Ondernemersopleiding / AOV Financiering. voor het mkb NEDERLANDS ONDERWIJS INSTITUUT



Vergelijkbare documenten
FINANCIERING voor het mkb

BEDRIJFS- ECONOMIE voor het mkb

5 BELASTINGEN 61 ONDERNEMINGSVORMEN. INHOUDSOPGAVE BEDRIJFSECONOMIE voor het mkb. afdeling hoofdstuk paragraaf

OPSTELLEN ONDER- NEMINGSPLAN

zelfstandig ondernemen

CALCULATIES IN DE PRAKTIJK 1

OPSTELLEN ONDER- NEMINGSPLAN

dit erratum per bladzijde aangegeven. ALGEMENE INSTRUCTIE: - Schrap alle vermeldingen en tekst over OVR en CVR.

FINANCIERING VOOR PDB

CALCULATIES IN DE PRAKTIJK

ELEMENTAIR BOEKHOUDEN

BEDRIJFS- ECONOMIE VOOR PDB

TOELATINGSTOETS M&O. Datum

CALCULATIES IN DE PRAKTIJK

ADMINISTRATIE voor het mkb

KOSTEN- CALCULATIE VOOR PDB

b. Materiaal Loonkosten Opslag indirecte kosten: 125%

3 Consumentenprijs, BTW en inkoopwaarde van de omzet

BOEKHOUDEN IN DE PRAKTIJK 2

MARKETING voor het mkb

TOETS 1 - Basiskennis Calculatie (BKC)

Management & Organisatie VWO 5 Hoofdstuk 27 t/m juni 2009 proeftoets 100 minuten. In deze opgave blijft de btw buiten beschouwing.

ADMINISTRATIE &KOSTPRIJS

Uitwerkingen proefexamen II PDB kostencalculatie

Proefschoolexamen Management & Organisatie 5 vwo. Hoofdstuk 17 tot en met 28. Normering. Aantal punten x = cijfer 63

Opgaven 4.4a en 4.4b horen bij paragraaf 4.2, Liquiditeitsbegroting en resultatenbegroting.

CALCULATIES IN DE PRAKTIJK 2

FINANCIËLE ADMINISTRATIE VOOR PDB

Annuïteit= Elke maand een vast bedrag terugbetalen. Eerste periode is vooral rente, later wordt het aflossingsdeel steeds groter

Examentermen Vakman-ondernemer / editie Titel: Financieel plan

Hoofdstuk 1. Opgave , ,57. Opgave ,078. Opgave , ,

ORGANISATIE voor het mkb

De resultatenrekening

Kamer van Koophandel (KvK): hier kom je meer te weten over vergunningen, wetgeving en btw.

ECONOMIE &PERIODE- AFSLUITING

Heterogene productie (meerdere producten) De directe kosten hebben een rechtstreeks verband met de productie/verkoop van een product.

Kengetallen met betrekking tot de vermogensbehoefte. Opgave 3.6a hoort bij paragraaf 3.3, De gemiddelde opslagduur van de voorraad goederen.

BOEKHOUDEN IN DE PRAKTIJK 1

Meerkeuzevragen: 5. Bereken voor dit jaar de totale constante kosten. A ,- B ,- C ,- D ,-

Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Economisch Instituut voor een Winkelorganisatie. Stein: ISBN: Auteurs: M.J. Duijzings-Biermans, M.W.M. Duijzings, F.L.J.

Hoofdstuk 1. Opgave , ,57. Opgave ,078. Opgave , ,

Dit oefenexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Hoofdstuk 31. Ondernemingsplan. Persoonlijk plan Marketingplan Financieel plan Organisatieplan

Samenvatting M&O periode 1. Hoofdstuk 13 8,4. Paragraaf 1. Samenvatting door G woorden 12 maart keer beoordeeld

PROEFEXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS. MULO-III kandidaten maken de items 1 t/m 30. MULO-IV kandidaten maken de items 1 t/m 36. Intrest

OEFENOPGAVEN LESBRIEF INDUSTRIE

elementair boekhouden

HANDELS- REKENEN NEDERLANDS ONDERWIJS INSTITUUT BV ADMINISTRATIE ECONOMIE. Drs. P.F. Pietersen K.P. Pietersen

Appendix Bedrijfseconomie

PROEFEXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden

Deze examenopgaven bestaan uit 7 pagina s, inclusief het voorblad. Controleer of alle pagina s aanwezig zijn.

Financieel economisch management Examennummer: Datum: 21 november 2009 Tijd: 13:00 uur - 14:30 uur

BEDRIJFSREKENEN OPDRACHTEN BASIS EN KADER

Daarna komen de economische levensduur en het afschrijvingsplan nog aan de orde.

Hoeveel moet u omzetten om quitte te spelen?

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 27 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

BOEKHOUDING EN FINANCIERING

Kosten van huisvesting en duurzame productiemiddelen 7

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 5

Bij een resultatenbegroting (ook wel exploitatiebegroting genoemd) wordt een overzicht gemaakt van de opbrengsten en van de kosten.

Ondernemersplan. Bedrijfsnaam

Welke BTW tarieven zijn er? 21% luxe goederen 6% primaire levensbehoefte 0% vrijgesteld (export, overheidsdiensten)

FINANCIËLE ADMINISTRATIE VOOR PDB

ONDERNEMINGSPLAN. Naam bedrijf: Naam ondernemer: Adres ondernemer: Datum:

Samenvatting M&O Eenmanszaak deel 1 H3 t/m 5

Acumulus & Co. Jaarrekening t.b.v. aangifte inkomstenbelasting (IB)

Hoe groot is het marktaandeel van onderneming B? Vul een geheel getal in (zonder decimalen).

