Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!



Vergelijkbare documenten
4. Welke uitspraak is fout? In het Solow-groeimodel leidt technologische achteruitgang tot:

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 17

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Proefexamen Inleiding tot de Algemene Economie. Prof. Dr. Jan Bouckaert december 2015

21.4. Een inleiding tot intergenerationele economie: het Diamond-model van overlappende generaties (OLG-model)

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan

CPB-reactie op OESOstudie over de relatie tussen inkomensongelijkheid. economische groei

Reële convergentie in de nieuwe lidstaten van de EU

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Een aardbeving is een voorbeeld van een eenmalig-permanente en continue schok en de tijdelijke uitval van elektriciteit is bijvoorbeeld een eenmalige

Inleiding tot de economie Test december 2008 H17 tem H25 VERBETERING 1

Eindexamen economie 1-2 vwo 2006-II

: Macro-economie voor Bedrijfseconomie

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)!

Is de spaarquote te hoog of te laag? Schattingen van de "goudenregel"-spaarquote

20.1 Wat is economische groei?!

Een macro-economische analyse van Venezuela onder Chavez

Hoofdstuk 3: Vraag en Aanbod

Inleiding We hebben gezien uit welke componenten het nationaal product en het nationaal inkomen bestaat.

Domein GTST havo. 1) Gezinnen, bedrijven, overheid en buitenland; of anders geformuleerd: (C + I + O + E M)

Samenvatting Economie Hoofdstuk 19 en 20: Inkomensverdeling en conjuntuur

Deeltoets micro-economie propedeuse

Proefexamen Macro-economie: verbetering

Vijftig jaar Interne Markt:

1. De productiemogelijkhedencurve van een land verschuift naar boven. Waardoor kan dit verklaard worden?

PLANNING PAPER. Ecomomisch structuurbeleid: de Lissabonagenda. Federaal Planbureau

Netto toegevoegde waarde: loon + huur + rente + winst Bruto toegevoegde waarde: waarde van verkopen waarde van productiebenodigdheden

BBP Inflatie Lopende rekening Werkloosheid Europa 2,0 0,1 0,8 3,3 2,8 2,1 0,4 0,8 1,0

EconomieeenInleiding. 1: Wereldreis. o Voorbeelden: VS, EU, Japan 2: Overzicht

Arbeidsproductiviteit in MKB en grootbedrijf

Eindexamen economie vwo II

Hoofdstuk 7: Productie en Kosten

POTENTIËLE GROEI IN GROEILANDEN

Economische conjunctuur

Statistisch Magazine Internationale economische ontwikkelingen in de periode 2010 tot en met 2012

Prognose IMF voor Midden-Europa en de Balkan

Er zijn voortdurende bewegingen rond deze trend. Maar welke trend?

Doorblader allereerst dit examenboekje: dit bevat 60 juist-fout -vragen. Controleer of het volledig is en vraag zo nodig een nieuw boekje.

Inleiding tot de economie (HIR(b)) VERBETERING Test 14 november

Eindexamen vwo economie II

2. Simulatie van de impact van een "centen i.p.v. procenten"-systeem

Economische prognose IMF voor het GOS

Economie (TEW) - Formule blad

HOOFDSTUK 21: OEFENINGEN

Remediëringstaak: Vraag en aanbod

Propedeusecursus Macro-economie (6011P0125) Proeftussentoets

De handelsbetrekkingen van België met Moldavië

Neimed Krimpbericht. Structurele bevolkingsdaling nu ook in Midden- en Noord-Limburg NOVEMBER 2015

DEEL 1: Antwoordformulier voor de meerkeuzevragen, vragen 1 tot en met 9 (9 vragen van 2 punten = 18 punten)

Examen VWO. economie 1,2. tijdvak 1 maandag 26 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Het macro-economisch beleid van China vóór en na de internationale economische crisis

VIVES BRIEFING 2016/10. Het Belgisch productienetwerk. microschokken op het BNP. Glenn Magerman. VIVES, KU Leuven

Eindexamen economie 1-2 vwo I

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 5

Internationale Economie. Doorzettend, maar mager groeiherstel, veel neerwaartse risico s

Propedeusecursus Macro-economie (6011P0025) Proeftentamen 2

Economische prognose IMF voor het GOS

Nederlandse samenvatting

Spoor A2: De overdrachten aan de Gemeenschappen en Gewesten in het kader van de Bijzondere Financieringswet: K. Algoed D.

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei uur

Factsheet 1 WAAROM EEN INVESTERINGSPLAN VOOR DE EU?

Debt Sustainability Analysis (DSA)

Inclusive Growth and Development Report 2017 van het World Economic Forum: Bevindingen voor Nederland

Oefeningen: Soorten marktvormen + Vraag en Aanbod + Marktevenwicht bij volkomen concurrentie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2005-II

Hoofdstuk 5: De Consument

Eindexamen economie 1-2 havo 2004-II

Roads to recovery. George Gelauff, Debby Lanser, Albert van der Horst, Adam Elbourne. Centraal Planbureau 1

1.1 Beschouwing. Those were the days

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN Hoofdstuk 14

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

MACRO-ECONOMISCHE ANALYSE VAN DE VERENIGDE STATEN ONDER DE REGERING OBAMA.

