Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

het project "Informatie- en communicatietechnologie (ICT) in het onderwijs" in 2002

PLAN VAN AANPAK PROJECT VINKENSLAG, versie 4 september 2008

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ADVIES I.V.M. HET POSITIEF ACTIEPLAN ALLOCHTONEN EN ARBEIDSGEHANDICAPTEN 2002

Hoofdstuk 17 wordt inclusief koptekst gewijzigd en komt als volgt te luiden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid AV/IR/2003/ Datum 10 maart 2003

Besluit van houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie)

verantwoordingsonderzoek 2017 bij het Ministerie van Financiën en Nationale

Nota van B&W. Onderwerp Onderzoek verzelfstandiging OSK

- 1 - De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, Handelend in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Raad voor Cultuur. Telefax

s-gravenhage, 14 januari 2000 De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. Borst-Eilers

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Uitwerking aanbevelingen rapport Berenschot Evaluatie van de interne en externe Governance van de Stichting Energy Valley

Checklist strategisch opleidingsplan voor ondernemingsraad. mei 2014

Afsprakenkader. Partners in Leren en Werken in. Zorg en Welzijn Zeeland. Vastgesteld in de FluenZ Adviesraad. ViaZorg

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Functiebeschrijving Manager Kwaliteitsbeleid

Aan de commissie Inwonerszaken

Reorganisatiecode Universiteit Leiden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden zorgdrager minister van BZK, beleidsterrein Nationale Ombudsman over de periode

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Onderwerp ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein "Invoerrechten en accijnzen" over de periode

een faculteit of dienst. Bij een reorganisatie van de Universiteit Twente als geheel geldt de UT als eenheid.

FUNCTIEBESCHRIJVING EN -WAARDERING. Stichting Talent Adjunct-algemeen directeur

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Regiovisie Bergen-Gennep-Mook en Middelaar

Functie: Medewerker administratieve organisatie en interne controle

Tweede Kamer der Staten-Generaal

INTENTIEVERKLARING. De Vereniging voor Christelijk Onderwijs Groningen. De Vereniging voor Christelijk Basisonderwijs Hoogkerk,

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

FORMULIER FUNCTIEPROFIEL

een faculteit of dienst. Bij een reorganisatie van de Universiteit Twente als geheel geldt de UT als eenheid.

Foech ried/kolleezje: De vaststelling van verordeningen als bedoeld in artikel 8 en artikel 35 IOAW dient door de gemeenteraad te gebeuren.

Onderwerp Besluit organisatie, mandaat, volmacht en machtiging Consumentenautoriteit 2007

u\\ kenmeik on;, kenmeik ARZ/ Lbr. 94/154.- CvA 94/15

Functiebeschrijving Manager Personeelsbeleid

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris,

B CAO afspraken persoonlijk budget en extra budget

Uiterst voorstel CAO PARENCO juni 2017

Eindbod CAO PARENCO maart 2016

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Onderwijshuisvestingsbeleid gemeente Utrecht. Onderzoeksplan

BIJLAGE 1, BEDOELD IN ARTIKEL B.8 VAN DE COLLECTIEVE AR- BEIDSVOORWAARDENREGELING PROVINCIES (Spelregels en flankerend beleid bij reorganisaties)

Communicatieplan Energie- & CO 2

Leidraad jaarverslag Kwaliteitsimpuls 2015

Bestuurlijke planning en control en concernsturing

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

RAAMWERK BEDRIJFSOPLEIDINGSPLAN MODE- EN INTERIER-INDUSTRIE

Datum 12 april 2012 Onderwerp Inspectie Openbare Orde en Veiligheid rapport "Follow the Money"

BESLUITNOTA. Sluitende aanpak jongeren naar startkwalificatie en werk. Regio Hoogezand-Sappemeer, Haren en Slochteren

1.Inleiding. 2.Profielen per 1 augustus 2007

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

In deze brief licht ik het voornemen tot oprichting van deze rechtspersoon nader toe.

Nadere uitleg is opgenomen in de implementatiehandleiding, onderdeel van de bij deze modelverordening behorende ledenbrief.

Aan dtkv. 2017/ Uw brief van: 23 maart 2017 Ons nummer: Willemstad, 11 april 2017

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid. Overeenkomst inzake de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid

Kadernota xteme inhuur

Verordening Cliëntenparticipatie Wsw Wet Sociale Werkvoorziening

Advies van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid inzake de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen

Aan dtkv. 2017/ Uw brief van: 22 februari 2017 Ons nummer: Willemstad, 6 april 2017

De Rekenkamer is verder nagegaan of de verantwoording van de verschuldigde vergoeding over 2011, 2012 en 2013 volledig is.

Plan van Aanpak. Servicepunt Vrijwilligerswerk Hengelo. Onderdeel. Maatschappelijke Stage

ONDERZOEK NAAR KWALITEITSVERBETERING MBO OPLEIDINGSNIVEAU. Clusius College te Alkmaar

14 april 2008 PO/B&B/2008/9198

RAADSVOORSTEL EN ONTWERPBESLUIT

Evaluatie paragraaf Personeelsbeleid uit Collegeprogramma

Tweede Kamer der Staten-Generaal

DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID;

Verordening. Participatieraad Sociaal Domein. (WMO, Participatiewet en Jeugdwet)

Notitie beschut werk. Aanleiding. Indicatiestelling beschut werk UWV

Verordening cliëntenparticipatie WerkSaam Westfriesland 2015

Concept-Convenant verlaging caseload gezinsvoogdij. Convenant. 1. De Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering

Instruerend Bestuur Quickscan en checklist

Raadsbijlage Voorstel inzake de sanering Stichting Peuterspeelzalen Eindhoven naar aanleiding van de Rapportage Ernst 5

Omvang Collectief Mentaal Verzuim in organisaties

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris,

ITEMLIJST voor EXTERNE GESPREKKEN

Regeling Begeleiding Van Werk Naar Werk bij reorganisaties

BESTUURSOPDRACHT MAJEURPROJECT VOORTGEZET ONDERWIJS Gemeenteraad

Bijlagen: ontwerpbesluit (het rapport Omgevingsonderzoek provincie Noord- Holland is u al in december '97 toegestuurd).