Jaarstukken Stichting Koinonia

Jaarstukken Stichting Koinonia

Bovenstaande begrippen worden veelal weergegeven in onderstaand schema of overzicht. We noemen dit overzicht het exploitatieoverzicht.

Deze uitwerkingen horen bij het boek Examentraining basiskennis Calculatie BKC van de uitgeverij OBCO, ISBN VERSIE 2 dd

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO 2007

Aanvulling Management en organisatie in Balans vwo in verband met de expliciteringen van de examencommissie

Hoofdstuk 3: Resultaten

Aurington. Administratie en Advies

Jaarstukken Stichting Koinonia

Exploitatiebegroting Croco Shop Netto omzet Brutowinst Operationele kosten Bedrijfsresultaat (voor bel.)

2015 Nederlandse Associatie voor Examinering

Acumulus & Co. Bijlage 2. Jaarrekening t.b.v. aangifte inkomstenbelasting (IB)

Eindexamen m&o vwo 2003-II

Hoofdstuk 3: Resultaten

EXAMEN Praktijkdiploma Boekhouden

Rente. Een lening is soms nodig om een grote uitgave te kunnen doen. De lening moet terugbetaald worden, maar ook de rente. Hoe hoog is de rente?

LESPROGRAMMA OPLEIDING ONDERNEMEN 13 weken

Appendix Bedrijfseconomie Opgaven

BEDRIJFS- ECONOMIE voor het mkb

LESPROGRAMMA OPLEIDING ONDERNEMEN 13 weken

Het aantal te behalen punten is 100. Bij elke vraag staat aangegeven hoeveel punten je daarvoor kunt behalen.

Het Ondernemingsplan Handleiding voor de startende ondernemer

Inhoudsopgave. Mijnondernemingsplan.rtf Pagina 2 van 20Mijnondernemingsplan.rtf Pagina 2 van 20

Dit voorbeeldexamen bestaat uit 22 vragen. De opbouw en het aantal vragen komt overeen met het online examen.

Cursus financieel management

PROEFEXAMEN 2 Praktijkdiploma Boekhouden

PERIODE- AFSLUITING VOOR PDB

6,3. Samenvatting door S. 864 woorden 16 mei keer beoordeeld. Praktische economie. KvK: helpt bedrijven (bij opstarten) en voert wetten uit

3 Voorcalculatie, nacalculatie en verschillenanalyse

Eindexamen m&o vwo 2005-I

PRAKTIJKDIPLOMA BOEKHOUDEN FINANCIAL & COST ACCOUNTING UITWERKINGEN 16 EN 17 JUNI 2009

Transcriptie:

Ondernemersopleiding / AOV Financiering voor het mkb NEDERLANDS ONDERWIJS INSTITUUT

OPLEIDING ONDERNEMEN / AOV DE START VAN EEN ONDERNEMING Praktijkdiploma Ondernemingsplan mkb FINANCIERING voor het mkb (leverbaar met werkboek) Drs. P.F. Pietersen K.P. Pietersen 6 e druk, 2 e oplage ISBN 978 90 6355 284 8 NEDERLANDS ONDERWIJS INSTITUUT BV

DE NOI-METHODE VOOR HET ONDERNEMERSDIPLOMA De NOI-methode 'Ondernemersopleiding' bestaat uit een serie studie- en werkboeken die gebruikt worden in het cursorisch onderwijs en in het dagonderwijs. Voor wat betreft het cursorisch onderwijs is de NOI-methode op maat gesneden voor het behalen van het Associatie Praktijkdiploma Ondernemer MKB. Dit diploma wordt verkregen middels drie examens: Ondernemingsplan; Personeel en Organisatie; Bedrijfsadministratie. Voor elk van deze examens wordt een afzonderlijk diploma afgegeven. De Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens is gevestigd in Amersfoort. Voor het dagonderwijs sluit de NOI-methode nauw aan op de vereiste kwalificaties voor het Diploma Ondernemer Detailhandel (KC-Handel). PRAKTIJKDIPLOMA ONDERNEMINGSPLAN MKB Vakgebied Marketing Financiering NOI-boek Marketing voor het mkb Werkboek Marketing voor het mkb Financiering voor het mkb Werkboek Financiering voor het mkb Opstellen ondernemingsplan Rekenen voor het mkb (facultatief) PRAKTIJKDIPLOMA PERSONEEL EN ORGANISATIE MKB Vakgebied Organisatie NOI-boek Organisatie voor het mkb Werkboek Organisatie mkb PRAKTIJKDIPLOMA BEDRIJFSADMINISTRATIE MKB Vakgebied Administratie NOI-boek Administratie voor het mkb De Stichting Nederlandse Associatie voor Praktijkexamens verklaart dat in dit studieboek 'Financiering voor het mkb, 6 e druk' het examenprogramma Praktijkdiploma Ondernemingsplan MKB (POP), onderdeel Financiering, vastgesteld d.d. 5 oktober 2004, volledig is verwerkt. De stichting doet hiermee geen uitspraak over de didactiek en de correcte verwerking van de vakinhoud. De beoordeling geldt alleen voor de theorie en niet voor de (oefen)examens.

