Handleiding Bottervaren. Deel 1 Maat. www.huizerbotters.nl



Vergelijkbare documenten
WWS Dameszeilen! Kort lesschema! Benamingen en begrippen!

CWO. Jan van Galen Juniorwacht - 1 -

H5 Commando s & Manoeuvres

Halzen. met. Clipper Stad Amsterdam

JZVB 2015: CWO 1 & 2 JZVB 2015

Zeil insigne kielboot 1. Termen Zeil standen Overstag Gijpen Stormrondje... 5 BPR Regels Goed zeemanschap...

Handleiding. Bottervaren

Bij meer wind en hogere golven, mast meer naar achteren zetten. Bij weinig wind en geen golven meer naar voren (maximaal rechtop.)

RS-Feva. Handleiding. RACING MANUAL (Part I)

Zeil instructies voor de Texelstroom

Handleiding Max Fun 25.

10 (wedstrijd) TIPS VOOR PATINZEILERS

CWO II Theorie. 1. Schiemanswerk. 2. Zeiltermen. Op deze pagina vind je de theorie van CWO II KB. Het is een aanvulling op de theorie CWO I.

Kielboot zeilen - Basistheorie Overstag Manoeuvre

RS-Feva. Handleiding. RACING MANUAL (Part 2)

JEUGDZEILEN KZVW. Praktijk en theorie. Jeudzeilopleiding Kustzeilvereniging Wassenaar

CWO 1 Instructiemateriaal

CWO 1. Optimist WSV De Ank. Dit boek is van:

Dit boekje is van: ...

Diploma eisen Jeugdzeilen CWO I, II en III Pagina 1 van 5

Dit boekje is van: ...

Handboek Optimist zeilen. Van...

Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt

Koppels en krachten. Hoe werkt mijn cat?

Dit examen bestaat uit 35 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 25 van de 35 vragen goed hebt

Examen CWO kielboot II

Naam: Telefoon: Naam groep:

Eisen Insigne zeiler (groen) CWO-Kb-II

WV het Bovenwater. Theorie CWO 1. Naam: Groep:

De bouwonderdelen bij dit nummer


Insigne Zeilen CWO Kielboot I

INSTRUCTIEBOEKJE LICHTMATROOS ZV CANISIUS NIJMEGEN INHOUD

Zeilen met een punter

1 In de figuur moet je aangeven welke termen/namen er bij de verschillende nummers horen. Welke combinatie is goed?

Ahoy! Mijn naam is Moos Matroos. Aan boord steek ik graag mijn handen uit de mouwen én maak ik veel plezier. Wil je ook aan de slag als matroos?

Gebruiksaanwijzing gennaker Liberté

De bouwonderdelen bij dit nummer

Theorie Eisen Kielboot 1

Naam: Geboorte datum: Adres: Postcode: Datum: Instructeur/trise:

Naam :... Hoofdstuk 1: Zorg goed voor jezelf Hoofdstuk 2: De Optimist Hoofdstuk 3: De Optimist vaarklaar

Borden en diversen 13 maart 2017

Zeilwoordenlijst voor waterscouting. De belangrijke vreemde woorden en begrippen voor de beginnende bemanningsleden.

WSV De Maas Venlo. (Wedstrijd)regels voor zeilers: (uitleg van de gebruikte zeiltermen, zie bjilage 1)

Cursus Rust. Het Slotervaart, een ziekenhuis met ambitie KINDERGENEESKUNDE TELEFOONNUMMER

WELKOM BIJ DE JEUGDZEILOPLEIDING VAN DE WSV HOORN (WSV

Til les, les 2. A : Hogerop in bed verplaatsen bij een persoon die nog veel zelf kan Beginsituatie: Een persoon onderuitgezakt in bed

Houten klos tegen buitenkant boeisel, ter bescherming van het zwaard. Verticale balk tegen boeisel van voorschip, meestal voorzien van snijwerk.

Scouts instructie: hakken Hoe je veilig je houtvoorraad aan kan leggen

De Techniek en de praktijk

Commando's & Manoeuvres

Examen CWO kielboot I

Als het Holtus eiland met zijn onafscheidelijke Ome Jan eens kon praten, wat zou het n verzameling worden van spetterend jeugdplezier en spannende

AVONTURENPAKKET DE UITVINDERS

Patroon Een bijzonder mooie tas

YSCO Diploma zeilen NASAF 1 Criteria + Theorie

Krachten. Hoe en waarom zeilt een zeilboot? Bert Stals, 1 februari 2019

Naam :... Theorie optimisten 3 DWSV 1

Vlagvoering aan boord : Een aantal vlaggen zijn welkom aan boord en een ander aantal zijn zeker niet toegelaten.

Trimmen van een Platbodem

Welkom. De zeilinstructeurs van Wavie

Hoe stel ik mijn mm boot af vooral de zeilen dat is het belangrijkste en waar zeil ik mee

Handleiding opzetten en afbreken shelter KSA Noordzeegouw:

DEELINSIGNE VI ZEILEN

HANDIG ALS EEN HOND DREIGT

Succes en veel plezier toegewenst!

Programma van eisen om te voldoen aan het worden c.q. zijn van schipper op de VN 66.

OPDRACHTKAART. Thema: Drukken. Offsetdrukken 3 Printmaster. Papier in-, door- en uitvoer DR

KIJKEENS DE DETAIlS. kwam er een opdracht voor een. lange tijd stilgestaan. In Staveren, bij Scheepswerf Volharding, zijn later een aantal

Manoeuvreren & Vaartechnieken. Ivar ONRUST

Roeicommando s Gig. Bakboord. Voor-schip. Pilot. Stuur. Mid. Achter-schip Stuurboord Stuurboord. oktober 2010

Van lig naar zit en vise-versa. A1: actief

Een dwarsgetuigdschip vaart prima met de wind mee.maar veel minder goed met halve wind of aan de wind.