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1985-1986 17317 Opleidingsbeleid bij de Rijksoverheid Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal 's-gravenhage, 25 februari 1986 Ter voldoening aan een eerder gedane toezegging om u op de hoogte te houden van de gang van zaken met betrekking tot het opleidingsbeleid deel ik u het volgende mee. Als vervolg op de nota «Opleidingsbeleid bij de rijksoverheid» (Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17 317, nrs. 1-2) is een Aktieplan Vorming en Opleiding 1985-1988 uitgewerkt. Het aktieplan is op 4 april 1985 door de ministerraad aanvaard. Een samenvatting van het aktieplan voeg ik hierbij. Het plan houdt in dat de opleidingsinspanningen ten behoeve van het burgerlijk rijkspersoneel volgens een meerjarenplan zullen worden verhoogd, waarbij voorrang zal worden gegeven aan het opleidingsbeleid op een vijftal prioriteitsgebieden, namelijk management en beleidsvorming, informatica, financieel-economisch beleid en beheer, veranderingsoperaties en leerlingwezen. De ministerraad bepaalde daarbij dat dit opleidingsbeleid decentraal zal worden uitgevoerd, dat wil zeggen onder de verantwoordelijkheid en onder het beheer van de departementsleidingen. Deze operatie zal worden beheerst door middel van jaarlijkse, taakstellende departementale opleidingsplannen. Het Rijks Opleidingsinstituut (ROI) van mijn ministerie zal daarbij een centrale ondersteunende rol vervullen en mij bijstaan in mijn coördinerende taak in het opleidingsbeleid in de rijksdienst. De decentrale aanpak van het opleidingsbeleid waartoe de ministerraad heeft besloten betreft ook de financiering. Dit wil zeggen dat de uitbreiding van de opleidingsinspanningen van de departementen geheel uit de departementale begrotingen dient te worden gefinancierd. Om u een indruk te geven van de orde van grootte van de bedragen die met het opleidingsbeleid zijn gemoeid geef ik u het volgende overzicht. De bedragen gelden voor de rijksdienst als geheel en betreffen de materiële opleidingsuitgaven (exclusief de loon- en salariskosten van het opleidingspersoneel). Uitgaven in 1984: f64 min. Begroot voor de uitvoering van het Aktieplan 1985: f 94 min.; 1986: f 118 min.; 1987: f 139 min.; 1988: f161 min. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17317, nr. 6 1

Hoewel deze bedragen ten aanzien van de totale personele begrotingen en meerjarenramingen niet buitensporig hoog lijken, zal de bepaling van endogene financiering de departementsleidingen ongetwijfeld voor problemen plaatsen om de benodigde financiële ruimte te vinden. De departementen zijn inmiddels door middel van een circulaire op de hoogte gebracht van de beslissing van de ministerraad en van de wijze waarop het aktieplan naar mijn mening het beste kan worden uitgevoerd. Een afschrift van deze circulaire (nr. ROI/BO/85/085) voeg ik ter kennisneming bij. De Minister van Binnenlandse Zaken, J. G. Rietkerk Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17 317, nr. 6 2

AKTIEPLAN VORMING EN OPLEIDING 1985-1988 Het Aktieplan betreft de vorming en opleiding van het burgerlijk rijkspersoneel van de ministeries. Het Aktieplan is een beleidsplan van de Minister van Binnenlandse Zaken en omvat richtlijnen voor het eigen opleidingsbeleid van de ministeries. Het Aktieplan is aanvaard in de Ministerraad van 4 april 1985, met de bepaling dat het plan decentraal wordt uitgevoerd, dat wil zeggen per departement onder ministeriële verantwoordelijkheid en dat de kosten van de opleidingen ten laste komen van de departementale begrotingen. SAMENVATTING VAN HET AKTIEPLAN I. Uitgangspunten en doelstellingen Nog meer dan voorheen moeten thans hoge eisen worden gesteld aan de kwaliteit en de efficiency van de bedrijfsvoering van de overheid. Hierdoor worden ook hoge eisen gesteld aan de bekwaamheden van de ambtenaren. Dit geldt temeer in tijden van grote veranderingen, zoals thans door de zogenaamde grote operaties. De beoogde resultaten van de grote veranderings-operaties in de rijksdienst zullen niet «als vanzelf» voortvloeien uit de ter zake genomen beslissingen van de regering. De resultaten kunnen alleen worden bereikt door de inspanningen van het rijkspersoneel. Aan de bereidheid van de ambtenaren om zich voor het uitvoeren van de veranderingsoperaties in te zetten behoeft niet te worden getwijfeld. Maar er zal ook een beroep moeten worden gedaan op nieuwe bekwaamheden. De uitvoering van de operaties - ook in hun samenhang - en het laten functioneren van de rijksdienst onder veranderde omstandigheden, vragen nieuwe vaardigheden. Met deze nieuwe eisen kon nog geen rekening worden gehouden bij de selectie, opleiding en vorming van het huidige personeel. Ook afgezien van het realiseren van de nu op handen zijnde grote veranderingen vraagt de dagelijkse gang van zaken thans veel van de inzet en de bekwaamheden van het personeel. Hierop is in de laatste jaren herhaaldelijk en van verschillende kanten gewezen, onder andere in de nota «Opleidingsbeleid bij de rijksdienst» (Tweede Kamer, zitting 1981-1982, 17 317, nrs. 1-2), waarin de toenmalige Ministervan Binnenlandse Zaken uiteenzet welke eisen aan het personeel gesteld dienen te worden en hoe daar door middel van een goed opleidingsbeleid aan tegemoet kan worden gekomen. Zonder een investering in de kwalitatieve versterking van de benodigde personeelscapaciteit op de navolgende gebieden is het bereiken van de doelen van de operaties uitgesloten en zal een goede en efficiënte bedrijfsvoering ernstig worden belemmerd. - Belangrijke aspecten van de personeelscapaciteit zijn in dit verband de bekwaamheden voor het management op alle niveaus van de rijksdienst en voor de beleidsvorming. Management en beleidsvorming betreffen zowel het intern functioneren van het overheidsapparaat als wel het functioneren van de overheid ten opzichte van de samenleving. Aan de bekwaamheden daarvoor van alle leidinggevenden in de rijksdienst dienen zeer hoge eisen te worden gesteld. Volgens moderne inzichten moeten deze bekwaamheden vooral worden ontleend aan de bestuurs-, de bedrijfs- en de organisatiekunde en worden ontwikkeld in opleiding en praktijk. - Verbetering van het functioneren van de overheid kan onder meer worden bereikt door een bedrijfsmatige aanpak van de bedrijfsvoering. Hiermee wordt bedoeld een meer zakelijke besturing van het overheidsapparaat, waarbij ondoelmatigheden, die voortkomen uit het bureaucra- Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17 317, nr. 6 3

