GEZAMENLIJKE BEHANDELING VAN EEN ONTBINDINGSVERZOEK EN KORT GEDING: EEN GEZAMENLIJK BELEID ONTBREEKT



Vergelijkbare documenten
AANBEVELINGEN ten aanzien van de schikking ter zitting in Wwz-zaken (en pro forma ontbinding) en de proceskostenveroordeling in Wwz-zaken

Arbeidsrecht Juridische wegwijzer

Arbeidsrecht Actueel. Hoge Raad geeft (meer) duidelijkheid over ontslag op staande voet onder de Wet werk en zekerheid.

Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz

Analyse proceskansen. Geachte heer R

Beëindiging van de arbeidsovereenkomst

DE KANTONRECHTER EN DE WWZ: SNEL, PRAKTISCH EN EFFECTIEF?

ONTSLAG. 1. Inleiding: een nieuw scenario? Mr. P.J. Jansen

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

AANZEGGINGEN DAGVAARDING KANTON

Ontslagprocesrecht onder de WWZ. Willem Bouwens

ECLI:NL:GHSHE:2016:1766

ECLI:NL:RBNHO:2016:9102

ECLI:NL:RBAMS:2016:6651

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk?

[NAAM KANTOOR] [UW NAAM] [UW ADRES] Rechtbank [NAAM RECHTBANK], locatie [LOCATIE RECHTBANK]. T.a.v. Sector kanton, afdeling Griffie [ADRES RECHTBANK]

vonnis in kort geding ex artikel 254 lid 5 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

ECLI:NL:RBGEL:2013:4384

ECLI:NL:RBNHO:2016:4991

Alumnidag 1 april 2016 Actualiteiten ontslagprocesrecht. Mr.dr. D.M.A. (Vivian) Bij de Vaate

JAR 2011/76 Kantonrechter Amsterdam, , EA VERZ , LJN BO8932 Arbitragebeding, Kantonrechter onbevoegd in ontbindingsprocedure

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

Memorie van Toelichting. Algemeen

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

Inleiding in het ontslagrecht

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

Het pensioenontslag. ECLI:NL:RBUTR:2011:BU3431; Ktr. Delft, 23 april 2009, JAR 2009/116.

Wederindiensttredingsvoorwaarde Ontslagbesluit; zzp'er; stageovereenkomst

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:OGEAC:2017:86

SAMENVATTING. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mr. Y.E.M.

In werking getreden op 1 april Laatstelijk gewijzigd met ingang van 1 april 2004.

een bad hair day? De Billijke vergoeding:

afspraken die in het Najaarsoverleg 2008 zijn gemaakt. Volstaan wordt dan ook met hiernaar te verwijzen.

KEI GOED.. Wat verandert er door KEI?

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K

De kantonrechter en de Wwz snel prak3sch en effec3ef? Ellen W. de Groot Dirk Jan Buijs

Thema: Arbeidsrecht - nu - in de toekomst - in de praktijk

ECLI:NL:RBARN:2010:BO4467

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

Zaaknummers: VZ VERZ VZ VERZ beschikking ex artikel 1019w Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in

Actualiteiten WWZ. Recente rechtspraak

(c) Van Delft Advocaten N.V

KBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen

VAAN Onder professoren

Bijlage 7 Regl. v.orde v.h. College van Beroep voor de Examens

De gevolgen van de WWZ voor bedrijfsartsen

ECLI:NL:RBZLY:2006:AY7374

Bijlage 1 Jurisprudentieonderzoek in het kader van de evaluatie Wet arbeid en zorg

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees

ECLI:NL:RBAMS:2017:2373

Voegen in het strafproces

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Datum 10 juni 2014 Betreft Behandeling WWZ, schriftelijke reactie op voorstel VAAN d.d. 2 juni 2014

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar

ECLI:NL:RBMNE:2014:6635

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

Eerste Kamer der Staten-Generaal

1. Procedure. 2. Feiten

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Rapport. Datum: 1 juli 1998 Rapportnummer: 1998/258

inachtneming van het bepaalde in artikel 4 voorlegt aan de geschillencommissie.

beschikking :N NAAM VAN DE KONING RECHTBANK OEN HAAG Zittingsplaats "s-gravenhage tfh Zaaknr.: RP VERZ Uitspraakdaturn.