Krachtpatsers. Primair Onderwijs. Oosterdok VX Amsterdam tel ( 0,10 p/min.) info info@e-nemo.

R W B Gl Gr. Dit examen bestaat uit 40 multiple choice vragen. Je bent geslaagd als je: 28 van de 40 vragen goed hebt

Cursus FJ Uitgave 2.0 DWSV. Lesprogramma Flying Junior DWSV

Click wheel ipod Classic Installatie handleiding

Neerzetten van het krat stapelen

CWO KB 1 Instructie boek Zeeverkennersgroep De Argonauten

DEELINSIGNE III TOUWWERK

Commando's & Manoeuvres

Bamboe verbindingen. Een analyse van mogelijke verbindingen met bamboe op basis van kracht opname, sterktes, zwaktes en oplossingen

Instructiemateriaal voor het diploma CWO Roeiboot 1/2 Met bijbehorend insigne roeien Wilhelminagroep Zeeverkenners

Kielboot insigne eisen CWO handboek opleidingen 2007 en NTR 1999

Techniek Pieter v/d Hoogenband Stap voor Stap.

Genieten na een oversteek

Tabaqui en Jacala Oostelbeers, Maart 2009

Krachten. Hoe en waarom zeilt een zeilboot

De startgids voor wedstrijdzeilen

Trim je mast in vijf stappen

Deel 3: Aan boord instructie 3.1 Kielboot

Inhoudsopgave hoofdstuk 5 Kielboot Algemeen diploma Kielboot Richtlijnen voor toetsing Schip en uitrusting...

Ter ondersteuning van die boek zijn er ook diverse CWO instructiespellen & oefenexamens gemaakt die te vinden zijn op:

Examen CWO roeien III

RS-Feva. Handleiding. RACING MANUAL (Part 3)

Transport over land en te water laten van de boot

Maak een ketting van 15 lossen, doe dit niet te strak. Draai de ketting om zodat de achterkant zichtbaar is.

Tips voor 1-persoonscatamarans

Een dagje zeilen (groep 4)

Transcriptie:

Handleiding Bottervaren Deel 1 Maat www.huizerbotters.nl

Inhoudsopgave Deel 1: 1 Voorwoord... 3 2 De rol van de Maat... 4 3 Gastheerschap van de Maat... 4 4 Veiligheid... 4 5 Benaming Botteronderdelen I... 5 5.1 Zeilen algemeen... 5 5.2 Grootzeil... 6 5.3 Fok... 8 6 Zeilen... 14 6.1 Werking van de Zeilen... 14 6.2 Koers en begrippen... 16 6.3 De zwaarden... 17 6.4 Loef- en lijgierigheid... 18 7 Beleggen opschieten en vastzetten... 19 8 Vaarboom Pikhaak en Stutter... 25 9 Aanmeren en wegvaren... 25 10 Varen op de motor... 25 11 Een vaartochtje... 27 11.1 Zeil zetten... 27 11.2 Overstag... 28 11.3 Voor de wind... 30 11.4 Gijpen... 32 11.5 Zeil strijken... 33 11.6 Aanleggen... 34 12 Functie eisen voor een Maat... 35 2

1 Voorwoord De Stichting Huizer Botters is in 1997 opgericht voor de exploitatie van de Huizer botters. Als Stichting zijn we verantwoordelijk voor het in goede staat en varend houden van de Huizer botters. In 2010 hebben we de HZ 45 en de HZ 108 van de Gemeente Huizen gekocht en in volle eigendom gekregen, daarna hebben wij als Stichting de BU 80, nu de HZ 1, gekocht. Inmiddels (2012) hebben we een vierde botter gekocht, de BU 39. Wil je varen met de Botters dan heb je bemanning nodig. Met het opleidingsprogramma dat sinds 2010 bij ons draait leiden we eigen mensen op van Maat tot Schipper en verder. Deze botterhandleiding bestaat uit drie delen. Deel 1 is bedoeld voor een Maat op een Huizer Botter. Deel 2 is gemaakt voor de Schipper op een Huizer botter en in Deel 3 worden zaken behandeld die wat verder gaan dan de standaard zaken die je nodig hebt voor het varen van een bottertocht met gasten: de handleiding voor Experts. In deze handleiding (Deel 1) komen alle zaken aan bod die je nodig hebt om als Maat te kunnen functioneren op een Huizer botter. Het woord Maat is afkomstig van matroos. Volgens Wikipedia: Persoon waarmee men samenwerkt: vriend. In de scheepvaart: assistent, helper, plaatsvervanger, bijvoorbeeld koksmaat, stuurmansmaat. Met maat zonder meer wordt de kapiteinsmaat bedoeld, dus de stuurman. We beginnen in deze handleiding met de belangrijkste zaken op de Botter: de rol van de Maat, wat hij/zij te maken heeft met gastheerschap en vervolgens veiligheid aan boord. Daarna maken we een start met de benamingen van de onderdelen op een botter en gaan in op de werking van de zeilen. We behandelen de lijnen, touwen en vallen, en hoe je deze vastzet en losmaakt. We gaan vaarbomen en pikhaken gebruiken en vervolgens steken we van wal om op de motor te varen. Daarna pas behandelen we het varen onder zeil. Dit boekwerk is zo opgebouwd als zijnde een soort bottertocht die je gaat varen met gasten of opstappers. Je moet eerst je botter kennen, met de lijnen om weten te gaan, op de motor te kunnen varen voordat je onder zeil kunt gaan. Veel plezier en geniet bij het varen op de Huizer Botters! Stichting Huizer Botters, Huizen, maart 2013 Gebruikte bronnen: - Website van de Botter BU130 Trui http://bu130.nl - De Wiki van Platbodemzeilen op een Volendammer Kwak http://nl.wikibooks.org/wiki/platbodemzeilen_op_een_volendammer_kwak - Schiemanswerk van W.P. Coolhaas vijftiende druk 1979 3