tisch karakter van de overheid, zoveel mogelijk worden vermeden. Het is van belang dat het personeel wordt gemotiveerd tot het aanvaarden van nieuwe ideeën over organisatie en management. Het optreden van topmanagers in het kader van interne opleidingen is in dit verband bij grote bedrijven zeer effectief gebleken en zou ook bij de overheid overwogen dienen te worden. - De veranderingsoperaties kunnen niet tot een goed einde worden gebracht, wanneer niet tijdig afdoende maatregelen worden genomen voor het opvangen van de personele gevolgen. Bevordering van mobiliteit, flexibiliteit en herplaatsbaarheid dienen onlosmakelijke onderdelen van de veranderingsoperaties te zijn. Niet alleen de grote operaties waartoe reeds een aanzet is gegeven zullen veranderingen teweeg brengen. Het lijkt dat verandering in de rijksdienst in de komende jaren structureel zal zijn. Opleiding («vorming») is een van de meest effectieve middelen om de ambtenaren, op alle niveaus, in staat te stellen om onder frequent wisselende condities te werken en goede oplossingen te vinden voor nieuwe vraagstukken. Als voorbeeld kan worden gewezen op het belangrijke vraagstuk van de herverdeling van de arbeid, waarmee ook het overheidsapparaat zal worden geconfronteerd. Het oplossen van dit vraagstuk vereist (niet alleen bij het management) een grote mate van flexibiliteit in handelen en in de bereidheid tot het ondergaan van veranderingen. - Een bron van toenemende bezorgheid is het beheer van de informatisering in de rijksdienst. Er zijn jaarlijks zeer grote bedragen (in 1983 f600 min.) gemoeid met de aanschaf, de ontwikkeling en het onderhoud van systemen. De verantwoordelijkheid voor het nemen van beslissingen over, het kunnen ontwikkelen van en het kunnen omgaan met deze systemen vragen een hoog niveau van deskundigheid zowel bij informatici als bij managers en gebruikers. Geconstateerd is dat deze deskundigheid in de rijksdienst in onvoldoende mate aanwezig is. De Algemene Rekenkamer heeft in haar jaarverslag over 1983 gewezen op de schade die daardoor is ontstaan. Er kan niet langer worden gewacht met het opbouwen van voldoende deskundigheid in de rijksdienst. - De financieel-economische aspecten van het management en van de beleidsvorming in de rijksdienst worden steeds meer gerekend tot de verantwoordelijkheden van managers en hogere beleidsfunctionarissen. Behalve bij de (schaarse) specialisten is deskundigheid op het specifieke terrein van de openbare financiën in onvoldoende mate aanwezig. Maatregelen om in dit tekort te voorzien dienen onverwijld te worden genomen. - De overheid zal, ook als werkgever, een bijdrage leveren aan de oplossing van het vraagstuk van de jeugdwerkloosheid. Mogelijkheden daarvoor, bij voorbeeld door ruimere toepassing van het leerlingwezen in de rijksdienst, worden thans in beschouwing genomen. In de sfeer van het opleidingsbeleid dienen voorzieningen te worden getroffen voor een begeleiding van jongere werknemers die in het leerlingwezen aan onderwijsactiviteiten deelnemen. Resumerend kan worden gesteld dat binnen de rijksdienst maatregelen moeten worden genomen voor de kwalitatieve versterking van de personele capaciteit op de gebieden: - management en beleidsvorming - het uitvoeren van veranderingsoperaties en het in goede banen leiden van de gevolgen daarvan - informatisering - financieel-economisch beleid en beheer - invoering van het leerlingwezen. Deze maatregelen dienen te bestaan uit met elkaar samenhangende acties op het gebied van het personeels- en het organisatiebeleid. De Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17 317, nr. 6 4

