Samenvatting Biologie Hoofdstuk 9 Samenvatting door I. 2669 woorden 14 december 2014 5,8 9 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Biologie samenvatting 9.1: Lichaam à orgaanstelsels Orgaanstelsel (= veel organen die samenwerken aan een grotere taak) à organen Organen à weefsels Weefsels à cellen Als je sport merk je dat je organen aan het werk zijn. De meeste organen liggen in de romp. Midderif (= een dik, gespierd vlies) verdeeld de romp in de borstholte en de buikholte. Organen bestaan uit cellen (= kleinste bouwstenen in je lichaam). Een groep spiercellen samen trekken heeft dat veel effect. Groep spiercellen = weefsel (= groep cellen met dezelfde bouw en functie). Orgaanstelsel = organen die samenwerken aan een grote taak in je lichaam. Verteringsstelsel zit in de buikholte, maakt voedsel zo klein dat de voedingsstoffen kunnen worden opgenomen. Ademhalingsstelsel zit in borstholte, ze nemen zuurstof op en geven koolstofdioxide af. Bloedvatenstelsel zit in je hele lichaam, je hart pompt bloed door je hele lichaam en vervoert voedingsstoffen. Uitscheidingsstelsel zit in je buikholte (zo ongeveer), zorgt dat je lichaam afvalstoffen kwijt raakt (nieren&blaas) Zenuwstelsel zit in je rug en hersenen, ze zorgen ervoor dat de opdracht van de hersenen door het lichaam gaat en dat de organen en orgaanstelsel goed werken. Alle cellen bestaan uit cytoplasma (= water met opgeloste stoffen) en en celmembraan (= buitenkant van de cel). In cytoplasma zitten allerlei organellen (=een cel met een bepaalde functie): Celkern (= DNA regelt de vorm en taken van de cel. Dit gebeurt door eiwitten.) Ribosomen (= maken de eiwitten. Deel in het cytoplasma en deel in de transportkanalen) Mitochondriën (= energiecetrales, verbranding van glucose) Spieren energie nodig. Energie van energierijke voedingsstoffen (koolhydraat glucose). Verbranding van glucose = energie vrij. Voor verbranding heb je zuurstof nodig. Bij verbranding ontstaan 2 afvalstoffen: koolstofdioxide & water. Glucose + zuurstof à energie + koolstofdioxide + water. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-hoofdstuk-9-83893 Pagina 1 van 8
Biologie samenvatting 9.2: Je hebt voedingsstoffen en voedigsmiddelen. Water, mineralen en vitamines worden direct in je bloed opgenomen. Eiwitten, vetten en koolhydraten zijn te groot en moeten worden klein gemaakt (= vertering). Verteringsstelsel (= verteerd je eten stap voor stap). Verteringssappen (= speciale cellen). Speeksel in een verteringssap. Enzymen (= knippen de voedingsstoffen in stukken zit in je verteringssap). Enzymen werken het beste op de juiste temperatuur: Boven de minimumtemperatuur = langzaam (onder de 37*C) Optimumtemperatuur = beste (rond de 37*C) Maximumtemperatuur = kapot(boven de 37*C) Ook gevoelig voor de zuurgraad. Huig en strotklepje zorgen ervoor dat eten niet in je neus of luchtpijp komt. Eten schiet soms in je luchtpijp (= verslikken). Na doorslikken zit je voedsel in je slokdarm, voedsel wordt voortgeduwd door je lengtespieren en kringspieren = peristaltische bewegingen. Mondholte; je kauwt en je zetmeelvertering (door speeksel) begint. Maag; voedsel wordt gekneed. Klieren (in maagwand) maken sap (= maagsap) + bevat een zuur (= maagzuur). Twaalfvingerige darm; alvleessap (= verteringssap) erbij + gal (= groene vloeistof gemaakt in de lever = geen verteringssap). Dunne darm; enzymen