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:RBNHO:2014:12275

hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: UE VERZ MAR/1217

Samenvatting masterclass Arbeidsrecht

Academie voor de Rechtspraktijk Jurisprudentie WWZ. Eugenie Nunes 9 november 2015

ECLI:NL:RBLIM:2017:7110

de besloten vennootschap met beperkte aanprakelijkheid gevestigd te Hoofddorp, gedaagde partij, gemachtigde: mr. M.A.M. Lem.

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

De gevolgen van de WWZ voor bedrijfsartsen

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M. van Pelt, secretaris)

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

ECLI:NL:RBOVE:2016:5109

REGELING GESCHILLEN WSW-PERSONEEL DEN HAAG 2016 HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,

ECLI:NL:RBNHO:2016:10670

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging?

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

ECLI:NL:RBNHO:2013:13257

Procesreglement Project De Wijkrechter

ECLI:NL:GHDHA:2015:2889

ECLI:NL:HR:2018:484. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 17/01642

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Beoordeling. h2>klacht

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBNHO:2016:8196

Reglement Beroepscommissie IPMA-NL

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBLIM:2017:6026

het door Consument digitaal ingediende klachtformulier; het verweerschrift van de Bank; de repliek van Consument; de dupliek van de Bank.

ECLI:NL:CRVB:2017:2145

ECLI:NL:RBASS:2006:AX0491

ECLI:NL:RBLIM:2015:1277

ECLI:NL:RBOBR:2016:1526

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8812

Transcriptie:

GEZAMENLIJKE BEHANDELING VAN EEN ONTBINDINGSVERZOEK EN KORT GEDING: EEN GEZAMENLIJK BELEID ONTBREEKT E.I. Bouma 1 Inleiding In de praktijk komt het regelmatig voor dat de werkgever de kantonrechter verzoekt een (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek gezamenlijk te behandelen met een kort geding, waarin door de werknemer loondoorbetaling en/of wedertewerkstelling wordt gevorderd, of omgekeerd. De ervaring leert, dat het per rechtbank verschilt hoe de kantonrechter op zo n verzoek beslist. Doordat dit vooraf niet duidelijk is, is het verloop van de procedure onvoorspelbaar. In dit artikel wordt onderzocht of de verschillende rechtbanken beleidsregels hanteren op dit punt en zo ja, of deze beleidsregels in overeenstemming zijn met de wet en jurisprudentie van de Hoge Raad. Tot slot zal een aanbeveling worden gedaan. 825-503, 825-521 Gevallen waarin een verzoek tot gezamenlijke behandeling wordt gedaan Het klassieke geval waarin om een gezamenlijke behandeling van een ontbindingsverzoek en kort geding wordt verzocht, is na een ontslag op staande voet. De op staande voet ontslagen werknemer vordert dan in kort geding loon en wedertewerkstelling, waarop de werkgever een voorwaardelijk verzoekschrift indient en de kantonrechter verzoekt deze procedure gezamenlijk met het kort geding te behandelen. Voor de werkgever heeft dit meestal als voordeel dat de mondelinge behandeling van het ontbindingsverzoek op een eerder tijdstip plaatsvindt dan gebruikelijk in een ontbindingsprocedure (uiterlijk in de vierde week na indiening van het verzoekschrift, art. 7:685 lid 6 BW). Hierdoor wordt de arbeidsovereenkomst mogelijk tegen een eerdere datum ontbonden en hoeft de werkgever dus minder lang loon door te betalen. De werkgever lift dan in feite mee op de voortvarendheid van de werknemer, waardoor de werknemer wordt benadeeld. Niet alleen omdat hij mogelijk minder lang recht houdt op loon, maar ook doordat hem een kortere termijn wordt gegund om zich te verweren tegen het ontbindingsverzoek. Bovendien wordt het kort geding in de praktijk vaak ondergesneeuwd door het ontbindingsverzoek waardoor de discussie ter zitting niet (alleen) meer gaat over de vraag of er grond bestaat voor toewijzing van de gevraagde voorzieningen, maar vooral over de vraag of voortzetting van het dienstverband tussen partijen nog wel zinvol is gelet op de verstoorde verhoudingen. Partijen worden dan in feite door de kantonrechter een regeling ingeduwd. De werknemer die nooit een regeling heeft beoogd, kan op deze manier dus slachtoffer worden van zijn eigen voortvarendheid. Het komt ook voor dat de op staande voet ontslagen werknemer zelf om een gezamenlijke behandeling verzoekt. Er is dan meestal sprake van een kort geding in reactie op een reeds ingediend voorwaardelijk verzoekschrift, waardoor de werknemer de rechter ervan probeert te overtuigen dat hij, al dan niet uit strategische overwegingen, bij de werkgever wil terugkeren. Door de gezamenlijke behandeling van zo n kort geding met een reeds ingediend ontbindingsverzoek, zal de werkgever niet snel worden benadeeld. Het verweer van de 1 Mevr. mr. E.I. Bouma is advocaat bij Lexence N.V. te Amsterdam. 1/7