benodigde personeelscapaciteit kan worden opgebouwd en ondersteund door werving en selectie, loopbaanplanning en begeleiding, programma's voor het opdoen van ervaring op verschillende terreinen, personeels- en vacatureplanning en vorming en opleiding. De Stuurgroep Opleidingsbeleid Rijksoverheid heeft de Minister van Binnenlandse Zaken 1984 geadviseerd over het in dit verband in de toekomst te voeren opleidingsbeleid voor het personeel van de burgerlijke rijksdienst. De ervaringen die zijn opgedaan met de ontwikkeling van het beleid dat was neergelegd in de nota «Opleidingsbeleid bij de rijksoverheid», dienen vertrekpunt te zijn voor het concipiëren van nieuw opleidingsbeleid. De Stuurgroep heeft derhalve tevens rapport uitgebracht over de huidige stand van zaken met betrekking tot het opleidingsbeleid. De aanbevelingen van de Stuurgroep zijn door de Minister van Binnenlandse Zaken in grote lijnen overgenomen bij het ontwikkelen van een Aktieplan voor het opleidingsbeleid van de departementen - en op centraal niveau het interdepartementale opleidingsbeleid van Binnenlandse Zaken - in de komende jaren. Op één belangrijk punt heeft de Minister van Binnenlandse Zaken evenwel gemeend van het advies van de Stuurgroep te moeten afwijken. De Stuurgroep, samengesteld uit vertegenwoordigers van de topleiding van verschillende departementen, adviseerde een opleidingsbeleid waarvan de financiële consequenties in de periode 1985-1987 f203 min. per jaar bedragen. De minister is ervan uitgegaan dat dit in de huidige financieel-economische situatie een te zware belasting betekent. Het Aktieplan is gebaseerd op een minstens noodzakelijke uitgave van f161 min. per jaar, te bereiken door vier jaarlijkse verhogingen van respectievelijk f30 min., f54, f75 en f97 min. boven het voor 1985 reeds deels in de departementale begrotingsvoorstellen, inclusief het begrotingsvoorstel voor het Rijks Opleidingsinstituut, vastgelegde niveau van f64 min. II. Het aktieplan, zoals het aan de ministerraad is voorgelegd Het Aktieplan voor de concrete uitvoering van het beleid geeft aan welke acties zullen worden ondernomen door het Ministerie van Binnenlandse Zaken, met name door het Rijks Opleidingsinstituut R0I en voor een deel in samenwerking met de Directie Overheidsorganisatie en automatisering. Het R0I levert specifieke opleidingsbijdragen in samenhang met de ondersteunende en adviserende taken van genoemde directie ten behoeve van het management, de organisatie en de informatievoorziening van de rijksdienst. Voor de binnen de departementen te ondernemen acties wordt volstaan met het aangeven van een algemeen model, op basis waarvan een aan departementale eisen aangepast beleid kan worden ontwikkeld. Het Aktieplan dient te worden beschouwd als het om budgettaire redenen maximaal haalbare in de periode 1985/88. Nadat in de RRD overeenstemming is bereikt over het voornemen het Aktieplan uit te voeren, dient dit plan te worden vertaald in departementale opleidingsplannen. Pas dan zal een concreet beeld ontstaan van de bedragen die per departement in de loop van de planperiode moeten worden uitgegeven. Aan de uitvoering van het Aktieplan in de departementen en departementsonderdelen zal, met inachtneming van de coördinerende en dienstverlenende taken van het R0I en de SOR (zie verder in deze nota), gestalte worden gegeven onder de verantwoordelijkheid van de ministers. Het is derhalve niet mogelijk en ook niet wenselijk om in het Aktieplan al een realistische begroting op te nemen van de bedragen die met de te ondernemen acties zijn gemoeid. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17 317, nr. 6 5

Voor de besluitvorming in de Ministerraad is het niettemin noodzakelijk te kunnen beschikken over een indicatie van de orde van grootte van de investeringen die, op het gebied van opleidingen, moeten worden gedaan voor de opbouw van de kwaliteit van het personeel. De Stuurgroep Opleidingsbeleid Rijksoverheid gaat er, op basis van ramingen door het Rijks Opleidingsinstituut, vanuit dat voor de rijksdienst als geheel jaarlijks f 203 min. zou moeten worden besteed. In 1 984 wordt f 64 min. aan opleiding besteed. Deze bedragen zijn geen begrotingscijfers, maar kunnen worden gehanteerd als een indicatie van de omvang van de opleidingsinspanning van de rijksdienst als geheel. Per departement en per departementsonderdeel zal gedifferentieerd beleid dienen te worden gevoerd, afgestemd op de behoeften en mogelijkheden ter plaatse. Het Rijks Opleidingsinstituut kan worden ingeschakeld om, in overleg met personeels-, organisatie- en opleidingsafdelingen en met de dienstleiding, opleidingsplannen uit te werken. De financiering van deze plannen komt in het algemeen ten laste van de departementale begrotingen. De genoemde bedragen betreffen zowel de materiële uitgaven (voor onder meer cursusmateriaal, externe opleidingsinstituten, externe docenten) alswel de personeelslasten van de opleidingssector. De verhouding tussen de materiële en de personele uitgaven is ongeveer 2:1. Indien in het kader van de heroverwegingen zou worden besloten tot een nog verder gaande privatisering van de opleidingen in de rijksdienst (thans ca. 40 %), zal deze verhouding enigszins verschuiven. Dit zal evenwel niet leiden tot een verlaging van het totaal van de opleidingsuitgaven. De door de Stuurgroep Opleidingsbeleid Rijksoverheid geadviseerde relatief grote toename van de opleidingsuitgaven van f64 min. tot f203 min. per jaar dient te worden beoordeeld ten opzichte van de omstandigheid dat de huidige opleidingsinspanning bij de rijksdienst, gemeten naar alle denkbare maatstaven, bijzonder gering is. Dit blijkt in de eerste plaats uit de te constateren tekorten aan bekwaamheden die het saneren van de organisatorische en bestuurlijke problematiek belemmeren. Het blijkt ook uit vergelijking met een aantal omringende landen en grote ondernemingen die met overeenkomstige bestuurlijke problemen kampen en waar enkele jaren geleden is begonnen met het nemen van maatregelen. Een uitgave van f 203 min. zou overeenkomen met ca. 2% van de totale personeelslasten van de rijksdienst. In andere EG landen wordt het dubbele aan opleiding van overheidspersoneel besteed. In «excellente» (dat wil zeggen goed bestuurde) ondernemingen wordt het drievoudige als normaal beschouwd. Niettemin beschouwde de Minister van Binnenlandse Zaken, gezien de financiële positie van het Rijk, de uitgave van een bedrag van f203 min. per jaar als niet realiseerbaar. Het Aktieplan, dat uiteindelijk aan de Ministerraad is voorgelegd, is gebaseerd op een maximale besteding in de orde van grootte van f161 min. per jaar in 1988, te bereiken via een geleidelijke verhoging ten opzichte van het niveau van 1984: (In f min., prijspeil 1984) 1984 1985 1986 1987 1988 Management en beleid Informatica Financieel-economisch Veranderingsoperaties Leerlingwezen Overige opleidingen 28 38 48 57 20 27 33 39 1 1 3 4 6 8 9 11 1 2 2 3 38 41 44 47 Totaal 64' 94 118 139 161 1 Totaal van de uitgaven in 1984. beleid van de departementen eind 1984. Deze cijfers blijken in overeenstemming De verzamelde gegevens betreffen de te zijn met de uitkomsten van een diep- begrotingen 1985 en meerjarenramingen gaand onderzoek naar het opleidings- 1986 t/m 1988 van de departementen. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17317, nr. 6 6