in het darmsap (= maken voedingsstoffen zo klein mogelijk, voor in het bloed). Wand van de dunne darm erg dun + bevat veel bloedvaatjes (= haarvaten). Voedingsstoffen gaan door de wanden heen naar je bloed. Binnenkant van de dunne darm = uitstulpingen (= darmplooien). Voedingvezels kunnen niet worden verteerd. Dunne darm à (waterige pap) dikke darm. Darmflora (= bacteriën die een deel van de onverteerdbare stoffen afbreken. à (dikke massa) endeldarm = ontlasting (= poep) Biologie samenvatting 9.3: Doordat de longen vastzitten aan de borstholte met een vlies worden je longen ook groter en kleiner. Inademen: Tussen- en middenribspieren trekken samen Ribben kantelen omhoog +middennrif wordt plat Borstholte en je longen worden groter Lucht in je longen krijgt meer ruimte à luchtdruk neemt af Lucht stroomt vanzelf naar binnen. Uitademen: Tussen- en middenribspieren ontspannen De ribben zakken naar beneden. Elastische buikwand veert terug en duwt de organen in je buik Borstholte en longen worden kleiner https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-hoofdstuk-9-83893 Pagina 2 van 8
6. 7. 8. Lucht minder ruimte à luchtdruk neemt toe Lucht stroomt vanzelf naar buiten < > Bronchiën (luchtpijptakjes) < > Zuurstof gaat naar het bloed Koolstofdioxide gaat naar de lucht Dit is een uitwisseling van stoffen (= gaswisseling) Tijdens het sporten verbruiken je longen spiercellen veel energie. Hiervoor nemen ze zuurstof op uit het bloed. Koolstofdioxide gaat vanuit cellen naar het bloed à koostofdioxide-zintuigcellen = gevoelig voor verandering van hoeveelheid koolstofdioxide. Als die hoeveelheid stijgt of daalt geven de zintuigcellen meer impulsen af. Ademfrequentie neemt ook toe (= je haalt vaker adem in een minuut). Longvolume hangt af van je leeftijd, geslacht en bouw. Het ademvolume wordt gemeten door een spirometer, er komt een grafiek uit = spirogram. Inademen; stijgende lijn, uitademen; dalende lijn. Vitale cappaciteit (VC) = liters lcuht die maximaal ingeademd kunnen worden. De lucht die achter blijft = restvolume (V rest ). Doordat er lucht achterblijft kan de stofwissleing doorgaan. Het restvolume + vitale capaciteit = totale longvolume (TLC). Rustig zitten en ademen = rustvolume (V rust ). Longblaasjes zijn heel teer, ze kunnen uitdrogen, daarom worden je neusholte en luchtpijp schoon en vochtig gemaakt: Je neusharen houden het grove stof tegen. Slijmcellen aan de binnenkant van je neusholte, luchtpijp en bronchiën maken slijm. Slijm maakt lucht vochtig en de ziekteverwekkers blijven er aan plakken. Trilhaartje zwiepen het slijm met de vastgeplakte sotfdeeltjes naar je keelholte door. Trilhaartjes zitten in het van de luchtpijp. Beter door je neus dan door je mond ademhalen. Je ruikt eventuele vieze of gevaarlijke luchtjes. Biologie samenvatting 9.4: Bloed bevat, bloedplasma (vloeistof), waarin veel bloedcellen. Het bloed vervoert zuurstof en voedingsstoffen in bloedplasma: voedingsstoffen door darmwand (dunne darm) en lossen op; afvalstoffen à nieren+longen, scheiden afvalstoffen uit. Witte bloedcellen (bestrijden ziekteverwekkers) en rode bloedcellen(vervoeren zuurstof en kleur bloed, ze hebben; ijzerbevattende hemoglobine (=zuurstof hecht zich. In organen weer los, wordt opgenomen)). Slagaders: voeren bloed naar organen. Longslagader en aorta (grootste slagader in lichaam) à kleine slagaders. Bloed stroomt