werknemer tegen het ontslag op staande voet zal immers ook in de ontbindingsprocedure worden gevoerd. Een verzoek tot gezamenlijke behandeling komt echter niet alleen voor na een ontslag op staande voet. Zo is het ook denkbaar dat de werkgever een gezamenlijke behandeling verzoekt van een voorwaardelijk verzoekschrift met een door de werknemer aanhangig gemaakt kort geding na opzegging in strijd met een opzegverbod. Een gezamenlijke behandeling is voorts denkbaar in het geval waarin de werknemer in kort geding wedertewerkstelling vordert nadat hij op non-actief is gesteld of in kort geding loon vordert nadat de werkgever de loonbetaling heeft stopgezet dan wel opgeschort. Ook dat kan voor de werkgever aanleiding zijn een ontbindingsverzoek in te dienen. Wat bepaalt de wet? In het Procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbanken sector kanton noch in het Procesreglement kort gedingen rechtbanken sector kanton is een richtlijn opgenomen met betrekking tot een verzoek tot gezamenlijke behandeling van een (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek en een kort geding tot loondoorbetaling en/of wedertewerkstelling. Een richtlijn op dit punt is evenmin in de Aanbevelingen van de Kring van Kantonrechters te vinden. Er dient dan ook te worden teruggevallen op de algemene regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Een kort geding en ontbindingsverzoek tussen dezelfde partijen zijn in het algemeen met elkaar verknocht. Dat geldt met name indien er sprake is van een ontslag op staande voet. Tussen beide zaken bestaat dan een zodanig nauwe samenhang, dat een beslissing in de ene zaak direct van invloed kan zijn op de beslissing in de andere zaak. Als het ontbindingsverzoek wordt toegewezen, dan zal een veroordeling tot wedertewerkstelling immers in de meeste gevallen geen effect sorteren. Door verknochte zaken te voegen of te verwijzen worden tegenstrijdige beslissingen voorkomen en bovendien de doelmatigheid van beide procedures vergroot, bijvoorbeeld doordat het bewijs in de ene zaak ook kan dienen als bewijs in de andere zaak. 2 De grondslag voor een besluit tot gezamenlijke behandeling moet dus worden gezocht in voeging of verwijzing wegens verknochtheid. Voeging ex art. 222 en 285 lid 2 Rv is echter niet mogelijk, omdat een kort geding en ontbindingsverzoek niet bij dezelfde rechter worden aangebracht. Een kort geding wordt immers door middel van een dagvaarding aanhangig gemaakt bij de (kantonrechter die optreedt als) voorzieningenrechter en een ontbindingsverzoek wordt als verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter. Nu voeging niet mogelijk is, zal een besluit tot gezamenlijke behandeling moeten worden getoetst aan de voorwaarden voor verwijzing wegens verknochtheid ex art. 220 en 285 lid 1 Rv. Verwijzing kort geding naar ontbindingsprocedure De verwijzing van een kort geding naar een ontbindingsprocedure heeft als gevolg dat een dagvaardingsprocedure wordt verwezen naar een verzoekschriftprocedure. Op grond van art. 220 Rv kan de rechter een dagvaardingsprocedure echter alleen verwijzen naar een andere rechter, indien bij die andere rechter reeds een verknochte zaak aanhangig is gemaakt. Van belang is, dat een zaak aanhangig is vanaf de dag van dagvaarding (art. 125 Rv). Nu een verzoekschriftprocedure niet wordt ingeleid met een dagvaarding en dus niet aanhangig kan 2 Kamerstukken II 2000/01, 27 824, nr. 3, p. 40. 2/7