WOORD VOORAF VOOR DE CURSIST De NOI-serie voor het ondernemersonderwijs is een moderne, op de praktijk afgestemde studiemethode voor (toekomstige) ondernemers, franchisenemers en filiaalchefs. Met deze leerstof zijn al meer dan 300 000 cursisten opgeleid. De methode wordt niet alleen voor zelfstudie en in het cursorisch onderwijs veel gebruikt, ook op dagscholen (ROC's) heeft de methode een vaste plaats verworven. Kernstof en verrijkingsstof Het NOI-boek Financiering voor het MKB bevat kernstof en verrijkingsstof. De kernstof is afgestemd op de exameneisen van het Associatie Praktijkdiploma Ondernemingsplan MKB. De verrijkingsstof bevat onderwerpen die voor de ondernemer van belang zijn, maar niet onder de eisen van het Associatie-examen vallen. De verrijkingsstof is aangegeven met een -, zowel in de inhoudsopgave als in de tekst. Voor dagscholen die opleiden voor het Diploma Ondernemer Detailhandel (KC-Handel) behoren zowel de kernstof als de verrijkingsstof tot de vereiste kwalificaties. Zelfwerkzaamheid Om de leerstof te kunnen onthouden, moet je 'al doende' leren. De studiemethode bestaat daarom uit: een leerboek Financiering met: - tekst in heldere, vlot lezende zinnen, waardoor je de theorie gemakkelijk in je opneemt; - verwerkingsvragen die onmiddellijk op de tekst volgen, zodat je direct zelf kunt toetsen of je de tekst hebt begrepen. Het is niet de bedoeling om de antwoorden op te schrijven. een werkboek met: - meerkeuzevragen; - juist-onjuistvragen; - opdrachten om de theorie te verwerken. Ondernemingsplan Een ondernemingsplan is de basis van de bedrijfsvoering. Hoofdpunten daarin zijn de financiering en de marketingstrategie. Het NOI-boekje Opstellen ondernemingsplan is een praktijkvoorbeeld waarbij de cursist/student zelfstandig opdrachten moet verwerken om het ondernemingsplan te maken. Bij de zesde druk, tweede oplage In deze tweede oplage worden in hoofdstuk 2.2 de ondernemingsvormen VOF, CV en maatschap behandeld. De OV, SV, OVR en CVR van de vorige oplage zijn vervallen; het wetsvoorstel voor deze nieuwe ondernemingsvormen is ingetrokken.

Voor ervaringen en suggesties houden wij ons van harte aanbevolen. Ons adres is: NOI bv, Antwoordnummer 58, 3740 VB BAARN telefoon 035-5416743, fax 035-5417341, e-mail mkb@noi.nl NOI Copyright: NOI Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen, verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, database, computerbestand, internet of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het NOI. Omslagontwerp: Ronald Meij

INHOUD afdeling hoofdstuk paragraaf 1 KOSTENENCALCULATIES 1 KOSTEN...blz. 10 1 Directekostenenbedrijfskosten... 10 2 Personeel, huisvesting, overige kosten en rente... 11 3 Afschrijvingskosten... 12 4 Verwerkingsvragen... 14 2 HET EXPLOITATIEOVERZICHT 16... 1 Berekening van de nettowinst... 16 2 Nettowinst en gewaardeerde kosten... 17 3 Verwerkingsvragen... 18 3 PRIJSBEREKENING DETAILHANDEL... 19 1 De brutowinstopslag... 19 2 Prijsberekening met een opslagpercentage... 20 3 Prijsberekening met omrekenfactor...- 21 4 Adviesprijzen...- 21 5 Verwerkingsvragen... 22 4 PRIJSBEREKENING AMBACHT EN DIENSTVERLENING 24 1 Het uurtarief... 24 2 De offerteprijs... 26 3 Differentiële kostprijs...- 27 4 Voor- en nacalculatie...- 27 5 Het machine-uurtarief...- 28 6 Verwerkingsvragen... 32 2 ONDERNEMINGSVORMEN 1 DE RECHTSVORM VAN DE ONDERNEMING 36... 1 Natuurlijke personen en rechtspersonen... 36 2 Ondernemingsvormen... 36 3 Het handelsregister... 38 4 Verwerkingsvragen... 39 ONDERNEMINGEN ZONDER 2 RECHTSPERSOONLIJKHEID... 41 1 De eenmanszaak... 41 2 De maatschap... 43 3 Kenmerken vennootschap... 44 4 De vennootschap onder firma (VOF)... 45 5 De commanditaire vennootschap (CV)... 49 6 Verwerkingsvragen... 51

2 3 4 ONDERNEMINGEN MET RECHTSPERSOONLIJKHEID... 54 1 De besloten vennootschap (BV)... 54 2 De naamloze vennootschap (NV)... 59 3 De coöperatieve vereniging (coöp)...- 61 4 De vereniging...- 63 5 De stichting...- 64 6 Het bestuur van grote ondernemingen... 65 7 Verwerkingsvragen... 68 ONDERNEMINGSVORM EN EXPLOITATIEOVERZICHT 72 1 Het exploitatieoverzicht van de eenmanszaak... 72 2 Het exploitatieoverzicht van de BV...- 73 3 Verwerkingsvragen... 74 3 BELASTINGEN 1 INKOMSTENBELASTING (IB) 78... 1 De drie boxen van de Wet op de Inkomstenbelasting 78 2 Het belastingtarief van box 1... 79 3 Het belastingtarief van box 2... 81 4 Het belastingtarief van box 3... 82 5 Overzicht inkomensboxen en tarieven... 83 6 Persoonsgebonden aftrekposten en heffingskortingen - 84 7 Voorheffing loonbelasting...- 84 8 Aangifte IB en aanslag IB...- 85 9 Verwerkingsvragen... 85 2 AFTREKPOSTEN VOOR ONDERNEMINGEN...- 89 1 Aftrekposten voor alle ondernemingsvormen...- 89 2 Extra aftrekposten voor IB-ondernemers...- 90 3 De keuze eenmanszaak of BV...- 91 4 Verwerkingsvragen...- 92 3 OMZETBELASTING (BTW) 93... 1 Directe en indirecte belastingen... 93 2 Hoe wordt de omzetbelasting geheven?... 93 3 Het aangiftebiljet... 95 4 De kleine-ondernemersregeling...- 98 5 Verwerkingsvragen... 98 BELASTINGEN VAN GEMEENTE EN PROVINCIE 4. - 100 1 Rechten, leges en heffingen...- 100 2 Verwerkingsvragen...- 100

