1 11 Afdeling Handhaving Aan: Stichting Bodemsanering NS T.a.v. de heer R. Banser Postbus 2809 3500 GV Utrecht Pythagoraslaan 101 Postbus 80300 3508 TH Utrecht Tel. 030-2583877 Fax 030-2582121 http://www.provincie-utrecht.nl Datum 15 april 2008 Team Bodem, Water en Natuur Nummer 2008INT221526 Referentie M.R. Eekhof Uw brief van 25 februari 2008 Doorkiesnummer 030 258 2795 Uw nummer 2008033392 Faxnummer 030 258 2121 Bijlage - E-mailadres bodemloket@provincie-utrecht.nl Onderwerp Beschikking evaluatieverslag deelsanering grond geval 2 NS Emplacement Papekop, gemeente Oudewater, code UT0589/00081 Geachte heer Banser, 1 Inleiding Wij, Gedeputeerde Staten van Utrecht, hebben op 26 februari 2008 het evaluatieverslag, zoals bedoeld in artikel 39c van de Wet bodembescherming (Wbb), ontvangen van de deelsanering die in opdracht van de SBNS is uitgevoerd. Dit verslag Evaluatierapport deelsanering onderdoorgang Papekopperdijk te Oudewater opgesteld door Movares Nederland, referentie: GMV-MB-080000250-Versie 1.0, 12 februari 2008 heeft betrekking op de deelsanering van NS-saneringsgeval 65 van de sanering van de locatie NS Emplacement Papekop te Oudewater Deze bodemsanering is uitgevoerd op de locatie kadastraal bekend als: Kadastrale gemeente Sectie Nummer Papekop C 130 Voorheen was dit perceel bekend als gemeente Papekop, sectie B, nummer 1076. De saneringslocatie is aangegeven op de kadastrale kaart in hoofdstuk 6. 2 Saneringsplan Bij beschikking van 19 oktober 2004 (kenmerk 2004WEM004463i) hebben wij ingestemd met het saneringsplan voor de hierboven genoemde locatie. De evaluatie heeft alleen
2 betrekking op geval 2 van de beschikking (NS-saneringsgeval 65). Doelstelling van de deelsanering is de verontreinigde bodem op kosteneffectieve wijze geschikt te maken voor de gebruiksfunctie III door middel van ontgraving van de verontreiniging. Zoals in de beschikking is weergegeven wordt de verontreiniging verwijderd voor de aanleg van de onderdoorgang (km 20,98 21,04). Het betreft verwijdering van een laag van circa 0,5 m grond van de taludbekleding en circa 0,5 m grond onder het ballastbed. De deelsanering wordt in horizontale richting begrensd door de ontgraving ten behoeve van de onderdoorgang. In verticale richting wordt de tussenwaarde voor koper als terugsaneerwaarde gehanteerd. 3 Evaluatieverslag Het evaluatieverslag van de grondsanering hebben wij beoordeeld aan de eisen die daaraan in artikel 39c van de Wbb zijn vastgelegd. In het evaluatieverslag is weergegeven dat in het talud aan de noordzijde van het spoor werkzaamheden zijn verricht in het kader van het traceren van kabels en leidingen. Deze werkzaamheden zijn niet uitgevoerd in het kader van de aanleg van de onderdoorgang, maar zijn uitgevoerd als gevolg van een doorheiing van een kabel. Omdat sprake is van werkzaamheden binnen de verontreinigingscontour van koper (gevalscontour) had dit moeten worden gemeld. Dit is echter niet gebeurd. De werkzaamheden zijn voor een deel uitgevoerd binnen de saneringscontour. Bij bestuurlijke waarschuwing van 19 december 2007 (2007INT215786) hebben wij verzocht om aanvullende gegevens van deze werkzaamheden. De gegevens van de werkzaamheden ter plaatse van de onderdoorgang (binnen de saneringscontour) zijn als beschrijving van de uitvoering van de deelsanering in deze evaluatie opgenomen. De gegevens van de werkzaamheden binnen de gevalscontour (maar buiten de huidige saneringscontour) worden separaat, niet als onderdeel van de evaluatie van onderhavige deelsanering, bij ons ingediend. De deelsanering is gestart met de ontgraving van de bekledingsgrond van talud zuid en vervolgens talud noord. De vrijgekomen grond is tijdelijk opgeslagen. De ontgraving is uitgevoerd tot de zandkern van het baanlichaam van de spoordijk. Een deel van het spoor en ballastbed is uitgenomen, waarna de grondlaag onder het ballastbed is ontgraven. De grond (zand) is tijdelijk opgeslagen. Tijdens de ontgraving is onverwacht een betonnen plaat aangetroffen (0,4 m dikte). De ontgraving onder het ballastbed is uitgevoerd tot deze plaat. Na de verwijderen van de plaat zijn damwandgeulen ontgraven voor het plaatsen van de damwanden. De bekledingsgrond van het talud en de grond onder het ballastbed zijn afgevoerd naar tijdelijke depots op het werkterrein. De depots zijn vervolgens afgevoerd naar Smink Afvalverwerking in Hoogland. Van de zandlaag onder de (verwijderde) betonplaat zijn twee monsters genomen. Het mengmonster hiervan is geanalyseerd op koper. Voor verificatie zouden in principe separate monsters moeten worden geanalyseerd. Uit de analyse blijkt dat de grond onder de (verwijderde) betonplaat matig verontreinigd is met koper. Er kan niet worden uitgesloten dat in één van de genomen monsters een sterke