Het Aktieplan heeft voornamelijk betrekking op de opleidingscategorieën die in het verleden, in het algemeen gesproken, te weinig als noodzakelijk voor het goed functioneren van de dienst werden erkend. Hiervoor zijn in het Aktieplan vijf prioriteitsgebieden aangewezen. Niet tot deze prioriteiten worden gerekend de z.g. primaire vakopleidingen. Deze - meestal vaktechnische - opleidingen worden algemeen erkend als voorwaarden voor het kunnen vervullen van specifieke functies in de dienstonderdelen. De gebieden, waarop de opleidingsinspanningen moeten worden verhoogd worden hieronder uitgewerkt. De mate waarin deze inspanningen volgens het Aktieplan door de departementen en door het ROI per jaar op een hoger niveau moeten worden gebracht, is af te lezen uit de indicatieve tabel. Het plan omvat de volgende acties: 1. Akties op het gebied van opleidingen management en boleids vorming 1.1. Het creëren van management opleidingsmogelijkheden voor het lager- en middenkader (tot max. schaal 9). Van de leidinggevende functionarissen in deze categorie worden meer instrumentele managementvaardigheden geëist. In verband met de voortstrijdende decentralisatie van beheersbevoegdheden zijn dit vooral beheersvaardigheden. Het opleidingsbeleid op dit gebied sluit aan bij recente rapporten in het kader van het project Reorganisatie Rijksdienst 1 en van de Heroverwegingen 2. Ongeveer de helft van de ± 13.500 leidinggevenden in deze categorie kan hiermee uiteindelijk worden bereikt. De opleidingen zullen door of vanwege de departementen dienen te worden verzorgd. 1.2. Dito voor hoger kader (schaal 10 t/m 12). Tot het hoger kader worden gerekend functionarissen in de categorie schaal 10 t/m 12 (totaal 18000), voor zover zij in meerdere of mindere mate met leidinggevende taken zijn belast. Accenten dienen te liggen op organisatiekunde, bestuurskunde, intern-politieke vaardigheden en managementvaardigheden: het gaat voor deze categorie vaak om een optimale integratie van beleids- en managementtaken. Ook deze opleidingsactiviteiten zullen door of vanwege de departementen worden verzorgd. 1 - «Beter bestuur door decentralisatie», eindrapport van de werkgroep Formatiebeleid (mei 1984). - «Herinrichting van het Personeelsbeleid voor de burgerlijke Rijksdienst», eindrapport van de werkgroep Personeelsbeleid (novenv ber 1983). 2 - «Zelfbeheer», de rapporten van de Heroverwegingswerkgroep Verbetering Bedrijfsvoering Overheid, (december 1983) 1.3. Voor het topmanagement (schaal 13 en hoger, totaal 3500 managers) zullen interdepartementale leeractiviteiten worden georganiseerd in de vorm van de Management Leergangen Overheid en kort durende seminars (onder andere het seminar overheid - bedrijfsleven). Voor de top-500 zullen specifieke mogelijkheden worden gecreëerd voor ondersteuning bij het functioneren op de hoogste bestuurlijke niveaus. Bepaalde vormen van opleiding zullen hierbij een rol spelen. Mede gezien de beperkte omvang van de bedoelde categorie topfunctionarissen in de rijksdienst heeft het ROI voor dit project samenwerking gezocht met het instituut voor de opleiding van ambtenaren bij provincies en gemeenten, het CIVOB. De interdepartementale opleidingsactiviteiten zullen vanwege het ROI worden verzorgd of gecoördineerd. 1.4. Opleiding nieuwe beleidsmedewerkers. Deze opleiding bestaat in de vorm van twee leergangen beleidskunde (I en II). Zij zijn respectievelijk bestemd voor jonge beleidsmedewerkers die recentelijk in rijksdienst gekomen zijn en voor hen die al enkele jaren ervaring hebben. De opleiding is vaak de eerste leermogelijkheid op het terrein van beleidsontwikkeling en -uitvoering. Het aantal potentiële deelnemers is ± 150 per jaar. Gezien het karakter van de leergangen (interdepartementale vakop- Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17 317, nr. 6 7