4 FINANCIERING EN FINANCIEEL BELEID 1 VERMOGENSBEHOEFTE EN VERMOGENSVERKRIJGING 104 1 Eigen en vreemd vermogen... 104 2 Vormen van vreemd vermogen... 105 3 Samenvatting... 107 4 Verwerkingsvragen... 108 2 DE LIQUIDITEIT VAN EEN ONDERNEMING 110... 1 Liquiditeit en werkkapitaal... 110 2 De current ratio... 111 3 De quick ratio... 112 4 Kernen in de vlottende bedrijfsmiddelen... 112 5 Samenvatting... 113 6 Verwerkingsvragen... 113 3 DE SOLVABILITEIT VAN EEN ONDERNEMING 116... 1 Wat verstaan we onder solvabiliteit?... 116 2 Het kengetal van de solvabiliteit... 117 3 Bewaken van de solvabiliteit... 117 4 Verwerkingsvragen... 120 4 CASHFLOW... 122 1 Cashflow bij de eenmanszaak... 122 2 Cashflow bij de BV...- 125 3 Vergelijking cashflow eenmanszaak en BV...- 128 4 Verwerkingsvragen... 128 5 DE RENTABILITEIT VAN VERMOGEN...- 130 1 De opbrengst van belegd vermogen...- 130 2 De rentabiliteit van het totale vermogen (RTV)...- 130 3 De rentabiliteit van het eigen vermogen (REV)...- 132 4 Rentabiliteit en ondernemingsvorm...- 133 5 Verwerkingsvragen...- 133 6 BANKKREDIET 135... 1 Rekening-courantkrediet... 135 2 Zekerheidstelling... 136 3 Factoring... 137 4 Verwerkingsvragen... 138 7 LEVERANCIERSKREDIET 140... 1 Leverancierskrediet ontstaat automatisch... 140 2 Korting voor contante betaling...- 140 3 Kredietbeperkingstoeslag...- 141 4 Kosten van leverancierskrediet...- 143 5 Leverancierskrediet en afnemerskrediet...- 144 6 Verwerkingsvragen... 144

4 8 LEASING... 147 1 Twee vormen van leasing... 147 2 Leasing en financiering... 148 3 Verwerkingsvragen... 149 9 CONSUMPTIEF KREDIET...- 150 1 Gespreide betaling...- 150 2 Verwerkingsvragen...- 152 5 BEDRIJFSCONTROLE 1 BEGROTEN EN BUDGETTEREN 154... 1 De exploitatiebegroting... 154 2 De liquiditeitsbegroting... 156 3 Investeringsbegroting en financieringsplan... 158 4 Planning en doelstelling... 159 5 Verwerkingsvragen... 159 2 BEDRIJFSVERGELIJKING 162... 1 Interne en externe bedrijfsvergelijking... 162 2 Kengetallen... 164 3 Verwerkingsvragen... 165 3 VERZEKERINGEN 166... 1 Risico... 166 2 De schadeverzekering... 168 3 Soorten schadeverzekeringen... 170 4 Verwerkingsvragen... 174 4 HET BEDRIJFSMINIMUM...- 178 1 Vaste kosten...- 178 2 Variabele kosten...- 180 3 Berekening van het bedrijfsminimum...- 181 4 Kostenindelingen...- 183 5 Verwerkingsvragen...- 184 5 OVERNAME VAN EEN BEDRIJF...- 186 1 De overnameprijs...- 186 2 Voorbeeld van een overname...- 187 3 Verwerkingsvragen...- 189 TREFWOORDENREGISTER... 192 FORMULES EN KENGETALLEN - Financiering... 201 FORMULES EN BEGRIPPEN - Rekenen... 203

1 Kosten en calculaties AFDELING 1.1 Kosten... 10 1.2 Het exploitatieoverzicht... 16 1.3 Prijsberekening detailhandel... 19 1.4 Prijsberekening ambacht en dienstverlening... 24 KOSTEN EN CALCULATIES - Afdeling 1 9

11 11 kosten 1.1 1 DIRECTE KOSTEN EN BEDRIJFSKOSTEN Als je een bedrijf hebt, maak je kosten. Die kosten houden verband met de grootte en de aard van je bedrijf. Een sanitairbedrijf heeft andere kosten dan een reisbureau en de kosten van een banketbakker wijken af van de kosten van een bloemist. Ondanks deze verschillen zijn er ook overeenkomsten. Bij elk bedrijf onderscheiden we: directe kosten; bedrijfskosten. directe kosten Directe kosten Om een badkamer te kunnen betegelen, moet het sanitairbedrijf tegels inkopen. Als een vakantieganger een vliegreis wil boeken, moet het reisbureau vliegtickets inkopen. De banketbakker moet grondstoffen (meel, suiker e.d.) inkopen om gebak te kunnen maken. De bloemist moet bloemen inkopen voordat hij ze kan verkopen. De inkoopprijzen van tegels, vliegtickets, grondstoffen en bloemen vormen de directe kosten voor bovenstaande bedrijven. Directe kosten worden gemaakt voor het leveren van een bepaald product of een bepaalde dienst. Anders gezegd, directe kosten houden rechtstreeks verband met het leveren van producten of diensten. Per verkocht product of per geleverde dienst kun je nauwkeurig vaststellen hoeveel de directe kosten bedragen. 10 KOSTEN - Hoofdstuk 1.1