3 koperverontreiniging aanwezig is, met ander woorden dat in de grond een ernstige verontreiniging is achtergebleven. De ontgraving is reeds aangevuld, waardoor nieuwe monstername ten behoeve van verificatie niet meer mogelijk is. Als de achtergebleven grond in de toekomst wordt verwijderd zal er vanuit moeten worden gegaan dat mogelijk sprake is van een ernstige verontreiniging met koper. Strikt genomen wordt niet aan de saneringsdoelstelling voldaan: voor de uitkeuring is uitgegaan van een mengmonster in plaats van analyse van separate monsters en in dit mengmonster wordt de tussenwaarde overschreden (terugsaneerwaarde volgens beschikking is tussenwaarde). Volgens het saneringsplan zou circa 450 m 3 sterk verontreinigde grond worden ontgraven. Bij de werkzaamheden is circa 225 m 3 grond ontgraven. Het verschil wordt verklaard doordat de ontgraven laagdikte onder het ballastbed minder was dan gepland (0,2 m in plaats van 0,5 m in verband met de aangetroffen betonplaat van 0,4 m dikte). Ook bij de ontgraving van het talud is minder ontgraven, omdat de strookbreedte van het talud minder bleek dan gepland. Als aanvulgrond (aanvulling baanlichaam) is schoon zand gebruikt (circa 337 ton). 4 Conclusie Het evaluatieverslag voldoet strikt genomen niet aan de eisen die in artikel 39c van de Wbb zijn gesteld en het saneringsplan waarmee wij bij beschikking van 19 oktober 2004 met kenmerk 2004WEM004463i hebben ingestemd. Voor de uitkeuring (verticaal) is uitgegaan van analyse van een mengmonster in plaats van separate analyse van de monsters en bovendien wordt in het mengmonster de tussenwaarde overschreden. Gelet op de gebruiksfunctie van de locatie en de aangebrachte zandlaag zijn er echter geen milieuhygiënische risico s aanwezig en zal de sanering als voldoende worden beschouwd. De bodem van het gesaneerde perceelsgedeelte is geschikt voor de functie infrastructuur/verkeer 5 Restverontreiniging Uit het evaluatieverslag wordt geconcludeerd dat mogelijk ernstig verontreinigde grond is achtergebleven. Indien werkzaamheden in de achtergebleven grond worden uitgevoerd moet ervan worden uitgegaan dat de grond mogelijk ernstig verontreinigd is. Werkzaamheden in de grond dienen voorafgaand bij ons te worden gemeld op grond van artikel 28 van de Wbb. 6 Kadastrale registratie en publicatie Een afschrift van deze beschikking met bijbehorende kadastrale kaart waarop het gesaneerde perceelsgedeelte is aangegeven, zenden wij op grond van artikel 55 van de Wbb aan het Kadaster. De kadastrale aantekening blijft in verband met de achtergebleven restverontreiniging gehandhaafd.
4 Het gesaneerde kadastrale perceel is: Kadastrale gemeente Sectie Nummer Gesaneerde oppervlakte m 2 Papekop C 130 800 spoorlijn Papekop C, 130 Gesaneerd perceelsgedeelte Van ons besluit doen wij op grond van artikel 39 van de Wbb een publicatie in een huis-aan-huisblad in de gemeente Oudewater. 7 Bezwaar Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de bekendmaking tegen dit besluit schriftelijk bezwaar maken. Zij dienen dan een bezwaarschrift in te dienen bij Gedeputeerde Staten van Utrecht, ter attentie van de secretaris van de Awb-adviescommissie, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. Na indiening van een bezwaar kan een verzoek om voorlopige voorziening (inclusief schorsing) worden ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 ED Den Haag. Aan een verzoek om voorlopige voorziening, zijn kosten verbonden, het griffierecht. Deze bedragen 145,- voor een natuurlijk persoon en 288,- voor een rechtspersoon.
5 Onder vermelding van de code UT0589/00081 kan over deze beschikking nadere informatie worden gevraagd bij de heer Eekhof, bereikbaar onder doorkiesnummer 030 258 2795. Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen, ing. A.H.A. van den Broek teamleider Handhaving Een kopie van deze brief is verzonden naar: - Holland Railconsult, t.a.v. J.P. Cornelissen, Postbus 2855, 3500 GW Utrecht; - Gemeente Oudewater, t.a.v. de heer B. de Die, Grondgebiedzaken,, Postbus 100, 3420 DC Oudewater; - de heer W. van Dam, Diemerbroek 17, 3464 HP Papekop; - de heer T.J. Nederend, Diemerbroek 14, 3464 HR Papekop; - mevrouw J.A. van den Berg, Diemerbroek 14, 3464 HR Papekop; - de heer H. van Dam, H van Viandenstraat 10, 3421 HM Oudewater; - de heer C. Verwoerd, Papekopperdijk 6, 3464 HT Papekop; - de heer G. Verdouw, Spoorwijk 2, 3464 HN Papekop; - de heer P.A. Verheul, Diemerbroek 29, 3464 HP Papekop; - mevrouw M. de Koning, Diemerbroek 17, 3464 HP Papekop; - de heer C. van Dam, Papekopperstraatweg 16, 3464 HL Papekop; - Railinfratrust B.V., Laan van Puntenburg 100, 3511 ER Utrecht; - NS Vastgoed B.V., t.a.v. Directie, Stationshal 17, 3511 CE Utrecht; - Kadaster team WKPB, Postbus 9015, 6800 DT Arnhem.