leiding voor een afgebakende doelgroep) zullen deze door of vanwege het ROI worden verzorgd. 1.5. Opleiding van docenten. Het specifieke bedrijfsinterne karakter van de onder 1.1 t/m 1.4 bedoelde opleidingen brengt met zich mee, dat op ruime schaal gebruik wordt gemaakt van kennis van ervaren managers, en staf- en beleidsfunctionarissen. Ter ondersteuning van hun optreden als gastdocent zullen kortdurende trainingsprogramma's ter beschikking staan. De programma's worden ontwikkeld door het ROI en kunnen binnen de departementen worden uitgevoerd. 1.6. Het ROI zal een ondersteunende rol spelen bij 1.1 en 1.2, en een organiserenden/coördinerende rol bij 1.3, 1.4 en 1.5. Daarbijzal het met name een bijdrage leveren aan de totstandkoming van een interdepartementaal opleidingsbeleid voor het topmanagement, waarover in 1986 adviezen zullen worden uitgebracht. Daarbij moet het managementopleidingsbeleid gezien worden als één van de pijlers van managementontwikkeling; in dit verband zal het ROI nauw samenwerken met de Directie Overheidsorganisatie en automatisering, die het tot haar taak rekent de ontwikkeling van het management bij de rijksdienst te bevorderen. 2. Akties op het gebied van opleidingen informatica Naast het bestaande opleidingsaanbod (departementaal, centraal, extern) zal op korte termijn een behoorlijke extra inspanning noodzakelijk zijn om gesignaleerde tekorten op het gebied van informatievoorzieningsopleidingen geleidelijk op te vullen. Deze inspanning bevat de volgende acties: 2.1. Voorlichting aan directeuren, directeuren-generaal en secretarissen-generaalover automatisering en informatievoorziening en de hieraan gerelateerde organisatievraagstukken. Doel van deze voorlichting is onder andere inzicht te verschaffen op welke wijze effectieve toepassing van geautomatiseerde informatiesystemen een belangrijke bijdrage kan leveren aan de verhoging van de doelmatigheid van het overheidsapparaat en verbetering van de dienstverlening door de overheid. 2.2. Uitbouw van het bestaande aanbod van opleidingen voor beleidsfunctionarissen die betrokken zijn bij de bepaling van het automatiseringsbeleid en als leden van een stuurgroep onder andere automatiseringsvoorstellen en -plannen dienen te beoordelen naar informatische, personele, financiële en organisatorische aspecten. 2.3. Oriëntatiecursussen voor middenkader en materiedeskundigen. Inleidende cursussen bedoeld voor ieder die zich een inzicht wil verschaffen in de mogelijkheden van automatisering, informatiesystemen en de toepassing ervan binnen een organisatie. 2.4. Inleidende cursussen voor functionarissen van stafafdelingen zoals financieel-economische zaken, personeelszaken, organisatie en informatievoorziening en voor accountants. Deze cursussen verschaffen automatiseringskennis benodigd voor de uitvoering van advies- en beheerstaken. 2.5. Opleidingen voor informatievoorzienings-vakspecialisten: funct\onarissen die direct verantwoordelijk zijn voor de opzet, invoering en het beheer van geautomatiseerde informatiesystemen. Bedoelde functionarissen zijn voor het merendeel werkzaam in departementale rekencentra en 0 en I directies en in de algemene rijksrekencentra. Tevens kan hierbij gedacht worden aan ervaringsuitwisseling. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17 317, nr. 6 8

2.6. Naast en tegelijk met de opzet en uitvoering van de opleidingsactiviteiten zal nader onderzoek worden gedaan naar de kwalitatieve en kwantitatieve opleidingsbehoeften bij de departementen. Onder meer op basis daarvan zal een concreet opleidingsplan voor de middellange termijn worden opgesteld. Ten behoeve van het onderzoek, het opstellen van het opleidingsplan en de evaluatie van de uitvoering daarvan zal - onder auspiciën van de Stuurgroep Opleidingsbeleid Rijksoverheid - een begeleidingsgroep worden ingesteld. Deze groep krijgt tevens de taak nieuwe activiteiten te initiëren. 2.7. Van het Nationaal Inhaalprogramma Informatica-opleidingen zijn in dit verband twee projecten van belang: - een nationaal programma voor de opleiding van informaticadeskundigen en - een specifiek op de overheid gericht inhaalprogramma voor de opleiding van managers en beleidsfunctionarissen. Het tweede project zal worden opgezet door het Rijks Opleidingsinstituut. In het eerste project - in eerste instantie geëntameerd door de departementen van Economische Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, zal ook het departement van Binnenlandse Zaken participeren middels het Rijks Opleidingsinstituut. De opleidingsactiviteiten zullen in het algemeen bij de departementen (gebruikersopleidingen) of extern (opleiding vakspecialisten) plaatsvinden, waarbij het ROI een ondersteunende en deels coördinerende rol zal vervullen. Sommige specifieke informaticacursussen zullen door het ROI worden uitgevoerd. 3. Akties op het gebied van financieel-economische opleidingen 3.1. Onder auspiciën van de Stuurgroep Opleidingsbeleid Rijksoverheid wordt door het Instituut voor Opleiding van Inspecteurs van 's Rijksbelastingen, met medewerking van het Directoraat-Generaal van de Rijksbegroting, een Vakopleiding Openbare Financiën ontwikkeld. Na evaluatie van een eerste proefcursus in 1984 zal de vakopleiding in de komende jaren door genoemd Instituut worden gegeven voor hogere ambtenaren van het Ministerie, van Financiën en van de afdelingen financieel-economische zaken van de departementen, alsmede voor financieel-economische medewerkers van beleidsafdelingen. 3.2. Naast de vakopleiding voor hogere ambtenaren, met in het algemeen een academische vooropleiding, zal zo spoedig mogelijk een Vakopleiding Openbare Financiën voor middelbare ambtenaren worden ontworpen. Er zal worden gelet op een goede afstemming op elkaar van beide vakopleidingen. 4. Akties met betrekking tot de uitvoering en de gevolgen van de veranderingsoperaties 4.1. Impliciet in de acties met betrekking tot de opleiding van management- en beleidsfunctionarissen worden accenten gelegd op de vormgeving en de uitvoering van veranderingsoperaties. 4.2. Daarnaast zal een begin moeten worden gemaakt met een opleidingsbeleid voor de medewerkers wier werk door de operaties wordt beïnvloed en van wie actieve medewerking wordt gevraagd. 4.3. In het bijzonder - en op grote schaal - zullen programma's voor her-, om- en bijscholing dienen te worden ontworpen en uitgevoerd ten Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17 317, nr. 6 9