2 De rol van de Maat De maat is erg belangrijk op een botter. Zonder maat kan de schipper niks en zonder schipper kan de Maat niks. Het is een twee-eenheid. De Maat is het hulpje van de schipper. Zorg als Maat dat je de schipper niet tegenspreekt. De schipper is de baas. Als Maat ben je niet verantwoordelijk voor de vaartocht maar je bent wel medeverantwoordelijk. Er zijn verschillende schippers bij onze stichting. Al die schippers hebben, in de loop der jaren, hun eigen methoden en manieren aangeleerd. Vraag de schipper hoe hij/zij de dingen graag wil en sta er niet van te kijken dat het wéér op een andere manier gaat zoals jij tot nog toe gezien hebt. Misschien kun je er nog wat van leren. De Maat voert het meeste werk uit op een botter. Zorg dat je continu contact houd met je schipper en wees voorbereid op dingen die je niet verwacht. Ogen en oren openhouden! 3 Gastheerschap van de Maat De maat is ook een visitekaartje van onze stichting. Wanneer je ongeïnteresseerd overkomt en alleen maar komt om te zeilen en niet met mensen praten, dan is het misschien beter dat de schipper alleen gaat zonder maat. Jij weet veel van deze schepen en de opstappers willen wel eens zien hoe je met zo n schuit kunt zeilen. Samen kun je er dan een leuke vaartocht van maken. De gasten nemen hun eigen koek en zopie mee aan boord of hebben een kostmand besteld bij ons. Je bent als maat niet verantwoordelijk dat de opstappers genoeg te eten en te drinken krijgen maar het is natuurlijk wel beter als de kostmand aan het einde van de tocht leeg op de kade komt te staan. Wel is het jouw taak dat de botter opgeruimd blijft. Zorg dat al het afval in de vuilniszak terecht komt en niet overboord. Als je dat 1 keer voordoet dan ziet de opstapper dat je zuinig bent op de spullen en dan laten ze niks rondslingeren. Goed voorbeeld doet goed volgen. Als maat heb je natuurlijk ons bottershirt aan, zodat je tijdens de tocht herkenbaar bent. Het is leuk als je tijdens de bottertocht iets kunt vertellen over de botter, de historie ervan en hoe de stichting de botters in stand probeert te houden. Als klap op de vuurpijl kun je de opstappers Vriend maken. Voor de historie van de botter kun je de boeken van Peter Dorleijn raadplegen. 4 Veiligheid Het belangrijkste aan boord van de botter is de veiligheid. We varen met opstappers die betalen om een stukje te kunnen varen met de botter. Je moet als Maat er continu van bewust zijn dat alle zaken veilig gebeuren. Bij een ongelukje op het water is er niet zo maar een ambulance ter plaatse. Als je iets gevaarlijks aan ziet komen: grijp in of meld het de schipper. Opstappers kunnen rare dingen uithalen. Omdat jij als Maat weet hoe de dingen op een botter werken, verwachten de opstappers ook dat je hun wijst op situaties Passagiers kunnen een nuttige bijdrage leveren aan de uitvoering van de dekhandelingen. Bovendien vinden ze het meestal leuk om te doen. Als er enthousiaste helpers bij de hand zijn, maak je daar dus gebruik van. Bij de meeste vaartochten is het ook een doel op zich dat de gasten meehelpen. Als schipper en maat aan het eind van de dag met hun armen over elkaar kunnen toekijken hoe de gasten zelfstandig overstag gaan, is de dag altijd geslaagd. Dit lukt natuurlijk niet bij alle weersomstandigheden en het is afhankelijk van de groep. En de veiligheid blijft uiteraard voorop staan! probeer te peilen, wat iemands zeilervaring is. Pas de taakverdeling en benadering daar op aan. dring niet aan, als mensen er geen zin in hebben of angstig lijken vooraf heldere instructies geven: wat gaat er gebeuren, wat is precies ieders taak, zonodig droog oefenen. brandblaren van doorslippend touwwerk zijn de meest voorkomende verwondingen. Wijs de passagiers altijd op dit gevaar. Touw dus loslaten, als je het niet meer kunt houden. neem de tijd. chartervaren is geen wedstrijd, hoogstens een surrogaat-wedstrijd. gasten mogen helpen met trekken aan lijnen, maar het beleggen van lijnen waar spanning op komt doe je altijd zelf. Alleen als gasten echt ervaring hebben, kan je volstaan met controleren. handelingen met een verhoogd risico doe je ook zelf, bijvoorbeeld grootzeil laten zakken, of het beleggen en uitvieren van lijnen waar veel spanning op staat, zoals de fokkeschoot. 4

