Ormel 1991). Personen met een score boven de drempelwaarde (drie) op deze korte vragenlijst hebben een verhoogde kans op psychiatrische problematiek. Aan de hand van de SCL-90 (Arrindell en Ettema 1986), een zelfbeoordelingklachtenlijst, kan vervolgens een beschrijving worden gegeven van de psychiatrische klachten van de personen met een verhoogde kans op psychiatrische problematiek. Ook hier geldt echter dat niet alle problematische harddrugsgebruikers per definitie positief scoren op één van deze instrumenten. ad 5. Achtergrondkenmerken Achtergrondkenmerken hebben betrekking op de leeftijd van de harddrugsverslaafde, de woongemeente, de leefstijl en de woonsituatie. Wat betreft de leeftijd wordt wel eens een ondergrens van 25 jaar gehanteerd, aangezien er weinig verslaafden uit bijvoorbeeld de categorie die in aanmerking komt voor gecontroleerde verstrekking van heroïne al vijf jaar of langer verslaafd zijn. Op deze leeftijd kan bijna nooit gesproken worden van therapie-resistentie. Daarnaast wordt gesteld dat in de eerste vijf jaar van het gebruik de meeste kans op abstinentie aanwezig is (CIBH 2003). Dit neemt niet weg dat harddrugsgebruikers jonger dan 25 jaar wel problematisch kunnen zijn. Het kan verder zeer informatief zijn om de aantallen jonge problematische gebruikers te achterhalen, juist vanwege de mogelijkheden om via de hulpverlening in te grijpen en te voorkomen dat de gebruikers in kwestie langdurige, problematische gebruikers worden. 20 INTRAVAL - Harddrugsgebruikers geregistreerd