Appositional constructions A semantic classification Herman Heringa, University of Groningen
Overview Introduction and definition Classification outline Scale of specificity Complete semantic classification Conclusions Extra: Non-nominal and unbalanced appositions
Definition and introduction Appositions are specifying, non-restrictive postmodifiers modifying a phrase Appositional construction my sister, Elizabeth, Anchor Apposition Comma intonation * my sister from Leiden Elizabeth (restrictive) my sister from Leiden, Elizabeth, (non-restrictive)
The problem Are these constructions really all appositional? Jan, een goede handelaar, De componist van deze sonate, Schubert, Jan, die een goede handelaar is, * De componist van deze sonate, die Schubert is First solution: semantic classification without syntactic implications
Classification outline Identification (canonical) Apposition Generic Non-specific Specific Anchor Generic = Non-specific = Specific = De leeuw, de panthera leo, [wordt met uitsterven bedreigd]. (generic, generic) [Jan wil graag] een aapje, zo n leuk bewonertje van de apenheul, [op zijn schouder]. (non-specific, non-specific) De jongste bewoner van de apenheul, dit lieve diertje, [sprong op Jans schouder]. (specific, specific) Pragmatic function: introduce one concept from different perspectives
Classification outline Inclusion (whole-part) Apposition Generic Non-specific Specific Anchor Generic Non-specific Specific Een aap, in het bijzonder de gorilla van Jan, [is een goede klimmer]. (generic, specific) [Jan wil] een huisdier, zoals de aap die hij bij de dierenwinkel zag, [voor zijn verjaardag]. (non-specific, specific) [Jan kwam] de groep apen die de buurt onveilig maakt, waaronder de chimpansee van Pietje, [tegen]. (specific, specific)
Classification outline Attribution (part-whole) Apposition Generic Non-specific Specific Anchor Generic Non-specific Specific [Jan heeft] de bermzakspin, een soort struikspin, [ontdekt]. (generic, generic) [Om zijn aap te vangen heeft Jan hulp van] een oppasser, een vakman, [nodig]. (non-specific, generic) Jans huisdier, een baviaan, [laat zijn tanden zien als hij boos is]. (specific, generic)
Classification outline Overview Apposition Generic Non-specific Specific Anchor Generic /=/ Non-specific =/ Specific =/
Scale of specificity Introduction (1) Speaker Hearer Unique (definite) + + Specific + - Non-specific - - Jan gaat morgen de apenkooi schoonmaken. (specific definite) Ik heb gisteren een bepaalde aap gevoerd. (specific indefinite) Jan droomt ervan een aap kunstjes te leren. (non-specific indefinite) Extra definite: proper name: fixed referent in (conceptual) reality
Scale of specificity Introduction (2) Genericity: reference to a class 1) Indefinite: generalises over entities 2) Definite class: refers to a class directly 3) Definite individual concept: refers to different entities in time/space Een baviaan laat zijn tanden zien als hij boos is. (generic indefinite) De aap sterft voorlopig niet uit. (generic definite: class) De aap van het jaar wordt altijd verkozen door het publiek. (generic definite: individual concept)
Scale of specificity generic definite: class no order generic indefinite generic definite: individual concept specific indefinite specific definite specific proper name non specific specificity +
Complete semantic classification Identification Apposition Anchor gen-dcl gen-ind gen-dco non-spec spec-ind spec-def spec-pro gen-dcl = gen-ind = gen-dco = non-spec = spec-ind = = = spec-def = = = spec-pro = = = [Piet speelt met] een kegel, dit leuke gadget van Jan. (spec-ind, spec-def) [Piet heeft] een speelgoedruimteschip, de Enterprise, [voor zijn verjaardag gekregen]. (spec-ind, spec-pro) De kegel van Piet, een bepaald cadeau van zijn oma, [siert zijn bureau]. (spec-def, spec-ind)
Complete semantic classification Identification: how it works {G/N/S Een knuffelaap}, {S het cadeau dat Jan van zijn moeder kreeg,} [G/S/N ligt op de grond]. (S: specific) [Jan wil] {G/N/S een aap}, {G/N/S een gorilla}, [kopen, {N maar hij kan er geen vinden}]. (N: non-specific) [Jan wil] {G/N/S een aap}, {G/N/S een gorilla}, [kopen, {S maar de huidige eigenaar wil hem niet kwijt }]. (S: specific)
Complete semantic classification Inclusion Apposition Anchor gen-dcl gen-ind gen-dco non-spec spec-ind spec-def spec-pro gen-dcl gen-ind gen-dco non-spec spec-ind spec-def spec-pro proper name is too specific to function as an anchor spec-ind, spec-ind does not exist; no good explanation
Complete semantic classification Attribution Apposition Anchor gen-dcl gen-ind gen-dco non-spec specific gen-dcl gen-ind gen-dco non-spec spec-ind spec-def spec-pro Generic or non-specific? Correlation with individual-level predicates: inherent generic Equative vs. Identifying predication Test: paraphrase with copular relative clauses
Complete semantic classification Special attribution: no determiners Drs. Mallebrootje, uitvinder van de automatische appositieclassificator, [doet niet mee aan de provinciale verkiezingen.] Jan, schoenmaker in hart en nieren, [blijft altijd bij zijn leest.] Restricted to professions, often in newspapers
Complete semantic classification Apposition markers a Identification (=): Ø [asyndetic], ( ) namelijk, te weten, en wel, dat wil zeggen, dat is, met andere woorden, of, of(te)wel, simpel/anders gezegd, in technische/wetenschappelijke/x termen, of eigenlijk, of liever, ook wel, ik bedoel, weet je wel, ( ) zeg maar b Attribution ( ): Ø [asyndetic], overigens, zoals je weet, zoals bekend c Inclusion ( ): Exemplification: bijvoorbeeld, waaronder, zoals, zeg, inclusief, incluis Particularisation: (maar) met name, (maar) in het bijzonder, (maar) vooral, (maar) hoofdzakelijk, (maar) speciaal, niet in het minst
Conclusions Appositions have been defined as specifying, non-restrictive modifiers Appositional constructions can be classified based on purely semantic characteristics The differences in relative specificity (on a complex scale) correlate with three classes: identification, inclusion and attribution A clear relation exists between the class of apposition and the possible markers. It is not necessary to assume different syntactic structures for the classes of apposition
Non-nominal appositional constructions Ik doe mijn dagelijkse sportoefening, dat wil zeggen ik fiets naar mijn werk. (identification) [Marie] gaf Piet de bons, dat wil zeggen maakte een einde aan hun relatie. (identification) [Het wordt] de hele week, maar vooral morgen, [erg warm]. (inclusion) In het bos, buiten, [krijg je veel frisse lucht]. (attribution) Non-nominals have relative specificity based on word meanings
Unbalanced appositional constructions [De drukkerij overnemen vond Jan] dom, een slecht plan. Ooit, in lang vervlogen tijden, [had hij die ambitie wel]. Appie, kwaad, [liet zijn tanden zien]. De kinderen, volledig van streek, [barstten in tranen uit]. Predicative postmodifiers are attributive appositions De kinderen, die volledig van streek waren, [barstten in tranen uit]. De presentatie, die eindelijk klaar is, [kan geëvalueerd worden].