Beslissing op bezwaar Kenmerk: 705564/707729 Betreft: beslissing op bezwaar inzake het besluit van het Commissariaat voor de Media van 12 februari 2018 met kenmerk 701906 Het Commissariaat voor de Media, gezien zijn besluit van 12 februari 2018 met kenmerk 701906, waarbij het Commissariaat voor de Media de toezichtskosten voor het jaar 2017 die [bezwaarmaker] als commerciële mediainstelling verschuldigd is voor de uitzending van de radio-omroepdienst Hit radio contact heeft vastgesteld, gezien het daartegen bij e-mail van 23 april 2018 en tevens bij brief van 9 mei 2018, ingekomen bij het Commissariaat op 14 mei 2018, door [bezwaarmaker] ingediende bezwaarschrift, gelet op het op bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, overweegt als volgt, a. Verloop van de procedure 1. Bij besluit van 12 februari 2018 met kenmerk 701906 heeft het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) op grond van artikel 3.30, eerste lid, van de Mediawet 2008 de toezichtskosten die [bezwaarmaker] verschuldigd is voor het jaar 2017 voor het toezicht op de radio-omroepdienst Hit radio contact vastgesteld op 417,47. 2. Bij e-mail van 23 april 2018 heeft [bezwaarmaker] (hierna: bezwaarmaker) bezwaar gemaakt tegen voornoemd besluit. 3. Op 4 mei 2018 heeft het Commissariaat telefonisch contact gehad met bezwaarmaker en aan hem meegedeeld dat bezwaar maken per e-mail niet mogelijk is en het bezwaarschrift ruimschoots na afloop van de bezwaartermijn is ingediend. 4. In reactie hierop heeft bezwaarmaker bij brief van 9 mei 2018, door het Commissariaat ontvangen op 14 mei 2018, zijn bezwaarschrift schriftelijk ingediend. In het bezwaarschrift heeft hij te kennen gegeven dat hij wegens ziekte het bezwaarschrift na afloop van de termijn heeft ingediend. 5. Bij brief van 24 mei 2018 heeft het Commissariaat bezwaarmaker in de gelegenheid gesteld om aan te tonen waarom het in zijn geval niet mogelijk was om een belangbehartiger in te schakelen en derhalve tijdig een bezwaarschrift in te dienen. 6. Bij e-mail van 25 mei 2018 heeft bezwaarmaker de reden aangegeven dat hij geen belangenbehartiger heeft ingeschakeld.
b. Juridisch kader 7. Voor een overzicht van de relevante bepalingen wordt verwezen naar de bijlage bij dit besluit. c. Ontvankelijkheid Termijnoverschrijding 8. Alvorens het Commissariaat inhoudelijk ingaat op het door bezwaarmaker ingediende bezwaarschrift moet eerst worden beoordeeld of het bezwaarschrift tijdig is ingediend. Het Commissariaat overweegt dat de termijn van zes weken voor het indienen van bezwaar van openbare orde is. Dit bekent dat een te laat ingediend bezwaar nietontvankelijk moet worden verklaard. Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Dit is neergelegd in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). 9. Het bestreden besluit is op 13 februari 2018 per post toegezonden aan bezwaarmaker en op de in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb voorgeschreven wijze bekendgemaakt. Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb ving de bezwaartermijn aan op maandag 14 februari 2018 en eindigde op dinsdag 27 maart 2018. Het bezwaarschrift is na het verstrijken van de bezwaartermijn op 23 april 2018 per e-mail ingediend. 10. Bij brief van 9 mei 2018 heeft bezwaarmaker te kennen gegeven dat hij wegens ziekte het bezwaarschrift te laat heeft ingediend. In jurisprudentie is bepaald dat in het geval een belanghebbende als gevolg van ziekte niet in staat kon worden geacht om zelf tijdig bezwaar te maken, van diegene verwacht mag worden dat iemand anders wordt ingeschakeld ter behartiging van diens belangen. Alleen in zeer bijzondere gevallen, waarin wordt aangetoond dat het niet mogelijk was om een belangenbehartiger in te schakelen, kan daarop in verband met het dwingende karakter van de bezwaartermijn een uitzondering worden aanvaard. 1 11. Bij brief van 24 mei 2018 heeft het Commissariaat bezwaarmaker in de gelegenheid gesteld om aan te tonen waarom het in zijn geval wegens ziekte niet mogelijk was om een belangbehartiger in te schakelen en derhalve tijdig een bezwaarschrift in te dienen. In reactie daarop heeft bezwaarmaker aangegeven dat hij alleenstaand is. 12. In de door bezwaarmaker genoemde feiten en omstandigheden zien wij redelijkerwijs geen reden voor het oordeel dat hij niet in verzuim is geweest in de zin van artikel 6:11 van de Awb. Bezwaarmaker heeft niet op verifieerbare wijze aangetoond dat de door hem geschetste medische problemen van zodanig acute aard waren dat niet van hem verlangd had kunnen worden dat hij binnen de bezwaartermijn ofwel zelf bewaar had gemaakt dan wel een gemachtigde had kunnen inschakelen om dat namens hem te doen. 13. Overigens is ook niet gebleken van andere omstandigheden die tot een verschoonbare termijnoverschrijding leiden. Derhalve moet het Commissariaat het bezwaar van 1 ABRS, 20 januari 2010, ECLI:NLRVS:2010:BK9906.