bedrijfskosten exploitatiekosten Bedrijfskosten Naast de directe kosten worden er ook kosten gemaakt om het totale bedrijf in stand te houden. Bijvoorbeeld het salaris van medewerkers, de huur van het bedrijfspand, de kosten van inventaris, machines, gereedschappen en bedrijfsauto's, de kosten van reclame en van gemeentelijke belastingen. Zonder deze kosten te maken, kan een bedrijf niet bestaan. We noemen deze kosten daarom bedrijfskosten. Bedrijfskosten worden gemaakt om het totale bedrijf in stand te kunnen houden. Anders gezegd, bedrijfskosten houden verband met het uitoefenen van het bedrijf. De bedrijfskosten worden ook wel exploitatiekosten of indirecte kosten genoemd. In een kostenoverzicht worden de bedrijfskosten meestal als volgt ingedeeld: personeelskosten; huisvestingskosten; afschrijvingskosten; overige kosten; rentekosten geldleningen. 1.1 2 PERSONEEL, HUISVESTING, OVERIGE KOSTEN EN RENTE personeelskosten huisvestingskosten overige kosten rentekosten Tot de personeelskosten rekenen we niet alleen de loonkosten van de medewerkers. Ook kostenvergoedingen voor reizen, studie, kleding en maaltijden, de kosten van een spaarloonregeling, een pensioenverzekering en een kerstpakket behoren tot de personeelskosten. De belangrijkste kostenvanhuisvesting zijn huur, energie- (gas, elektra) en waterverbruik, brand- en inbraakverzekering, schoonmaak, onderhoud en gemeentelijke belastingen zoals onroerende-zaakbelasting en reinigings- en rioolrecht. Onder deoverigekosten vallen kantoorkosten voor administratie, telefoon, computer en accountant, verzekeringskosten voor wettelijke aansprakelijkheid (WA) en bedrijfsschade, verkoopkosten en autokosten. (De laatste twee kosten worden ook wel als afzonderlijke kosten in het kostenoverzicht opgenomen.) Vrijwel elk bedrijf heeft een kostenpost rente vreemd vermogen voor geleend geld. Bekende voorbeelden van vreemd vermogen zijn een hypotheeklening, een familielening en een bankkrediet. Over geleend geld moet de ondernemer rente betalen. KOSTEN - Hoofdstuk 1.1 11

1.1 3 AFSCHRIJVINGSKOSTEN duurzaam bedrijfsmiddel formule jaarlijkse afschrijvingskosten Elk bedrijf gebruikt duurzame bedrijfsmiddelen. Tot de duurzame bedrijfsmiddelen behoren gebouwen, machines, inventaris (vloerbedekking, verlichting enz.), bedrijfsauto's enz. Een belangrijk kenmerk van een duurzaam bedrijfsmiddel is dat er meerdere jaren gebruik van wordt gemaakt. Om die reden wordt de aankoopprijs van een duurzaam bedrijfsmiddel in de vorm van afschrijvingskosten over meerdere jaren verspreid. Je gebruikt daarvoor de volgende formule: jaarlijkse afschrijvingskosten = aanschafprijs bedrijfsmiddel gebruiksduur in jaren Voorbeeld Een banketbakker koopt een koelvitrine voor 6.000,. Hij veronderstelt dat dit duurzaam bedrijfsmiddel vijf jaar gebruikt kan worden. De afschrijvingskosten zijn dan per jaar 6.000 : 5 = 1.200,. Let op Bij een duurzaam bedrijfsmiddel wordt dus niet de aanschafprijs tot de kosten gerekend, maar het bedrag van de jaarlijkse afschrijving. aanschafprijs afschrijving Het afschrijvingspercentage Op de koelvitrine van ons voorbeeld wordt per jaar 20% afgeschreven. Als je de afschrijving met dat percentage berekent, kom je weer uit op 1.200, per jaar. Controle: 20% van 6.000 = 1.200,. Er zijn bedrijfsmiddelen die in de praktijk korter meegaan dan vijf jaar maar de Belastingdienst staat niet toe dat je de jaarlijkse afschrijving daarop afstemt. Hogere afschrijvingskosten zouden tot een lagere winst en minder belasting leiden. Daarom geldt voor alle bedrijfsmiddelen als maximum 20%. (Voor het bedrijfspand geldt overigens een nog veel lager percentage.) De aanschafprijs van de koelvitrine wordt in de administratie als boekwaarde genoteerd. De boekwaarde moet je elk jaar verminderen met de afschrijving. Hieronder zie je hoe dat in zijn werk gaat: boekwaarde (aanschafprijs) 6.000, afschrijving in jaar 1-1.200, boekwaarde na 1 jaar 4.800, afschrijving in jaar 2-1.200, boekwaarde na 2 jaar 3.600, enz. 12 KOSTEN - Hoofdstuk 1.1

boekwaarde restwaarde Door de afschrijving daalt de boekwaarde van de koelvitrine elk jaar met 1.200,. De boekwaarde is de waarde die de koelvitrine volgens de boekhouding heeft. Werkelijke gebruiksduur en afschrijvingsperiode Als je een bedrijfsauto in vijf jaar afschrijft, is het afschrijvingspercentage 20% per jaar. De afschrijvingsperiode is dan gelijk aan de verwachte gebruiksduur. Na vijf jaar is de auto volledig afgeschreven. De boekwaarde is dan 0, en je hebt dan geen afschrijvingskosten meer. Dat wil echter niet zeggen dat je de auto niet langer kunt gebruiken. De werkelijke gebruiksduur kan best langer zijn dan de afschrijvingsperiode. De werkelijke gebruiksduur kan natuurlijk ook korter zijn dan de afschrijvingsperiode. Bijvoorbeeld als je de auto al na twee jaar inruilt. Restwaarde In de praktijk heeft een duurzaam bedrijfsmiddel aan het eind van de afschrijvingsperiode altijd nog een bepaalde restwaarde. Dat is het bedrag dat het bedrijfsmiddel bij verkoop of inruil vermoedelijk nog zal opbrengen. De inruilprijs die je na twee jaar voor de auto krijgt, kan zowel hoger als lager zijn dan de boekwaarde. Afschrijving over een gedeelte van het jaar De afschrijving wordt altijd berekend over een heel gebruiksjaar. In de praktijk moet je ook wel eens de afschrijving berekenen over een gedeelte van het jaar. Voorbeeld Aanschaf snijmachine per 1 mei 2012 voor 4.800,. Afschrijving 20% per jaar. a Hoeveel bedraagt de afschrijving per jaar? 20% van 4.800 = 960,. b Hoeveel bedragen de afschrijvingskosten in het jaar 2012? Als je dit bedrijfsmiddel op 1 mei aanschaft, zijn er al vier maanden van het jaar 2012 verstreken. Er blijven dan nog acht maanden over voor de afschrijving voor dit jaar. De afschrijvingskosten voor dit jaar zijn dan 8/12 x 960 = 640,. c Wat is de boekwaarde op 31 december 2012? 4.800 640 = 4.160,. Opmerking Soms wordt voor een duurzaam bedrijfsmiddel de aanschafprijs direct tot de kosten gerekend. Dat is het geval bij duurzame bedrijfsmiddelen met een aanschafprijs beneden 500,. Het bedrijfsmiddel wordt dan als het ware in één keer afgeschreven. KOSTEN - Hoofdstuk 1.1 13