5 Benaming Botteronderdelen I Elk onderdeel van een botter heeft een naam. Niets heet zomaar houtje of touwtje. Zelfs elke huidgang heeft zijn eigen benaming! Veel van deze termen worden alleen op vissersschepen van de Zuiderzee gebruikt, bijvoorbeeld deken, braadspil, achterhuisje, schildboord. Sommige namen zijn nog lokaal anders. Een bezaanzeil heet in Huizen een Bras terwijl dat in andere steden rond ze Zuiderzee deze een Aap heet. Voor wie het nu al duizelt: lang niet al deze kreten zijn van belang om als bemanningslid je werk te kunnen doen. Eigenlijk hoef je alleen datgene bij naam te kennen, waar je aan staat te trekken en sjorren. In dit deel worden de onderdelen behandeld die je als Maat moet weten. Ezelsbruggetje: Bakboord=links=rood=kort=3 Stuurboord=rechts=groen=lang=5 5.1 Zeilen algemeen algemene benamingen rond het zeil 1 lijketouwen touwen die langs de randen van de zeilen zijn genaaid 2 klauwhoek of rak bij een gaffelzeil: de hoek van het zeil bij de gaffelklauw. 3 tophoek bovenste hoek van zeil. Bij een gaffelzeil: ook wel "nokhoek". 4 halshoek Voorste onderhoek van het zeil, die vast op het schip wordt bevestigd 5 schoothoek achterste onderhoek van het zeil, waar de schoot aan zit. 6 voorlijk lijketouw langs de voorkant van het zeil, tussen halshoek en tophoek deze is meestal dik. 7 achterlijk lijketouw langs de achterkant van het zeil, tussen schoothoek en tophoek/nokhoek 8 onderlijk lijketouw langs de onderrand van het zeil, tussen schoothoek en halshoek 9 leuvers, ook wel: kousen lusje aan het lijk, of gaatje in het zeil, om een lijn door te halen, stok in te steken of haak/sluiting aan te bevestigen. 10 kousleuver lus of gat in het zeil, waar ter versteviging een metalen rondje (kous) is ingenaaid. 5

5.2 Grootzeil benamingen rond het grootzeil 11 rakbanden 12 kloten 13 dirk 14 dirkloper Touwlussen waarmee het voorlijk van het grootzeil aan de mast is verbonden doorboorde houten kralen, op de rakbanden geregen. De kralen rollen langs de mast en maken het zeilhijsen daarmee lichter ook wel: kraanlijn. Loopt van de mastvoet, via blok in de masttop, naar een haak op het eind van de giek. Bedoeld om de giek mee op te hijsen. Wordt ook als val voor de bezaan gebruikt. de giek is te zwaar om rechtstreeks aan de (enkelvoudige) dirk op te hijsen. Daarom zit er een enkelschijfs blok aan de dirk: de dirkloper. Het halend part is tijdens de vaart belegd op de klamp. In de haven op de voorste klamp in de zij aan de hijs-zijde. Dan kan het dirkepoppetje niet stukslaan tegen de mast. 15 dirkepop blok tussen dirk en dirkloper. 16 zeileval val in de vorm van een drieschijfstakel, waaraan de gaffel, en daarmee 6

het grootzeil, wordt gehesen. Het halend part wordt belegd op de klamp. Het eind van het halend part is weer aan de gaffel geknoopt en gaat bij het hijsen dus mee omhoog. 17 gaffel licht gebogen essenhouten rondhout, waar het grootzeil aan hangt 18 giek 19 zwanenhals 20 grootschoot 21 hakblok 22 halstalie 23 reeflijn 24 rifkousen 25 smeerreep 26 reeftouw of steekbout 27 smeerreeptalie 28 bulletalie zwaar rondhout, dat de schoothoek van het grootzeil uithoudt. Scharnierend aan de mast bevestigd met een zwanenhals ijzeren haak aan de voorkant van de giek. De haak hangt in een oog aan de mast. De zwanenhals wordt soms gebruikt om de rijglijn op te beleggen, of de bulletalie, als die niet wordt gebruikt. schoot waarmee de stand van giek en grootzeil t.o.v. het schip wordt bepaald. Loopt over vier schijven. Het bovenblok hangt aan de giek, het onderblok is een hakblok en zit aan een ring op de grootschootoverloop. tweeschijfsonderblok van de grootschoot. De hak wordt gebruikt om de schoot op te beleggen. tweeschijfstakel tussen de halshoek van het grootzeil en de mast; om het voorlijk strak te kunnen doorzetten, vooral van belang op aandewindse koersen. Het halend part wordt belegd op een klamp. lijn die zigzag door een serie kousjes ter hoogte van het 1e rif is geregen. Bij het reven wordt deze strak getrokken, zodat de overtollige buik van het zeil bij elkaar gebonden wordt. Het doorgetrokken eind wordt belegd op de zwanehals. set kousleuvers aan het achterlijk en het voorlijk. Bij het reven laat je het zeil zakken. De achterste rifkous (1e of 2e) wordt met de smeerreep op de giek getrokken en wordt schoothoek. De voorste rifkous wordt met de halstalie naar de giek getrokken wordt halshoek. Er zijn kousleuvers voor het eerste en verder omhoog voor het tweede rif. lijn vanaf het eind van de giek door de 1e rifkous in achterlijk, en vandaar terug naar een schijf op de giek en verder naar de smeerreeptalie. Door eraan te trekken met de talie, trek je de rifkous naar de giek. De rifkous fungeert dan als nieuwe schoothoek; de lengte van het achterlijk is verkleind. als er dubbel gereefd moet worden, moet de smeerreep uit de 1e rifkous worden gehaald en omgezet naar de 2e. Met een stevig eind touw wordt de 1e rifkous van tevoren geborgd op de giek. Dat eind touw noem je dan steekbout. drieschijfstakel, tussen een vast oog op de giek en het eind van de smeerreep. Het halend part wordt belegd op een kruisklamp op de giek. (komt nog niet voor op Huizer Botters, gaat wel in gebruik genomen worden) Veiligheidslijn: vanaf het einde van de giek naar de voorbolder. Voorkomt dat het grootzeil onverwachts kan gijpen op voordewindse koersen. 29 huik afdekkleed om opgedoekte fok of grootzeil mee af te dekken. 30 bindtouwen 31 katoen 32 hennep/manilla als het zeil gestreken is, wordt het bij elkaar gebonden op de giek met bindtouwen, die rondom zeil en giek worden geslagen. Het voorste bindtouw gaat ook over de gaffel, zodat die ook vastgebonden is. het materiaal van het grootzeil. Mag niet langdurig worden opgedoekt terwijl het nat is, want dan komt het weer erin. Een nat katoenen zeil moet dus zo snel mogelijk te drogen worden gehesen. het materiaal van de lijken van het grootzeil. Natuurvezel, hiervoor geldt hetzelfde als voor katoen. 7