behoeve van medewerkers die door herplaatsing kunnen worden behoed voor reorganisatie-ontslag. De indicaties voor de omvang en de richting van dergelijke programma's zijn thans wel zichtbaar, maar het ontbreekt de opleidingsafdelingen in het algemeen aan capaciteit om adequate maatregelen te nemen. De niet meer te vermijden achterstand kan worden ingelopen door met ingang van 1986, maar zo mogelijk reeds eerder, opleidingscapaciteit op te bouwen. Naar alle waarschijnlijkheid zal de positie van ruim een kwart van het rijkspersoneel, ca. 40000 ambtenaren, in de periode tot en met 1988 door veranderingsoperaties worden beïnvloed. Ongeveer de helft van hen, ca. 20000, zal daarbij door gerichte opleidingsactiviteiten kunnen worden ondersteund. Tot nu toe zijn reeds enkele geïsoleerde grotere reorganisaties in de rijksdienst uitgevoerd. In sommige daarvan blijkt bij evaluatie achteraf dat daarbij geen of weinig omscholingsbehoeften zijn gebleken en dat ook weinig omscholing heeft plaatsgevonden. Hieruit kan evenwel niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat belangrijke veranderingsoperaties zonder omscholingsplannen tot een goed einde kunnen worden gebracht. Met alleen incasseringsvermogen en improvisatietalent is de individuele werknemer onvoldoende toegerust om tijdens en na een organisatieverandering optimaal te functioneren. 5. Akties met betrekking tot de toepassing van het leerlingwezen 5.1. Open Overleg Wagner In mei 1983 zijn door de Adviescommissie inzake de voortgang van het industriebeleid, de zogenaamde commissie-wagner, aanbevelingen gedaan om te komen tot een verbetering van beroepsopleiding en een betere aansluiting tussen onderwijs en bedrijfsleven. Sinds 1984 hebben de organisaties van werknemers en werkgevers (inclusief de overheid) intensief overleg gevoerd ten aanzien van het te voeren beleid met betrekking tot het beroepsonderwijs. De resultaten van dit zogenaamde Open Overleg Wagner zijn vastgelegd in een eindrapport met de veelzeggende titel: «Op weg naar een gezamenlijke verantwoordelijkheid». Een van de afspraken uit het Open Overleg betreft de verdubbeling van de instroom van het primair leerlingwezen. Ook de overheid als werkgever heeft zich uitgesproken voor een inspanningsverplichting om de verdubbeling van de instroom van het leerlingwezen bij de overheid te realiseren. Voor de overheidssector betekent dit dat er een aanbod van ca. 11 000 leer-arbeidsplaatsen gecreëerd moet worden, dit inclusief het nu al bestaande aanbod (ca. 5800). Van deze toename van ca. 5200 leer-a rbeidsplaatsen zou de rijksoverheid op basis van werkgelegenheidsomvang een aandeel van ca. 2000 leer-arbeidsplaatsen voor haar rekening moeten nemen. Deze schoksgewijze uitbreiding van het aantal leerlingplaatsen bij de overheid vraagt om een goede voorbereiding en planning. Voor het R0I betekent dit vooral de verzorging van voorlichting aan personeelsfunctionarissen en het middenkader; meewerken aan de vormgeving van de overheidsdeelname aan het voortgezette overleg met betrekking tot beroepsopleidingen. Voorts zal er een aanzienlijke investering in de opleiding van chefs tot hun rol als praktijkbegeleider (mentor) gedaan moeten worden. Verder zullen voor sommige typen van lagere beroepsopleidingen, bij voorbeeld in de informatica of in de economisch-administratieve richting nog onderwijsprogramma's ontwikkeld moeten worden. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17 317, nr. 6 10

5.2. Economische-administratieve beroepen bij de overheid Gelet op de samenstelling van de werkgelegenheid bij de rijksoverheid waarin administratieve functies een groot aandeel hebben, zal uitbreiding van het leerlingwezen vooral in deze beroepssector moeten plaatsvinden. Onder auspiciën van het Rijks Opleidingsinstituut is reeds in 1982 op experimentele basis gestart met een opleiding tot administratief ambtenaar in het kader van het leerlingwezen ten behoeve van de jongere ambtenaren met een volledige dienstbetrekking en met een beperkte vooropleiding. In 1982 en 1984 hebben 120 leerlingen aan dit experimentele programma deelgenomen. De opleiding als zodanig valt onder de verantwoordelijkheid van de stichting ECABO. De schoolcomponent is verzorgd door streekscholen te Voorburg, Zwolle en Groningen. Met het cursusjaar 1984-1985 wordt de experimentele periode van het ambtenaren-programma afgesloten. 5.3. Opleidingskosten De cursuskosten bij opleiding in het leerlingwezen komen in de regel voor rekening van de werkgever, in dit geval de departementen. Het Ministerie van O&W neemt de kosten van het onderwijs op de streekscholen voor zijn rekening. 6. Akties op andere opleidingsgebieden Buiten het bestek van het Aktieplan vallen de functie-opleidingen die in sommige grotere dienst-onderdelen voor gespecialiseerde functies zijn ontwikkeld. Tot deze categorie behoren onder meer de opleidingen bij de Belastingsdienst, Rijkswaterstaat, het Gevangeniswezen en het parket. Functie-opleidingen op interdepartementaal niveau, die wel in het Aktieplan zijn opgenomen, zijn bij voorbeeld de vakopleidingen voor functionarissen van personeels-, organisatie- en opleidingsafdelingen en voor archiefmedewerkers. Voorts blijft het opleidingsbeleid gericht op de verzorging van tal van opleidingsmogelijkheden die het personeel en de departementen en departementsonderdelen ten dienste staan. Tot deze categorie kunnen onder meer worden gerekend algemene cursussen in communicatieve vaardigheden, trainingen voor persoonlijke ontwikkeling en cursussen ter voorbereiding op de pensionering. Op de hier bedoelde gebieden van opleidingsbeleid wordt op korte termijn geen grote expansie voorgenomen. Wel wordt het beleid stelselmatig getoetst en zonodig bijgesteld. In de komende jaren worden acties ondernomen in verband met: 6.1. het streven naar doelmatigheid bij de inzet van interne en externe opleidingscapaciteit; 6.2. een eind 1 983 begonnen onderzoek in het kader van de Heroverwegingen Collectieve Uitgaven naar de mogelijkheden van en voorwaarden voor privatisering van interne opleidingen in de rijksdienst; 6.3. een stelselmatige inbreng vanuit het emancipatiebeleid in opleidingsactiviteiten voor leidinggevenden - op alle niveaus - en voor personeelsfunctionarissen; 6.4. afstemming van opleidingsactiviteiten op deeltijdarbeid en naar aanleiding van arbeidstijdverkorting; 6.5. het scheppen van voorwaarden voor opleidingen die noodzakelijk zijn bij de invoering van de Arbeidsomstandighedenwet en bij het gaan functioneren van de dienstcommissies-nieuwe-stijl. Deze nieuwe oplei- Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 1 7 31 7, nr. 6 11