snel, druk hoog, hard tegen wand (gespierd en dik). Polsslag, doordat je hart samentrekt en ontspant. Haarvaten: kleine slagaders, nog kleinere haarvaten. Bloed stroomt langzaam, druk laag, heel dunne wand. Zuurstof&voedingsstoffen à in en afvalstoffen à uit cellen. In organen. Aders: haarvaten komen bij elkaar à bloed naar hart terug. Vanaf organen terug naar hart. Bloed heel langzaam, wanden dun en slap = kleppen. Alle aders à holle aders bij elkaar. Rood = voorzien van zuurstof & voedingsstoffen, blauw = voorzien van afvalstoffen & koolstofdioxide = https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-hoofdstuk-9-83893 Pagina 3 van 8
kransslagaders. Je hart bestaat uit: de linker- en rechterboezem &(hartkleppen) linker- en rechterkamer. Aan begin longslagader en aorta = slagaderkleppen. Hartslag = Kamers trekken samen, Boezems trekken samen, Hartpauze. Impulsen ontstaan in sinusknoop = groep speciale cellen op rechterboezem. Hoe meer impulsen hoe sneller. Naar de boezems. AV-knoop vangt impulsen op en vertraagd het passeren, hierdoor worden ze goed leeggeperst + kamers gevuld. Via harttussenwand naar de kamers (hartpunt). Gaan naar boven. Kamers trekken van onder àboven samen, goed leeggeperst. Onstaan en geleiden kun je meten = elektroden op je lichaam à op een schrijver à elektrocardiogram = ecg. Kleine bloedsomloop: (bloed is zuurstofarm) rechterkamer à longen (zuurstof in en koolstofdioxide uit) à (bloed is zuurstofrijk) linkerboezem (à grote bloedsomloop). Grote bloedsomloop: linkerkamer à overige organen (zuurstof uit en koolstofdioxide in)à rechterboezem (à kleine bloedsomloop). Bloed drukt tegen wanden van bloedvaten = bloeddruk. 2 waarden; kamers samentrekken (grootst)= bovendruk, hartpauze (kleinst)= onderdruk. Slagaders het hoogst: wanden veren mee, aders het laagst. Slagader helemaal afsluiten met manchet à lucht laten ontsnappen tot horen van tonen à lezen (bovendruk) à tot geen tonen meer à lezen (onderdruk). Meer inspanning à meer hartslagen à bloed wordt sneller rondgepompt. Bij inspanning, meer bloed naar spieren ipv naar organen. Biologie samenvatting 6.5 Opname van stoffen: Rode bloedcellen vervoeren zuurstof à haarvaten organen laten ze los à zuurstofdeeltjes in bloedplasma (= glucose opgelost) Bloeedplasma lekt door kleine gaatjes in haarvatwand (= nu weefselvloeistof) à dit stroomt tussen de cellen door (weefselvloeitstof tussenstation) Bij afvalstoffen gaat het hetzelfde, maar dan andersom. Weefselvloeistof terug in bloed door: Via Lymfevaten (kleine kanaaltjes in weefsels + kleine gaatjes in wand). weefselvloeistof in lymfevat = lymfe. Via haarvaten. Grote eiwitten zijn te groot om tussen de gaatjes door te gaan à concentratieverschil à weefselvloeistof stroomt weer terug. De eiwitten in het bloed hebben een aanzuigende werking. Als de bloeddruk groter is dan de aanzuigende kracht stroomt weefselvloeistof naar buiten. Watertransport door wand die water doorlaat = osmose. Laag à hoog. Gaat door totdat er geen concentratieverschil meer is of een tegenwerkende kracht net zo groot is als de zuigkracht. Lymfevaten + lymfeknopen = lymfestelsel à het controleert de lymfe op ziekteverwekkers en ongewenste stoffen (lymfeknopen en lymfeklieren). Veel witte bloedcellen, keelamandelen, oksels, liezen en hals. Als ze moeten bestrijden https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-hoofdstuk-9-83893 Pagina 4 van 8