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting Economie H.8 / H.3

HT3: Vraag en aanbod

HOOFDSTUK 14: OEFENINGEN

Effecten van inkomstenbelasting en BTW op de economie.

Module 8 havo 5. Hoofdstuk 1 conjunctuurbeweging

Economische prognose IMF voor het GOS

Macro-economie voor AEO (225P05) Voortgangstoets

Korte inhoud. Deel 2 Macro-economische analyse van de vraagzijde 127

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Economische groei derde kwartaal 2008 vertraagt tot 1,8 procent

Armoede en ongelijkheid in de wereld. Inleiding tot een eenvoudig én complex onderwerp Francine Mestrum, 27 maart 2016

DOOR MEDEWERKERS VAN HET EUROSYSTEEM OPGESTELDE MACRO-ECONOMISCHE PROJECTIES VOOR HET EUROGEBIED

Polsslag Ondernemend Limburg januari 2017

Studienamiddag Steunpunt Fiscaliteit en Begroting, Brussel, 14 Januari 2011

DE CONVERGENTIE VAN DE GROEI in de NIEUWE LIDSTATEN van de EUROPESE UNIE

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE MAANDAG 27 JUNI UUR

De besparingen van Amerikaanse huis houdens na de financiële crisis

Transfers & Regionale Groei. Damiaan Persyn

Ga indien nodig naar het toilet voor je aan het examen begint. Tijdens het examen mag je het lokaal niet verlaten.

Inhoud. Hoofdstuk 1 Macro-economie en macro-economische vraagstukken 3

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

De macro-economische vooruitzichten voor de wereldeconomie: evenwichtige groei in Europa, terugval in de Verenigde Staten en Japan

HOOFDSTUK 21: DE VRAAGZIJDE DE REELE SFEER

auteursrechtelijk beschermd materiaal OPLOSSINGEN OEFENINGEN HOOFDSTUK 7

Kritische bedenkingen over de vooruitzichten van de budgettaire kosten van de vergrijzing Gert Peersman Frederick Van Gysegem

Transcriptie:

Slechts 1 antwoord is juist, alle andere zijn fout (en bevatten heel vaak onzin)! Vragen aangeduid met een * toetsen in het bijzonder het inzicht en toepassingsvermogen. Deze vragenreeksen zijn vrij beschikbaar. Gelieve bij eventuele overname wel de correcte bron te vermelden. De laatste pagina bevat alle oplossingen. Voor vragen en opmerkingen: Freddy.Heylen@UGent.be. 1. We bevinden ons in de steady state van een gesloten economie waar de technologie exogeen en constant wordt beschouwd. 2. A. Het BBP per capita (y) groeit even snel als de bevolking. B. De kapitaalvoorraad (K) groeit even snel als de bevolking. C. De kapitaalvoorraad per capita (k) groeit even snel als het BBP. D. De groei van het BBP is nul. Beschouw een zelfde situatie als hierboven, met dat verschil dat we ons nu niet in de steady state bevinden; we bevinden ons in een situatie waarbij de kapitaalvoorraad per capita kleiner is dan de kapitaalvoorraad per capita in de steady state. A. De spaarquote is groter dan die in de steady state. B. De investeringen zijn te laag om de kapitaalvoorraad constant te houden. C. De groei van het BBP per capita is lager dan in de steady state. D. De groei van de kapitaalvoorraad per capita zal tijdelijk groter zijn dan 0.

3. We bevinden ons in de steady state van een gesloten economie. De totale factorproductiviteit kent geen permanente groei (g = 0), maar is wel onderhevig aan schokken. Stel dat een negatieve schok de economie treft, die A op een blijvend lager niveau brengt. 4. A. In de overgang naar de nieuwe steady state neemt de spaarquote af. B. In de overgang naar de nieuwe steady state zijn de investeringen groter dan nodig is om de kapitaalvoorraad constant te houden. C. In de overgang naar de nieuwe steady state neemt het BBP per capita af. D. In de nieuwe steady state groeit het BBP per capita trager dan in de oude steady state. Beschouw het basis Solow groeimodel (constante A) in een gesloten economie. Met betrekking tot het inkomen per capita geldt: 5. A. Een hogere bevolkingsgroei impliceert (ceteris paribus) een hoger steady stateniveau. B. Een hogere spaarquote impliceert (ceteris paribus) een hogere groei. C. Een hogere spaarquote impliceert (ceteris paribus) een hoger steady state-niveau. D. Een hoger steady state-niveau impliceert (ceteris paribus) een hogere groei. Beschouw het basis Solow groeimodel (constante A) in een open economie. 6. A. Kapitaal-rijke landen zullen kapitaal aantrekken. B. Onder normale macro-economische omstandigheden (stabiel macro-economisch beleid, geen oorlog e.d.) en bij perfecte kapitaalmobiliteit zullen landen sowieso convergeren in termen van BBP per capita. C. In kapitaal-armere landen heerst een lagere marginale productiviteit van kapitaal. D. Enkel landen met gelijke kenmerken zullen convergeren. We bevinden ons binnen het denkkader van het Solow groeimodel met permanente technologische vooruitgang. A. In de steady state is de kapitaalvoorraad per capita (k) constant. B. In de steady state groeit het BBP per capita (y) even snel als in het basis Solow model met constante technologie. C. In de steady state groeit de kapitaalvoorraad (K) even snel als de technologie en de bevolking samen. D. In de steady state is de groei van het inkomen per capita (y) nul. Meerkeuzevragen Hoofdstuk 16 2/5