1.1 4 VERWERKINGSVRAGEN 1.1.1 DIRECTE KOSTEN EN BEDRIJFSKOSTEN BLZ 1 Geef een voorbeeld van directe kosten voor een banketbakker. 10 2 Wat is een kenmerk van directe kosten? 3 Waarom moeten bedrijfskosten worden gemaakt? 11 4 Geef twee andere namen die voor bedrijfskosten worden gebruikt? 5 Hoe worden de bedrijfskosten meestal opgedeeld? 1.1.2 PERSONEEL EN HUISVESTING, OVERIGE KOSTEN EN RENTE 6 Geef naast de loonkosten een voorbeeld van personeelskosten. 11 7 Geef naast huur een voorbeeld van huisvestingskosten. 8 Geef een voorbeeld van overige kosten. 9 Geef een voorbeeld van vreemd vermogen. 1.1.3 AFSCHRIJVINGSKOSTEN 10 Geef voorbeelden van duurzame bedrijfsmiddelen. 12 11 Wat is een kenmerk van een duurzaam bedrijfsmiddel? 12 Wat is de formule voor het berekenen van de jaarlijkse afschrijvingskosten van een bedrijfsmiddel? 13 De verwachte gebruiksduur van een spuitinstallatie is zes jaar. De aanschafprijs is 42.000,. a) Bereken de afschrijvingskosten per jaar. b) Bereken de boekwaarde na twee jaar. 14 Welk gegeven heb je nodig om voor een duurzaam bedrijfsmiddel het afschrijvingspercentage vast te stellen? 15 Waardoor daalt de boekwaarde elk jaar? 13 14 KOSTEN - Hoofdstuk 1.1

16 De aanschafprijs van een machine is 16.000,. De afschrijving is 20% per jaar. a) Bereken de afschrijvingskosten per jaar. b) Wat is de verwachte gebruiksduur van deze machine? 13 17 Een bedrijfsmiddel met een verwachte gebruiksduur van vijf jaar wordt aangeschaft op 1 april voor 3.500,. a) Wat is het afschrijvingspercentage? b) Bereken de afschrijvingskosten per jaar. c) Bereken de afschrijvingskosten in het jaar van aanschaf. d) Bereken de boekwaarde per 31 december van het jaar van aanschaf. 18 In welk geval wordt de aanschafprijs van een bedrijfsmiddel in één keer als kosten geboekt? KOSTEN - Hoofdstuk 1.1 15

12 het exploitatieoverzicht Een exploitatieoverzicht laat zien hoeveel omzet, brutowinst en nettowinst een bedrijf heeft behaald en welke kosten het daarvoor moest maken. 1.2 1 BEREKENING VAN DE NETTOWINST exploitatieoverzicht EXPLOITATIEOVERZICHT OMZET 540.000, directe kosten - 300.000, BRUTOWINST 240.000, bedrijfskosten: personeelskosten 60.000, huisvestingskosten - 50.000, afschrijvingskosten - 30.000, overige kosten - 20.000, totaal - 160.000, bedrijfsresultaat 80.000, rentekosten vreemd vermogen - 20.000, NETTOWINST (winst vóór belasting) 60.000, Toelichting Omzet: dit is de opbrengst van de geleverde producten en/of diensten. Directe kosten: dit zijn kosten die rechtstreeks verband houden met de omzet. Bij een ambachtelijk bedrijf of een horecabedrijf bestaat dat bedrag hoofdzakelijk uit de inkoopprijzen van de verwerkte grondstoffen en materialen. Bij een handelsbedrijf zijn dat de inkoopprijzen van de verkochte artikelen (de inkoopwaarde van de omzet). Brutowinst: dit is de omzet verminderd met de directe kosten. 16 HET EXPLOITATIEOVERZICHT - Hoofdstuk 1.2