5.3 Fok benamingen rond de fok 33 stagringen ringen om de voorstag. Zijn met een bindsel aan de stagleuvers van de fok gebonden. Verbinden op die manier de fok aan het voorstag. Tegenwoordig gebruiken we messing leuvers. 34 voorstag massieve ijzeren draad tussen de voorsteven en de masttop. Hierlangs wordt de fok gehesen. 35 grote gei benaming voor fok die tweemaal gereefd is. 36 kleine gei benaming voor fok die driemaal gereefd is. 37 gordijn lijn van halverwege het voorstag naar de voorste kruisklamp in de zij, aan loef. Als de fok bij het overstag gaan wind vangt over de nieuwe boeg, wordt hij opgevangen door het gordijn. De fok kan daardoor niet te wild tekeer gaan en de maat kan zonder gevaar de fokkeschoot beleggen. 8

38 buiketouw 39 fokkeschoot 40 fokkeval 41 leuvers achterlijk lijn, die de buik van de fok in bedwang houdt bij het overstag gaan. Eén eind zit aan het onderlijk gesplitst. Het andere eind kan worden vastgemaakt aan het oog op de overloop. Of op een klamp naast de mast. Op ruime koersen moet deze losgemaakt worden. schoot, waarmee de stand van de fok t.o.v. het schip wordt bepaald. Loopt vanaf de schoothoek met een lus rond achterste kruisklamp in de zij. Dan via een kousleuver in de schoothoek, weer terug naar diezelfde kruisklamp, daarop belegd. val in de vorm van een tweeschijfstakel, waaraan de fok wordt gehesen. Het halend part wordt belegd op de halve klamp aan BB of SB (afhankelijk van welke Botter je vaart) op de mast. Het eind van het halend part is weer aan de tophoek van de fok geknoopt en gaat bij het hijsen dus mee omhoog. in het achterlijk van de fok zitten een paar kousleuvers en een touwleuver. Deze worden benut om op bepaalde koersen een grote of kleinere boom in de fok te kunnen zetten. En bij het reven, om de functie van schoothoek over te nemen. 42 fokkeboom of fokkeloet hiermee wordt de grote boom aangeduid, waarmee de fok "te loevert" kan worden gezet op voordewindse koersen. Een enorm lang kreng, dat door minstens drie man gehanteerd moet worden. Daarom bij dagcharters niet vaak gebruikt. 43 bindtouw touw aan het voorstevenbeslag. De opgerolde fok kan hiermee worden vastgebonden tegen de voorstag. Tevens in gebruik bij het reven, om de onderste stagringen op elkaar te binden, en daarmee het onderste stuk van het zeil uit de wind te halen. 9

10

benamingen 53 54 55 56 oog vd kluiverval, op de steven stagoog, op de steven haak van de fokkehals, op de steven halve klamp op de kluiverboom 57 voorbolders 58 haakjes-op-'t-boord 59 60 61 62 63 64 ogen voor de kuilstok stutterklampen op de waterbalk ring op de fokoverloop kepen in de fokoverloop autoband om stok in te zetten halve klampen op de mast 65 knecht 66 klamp vd halstalie 68 69 70 kruisklampen in de zij kruisklamp op de giek dollen in het dolboord oogje om het onderblok van het kluiverval in te pikken, als de kluiver buiten gebruik is. middelste, zware oog op de voorsteven. Hieraan zit het voorstag. onderste grote oog op de voorsteven; met een haak eraan, waar de halshoek van de fok aan wordt gepikt. om de traveler op te beleggen bolders op de plecht. Om landvasten op te beleggen, maar ook de kluiverschoot ogen op het boord, met een haak eraan, een stukje voor de fokoverloop. Bestemd om de halshoek van de breefok in te pikken. Ook gebruikt als geleiding van de kluiverschoot, of om een autobandje of stootwil aan te hangen. ogen op het boord, net voor de zwaardkop. Bestemd voor het dwarskuilen, om via een stropje de kuilstok aan te bevestigen. Ook handig om een bandje/stootwil aan te hangen. klossen op de waterbalk, BB en SB. Om het wegrollen van losliggende stutters te beletten. hieraan kan het buiketouw worden vastgemaakt. serie inkepingen op de fokoverloop. Bedoeld om de bovenstok van de breefok in te zetten. Ook bruikbaar om een stok in te zetten die het achterlijk van de fok openhoudt. Niet bij Huizer Botters om een stok op een willekeurige plek op de plecht te kunnen zetten, leg je een autoband neer. Touw aan de band aan een vast punt knopen. Stok in het gat van de band zetten. klampen aan BB en SB van de mastvoet, om het fokkeval en het kluiverval op te beleggen. dwarsbalkje aan achterkant mastvoet, door de uiteinden een korvijnagel. Om de dirkloper (BB) en het zeileval (SB) op te beleggen. Deze komt niet voor bij Huizer Botters. klamp tegen de voet van de mast, om de halstalie en eventueel het buiketouw op te beleggen. aan BB en SB zitten drie klampen op het binnenboord. De voorste zijn voor het gordijn. De middelste voor de zwaardloper. De achterste voor de fokkeschoot. klamp midden op de giek, om de smeerreeptalie op te beleggen. aan beide kanten zitten er 2 ijzeren pennen door het dolboord: de dollen. Gebruikt om achterlandvasten op de beleggen, de halshoek en schoot van de bezaan, en soms de grootschoot op ruime koersen. 11