worden gemaakt, is het naar de letter van art. 220 Rv niet toegestaan een kort geding te verwijzen naar een ontbindingsprocedure. Verwijzing ontbindingsverzoek naar voorzieningenrechter Het omgekeerde, namelijk de verwijzing van een ontbindingsverzoek naar een kort geding, is wel mogelijk. Hoewel art. 285 lid 1 Rv bepaalt dat ook een verzoekschrift alleen kan worden verwezen naar een andere verzoekschriftprocedure, maakt de wet hierop een uitzondering voor een verzoekschrift ex art. 7:685 BW. In art. 7:685 lid 5 BW is namelijk bepaald dat de kantonrechter bij wie een ontbindingsverzoek is ingediend, deze wegens verknochtheid met een zaak die tussen dezelfde partijen reeds aanhangig is, kan verwijzen naar die andere rechter. Kortom, op grond van art. 7:685 lid 5 BW kan een ontbindingsverzoek worden verwezen naar een dagvaardingsprocedure, zoals een kort geding. De kantonrechter naar wie het ontbindingsverzoek is verwezen, zal de werknemer vervolgens moeten oproepen voor de mondelinge behandeling (art. 279 lid 1 Rv). Hoewel uit art. 276 Rv een minimale oproepingstermijn kan worden afgeleid, namelijk zo spoedig mogelijk en ten minste één week vóór de mondelinge behandeling, kan de kantonrechter op grond van dit artikel ook anders bepalen en dus een kortere oproepingstermijn hanteren. Hoor en wederhoor Ondanks dat de kantonrechter naar wie een verknochte verzoekschriftprocedure is verwezen niet gehouden is de werknemer tenminste één week vóór de mondelinge behandeling op te roepen, dient hij partijen wel voldoende gelegenheid te geven hun verweer behoorlijk voor te bereiden, aldus de Hoge Raad in het arrest Yilmaz/Jansen s Pluimveeslachterijen. 3 De casus was als volgt. Nadat de werknemer op staande voet was ontslagen, vorderde hij in rechte loondoorbetaling en wedertewerkstelling. Twee werkdagen vóór de zitting diende de werkgever een voorwaardelijk verzoekschrift in. Bij aanvang van de zitting deelde de rechter partijen mede dat beide procedures gezamenlijk werden behandeld. De werknemer mocht 20 minuten met zijn gemachtigde overleggen over het te voeren verweer tegen het ontbindingsverzoek, waarna de zitting werd voortgezet. Tegen de ontbinding ging de werknemer in hoger beroep wegens schending van het beginsel van hoor en wederhoor ex art. 19 Rv. In hoger beroep werd geoordeeld dat de werknemer niet-ontvankelijk was, omdat van enig verzuim van essentiële vormen niet zou zijn gebleken. Daarbij werd van belang geacht dat de werknemer met zijn gemachtigde heeft kunnen overleggen, hij over het verzoek was gehoord, de feiten en omstandigheden van beide procedures gelijk waren en het ontbindingsverzoek niet geheel onverwachts kon zijn geweest. De Hoge Raad oordeelde daarentegen dat het beginsel van hoor en wederhoor wel was geschonden, omdat de werknemer niet was opgeroepen voor de mondelinge behandeling op een termijn die hem de gelegenheid zou hebben gegeven zijn verweer behoorlijk voor te bereiden en om eventueel een verweerschrift in te dienen. Volgens de Hoge Raad komt het er in de eerste plaats op aan of de werknemer, in het licht van de toepasselijke regels, voldoende gelegenheid heeft gehad om, na een behoorlijk voorbereid debat met zijn tegenpartij, de rechter van zijn gelijk te overtuigen. In de tweede plaats vielen de gewijzigde omstandigheden op grond waarvan de arbeidsovereenkomst was ontbonden slechts 3 HR 22 november 1996, NJ 1997, 204. 3/7