7. * Beschouw het Solow groeimodel en de landen A, B en C. Deze drie landen hebben exact dezelfde structurele kenmerken (A, n,...) op de spaarquote na. Deze bedraagt 15% in A en B, en 10% in C. Het inkomen per capita in A bedraagt 1000, in B en C 800. Welk land groeit het snelst? 8. A. Land A. Dit heeft ceteris paribus immers de hoogste spaarquote en het hoogste B. Land B. Dit heeft ceteris paribus immers de hoogste spaarquote en het laagste C. Land C. Dit heeft ceteris paribus immers de laagste spaarquote en het laagste D. De landen B en C want in het Solow model groeien de armste landen het snelst. Het Solow model voorspelt dat ceteris paribus een vermindering van de overheidsconsumptie (G) 9. A. tot een permanent hoger inkomensniveau per capita bijdraagt want de nationale spaarquote neemt toe. B. tot permanent hogere groei in het inkomen per capita leidt want de nationale spaarquote neemt toe. C. tot tijdelijk lagere groei leidt omwille van de terugval in de globale vraag naar goederen en diensten. D. geen effect heeft op de economische groei, zelfs niet op korte termijn. Als stylized facts of economic growth vond Kaldor o.a. dat op lange termijn beschouwd (i) het groeipercentage van het BBP per capita positief is en geen tendens tot afname vertoont en (ii) tussen landen enorme groeiverschillen per capita kunnen optreden. Wanneer we het Solow-model met deze feiten confronteren, moeten we zeggen dat A. het basismodel (constante A) hiermee volledig in overeenstemming is. B. het basismodel hiermee niet in overeenstemming is, maar het model met permanente technologische vooruitgang wel indien wordt verondersteld dat alle landen zich in hun steady state bevinden. C. het basismodel hiermee niet in overeenstemming is, maar het model met permanente technologische vooruitgang wel indien wordt verondersteld dat de meeste landen zich typisch niet in hun steady state bevinden. D. noch het basismodel, noch het model met permanente technologische vooruitgang hiermee in overeenstemming zijn. Er is nood aan een andere groeitheorie (hoofdstuk 21). Meerkeuzevragen Hoofdstuk 16 3/5

10. De Solow residual slaat op 11. * A. die aspecten van de economische groei in de VS die het Solow-model niet kon verklaren. B. de kritiek die Solow kreeg van de Ricardianen. C. het gedeelte van de economische groei dat niet aan uitbreiding van de arbeidsinzet noch de kapitaalinzet kan worden toegeschreven. D. perioden van recessie of hoogconjunctuur waarin de economische groei afwijkt van het langetermijnniveau. Het Solow model voorspelt convergentie in open economieën als het kapitaal internationaal mobiel is en door de armere landen gastvrij wordt ontvangen. Velen argumenteren dat deze convergentie in de realiteit niet waar te nemen is, integendeel. Het volstaat het Solow model voor open economieën op één cruciaal punt realistischer te maken om een gebrek aan convergentie te verkrijgen. A. In realiteit neemt de bevolkingsgroei af met het inkomensniveau. Rijkere landen hebben een lagere bevolkingsgroei. Zij worden daardoor per capita altijd maar rijker. B. In realiteit is de technologie niet gemeenschappelijk in alle landen. De technologie is beter in rijkere landen. Daarom ligt de productiefunctie in rijkere landen hoger. Daarom zullen het marginaal product en de opbrengstvoet van kapitaal er niet lager liggen, maar hoger. Er zal daarom meer geïnvesteerd worden in rijkere landen. C. In realiteit is de technologie niet gemeenschappelijk in alle landen. De technologie is beter in rijkere landen. Daarom ligt de productiefunctie in rijkere landen hoger. Daarom zullen het marginaal product en de opbrengstvoet van kapitaal er lager liggen. Goedkoper kapitaal zal de investeringen bevorderen. D. In realiteit is de spaarquote hoger in rijkere landen. In rijke landen is daarom meer kapitaal beschikbaar voor investeringen. Dus blijven rijkere landen altijd voorop. Meerkeuzevragen Hoofdstuk 16 4/5

Antwoordsleutel 1. B 2. D 3. C 4. C 5. B 6. C 7. B 8. A 9. C 10. C 11. B Meerkeuzevragen Hoofdstuk 16 5/5