Verslag Werksessie IJssel-Vechtdeltaprincipes en agrarische structuurversterking op de Kampereilanden op 26 november 2014 Introductie Karin Komdeur (provincie Overijssel) heet iedereen welkom op deze bijeenkomst van het Netwerk IJssel-Vechtdelta. In 2013 zijn in de Verkenning Lange Termijn Perspectieven IJssel-Vechtdelta acht leidende principes voor duurzaamheid en waterveiligheid opgesteld. De bedoeling van dit soort sessies is dat betrokkenen de principes vertalen en toepassen op hun eigen projecten. Bij de bijeenkomst vandaag zijn alleen vertegenwoordigers van de overheden aanwezig ; het is belangrijk dat op een volgend moment ook de boeren aan het gesprek deelnemen. Dorien de Wit (De Beuk Organisatieadvies) licht het programma toe en leidt het gesprek. De opgave: Wat is er aan de hand? Toelichting door Kees Brugman (gemeente Kampen), Pieter Lems (Waterschap Groot Salland), Mireille Blokhuis en Martin Visscher (Stadserven). De Kampereilanden zijn stukken buitendijks gebied, beschermd door regionale keringen. Toen die bij de toetsing in 2012 niet bleken te voldoen aan de eisen voor de toekomst, zijn er plannen opgesteld. 1 Traditionele variant De dijken geheel op orde brengen. 2 Maatwerkvariant De keringen om de buitenpolders heen niet aanpakken; de bescherming wordt geboden door de Zuiderzeekering. Iets terug doen voor de mensen in het gebied in de vorm van structuurversterking van de landbouw. 3 Robuuste variant Een teveel aan water naar specifieke plekken leiden en daar de dijken extra breed maken. Dan klapt het water niet in één keer zoals bij een doorbraak de polders in, maar stroomt het rustiger naar binnen, zodat de bewoners meer tijd hebben om te reageren en de schade beperkt wordt. Om tegemoet te komen aan de bestuurlijke wens wordt hier ook de compensatie door structuurversterking aan geplakt. In de Kampereilanden staan 106 boerderijen en 100 burgerwoningen. De boeren pachten hun grond van De Stadserven; de gebouwen zijn hun eigendom. Uit onderzoek (o.a. door LEI) naar hoe het er economisch en bedrijfsmatig voor staat, blijkt dat ongeveer de helft wil groeien en een kwart wil verbreden. Het gros van de landbouwbedrijven beslaat minder dan 40 hectare. Dat is in het algemeen net voldoende om het hoofd boven water te houden en geen roofbouw te plegen, maar geeft een (bij de huidige doorlooptijd snel oplopende) achterstand op de internationale landbouwmarkt. Bovendien hebben de boeren geen tijd om mee te werken aan de maatschappelijke eisen van duurzaamheid, biodiversiteit, waterkwaliteit en dierenwelzijn. In 2010 is budget gecreëerd voor een programma Verbreding; daarmee zijn allerlei initiatieven ontplooid (zonne-energie, streekproducten, zorgboerderijen), maar een gebied kan daar niet eindeloos veel van hebben. Uitbreidingsmogelijkheden zijn voor de boeren van het grootste belang. Hun medewerking aan een variant om de waterveiligheid te verbeteren zal sterk samenhangen met hoeveel grond ze erbij kunnen krijgen. Verslag werksessie 26 november 1 Kampereilanden
Het zal een lastige klus worden om de robuuste variant te ontwikkelen en in het gebied landbouwbedrijven te laten ontstaan met voldoende grond voor een gezonde bedrijfsvoering: Dijkverbreding kost grond. Vrijwel alle kavels hebben een ongunstige vorm door de oude, ronde landschapsstructuur. De Stadserven hebben geen zeggenschap over de bestemming van de grond van boerderijen wanneer boeren hun bedrijf beëindigen. Het pachtrecht wordt veelal gezien als pensioen en de boeren verkopen dat aan hun buren. Veel ouderen blijven op hun boerderij zitten, omdat het goedkoop wonen is. Vaak kunnen ze een andere woning ook niet betalen. In de Kampereilanden draaien ook verschillende programma s. Lange tijd was het gebied een soort witte vlek, maar nu is het bestuurlijk een grote drukte met natuurontwikkeling (Natura 2000 in de rietlanden), moerasvogelbescherming (Karekiet in het riet), verduurzaming/verbreding/verdieping (Weidse Waarden), waterbestendig bouwen (Stadserven, gemeenten), fietsverbinding (Life Plus). Het is dan ook raadzaam om meekoppelkansen te zoeken, rekening te houden met andere ontwikkelingen en gezamenlijk te proberen optimale doelen te halen. Verhalen over het gebied Door Warner Poortman (gemeente Kampen), aangevuld door anderen. In 1363 schonk de bisschop van Utrecht de Kampereilanden aan de gemeente Kampen. Tot aan 1900 was het een heel arm gebied; de pachtrechten werden bij opbod verkocht. In de jaren 50 werden stadsboeren uit Kampen uitgeplaatst naar de Kampereilanden. De boeren daar moesten grond afstaan en werden hiervoor gecompenseerd met de aanleg van gas, licht en water en van verharde wegen. Nog steeds is zichtbaar welke boerderijen van oorspronkelijke eilanders waren: die zijn op terpen gebouwd, terwijl de bedrijven van de voormalige stadsboeren op maaiveld liggen. Aan de randen staan wat grotere bedrijven, die soms ook wat land buiten de Kampereilanden hebben; in het middenstuk is het echt hutjemutje. Daar is het ook sociaal lastig: hoe houden we het leefbaar? Van de boeren is zo n 75% vooruitkijkende ondernemers; de anderen zijn niet echt met de toekomst bezig en zien elke ontwikkeling als een bedreiging. Dit verschil werd extra duidelijk toen in 1983 het melkquotum werd ingesteld. Overigens doet na een moeizame aanloop wel twee derde mee aan Weidse Waarden. De principes Is het streven naar waterveiligheid en klimaatbestendigheid het uitgangspunt? Ja, de keuze voor de robuuste variant is daarop gestoeld. Tot 2050 wordt het IJsselmeer op peil gehouden, dus voor een redelijke termijn biedt de Zuiderzeekering voldoende veiligheid. De robuuste variant: maakt dat het beveiligingssysteem gemakkelijker op te plussen is, mocht het water toch heel hoog komen; geeft de boerderijen in het buitengebied dezelfde status als die in de Kampereilanden als geheel; laat het water gecontroleerd binnen bij de verbredingen: geen doorbraak, maar het water even over de dijk heen; tijdwinst, dus geen ramp, wel overlast; laat onverlet dat we verder werken aan meerlaagsveiligheid. Verslag werksessie 26 november 2 Kampereilanden
Er wordt in projecten gewerkt aan bewustwording van de noodzaak van meerlaagsveiligheid. Zo zijn er informatieavonden georganiseerd over waterbestendig bouwen. De bewoners zijn wel waterbewust, maar er is ook veel wantrouwen en verongelijktheid. In het verleden hebben we als overheid een dubbele boodschap afgegeven: U woont in een waterwingebied, maar wij zorgen voor uw veiligheid. Nu hebben we de stap gezet om te vertellen: Wij kunnen in dit kwetsbare gebied geen 100% veiligheid garanderen (de norm op de Kampereilanden is 1:500, terwijl die in de stad 1:1000 is), dus u moet ook zelf investeren in individuele maatregelen. Er komen veel reacties als Wanneer wij een probleem oplossen voor de stad, is het toch niet redelijk dat wij zelf voor eigen maatregelen moeten opdraaien? en Overheid, blijf bij je rol en maak de dijken in orde. Maar er zijn ook geluiden als De overheid kan niet eindeloos de dijken verbeteren. Dat kost ons te veel grond en we kunnen zelf ook wel wat doen. Waterveilig bouwen zal beter mogelijk worden bij schaalvergroting/structuurversterking. Overigens zal het denken over waterbestendig bouwen ook in een aantal stadswijken moeten worden ontwikkeld. Meekoppelkans: Bij een overstroming duurt het hoogstens 48 uur voordat het water weer zakt. De grootste ellende is de vervolgschade doordat het wel een maand kan duren voordat de polders leeggemaakt zijn. In die tijd is het water rampzalig voor de gebouwen, de machines, de infrastructuur. (De boeren merken zelf heel praktisch op: Het vee jaag je de dijken op; die koeien overleven het wel. ) Grotere snelheid is dus belangrijk. Daarvoor zouden we met meer spuisluizen moeten werken. We kunnen de hoofdgangen richting de spuisluizen verbreden en de watersystemen verbeteren. Meekoppelkans: De bagger die we bij het verbreden van de watergangen uitbaggeren, kunnen we opslaan in een gronddepot. Daar kunnen mensen die individuele maatregelen treffen voor waterbestendig bouwen, dan grond vandaan halen. Zijn waterveiligheid en duurzame gebiedsontwikkeling gekoppeld? Jazeker. Er worden voorbeelden genoemd van het gebruik van dijken voor meer functies, zoals Grebbenberg, Rotterdam en Stadshagen. Er zijn gesprekken over het meer begraasbaar maken van dijken. Er zijn allerlei initiatieven voor grondverbetering door kringlooplandbouw, waterkwaliteit versterken door ecologisch slootbeheer, bloeiende bermen door beheer gericht op biodiversiteit. Wanneer er bij de structuurversterking 100 hectare vrij komt, is het zaak om die onder voorwaarden van duurzame ontwikkeling uit te geven. Op een vraag of in dit thema knutselen (ergens met iets kleins beginnen, uitproberen en kijken wat er meer kan) een goede werkwijze kan zijn, is het antwoord dat bij Weidse Waarden al zo wordt gewerkt: kleine schaal, van onderop, initiatieven van bewoners ondersteunen en uitdragen, hun eigen kennis en kunde inzetten en zoeken naar olievlekwerking. Wel kan bedacht worden of deze manier vaker te benutten is om tot slimme oplossingen te komen. Aandachtspunt: We lijken uit te gaan van een kloof tussen het abstracte denken van de beleidsmakers (bedrijfseconomisch gaat het gebied het niet redden) en de concrete ervaring van de bewoners (we zitten hier goed). We moeten ons ervan bewust zijn dat wij hier aan tafel dat verhaal blijkbaar graag vertellen en dat beeld Verslag werksessie 26 november 3 Kampereilanden
oproepen. Toch is driekwart van de boeren wel degelijk een moderne ondernemer. Weidse Waarden was ook een verhaal van verleiden en nu is er brede medewerking van toekomstgerichte boeren. Worden landschappelijke en cultuurhistorische waarden als drager van de identiteit van het gebied versterkt? Het is een bijzonder gebied. Met het Nationaal Landschap wordt dan ook gewerkt aan instandhouding van de speciale perceelvormen, aan nieuwe terpen, aan het verwijderen van ontsierende gebouwen. Het weer in ere herstellen van oude waterlopen en kreken zal bij de structuurversterking mogelijk worden. Dan zijn er goede voorwaarden voor natuurontwikkeling en dit komt ook ten goede aan recreatie. Nodigen maatregelen uit tot maatschappelijke participatie en leiden ze tot een proactieve zelfredzame regio? Hieraan wordt gewerkt in de projecten voor waterveilig bouwen en in Weidse Waarden. Meekoppelkans: We zijn tot nu toe sterk gericht op fysieke maatregelen. We kunnen meer doordenken op de menselijke maat en de sociale aspecten explicieter in de doelstellingen opnemen. Er is in de Kampereilanden bijvoorbeeld grote zorg of het schooltje open kan blijven. Dat staat symbool voor zorg voor de gemeenschap. Het is zaak jongeren in het gebied te behouden, dus moeten we zoeken wat daarvoor helpt. Ruimte om op het erf te bouwen voor volwassen kinderen, mogelijkheden voor verbreding van de bedrijfsvoering en kansen om voorzieningen in stand te houden, door multifunctioneel gebruik. Daarbij kan recreatie een rol spelen als de fietsverbinding er komt. Worden grondstoffen en ecosystemen optimaal benut? Bij nieuwe verpachtingen zal het op peil houden en verbeteren van de waterkwaliteit een voorwaarde zijn. Kringlooplandbouw wordt gestimuleerd. Er zijn foerageergebieden voor zeldzame vogels (Natura 2000). Een knelpunt bij het opwekken van zonne-energie is dat de boeren gewend zijn bij tijdelijke uitval een aggregaat te gebruiken en dat e-stroom van zonnepanelen niet matcht met aggregaten. Er wordt enige twijfel geuit of dit nog wel de huidige praktijk is. Energie opwekken en die aanbieden aan een energiecorporatie zou een mooie tweede inkomstenbron kunnen zijn, die schaalvergroting minder nodig maakt. De schatting is dat 70% alleen boer wil zijn en de rest wel in is voor verbreding met energie, zorg of recreatie. Als er een fietsverbinding komt, krijgt het gebied meer kansen voor andere functies dan landbouw. Verslag werksessie 26 november 4 Kampereilanden