kan het pijn doen en gaan opzwellen. Biologie samenvatting 9.1: Lichaam à orgaanstelsels Orgaanstelsel (= veel organen die samenwerken aan een grotere taak) à organen Organen à weefsels Weefsels à cellen Als je sport merk je dat je organen aan het werk zijn. De meeste organen liggen in de romp. Midderif (= een dik, gespierd vlies) verdeeld de romp in de borstholte en de buikholte. Organen bestaan uit cellen (= kleinste bouwstenen in je lichaam). Een groep spiercellen samen trekken heeft dat veel effect. Groep spiercellen = weefsel (= groep cellen met dezelfde bouw en functie). Orgaanstelsel = organen die samenwerken aan een grote taak in je lichaam. Verteringsstelsel zit in de buikholte, maakt voedsel zo klein dat de voedingsstoffen kunnen worden opgenomen. Ademhalingsstelsel zit in borstholte, ze nemen zuurstof op en geven koolstofdioxide af. Bloedvatenstelsel zit in je hele lichaam, je hart pompt bloed door je hele lichaam en vervoert voedingsstoffen. Uitscheidingsstelsel zit in je buikholte (zo ongeveer), zorgt dat je lichaam afvalstoffen kwijt raakt (nieren&blaas) Zenuwstelsel zit in je rug en hersenen, ze zorgen ervoor dat de opdracht van de hersenen door het lichaam gaat en dat de organen en orgaanstelsel goed werken. Alle cellen bestaan uit cytoplasma (= water met opgeloste stoffen) en en celmembraan (= buitenkant van de cel). In cytoplasma zitten allerlei organellen (=een cel met een bepaalde functie): Celkern (= DNA regelt de vorm en taken van de cel. Dit gebeurt door eiwitten.) Ribosomen (= maken de eiwitten. Deel in het cytoplasma en deel in de transportkanalen) Mitochondriën (= energiecetrales, verbranding van glucose) Spieren energie nodig. Energie van energierijke voedingsstoffen (koolhydraat glucose). Verbranding van glucose = energie vrij. Voor verbranding heb je zuurstof nodig. Bij verbranding ontstaan 2 afvalstoffen: koolstofdioxide & water. Glucose + zuurstof à energie + koolstofdioxide + water. Biologie samenvatting 9.2: Je hebt voedingsstoffen en voedigsmiddelen. Water, mineralen en vitamines worden direct in je bloed opgenomen. Eiwitten, vetten en koolhydraten zijn te groot en moeten worden klein gemaakt (= vertering). Verteringsstelsel (= verteerd je eten stap voor stap). Verteringssappen (= speciale cellen). Speeksel in een verteringssap. Enzymen (= knippen de voedingsstoffen in stukken zit in je verteringssap). Enzymen werken het beste op de juiste temperatuur: Boven de minimumtemperatuur = langzaam (onder de 37*C) Optimumtemperatuur = beste (rond de 37*C) Maximumtemperatuur = kapot(boven de 37*C) https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-hoofdstuk-9-83893 Pagina 5 van 8
Ook gevoelig voor de zuurgraad. Huig en strotklepje zorgen ervoor dat eten niet in je neus of luchtpijp komt. Eten schiet soms in je luchtpijp (= verslikken). Na doorslikken zit je voedsel in je slokdarm, voedsel wordt voortgeduwd door je lengtespieren en kringspieren = peristaltische bewegingen. Mondholte; je kauwt en je zetmeelvertering (door speeksel) begint. Maag; voedsel wordt gekneed. Klieren (in maagwand) maken sap (= maagsap) + bevat een zuur (= maagzuur). Twaalfvingerige darm; alvleessap (= verteringssap) erbij + gal (= groene vloeistof gemaakt in de lever = geen verteringssap). Dunne darm; enzymen in het darmsap (= maken voedingsstoffen zo klein mogelijk, voor