Ankergerei 71 dreg anker met vier armen. Ligt altijd gebruiksklaar, naast de voorsteven. 72 stokanker 73 ankerketting 74 ankerkabel 75 braadspil anker met twee armen en een losse dwarsstok. Is opgeborgen op een andere plek aan boord, als 2e anker. aan het anker zit eerst een paar meter ketting, daarna verlengd met een kabel. De ketting dient om het anker beter aan de grond te houden. Opgeborgen in de voorpiek. Loopt via een gat aan de rand van het boegluik naar de dreg. aan de ketting is de ankerkabel gestoken. Het eind moet gezekerd zijn aan een vast punt in de voorpiek, om te voorkomen dat de hele ankerkabel overboord kan vliegen. liggend spil vooraan de plecht, waarmee de dreg opgehaald kan worden. Meestal wil de dreg zonder gebruik van het braadspil ook wel uit de grond komen. 76 spaak stok die in de gaten van het spil wordt gestoken, als hefboom. 77 neuringlijn 78 neuringboei dunne lijn, aan een arm van het anker geknoopt. Dient om het anker gemakkelijk uit de grond te kunnen trekken. boeitje of stootwil, aan een lijntje op het anker geknoopt. De boei markeert de plek waar het anker ligt. 12

Zwaarden 79 zwaardklamp lange houten klamp, onder het berghout. Tijdens het zeilen wordt het zwaard hier tegenaan gedrukt. Het optrekken van het zwaard gaat lichter, als deze klampen zijn ingevet. 80 zwaardloper lijn van het uiteind van het zwaard, door een gat in de dop, en dan belegd op de middelste klamp in de zij. 81 dop halfronde klos op het boord, waar de zwaardloper doorheen loopt. 82 nok op het zwaardbeslag ijzeren uitsteeksel op de bovenrand van het zwaard. Hier kun je een pikhaak tegenaan zetten, om het zwaard dieper onder water te drukken. Roer en achterhuisje 83 krul 84 pennebank of stuurboog 85 stuurpen 86 stuurtalie kop van het roer. De helmstok kan in een hoge of lage stand worden gebruikt. ijzeren strip met gaatjes, aan de voorkant van het achterhuisje. De helmstok glijdt hier overheen in z'n lage stand. ijzeren pen. Kan in één van de gaten van de pennebank worden gestoken, om de helmstok in een bepaalde stand vast te zetten. wegneembaar vierschijfstakeltje. Wordt bij harde wind gespannen tussen de helmstok en de voorste dol aan loef. Sturen via de stuurtalie is een stuk lichter dan rechtstreeks aan de helmstok. Deze wordt bij Huizer Botters niet gebruikt. 13

6 Zeilen Zeilen is een techniek van voortbeweging door windkracht op een zeilschip, zeilboot of surfplank over het water, met een zeilwagen over land of met een ijszeiler over het ijs. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de kracht van de wind die ontstaat doordat het zeil de snelheid en richting van de inkomende wind verandert. De geschiedenis heeft een langzame, maar voortdurende ontwikkeling van zeil en rompvorm te zien gegeven: van plompe schepen, met vierkante zeilen, die hangend onder aan een ra gevoerd werden (het dwarsgetuigde schip), tot schepen met een slanke romp en diepstekende kiel waarbij de zeilen aan de voorzijde strak aangespannen worden, met name achter een mast of aan kabels van de mast naar het voorschip: het langsgetuigde schip. In het algemeen kan worden gesteld dat modernere schepen beter tegen de wind in ("hoger aan de wind") konden zeilen. 6.1 Werking van de Zeilen Een zeil werkt door de lucht naar achter te gooien, en daarmee de boot naar voren te duwen. Dit gaat net zoals bij een vleugel: Een vleugel buigt luchtstroom die erlangs stroomt naar beneden af. Als de vleugel de wind naar beneden duwt, duwt de vleugel zich juist omhoog. Anders gezegd, de afbuigende luchtstroom duwt de vleugel omhoog. Twee voorbeelden van het principe van dat je om iets af te buigen een kracht nodig hebt: - Als je met een auto hard door een bocht rijdt, heb je een zijdelingse kracht nodig om door de bocht te komen, anders vlieg je uit de bocht. Die kracht wordt geleverd door de banden die grip hebben op de weg. - Als een voetbal van richting wordt veranderd, bijvoorbeeld als je hem tegen een prullenbak laat stuiteren, dan zorgt de prullenbak voor een kracht op de bal. Dus: als je iets wilt verplaatsen (de vleugel), of van richting veranderen (de auto of de bal) is daar een kracht voor nodig. Die ombuigingskracht wordt bij een vleugel de liftkracht genoemd, de kracht die het vliegtuig omhoog duwt. Een vleugel staat onder een kleine hoek. Dit betekent dat de luchtstroom onderlangs als het ware tegen de onderkant van de vleugel botst en naar beneden ketst. De luchtstroom aan de bovenkant van de vleugel wordt ook omgebogen. Dit komt omdat lucht van nature een (gekromd) oppervlak wil volgen. een vleugel buigt de lucht naar beneden af. Dit gebeurt zowel aan de onderkant van de vleugel als aan de bovenkant. Die afgebogen lucht maakt een kuil in de wolk eronder Dat aan de onderkant van de vleugel de luchtstroom wordt afgebogen kunnen de meeste mensen zich wel voorstellen, immers de luchtstroom kan niet door de vleugel heen. Dat aan de bovenkant de luchtstroom wordt afgebogen, is wat moeilijker te begrijpen. Dit komt door het coanda effect: "Een luchtstroom wil een oppervlak blijven volgen, mits de bocht die de stroom maakt niet te klein is, of de grenslaag te dik" Waarom is die bolling van je zeil dan zo belangrijk? Waarom niet gewoon een rechte plaat?. Dat komt omdat de stroming aan lij bij een vlakke plaat aan het begin heel scherp de hoek om moet. Dat kan de luchtstroom niet altijd, de lucht vliegt dan als het ware uit de bocht. Dan buig je de luchtstroom aan lij dus een stuk minder af en heb je dus minder voortstuwing. Wanneer de luchtstroom het zeil niet meer volgt aan lij wordt dit "overtrokken" genoemd. De bocht wordt een stuk minder scherp als je bolling neemt, waardoor je zeil minder snel overtrokken raakt. 14