bezwaarmaker tegen het besluit van 12 februari 2018 kennelijk niet-ontvankelijk verklaren. 14. Ingevolge artikel 7:3, onder a, van de Awb kan van het horen van belanghebbenden worden afgezien indien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is. Daarvan is sprake als er geen twijfel mogelijk is over de oorzaak van de termijnoverschrijding. Nu bezwaarmaker de reden van de termijnoverschrijding heeft meegedeeld en er geen reden is om aan deze verklaring te twijfelen, zien wij af van het horen van bezwaarmaker. d. Openbaarmaking 15. Het Commissariaat zal op grond van artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) de volledige tekst van het besluit, met uitzondering van de daarin vermelde persoonsgegevens en vertrouwelijke bedrijfsgegevens, openbaar maken door publicatie op zijn website. De publicatie vindt plaats veertien dagen nadat het besluit op de in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. 2 Het Commissariaat ziet daartoe geen belemmering op grond van artikel 10 van de Wob. e. Besluit 16. Het Commissariaat: I. verklaart bezwaarmaker kennelijk niet-ontvankelijk in zijn bezwaar tegen het besluit van 12 februari 2018 met kenmerk 701906; II. handhaaft zijn besluit van 12 februari 2018 met kenmerk 701906; III. maakt de volledige tekst van dit besluit, veertien dagen na de voorgeschreven bekendmaking daarvan, met uitzondering van de daarin vermelde persoonsgegevens en vertrouwelijke bedrijfsgegevens, openbaar door publicatie op zijn website. Hilversum, 12 juni 2018 Hoogachtend, COMMISSARIAAT VOOR DE MEDIA, prof. mr. dr. Madeleine de Cock Buning commissaris drs. Eric Eljon commissaris Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan de natuurlijke persoon of rechtspersoon wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, daartegen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt beroep instellen bij de Rechtbank van het arrondissement waarbinnen zijn woonplaats zich bevindt. 2 dat wil zeggen door toezending aan de belanghebbende.
Bijlage 1: Juridisch kader Artikel 3.30, eerste lid, van de Mediawet 2008 1. Een commerciële media-instelling is aan het Commissariaat jaarlijks kosten verbonden aan het toezicht verschuldigd voor elke verkregen toestemming en voor elke van haar mediadiensten op aanvraag. (..) Artikel 3:41, eerste lid, van de Awb 1 De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. (..) Artikel 6:7 van de Awb De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken. Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Artikel 6:11 van de Awb Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft nietontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Artikel 7:3, eerste lid, onder a, van de Awb Van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien indien: a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is. (..) Artikel 8 van de Wob 1 Het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat, verschaft uit eigen beweging informatie over het beleid, de voorbereiding en de uitvoering daaronder begrepen, zodra dat in het belang is van een goede en democratische bestuursvoering. 2 Het bestuursorgaan draagt er zorg voor dat de informatie wordt verschaft in begrijpelijke vorm, op zodanige wijze, dat belanghebbende en belangstellende burgers zoveel mogelijk worden bereikt en op zodanige tijdstippen, dat deze hun inzichten tijdig ter kennis van het bestuursorgaan kunnen brengen. Artikel 10 van de Wob Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit: a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen; b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden; c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld; d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in paragraaf 2 van hoofdstuk 2 van de Wet bescherming persoonsgegevens, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maakt. 2 Het verstrekken van informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: a. de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties; b. de economische of financiële belangen van de Staat, de andere publiekrechtelijke lichamen of de in artikel 1a, onder c en d, bedoelde bestuursorganen; 4
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten; d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen; e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer; f. het belang, dat de geadresseerde erbij heeft als eerste kennis te kunnen nemen van de informatie; g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden. 3 Het tweede lid, aanhef en onder e, is niet van toepassing voorzover de betrokken persoon heeft ingestemd met openbaarmaking. 4 Het eerste lid, aanhef en onder c en d, het tweede lid, aanhef en onder e, en het zevende lid, aanhef en onder a, zijn niet van toepassing voorzover het milieu-informatie betreft die betrekking heeft op emissies in het milieu. Voorts blijft in afwijking van het eerste lid, aanhef en onder c, het verstrekken van milieu-informatie uitsluitend achterwege voorzover het belang van openbaarmaking niet opweegt tegen het daar genoemde belang. 5 Het tweede lid, aanhef en onder b, is van toepassing op het verstrekken van milieuinformatie voor zover deze handelingen betreft met een vertrouwelijk karakter. 6 Het tweede lid, aanhef en onder g, is niet van toepassing op het verstrekken van milieuinformatie. 7 Het verstrekken van milieu-informatie ingevolge deze wet blijft eveneens achterwege voorzover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: a. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft; b. de beveiliging van bedrijven en het voorkomen van sabotage. 8 Voorzover het vierde lid, eerste volzin, niet van toepassing is, wordt bij het toepassen van het eerste, tweede en zevende lid op milieu-informatie in aanmerking genomen of deze informatie betrekking heeft op emissies in het milieu. 5