in het bloed). Wand van de dunne darm erg dun + bevat veel bloedvaatjes (= haarvaten). Voedingsstoffen gaan door de wanden heen naar je bloed. Binnenkant van de dunne darm = uitstulpingen (= darmplooien). Voedingvezels kunnen niet worden verteerd. Dunne darm à (waterige pap) dikke darm. Darmflora (= bacteriën die een deel van de onverteerdbare stoffen afbreken. à (dikke massa) endeldarm = ontlasting (= poep) Biologie samenvatting 9.3: Doordat de longen vastzitten aan de borstholte met een vlies worden je longen ook groter en kleiner. Inademen: Tussen- en middenribspieren trekken samen Ribben kantelen omhoog +middennrif wordt plat Borstholte en je longen worden groter Lucht in je longen krijgt meer ruimte à luchtdruk neemt af Lucht stroomt vanzelf naar binnen. Uitademen: 6. 7. 8. Tussen- en middenribspieren ontspannen De ribben zakken naar beneden. Elastische buikwand veert terug en duwt de organen in je buik Borstholte en longen worden kleiner Lucht minder ruimte à luchtdruk neemt toe Lucht stroomt vanzelf naar buiten < > Bronchiën (luchtpijptakjes) < > Zuurstof gaat naar het bloed Koolstofdioxide gaat naar de lucht Dit is een uitwisseling van stoffen (= gaswisseling) Tijdens het sporten verbruiken je longen spiercellen veel energie. Hiervoor nemen ze zuurstof op uit het bloed. Koolstofdioxide gaat vanuit cellen naar het bloed à koostofdioxide-zintuigcellen = gevoelig voor verandering van https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-hoofdstuk-9-83893 Pagina 6 van 8
hoeveelheid koolstofdioxide. Als die hoeveelheid stijgt of daalt geven de zintuigcellen meer impulsen af. Ademfrequentie neemt ook toe (= je haalt vaker adem in een minuut). Longvolume hangt af van je leeftijd, geslacht en bouw. Het ademvolume wordt gemeten door een spirometer, er komt een grafiek uit = spirogram. Inademen; stijgende lijn, uitademen; dalende lijn. Vitale cappaciteit (VC) = liters lcuht die maximaal ingeademd kunnen worden. De lucht die achter blijft = restvolume (V rest ). Doordat er lucht achterblijft kan de stofwissleing doorgaan. Het restvolume + vitale capaciteit = totale longvolume (TLC). Rustig zitten en ademen = rustvolume (V rust ). Longblaasjes zijn heel teer, ze kunnen uitdrogen, daarom worden je neusholte en luchtpijp schoon en vochtig gemaakt: Je neusharen houden het grove stof tegen. Slijmcellen aan de binnenkant van je neusholte, luchtpijp en bronchiën maken slijm. Slijm maakt lucht vochtig en de ziekteverwekkers blijven er aan plakken. Trilhaartje zwiepen het slijm met de vastgeplakte sotfdeeltjes naar je keelholte door. Trilhaartjes zitten in het van de luchtpijp. Beter door je neus dan door je mond ademhalen. Je ruikt eventuele vieze of gevaarlijke luchtjes. Biologie samenvatting 9.4: Bloed bevat, bloedplasma (vloeistof), waarin veel bloedcellen. Het bloed vervoert zuurstof en voedingsstoffen in bloedplasma: voedingsstoffen door darmwand (dunne darm) en lossen op; afvalstoffen à nieren+longen, scheiden afvalstoffen uit. Witte bloedcellen (bestrijden ziekteverwekkers) en rode bloedcellen(vervoeren zuurstof en kleur bloed, ze hebben; ijzerbevattende hemoglobine (=zuurstof hecht zich. In organen weer los, wordt opgenomen)). Slagaders: voeren bloed naar organen. Longslagader en aorta (grootste slagader in lichaam) à kleine slagaders. Bloed stroomt snel, druk hoog, hard tegen wand (gespierd en dik). Polsslag, doordat