Door bolling voorkom je een overtrokken zeil. Naast de scherpte van de bocht speelt ook een rol in hoeverre het oppervlakte aan lij komt vol te staan met stilstaande lucht. Dat heeft te maken met de grenslaag, het stukje lucht wat wordt afgeremd door het oppervlak van je zeilen. Hoe ruwer je zeilen hoe meer lucht wordt afgeremd en hoe meer lucht er in de weg zit tussen de bewegende lucht en het oppervlakte. Vandaar dus dat je nooit hoogpolige zeilen ziet. Loslating door ruw oppervlak. Nogmaals, een zeil (en een vleugel) werkt dus door de lucht af te buigen. Deze afbuiging geeft een kracht, -de zeilkracht- Die haaks op het zeiloppervlak werkt. zeilkracht is haaks op zeil. Dat de kracht haaks op het zeil staat is belangrijk om koppels en krachten goed te kunnen begrijpen en toe te passen. 15

6.2 Koers en begrippen Het lijkt logisch dat je ook je zeilen moet kunnen hijsen om te gaan zeilen en dat is natuurlijk ook zo maar er zijn belangrijkere dingen bij het zeilen! Je moet weten waar de wind vandaan komt. Als je dit wilt weten moet je op de volgende zaken letten: vlaggen die op de kant staan, bomen en struiken, golfjes in het water of je kijkt naar de wimpel aan de top van de mast. Als je wat meer van zeilen weet kun je ook aan de hand van je zeilen en de zeilen van andere boten de windrichting bepalen Als je weet waar de wind vandaan komt kun je verschillende koersen met de botter zeilen. Een koers is de richting van de boot ten opzichte van de wind, bijvoorbeeld: als de wind recht van achteren komt noemen we dat voor de wind. Zoals je ziet kan je met een zeilboot 8 verschillende koersen varen. - 1 In de wind (zeilen klapperen) - 2 Aan de wind (met de zeilen over bakboord) - 3 Aan de wind (met de zeilen over stuurboord) - 4 Halve wind (met de zeilen over bakboord) - 5 Halve wind (met de zeilen over stuurboord) - 6 Ruime wind (met de zeilen over bakboord) - 7 Ruime wind (met de zeilen over stuurboord) - 8 Voor de wind (zeilen kunnen zowel over stuurboord als bakboord) Zoals je ziet zijn er 2 verschillende koersen aan de wind, 2 verschillende koersen halve wind en 2 verschillende koersen ruime wind. Alleen in de wind en voor de wind zijn komen in bovenstaande windroos maar één keer voor. Hieronder zal ik per koers nog even kort wat uitleg geven. - In de wind - Recht tegen de wind in kunnen we niet zeilen! (Alleen achteruit, maar dat doen we normaal gesproken niet.) De zeilen vangen geen wind en klapperen. - Aan de wind - Aan de wind betekent dat we schuin tegen de wind in zeilen. Alle richtingen die tussen de twee aan-de-windse koersen liggen kunnen we niet zeilen. Je zou ze kunnen zien als uitersten (als we van de ene naar de andere aan-de-windse koers willen zullen we dan ook moeten draaien: dit heet overstag gaan). De richtingen die we niet kunnen varen zijn in het grijs aangegeven: alle richtingen tussen de twee aan de windse koersen. - Halve wind - Halve wind betekent dat de wind loodrecht van opzij komt. - Ruime wind - Ruime wind betekent dat de wind schuin van achteren komt. - Voor de wind - Bij voor de wind komt de wind precies van achteren. Doordat de wind precies van achteren komt, kunnen grootzeil en fok zowel aan bakboord als aan stuurboord staan. Voor een beginnend zeiler is het de kunst om te leren koers te houden wat betekent dat je in een rechte lijn kunt zeilen. 16