dingsactiviteiten zullen door de departementen ter hand worden genomen. Het Rijks Opleidingsinstituut kan daarbij opleidingskundige ondersteuning bieden. 7. Consequenties voor het functioneren van het Rijks Opleidingsinstituut ROI Het Rijks Opleidingsinstituut zal ten aanzien van de hierboven genoemde acties een stimulerende, ondersteunende, en deels coördinerende en uitvoerende rol vervullen. Meer dan voorheen zal het accent daarbij komen te liggen op advies en bijstand ten behoeve van het management en de opleidingsfunctie bij de departementen. Het instituut zal een voortrekkersrol dienen te spelen bij de implementatie in de rijksdienst van nieuwe ontwikkelingen en inzichten op het terrein van het bedrijfsintern opleiden. Het zal tevens stimulerend en ondersteunend moeten optreden bij vernieuwingen van het functioneren van het overheidsapparaat, deels voortvloeiend uit het project Reorganisatie Rijksdienst en de Heroverwegingen. (Zie de rapporten, die reeds zijn genoemd in de voetnoten onderaan blz. 6.) Het ROI zal eveneens een adequate bijdrage op opleidingsgebied moeten leveren als onderdeel van het managementontwikkelingsbeleid. Managementontwikkeling in de Rijksdienst wordt gestimuleerd en ondersteund vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken. De opleidingsbijdragen van het ROI worden gecoördineerd met activiteiten van andere beleidsonderdelen van het Directoraat-Generaal voor Overheidspersoneelsbeleid en van de Directie Overheidsorganisatie en automatisering. De uitvoering van opleidingsactiviteiten door het ROI wordt geconcentreerd op datgene wat niet bij de departementen of andere instanties kan worden gedaan. Een en ander brengt mee dat het karakter van het instituut zal worden gewijzigd: het accent zal komen te liggen bij beleidsontwikkeling en ondersteuning, terwijl de uitvoeringstaak verder zal worden teruggebracht. De samenstelling van het personeelsbestand zal in de komende jaren met deze accentverschuiving in overeenstemming worden gebracht. In het bijzonder zal de personele capaciteit op het gebied van ondersteuning en beleidsontwikkeling worden versterkt.dit is mogelijk door het aantrekken van een aantal gekwalificeerde krachten en door verdere vermindering van het opleidingspakket met ca. 30%. De vermindering van het opleidingspakket zal tevens leiden tot ruimte in het materiële budget. Deze ruimte zal voor een belangrijk deel worden aangewend voor de financiering van projecten op de gebieden management en informatievoorziening: - interdepartementale managementopleidingsprojecten; - ondersteuning van informatica-opleidingen binnen departementen. III. Rol coördinerend bewindsman Het is de taak van de Minister van Binnenlandse Zaken om de uitvoering van het kabinetsbesluit over het Aktieplan Vorming en Opleiding Rijksoverheid 1985-1988 te bevorderen. De Stuurgroep Opleidingsbeleid Rijksoverheid (SOR) zal de minister van Binnenlandse Zaken bij deze taken in adviserende zin bijstaan. In het algemeen betreffen de in het Aktieplan opgenomen aktiepunten het autonome verantwoordelijkheidsgebied van de departementsleidingen. Het Aktieplan houdt in dat de departementen te werk gaan aan de hand van opleidingsplannen. Het ROI zal een algemeen toepasbaar planningsmodel ontwikkelen. Bij de instelling is reeds bepaald dat de SOR bevoegd is om aan de departementsleidingen gegevens op te vragen over de ontwikkeling en uitvoering van departementale opleidingsplannen. (Zie Besluit SOR, d.d. 25 februari 1982, ROI-82/00.620, gepubliceerd in de Staatscourant nr. 50 van 11 maart 1983.) Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17 317, nr. 6 12

Er bestaat daardoor de overleglijn: departementsleiding - SOR - Minister van Binnenlandse Zaken - Ministerraad voor de ontwikkeling en uitvoering van departementale opleidingsplannen conform het Aktieplan Vorming en Opleiding Rijksoverheid 1985-1988. In dit overleg kan de Minister van Binnenlandse Zaken, geadviseerd door de SOR, een stimulerende invloed uitoefenen. Hierbij is het van betekenis dat in de SOR de departementsleidingen op het hoogste ambtelijke niveau, alsmede de ambtenarencentrales, zijn vertegenwoordigd. Waar nodig kan de minister ondersteunende bijdragen van het ROI, dat tevens optreedt als secretariaat van de SOR, aanbieden. De departementale opleidingsinstanties zullen het ROI, volgens een nader te bepalen procedure, van informatie voorzien. Deze overleglijn is geïnspireerd op nieuwe denkbeelden over de decentralisatie van bevoegdheden (beslissingen op decentraal niveau, verantwoording achteraf), zoals die ten aanzien van het opleidingsbeleid zijn neergelegd in het rapport «Herinrichting personeelsbeleid Rijksdienst (november 1983)». Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 17317, nr. 6 13