je hart samentrekt en ontspant. Haarvaten: kleine slagaders, nog kleinere haarvaten. Bloed stroomt langzaam, druk laag, heel dunne wand. Zuurstof&voedingsstoffen à in en afvalstoffen à uit cellen. In organen. Aders: haarvaten komen bij elkaar à bloed naar hart terug. Vanaf organen terug naar hart. Bloed heel langzaam, wanden dun en slap = kleppen. Alle aders à holle aders bij elkaar. Rood = voorzien van zuurstof & voedingsstoffen, blauw = voorzien van afvalstoffen & koolstofdioxide = kransslagaders. Je hart bestaat uit: de linker- en rechterboezem &(hartkleppen) linker- en rechterkamer. Aan begin longslagader en aorta = slagaderkleppen. Hartslag = Kamers trekken samen, Boezems trekken samen, Hartpauze. Impulsen ontstaan in sinusknoop = groep speciale cellen op rechterboezem. Hoe meer impulsen hoe sneller. Naar de boezems. AV-knoop vangt impulsen op en vertraagd het passeren, hierdoor worden ze goed leeggeperst + kamers gevuld. Via harttussenwand naar de kamers (hartpunt). Gaan naar boven. Kamers trekken van onder àboven samen, goed leeggeperst. Onstaan en geleiden kun je meten = elektroden op je lichaam à op een schrijver à elektrocardiogram = ecg. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-hoofdstuk-9-83893 Pagina 7 van 8
Kleine bloedsomloop: (bloed is zuurstofarm) rechterkamer à longen (zuurstof in en koolstofdioxide uit) à (bloed is zuurstofrijk) linkerboezem (à grote bloedsomloop). Grote bloedsomloop: linkerkamer à overige organen (zuurstof uit en koolstofdioxide in)à rechterboezem (à kleine bloedsomloop). Bloed drukt tegen wanden van bloedvaten = bloeddruk. 2 waarden; kamers samentrekken (grootst)= bovendruk, hartpauze (kleinst)= onderdruk. Slagaders het hoogst: wanden veren mee, aders het laagst. Slagader helemaal afsluiten met manchet à lucht laten ontsnappen tot horen van tonen à lezen (bovendruk) à tot geen tonen meer à lezen (onderdruk). Meer inspanning à meer hartslagen à bloed wordt sneller rondgepompt. Bij inspanning, meer bloed naar spieren ipv naar organen. Biologie samenvatting 6.5 Opname van stoffen: Rode bloedcellen vervoeren zuurstof à haarvaten organen laten ze los à zuurstofdeeltjes in bloedplasma (= glucose opgelost) Bloeedplasma lekt door kleine gaatjes in haarvatwand (= nu weefselvloeistof) à dit stroomt tussen de cellen door (weefselvloeitstof tussenstation) Bij afvalstoffen gaat het hetzelfde, maar dan andersom. Weefselvloeistof terug in bloed door: Via Lymfevaten (kleine kanaaltjes in weefsels + kleine gaatjes in wand). weefselvloeistof in lymfevat = lymfe. Via haarvaten. Grote eiwitten zijn te groot om tussen de gaatjes door te gaan à concentratieverschil à weefselvloeistof stroomt weer terug. De eiwitten in het bloed hebben een aanzuigende werking. Als de bloeddruk groter is dan de aanzuigende kracht stroomt weefselvloeistof naar buiten. Watertransport door wand die water doorlaat = osmose. Laag à hoog. Gaat door totdat er geen concentratieverschil meer is of een tegenwerkende kracht net zo groot is als de zuigkracht. Lymfevaten + lymfeknopen = lymfestelsel à het controleert de lymfe op ziekteverwekkers en ongewenste stoffen (lymfeknopen en lymfeklieren). Veel witte bloedcellen, keelamandelen, oksels, liezen en hals. Als ze moeten bestrijden kan het pijn doen en gaan opzwellen. https://www.scholieren.com/verslag/samenvatting-biologie-hoofdstuk-9-83893 Pagina 8 van 8