Begrippen In het plaatje hierboven staat al aangeven wat hoger- en lagerwal is, maar toch zal ik het nog even kort uitleggen. Hoe hoog de wal is maakt niks uit, dat had je misschien al begrepen, maar wat is het dan wel? Hogerwal is de wal waar de wind vanaf blaast en lagerwal is de wal waar de wind naartoe blaast. Dit is heel belangrijk om te weten als we willen aanleggen, omdat er verschillende manieren van aanleggen zijn voor hogerwal en lagerwal. BB betekent Bakboord (links) en SB betekent Stuurboord (rechts) Ook de begrippen, die in dit plaatje zijn weergegeven zijn heel makkelijk. De loefzijde is de hoge kant van de boot, de lijzijde de lage kant. Het is namelijk zo dat de boot (een beetje) scheef komt te liggen doordat de wind in de zeilen blaast. De wind komt altijd aan de loefzijde de boot binnen en gaat de boot weer uit aan de lijzijde. Wat heel belangrijk is om te weten is dat je altijd aan de loefzijde van de boot zit als je aan het roer zit. Op die manier kun je goed op je zeilen letten ('een oogje in het zeil houden') en kun je ook goed zien wat er voor de boot gebeurt: je kijkt namelijk langs de zeilen 6.3 De zwaarden Een botter is een platbodem met zijzwaarden. Het lijzwaard laten we op de meeste zeilkoersen geheel of gedeeltelijk onder water steken. Dat zwaard zorgt dan voor extra zijwaartse weerstand van het schip in het water. Het schip wordt door de wind minder makkelijk opzij gezet. De windkracht wordt effectiever in voorwaartse beweging omgezet. Het vleugelprofiel van het zwaard versterkt deze werking, doordat het zwaard lift gaat leveren, net als een vliegtuigvleugel. Dit alles noemen we: driftbeperking. Bij een kielschip zorgt de kiel hiervoor. Platbodems hebben geen kiel, om zodoende beter uit te voeten te kunnen op het ondiepe Hollandse binnenwater. 17

De stand van het zwaard is afhankelijk van drie zaken: de koers ten opzichte van de wind. Hoe hoger de koers, hoe dieper het zwaard. Op voordewindse koersen blijft het zwaard omhoog. Op ruime koersen is hooguit een puntje zwaard nodig om de loefgierigheid tegen te gaan. Het zwaard geeft niet alleen lift maar ook waterweerstand, dus steek niet meer zwaard dan nodig. de windkracht. Als het hard waait, gaat het zwaard op aandewindse koersen niet volledig omlaag. Daardoor blijft de loefgierigheid binnen de perken. de waterdiepte! Een diep gestoken zwaard steekt ongeveer twee en een halve meter onder water. Als het zwaard dan de bodem raakt, zie je het met kleine schokjes omhoog komen. Vaak kan dat weinig kwaad. Het zwaard fungeert dan als dieptealarm. Maar bij harde wind, zeegang of harde grond is het riskant als het zwaard plotseling in de grond loopt. Het kan breken. En als dat niet gebeurt, kan het schip zelfs struikelen over zijn zwaard, en daardoor kapseizen! Wees hier dus altijd voorzichtig mee. Het zwaard mag nooit volkomen verticaal staan of zelfs naar voren wijzen. Het moet altijd iets achteruit blijven wijzen, om te garanderen dat het omhoog scharniert zodra het de bodem raakt. In de zwaardlopers moeten daarom stopperknopen zijn gelegd, die zorgen dat het zwaard niet helemaal verticaal kan zakken. De zwaardklampen moeten liefst voor elke tocht worden ingevet, om het op- en neerhalen van de zwaarden soepeler te laten gaan. Een goedgemaakt zwaard zoekt zelf zijn optimale stand: het zal uit zichzelf af en toe iets omhoog of omlaag komen, zonder dat je er iets aan doet. verlengde zwaardloper De zwaardloper geeft veel waterweerstand als het zwaard diep gestoken is. Op koopschuiten nam men daar geen genoegen mee. De zwaardloper werd verlengd met een dunne lijn met weinig weerstand. Koopschuiten zijn op snelheid gebouwde botters, die op zee vis kochten van anderen. Verlengde zwaardloper 6.4 Loef- en lijgierigheid Een zeilschip hoort op elke koers licht loefgierig te zijn. Dat wil zeggen: als je de helmstok loslaat, moet het schip uit zichzelf gaan oploeven. Om deze neiging te corrigeren, moet de helmstok steeds licht naar loef worden gedrukt. Een schip dat uit zichzelf juist wil afvallen, wordt lijgierig genoemd. Als de loefgierigheid te groot is, moet je zwaar hangen in de helmstok om dit te corrigeren. Ook het omgekeerde is mogelijk: het schip is dan lijgierig en wil uit zichzelf afvallen. Er zijn drie belangrijke oorzaken voor lijgierigheid en overdreven loefgierigheid: de zeilbalans klopt niet: de schoten staan niet goed afgesteld, waardoor de voorzeilen onevenredig veel kracht leveren (lijgierig), of juist het grootzeil (loefgierig). De schoten moeten bijgetrimd worden. Bij lijgierigheid moet misschien de kluiver worden gestreken of minder ver naar voren getrokken. het zwaard staat te diep (loefgierig) of juist te hoog (lijgierig). 18

Als de loefgierigheid niet met schoten of zwaard is te verhelpen, dan er wordt teveel zeil gevoerd voor de heersende wind. Er moet gereefd worden. 7 Beleggen opschieten en vastzetten Praktijkoefeningen zijn hier veel nuttiger dan een theorietekst. We volstaan daarom met een opsomming van de belangrijkste touwsituaties aan boord. Het beleggen van lijnen op een vast punt komt heel vaak voor. Knopen en steken leggen is minder vaak nodig, maar een beperkt aantal steken moet je vlot kunnen maken. Voor de uitleg van paalsteek, mastworp en meer van dat fraais: raadpleeg de vele boekjes en websites die hierover bestaan, of een behulpzame medebotteraar. 19

20