gedeeltelijk samen met de feiten en omstandigheden die tot het ontslag op staande voet hadden geleid. Dat het ontbindingsverzoek niet geheel onverwachts kon zijn geweest voor de werknemer, was naar het oordeel van de Hoge Raad niet van belang. Uit het arrest Yilmaz/Jansen s Pluimveeslachterijen kan dus worden afgeleid, dat bij de beoordeling van een verzoek tot gezamenlijke behandeling moet worden betrokken of het beginsel van hoor en wederhoor door toewijzing van het verzoek in het gedrang zal komen. Het gaat er dan volgens de Hoge Raad om dat beide partijen gelijke kansen krijgen voor het aannemelijk maken van hun standpunt en daarbij gelijkwaardig worden behandeld. Dit beginsel is door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in het Dombo-arrest equality of arms genoemd, wat betekent dat partijen in een civiele procedure de gelegenheid moeten krijgen om hun zaak te presenteren - inclusief het bewijs - zonder dat daarbij de ene partij in een beduidend slechtere positie verkeert dan de andere partij. 4 Bij die beoordeling is volgens de Hoge Raad van belang dat (1) de werknemer tijdig wordt opgeroepen voor de mondelinge behandeling om zich behoorlijk te kunnen verweren tegen het ontbindingverzoek en (2) de feiten die aan beide procedures ten grondslag worden gelegd in voldoende mate met elkaar samenvallen. Over de vraag of een gezamenlijke behandeling van een ontbindingsverzoek en kort geding in strijd is met het beginsel van hoor en wederhoor zijn in de lagere jurisprudentie geen uitspraken gepubliceerd. Beleidsregels rechtbanken In het kader van dit artikel is bij alle rechtbanken het beleid opgevraagd omtrent een verzoek tot gezamenlijke behandeling van een door de werkgever ingediend (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek en een kort geding, waarin door de werknemer loon en/of wedertewerkstelling wordt gevorderd. Hieruit blijkt dat de meeste rechtbanken geen vast beleid hanteren. De (samengevatte) schriftelijke reacties van de rechtbanken zijn in tabel 1 weergegeven. Allereerst valt op dat alleen de rechtbank Amsterdam en de rechtbank Noord-Nederland, locatie Heerenveen een duidelijk beleid hanteren ten aanzien van een verzoek tot gezamenlijke behandeling van een ontbindingsverzoek en kort geding. Het beleid van de rechtbank Amsterdam en de locatie Heerenveen is echter in strijd met de wet, omdat het op grond van art. 220 Rv niet is toegestaan een kort geding te verwijzen naar een ontbindingsprocedure. Het beleid van de rechtbank Amsterdam is daarnaast in strijd met de bedoeling van de wetgever, omdat het bij voorbaat onmogelijk is om een ontbindingsverzoek te verwijzen naar een kort geding, terwijl art. 7:685 lid 5 BW de kantonrechter die bevoegdheid wel geeft. De meeste rechtbanken die geen vast beleid hanteren, geven aan een verzoek tot gezamenlijke behandeling te beoordelen aan de hand van het beginsel van hoor en wederhoor. Die beoordeling vindt echter plaats op basis van open normen (zoals gegronde bezwaren en zwaarwegende redenen ) en vage termijnen (zoals te kort vóór de zitting of enkele dagen ). De rechtbanken die wel een duidelijkere termijn geven voor het doen van een verzoek tot gezamenlijk behandeling, verschillen weer van mening over wat die termijn zou moeten zijn. Zo geeft de rechtbank Oost-Brabant aan een verzoek tot gezamenlijke behandeling niet toe te wijzen indien dit verzoek één of twee dagen vóór de zitting wordt 4 EHRM 27 oktober 1993, NJ 1994, 534. 4/7