Bedrijfskosten: dit zijn kosten die gemaakt worden voor de algehele bedrijfsvoering. Ze worden ook wel exploitatiekosten of indirecte kosten genoemd. Personeelskosten: dit zijn voornamelijk de loonkosten van de medewerkers. Bedrijfsresultaat: dit is de brutowinst verminderd met de bedrijfskosten. Nettowinst: dit is het bedrijfsresultaat verminderd met de rentekosten van het vreemd vermogen. De ondernemer ontvangt geen salaris. Zijn inkomen bestaat uit de nettowinst van het bedrijf. 1.2 2 NETTOWINST EN GEWAARDEERDE KOSTEN nettowinst gewaardeerd loon gewaardeerde rente economisch resultaat Beoordeling nettowinst De nettowinst in ons voorbeeld is 60.000,. Op het eerste gezicht een heel hoog resultaat. Je moet er echter rekening mee houden dat in het exploitatieoverzicht geen loonkosten voor de ondernemer zijn opgenomen en ook geen rentekosten voor het eigen vermogen dat hij in de zaak heeft gestoken. Daarom moet de nettowinst een vergoeding voor deze kosten geven. Want als de ondernemer niet zelf in de zaak werkt en geen eigen geld in de zaak steekt, moet hij aan zijn vervanger loon betalen en voor het geleende geld rente vergoeden. De ondernemer moet bovendien nog een vergoeding hebben voor het risicodathijloopt.alshetslechtgaatmethetbedrijfkrijgthijgeenvergoeding voor zijn arbeid en zijn vermogen. Bovendien bestaat het gevaar dat hij het eigen vermogen dat hij in de zaak heeft gestoken verliest. De nettowinst bestaat dus uit drie bestanddelen, namelijk een vergoeding voor: de eigen arbeid van de ondernemer (het gewaardeerd loon); het vermogen dat de ondernemer in de zaak heeft gestoken (de gewaardeerde rente over het eigen vermogen); het ondernemersrisico (het economisch resultaat van het bedrijf). Hoewel het belangrijke kosten zijn, worden de gewaardeerde kosten niet werkelijk uitbetaald. Ze zijn alleen bedoeld om de nettowinst te beoordelen. Stellen we het gewaardeerd loon op 40.000, en de gewaardeerde rente voor het eigen vermogen op 6.000, dan kunnen we de winst berekenen die bedrijfseconomisch gezien juist is, het zgn. economisch resultaat: HET EXPLOITATIEOVERZICHT - Hoofdstuk 1.2 17

nettowinst 60.000, gewaardeerd loon 40.000, gewaardeerde rente EV - 6.000, - 46.000, economisch resultaat 14.000, Er zijn geen vaste regels die aangeven hoe hoog de gewaardeerde kosten (gewaardeerd loon en gewaardeerde rente) moeten zijn. De gewaardeerde kosten moeten de ondernemer echter een redelijke vergoeding geven. In ons voorbeeld is dat het geval. Daarnaast is het economische resultaat duidelijk positief. Het is voor elk bedrijf belangrijk om het economisch resultaat te berekenen. Zou het economisch resultaat meerdere jaren negatief zijn dan is dit een waarschuwing dat het voortbestaan van het bedrijf in gevaar is. 1.2 3 VERWERKINGSVRAGEN 1 Wat kun je aflezen uit een exploitatieoverzicht? BLZ 16 1.2.1 BEREKENING VAN DE NETTOWINST 2 Waaruit bestaat de omzet? 16 3 Hoe noem je de kosten die rechtstreeks verband houden met de omzet? 4 Hoe bereken je de brutowinst? 5 Hoe noem je de kosten die voor het hele bedrijf zijn gemaakt? 17 6 Hoe bereken je het bedrijfsresultaat? 7 Met welke kosten wordt het bedrijfsresultaat verminderd om de nettowinst te berekenen? 1.2.2 NETTOWINST EN GEWAARDEERDE KOSTEN 8 Waarvoor is de nettowinst een vergoeding? 17 9 a) Hoe noem je de vergoeding voor de eigen arbeid van de ondernemer? b) Hoe noem je de vergoeding voor het eigen vermogen in de onderneming? c) Hoe noem je de vergoeding voor het risico dat de ondernemer loopt? d) Hoe noem je het totaal van deze vergoedingen? 18 HET EXPLOITATIEOVERZICHT - Hoofdstuk 1.2

13 prijsberekening detailhandel Veel consumenten kopen prijsbewust. Prijsbewust kopen wil níet zeggen dat je bij voorkeur de goedkoopste artikelen koopt, wél dat je probeert 'waar voor je geld' te krijgen. Een detaillist houdt hier rekening mee als hij een verkoopprijs voor een artikel vaststelt. Die verkoopprijs moet voor de consument aanvaardbaar en voor de detaillist winstgevend zijn. 1.3 1 DE BRUTOWINSTOPSLAG De exploitatiebegroting Ondernemer Donkers heeft voor het komende jaar de volgende exploitatiebegroting gemaakt. Een exploitatiebegroting is een overzicht van omzet, kosten en winst (of verlies) die de ondernemer voor het komende jaar verwacht. exploitatiebegroting EXPLOITATIEBEGROTING OMZET 450.000, directe kosten (inkoopwaarde van de omzet) - 270.000, BRUTOWINST 180.000, bedrijfskosten - 130.000, bedrijfsresultaat 50.000, rente vreemd vermogen - 10.000, NETTOWINST 40.000, Het opslagpercentage voor brutowinst Volgens deze begroting worden de artikelen die Donkers voor 450.000, verkoopt, ingekocht voor 270.000,. Hij maakt dan een brutowinst van 180.000,. Donkers gebruikt de begrote brutowinst om de verkoopprijzen van zijn artikelen te berekenen. Als Donkers 180.000, brutowinst wil behalen op 270.000, inkoop (directe kosten), dan moet hij zijn inkoopprijzen verhogen met PRIJSBEREKENING DETAILHANDEL - Hoofdstuk 1.3 19