Wordt het economische vestigingsklimaat versterkt? Er is sprake van een goede gemeenschap en een gezonde populatie, maar de achterstand op de wereldmarkt en op het voldoen aan de maatschappelijke vraag kan alleen met schaalvergroting worden ingelopen. Overigens kan kleinschalig en traditioneel juist ook aantrekkelijk zijn (zeker in deze tijd, voor stadsmensen) en een kleine groep springt daarop in, bijvoorbeeld met aparte streekproducten. Eigenlijk is het meer een probleem dat de boeren geen geld hebben om zich elders te vestigen en op de Kampereilanden in en gouden kooi zitten. De banken zijn bang dat de bedrijven niet financierbaar blijven als niet de robuuste variant met de structuurversterking er komt. Zij willen investeren als ze vertrouwen hebben in de vitaliteit van het gebied. Principe 6 over flexibiliteit en veerkracht slaan we vanwege tijdgebrek over. Wordt er ruimte geboden voor innoveren en experimenteren? Zo samen naar het gebied kijken werkt al innovatief. Er zit veel kracht; de kunst is nu de meekoppelkansen optimaal te benutten. Maar het is een ingewikkelde fase voor onderhandelingen over nieuwe dingen uitproberen. Dat is eigenlijk alleen onderlangs mogelijk, zoals in Weidse Waarden: initiatieven opzoeken, voorwaarden scheppen voor mensen met innovatieve ideeën en die uitventen. Een valkuil is dat grote projecten de meeste aandacht krijgen, terwijl van kleine aansprekende initiatieven een olievlekwerking kan uitgaan. Is er aansluiting op een integrale gebiedsvisie? Is er politiek en lokaal draagvlak? De indruk is dat het met de bestuurlijke robuustheid wel goed zit. Wel is het van belang om zichtbaar te blijven en duidelijkheid te geven over waar mensen kunnen aanhaken. En verhalen uitwisselen doet ertoe voor ieders invulling. Verslag werksessie 26 november 5 Kampereilanden
Afronding Dorien vraagt de leden van het projectteam wat zij van deze bespreking meenemen. Kees Brugman is trots dat gebleken is dat veel van de principes - onbewust - al in het denken over het programma meegenomen is. Belangrijke aandachtspunten noemt hij de sociale structuur en bewust zijn van het oude denken. Vincent Klijnsma vindt het mooi dat de deelnemers elkaar goed weten te vinden. Het is een uitdaging om dat vast te houden, want naar de toekomst toe is dat niet vanzelfsprekend. Er bestaat altijd het risico dat organisaties in het oude karrenspoor van A naar B willen op deelbelangen. Heike van Blom is enthousiast dat het gezelschap en het denken nog breder is dan het Nationaal Landschap. Ze vraagt zich af of bestuurlijk is geland dat een integrale aanpak nodig is. Pieter Lems brengt in dat er nu gezocht moet worden naar de middelen om de mooie ideeën haalbaar te maken. Is er zo voldoende potentie om in aanmerking te komen voor de subsidieregeling voor Duurzame Ontwikkeling? Passen de plannen qua onderzoek en uitvoering in een programma? Karin Komdeur stelt de vraag aan de orde of er behoefte is aan dergelijke sessies van het Netwerk IJssel-Vechtdelta. Daarmee kunnen de principes meer geborgd worden. Het netwerk moet werkende weg groeien, met deelnemers niet alleen vanuit overheden maar ook vanuit maatschappelijke organisaties en bedrijven en ook bewoners. De uitdaging is de principes in te bedden in de komende vierjarenprogramma s. Deelnemers Kees Brugman Warner Poortman Martin Visscher Mireille Blokhuis Heike van Blom Bert Kamerman Pieter Lems Frans Soeterbroek Karin Komdeur Vincent Klijnsma Dorien de Wit Ina van Diepen gemeente Kampen gemeente Kampen De Stadserven De Stadserven gemeente Zwartewaterland Waterschap Groot Salland Waterschap Groot Salland De Ruimtemaker Provincie Overijssel Provincie Overijssel De Beuk Organisatieadvies (gespreksleider) De Beuk Organisatieadvies (verslag) Verslag werksessie 26 november 6 Kampereilanden