gedaan, terwijl uit de reactie van de rechtbank Rotterdam kan worden afgeleid dat het verzoek zo n twee weken vóór de zitting moet zijn gedaan wil het worden toegewezen. Verder is het opmerkelijk dat de meeste rechtbanken bij de beoordeling aan de hand van het beginsel van hoor en wederhoor alleen aandacht lijken te besteden aan de vraag of de oproepingstermijn niet te kort is. Dit terwijl de Hoge Raad in het arrest Yilmaz/Jansen s Pluimveeslachterijen uitdrukkelijk heeft geoordeeld dat, naast de oproepingstermijn, ook van belang is dat de feiten van beide procedures in voldoende mate samenvallen. Dat die feiten samenvallen is niet altijd vanzelfsprekend, ook niet indien het een ontslag op staande voet betreft. In de praktijk wordt aan een voorwaardelijk ontbindingsverzoek immers doorgaans meer feiten ten grondslag gelegd, dan aan het ontslag op staande voet. Tot slot valt op dat de rechtbank Gelderland aangeeft het verzoek toe te wijzen indien voor de zitting voldoende tijd is gepland. Onduidelijk is dus of, en zo ja, in welke mate het beginsel van hoor en wederhoor en de belangen van partijen daarbij worden betrokken. Conclusie en aanbeveling Uit het onderzoek is gebleken dat veruit de meeste rechtbanken geen vast beleid hanteren ten aanzien van een verzoek tot gezamenlijke behandeling van een door de werkgever ingediend (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek en een kort geding, waarin door de werknemer loondoorbetaling en/of wedertewerkstelling wordt gevorderd. Zo n verzoek wordt in het algemeen beoordeeld aan de hand van het beginsel van hoor en wederhoor en geschiedt op basis van open normen en vage termijnen. Daarbij wordt vooral gekeken naar de oproepingstermijn en niet zozeer naar de mate waarin de feiten van beide procedures samenvallen. Dat is in strijd met jurisprudentie van de Hoge Raad. Alleen de rechtbank Amsterdam en de locatie Heerenveen hanteren een vast en duidelijk beleid, maar dit beleid is in strijd met de wet. Het feit dat de meeste rechtbanken geen vast beleid hanteren is onwenselijk, omdat het voor partijen vooraf onduidelijk is hoe de procedure zal verlopen. Dit betekent dat indien een werknemer een gezamenlijke behandeling wil voorkomen, hij genoodzaakt is het kort geding aanhangig te maken bij de civiele kortgedingrechter (artikel 254 lid 1 en lid 4 Rv). Verwijzing van de ontbindingsprocedure is dan niet mogelijk, omdat de civiele rechter niet bevoegd is in arbeidszaken (artikel 93 sub d Rv). In dat geval is de werknemer wel een hoger griffierecht verschuldigd en zal de zaak worden behandeld door een rechter die mogelijk minder ervaren is op het gebied van arbeidsrecht. Verder is het onwenselijk dat de rechtbank Amsterdam en de locatie Heerenveen een beleid hanteren dat niet in overeenstemming is met de wet. Het verdient dan ook aanbeveling om in het Procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbanken sector kanton een richtlijn op te nemen dat voor alle rechtbanken geldt, inhoudende dat een verzoek tot gezamenlijke behandeling van een (voorwaardelijk) ontbindingsverzoek en een reeds aanhangig gemaakt kort geding alleen wordt toegewezen indien dit verzoek ten minste één week vóór de zitting wordt gedaan, zodat de minimale oproepingtermijn ex artikel 276 Rv wordt gerespecteerd, en de feiten van beide procedures in voldoende mate samenvallen. Daarmee worden de belangen van beide partijen het beste behartigd. 5/7