een opslagpercentage voor brutowinst van: 180.000 x 100% = 67% (afgerond). 270.000 Die 67% is een gemiddelde opslag. Donkers zal dit percentage niet voor ál zijn artikelen gebruiken. Hij moet dus per artikelgroep en soms zelfs per artikel afzonderlijk bekijken welk opslagpercentage hij gaat gebruiken. Bovendien moet Donkers rekening houden met zijn concurrenten. Als hij een te hoog opslagpercentage gebruikt worden zijn artikelen te duur. Gebruikt hij een te laag percentage dan behaalt hij te weinig brutowinst. brutowinstopslag 1.3 2 PRIJSBEREKENING MET EEN OPSLAGPERCENTAGE Het gemiddelde opslagpercentage voor brutowinst ligt bij de meeste detailhandelszaken tussen 40% en 80%. De verschillen hebben te maken met de branche en met het niveau van de zaak. Supermarkten hanteren lagere marges dan kledingzaken en discounters gebruiken lagere marges dan luxe speciaalzaken. In het volgende voorbeeld laten we zien hoe je met behulp van het opslagpercentage de verkoopprijs berekent. Voorlopige verkoopprijs Johan Gardenier, eigenaar van een tuincentrum, hanteert voor de artikelgroep tuinmeubelen een brutowinstopslag van 70%. Met behulp van dit opslagpercentage berekent Gardenier de verkoopprijzen van zijn artikelen. Deze prijzen moeten daarna nog worden verhoogd met 19% BTW. Voorbeeld inkoopprijs tuinbank 200, brutowinstopslag 70% - 140, + verkoopprijs exclusief BTW 340, BTW 19% - 64,60 + verkoopprijs inclusief BTW 404,60 voorlopige verkoopprijs Deze berekende verkoopprijs is een voorlopige verkoopprijs. Definitieve verkoopprijs Als Gardenier verwacht dat de tuinbank uit het voorbeeld bijzonder in trek zal zijn en niet bij concurrenten te koop is, zal hij de prijs hoger stellen, bijvoorbeeld op 419,. Als hij een minder vlotte verkoop verwacht, zal hij de prijs lager stellen, bijvoorbeeld op 389,. 20 PRIJSBEREKENING DETAILHANDEL - Hoofdstuk 1.3

Voor dit bijstellen zijn geen vaste richtlijnen. De detaillist weet uit ervaring wat met betrekking tot de prijs van een artikel kan en wat niet kan. Hieruit volgt dat het vaststellen van de definitieve verkoopprijs in twee 'stappen' verloopt: eerste stap: de inkoopprijs verhogen met een percentage voor brutowinst en een percentage voor BTW; tweede stap: de voorlopige verkoopprijs bijstellen. De definitieve verkoopprijs noemen we de winkelprijs of consumentenprijs. vaststellen verkoopprijs consumentenprijs 1.3 3 PRIJSBEREKENING MET OMREKENFACTOR - omrekenfactor Veel detaillisten gebruiken voor het bepalen van de voorlopige verkoopprijs een omrekenfactor. In de omrekenfactor is zowel het opslagpercentage voor brutowinst als het percentage voor BTW begrepen. Gardenier heeft de omrekenfactor voor zijn assortiment tuinmeubelen als volgt berekend: inkoopprijs van een artikel 100% brutowinstopslag 70% + 70% verkoopprijs exclusief BTW 170% BTW 19% van 170% + 32% (afgerond) voorlopige verkoopprijs inclusief BTW 202% van de inkoopprijs De voorlopige verkoopprijs inclusief BTW is 202% van de inkoopprijs. Hiervan leidt hij een omrekenfactor af van: 202 = 2,0 (afgerond op één decimaal). 100 Door de inkoopprijs van een artikel te vermenigvuldigen met 2,0 vindt hij dus in één keer de voorlopige verkoopprijs. Toepassing: inkoopprijs tuinbank 200, ; omrekenfactor 2,0; voorlopige verkoopprijs: 200 x 2,0 = 400,. 1.3 4 ADVIESPRIJZEN - adviesprijs Een adviesprijs is een door de fabrikant geadviseerde consumentenprijs. Gardenier heeft in zijn assortiment ook merkartikelen met adviesprijzen. Bij de inkoop van deze artikelen controleert hij of de adviesprijs overeenstemt met de consumentenprijs die hij met zijn omrekenfactor aan zijn klanten zou berekenen. PRIJSBEREKENING DETAILHANDEL - Hoofdstuk 1.3 21

controleberekening adviesprijs Voorbeeld Prijslijst fabrikant: tuintafel: inkoopprijs exclusief BTW 175, ; adviesprijs inclusief 19% BTW 329,. Controleberekening Gardenier: voorlopige verkoopprijs tuintafel: 175 x 2,0 = 350,. Uit deze controleberekening blijkt dat Gardenier op een hogere winkelprijs uitkomt. Hij is niet verplicht zich aan de adviesprijs te houden, maar hij kan moeilijk een prijs van 350, vragen als een concurrent dezelfde tuintafel voor 329, aanbiedt. Gardenier moet nu afwegen of hij de tuintafel wel of niet in zijn assortiment opneemt. Het kan zijn dat het om een bekend merk gaat dat niet in zijn assortiment mag ontbreken. In dat geval zal hij de tafel opnemen. 1.3 5 VERWERKINGSVRAGEN 1.3.1 DE BRUTOWINSTOPSLAG BLZ 1 Wat is een exploitatiebegroting? 19 2 Wat gebruik je als je de verkoopprijs van een artikel berekent? 3 Wat is het gevolg van het hanteren van een te laag opslagpercentage? 20 1.3.2 PRIJSBEREKENING MET EEN OPSLAGPERCENTAGE 4 Inkoopprijs 188, ; brutowinstopslag 120%; BTW 19%. Bereken de verkoopprijs afgerond op 10,. 20 5 In welk geval zal de detaillist de consumentenprijs hoger stellen dan de voorlopige verkoopprijs? 6 In welk geval zal de detaillist de winkelprijs lager stellen dan de voorlopige verkoopprijs? 7 In welke twee stappen wordt de consumentenprijs vastgesteld? 21 1.3.3 PRIJSBEREKENING MET OMREKENFACTOR - 8 Welke twee opslagpercentages bevat de omrekenfactor? 21 22 PRIJSBEREKENING DETAILHANDEL - Hoofdstuk 1.3