Tabel 1 Rechtbank Noord-Nederland Het verzoek wordt toegewezen, tenzij de wederpartij daartegen gegronde bezwaren aanvoert en/of het verzoek te kort vóór de zitting wordt gedaan. Bij de locatie Heerenveen geldt in aanvulling daarop dat een kort geding alleen naar de ontbindingsprocedure wordt verwezen indien een dagvaardingstermijn van 7 dagen in acht wordt genomen. Rechtbank Midden-Nederland De kantonrechter toetst elk verzoek van geval tot geval aan het beginsel van hoor en wederhoor. Als de werknemer bezwaar maakt, geldt als leidraad het arrest Yilmaz/Jansen s Pluimveeslachterijen. Rechtbank Overijssel Indien het verzoekschrift enkele dagen vóór de zitting wordt ingediend, worden partijen gevraagd in te stemmen met de aanhouding van beide procedures. Indien partijen daar niet mee instemmen, dan vindt er geen gezamenlijke behandeling plaats. Rechtbank Gelderland Het verzoek wordt toegewezen, tenzij er voor de zitting niet genoeg tijd is ingepland om twee zaken te behandelen. Rechtbank Noord-Holland Op het verzoek wordt door de behandelend kantonrechter beslist, waarbij de belangen van partijen en de proceseconomie worden betrokken. Rechtbank Amsterdam Uitsluitend een verzoek tot gezamenlijke behandeling van een kort geding met een reeds ingediend ontbindingsverzoek wordt toegewezen, mits beide partijen daarmee instemmen. Rechtbank Den Haag Er wordt door de kantonrechter per geval beoordeeld of een gezamenlijke behandeling mogelijk is. Rechtbank Rotterdam Het verzoek wordt in beginsel toegewezen indien het ontbindingsverzoek zo n twee weken vóór de kort geding zitting wordt 6/7

ingediend en de werknemer geen bijzondere argumenten aan zijn bezwaar tegen een gezamenlijke behandeling ten grondslag legt. Rechtbank Zeeland-West-Brabant Het verzoek wordt toegewezen, mits partijen zich voldoende hebben kunnen voorbereiden in verband met het beginsel van hoor en wederhoor. Een alternatief is de aanhouding van beide zaken, indien de eiser in het kort geding daarmee instemt. Rechtbank Oost-Brabant Het verzoek wordt om proceseconomische redenen gezamenlijk behandeld, tenzij de wederpartij gegronde argumenten aan zijn bezwaar ten grondslag legt (bijvoorbeeld onvoldoende voorbereidingstijd doordat pas één of twee dagen vóór de zitting om een gezamenlijke behandeling wordt verzocht). Rechtbank Limburg Het verzoek wordt toegewezen, tenzij er voldoende zwaarwegende redenen zijn om dat niet te doen. Aan beide procedures liggen immers doorgaans dezelfde feiten ten grondslag. 7/7